Kamerstuk 32123-X-21

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2010

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2010

Gepubliceerd: 29 oktober 2009
Indiener(s): Anouchka van Miltenburg (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-X-21.html
ID: 32123-X-21

32 123 X
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2010

nr. 21
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 2 november 2009

De vaste commissie voor Defensie1, belast met het voorbereidende onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De op 9 oktober 2009 voorgelegde vragen zijn, bij brief van 29 oktober 2009, beantwoord door de minister en de staatssecretaris van Defensie.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Van Miltenburg

De griffier van de commissie,

De Lange

Vragen en antwoorden inzake de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2010

1

Zijn de problemen met betrekking tot reservedelen, tekorten aan munitie, en het «kannibaliseren» van materieel ten behoeve van de operatie in Uruzgan inmiddels opgelost? Hoe verloopt de inhaalslag die noodzakelijk was?

Voor de jaren 2008 tot en met 2011 zijn aanvullende budgetten toegewezen om de genoemde problemen te adresseren. Voorbeelden daarvan zijn de aanvullende budgetten voor de reparatie van de operationele gereedheid in 2008 en 2009. Het effect van deze maatregelen is een afname in 2009 van de hoeveelheid naleveringen van reservedelen en het herstel van de reservedelenvoorraad. Voor reguliere munitiesoorten zullen de voorraden naar verwachting eind 2009 grotendeels zijn aangevuld. Voor enkele specifieke munitiesoorten zal de beschikbaarheid pas in 2010 verbeteren als gevolg van de complexe verwervingsprocessen en lange levertijden.

2

Klopt het dat er bezuinigd wordt op het dienstenbudget, waardoor het uitbetalen van overuren een probleem wordt? Zo ja, in hoeverre zet dit de recherchecapaciteit en de capaciteit bij het personeel betrokken bij uitzettingen bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) onder druk?

Het Dienstenbudget Terugkeer en Vertrek is onderdeel van de begroting van het ministerie van Justitie. Bij Defensie zijn geen problemen bekend met uitbetaling van overuren.

3

Kan een overzicht worden gegeven van de operationele gereedheid van operationele eenheden ter grootte van een bataljon en zelfstandige compagnie, schip, squadron, voor de maand september 2009 waarbij wordt aangegeven hoeveel eenheden niet 100% operationeel gereed zijn, hoeveel van hiervan gepland niet operationeel gereed zijn en hoeveel niet gepland? Kunt u dit overzicht ook geven voor september 2008 en september 2007?

Kunt u aangeven bij de eenheden die niet operationeel gereed zijn of dit ligt aan de personele of materiële gereedheid of beide?

Het hoofdproduct van Defensie is het opwerken, gereedstellen en beschikbaar houden van operationele eenheden alsmede de inzet van deze eenheden. De beleidsartikelen 21 tot en met 23 in de begroting beschrijven de capaciteiten van de krijgsmacht waaruit operationele eenheden – dan wel delen of samenstellingen daarvan – worden aangewezen voor inzet. Voor het CZSK zijn dit bijvoorbeeld zes fregatten, voor het CLAS een brigadestaf en een stafcompagnie van een Air Manoeuvre Brigade, voor het CLSK vijf squadrons gevechtsvliegtuigen en voor het CKmar vier pelotons mobiele eenheid. Dit zijn slechts voorbeelden uit de lijsten van operationeel gerede eenheden die in de begrotingsartikelen van de krijgsmachtdelen zijn opgenomen. In de jaarverslagen wordt onder dezelfde beleidsartikelen verantwoording afgelegd over de inzet van deze operationele eenheden.

Het jaarverslag is gebaseerd op interne maandrapportages, die per maand inzicht bieden in de geoefendheid en personele en materiële gereedheid van afzonderlijke eenheden. Deze rapportages worden zo veel mogelijk gebaseerd op harde cijfers uit basisadministraties en op het oordeel van commandanten. De inrichting en de verbetering van de basisadministraties waarbij ook SPEER een rol vervult, heeft de komende jaren de aandacht. In verband met de nationale veiligheid, de veiligheid van onze troepen en de veiligheid van onze bondgenoten worden de cijfers met betrekking tot de operationele gereedheid van afzonderlijke eenheden per maand niet openbaar gemaakt. Als een bepaalde eenheid niet operationeel gereed is kan dat liggen aan het feit data bepaalde oefeningen nog niet zijn gehouden of tekorten aan personeel en materieel. Door de toenemende vulling van de operationele eenheden neemt de gemiddelde personele gereedheid toe. Aan tekorten bijvoorbeeld op het gebied van reservedelen en munitie wordt gewerkt. Door de uitzending van eenheden zijn er tijdelijk tekorten van bijvoorbeeld helikopters bij bepaalde oefeningen. Dit beïnvloedt tijdelijk de geoefendheid van eenheden. In het jaarverslag 2009 wordt daarover gerapporteerd.

4

Bent u bekend met gegevens van een structureel groeiend aantal binnenslapers op locatie Schaarsbergen, naar verluidt als gevolg van het grote aantal echtscheidingen? Zo ja, op welke wijze zal hierop beleid worden ontwikkeld?

Er is geen sprake van een structurele groei van het aantal binnenslapers op de kazerne in Schaarsbergen. Wel kan, zoals op meer kazernes, een beperkt aantal medewerkers tijdelijk gebruik maken van huisvestingsfaciliteiten, bijvoorbeeld als ze op zoek zijn naar een nieuwe woning.

5 en 162

Wat zijn de gevolgen van het verminderen van de beschermingspakketten voor de CV-90? Kan nog steeds gezegd worden dat Nederland op het gebied van bescherming geen enkele concessie doet?

Hoeveel minder geld wordt in 2010 geïnvesteerd in beschermingspakketten van de CV-90? Wat zijn de operationele consequenties daarvan?

Door de vermindering van het aantal beschermingspakketten van het infanteriegevechtsvoertuig CV-90 van 90 pakketten naar 45 kan één gemechaniseerd bataljon met deze pakketten worden uitgerust in plaats van twee. Indien gedurende de inzetperiode van het eerste bataljon tevens de behoefte bestaat aan de inzet van een tweede gemechaniseerd bataljon met CV-90, dan moeten 45 pakketten worden verworven. Dit vergt tijd. Aan de kwaliteit van de bescherming van het personeel worden geen concessies gedaan. De maatregel levert van 2009 tot en met 2013 een besparing op van € 25 miljoen. In 2010 zullen de investeringen voor het project «Verwerving CV-pakketten IGV» echter niet dalen.

6

Kan een overzicht worden gegeven van de niet-strategische materieelprojecten boven de 25 miljoen euro?

Strategisch materieel behelst al het materieel waarop artikel 296 van het EG-verdrag van toepassing is. Niet-strategisch materieel betreft onder meer tenten, aggregaten en eenvoudige bedrijfswagens, alsmede bedrijfsvoeringsprojecten op het gebied van onder meer vastgoed, informatietechnologie en infrastructuur.

Overzichten van niet-strategische projecten met een omvang van meer dan € 25 miljoen zijn opgenomen in het departementaal jaarverslag en in de begroting bij artikel 26, Commando DienstenCentra.

7, 29, 41, 42

Gaat het project Verkenningen ook mogelijke bezuinigingen op de krijgsmacht bestuderen? Zo ja, hoe wordt dit ingepast in het begrotingstraject?

Waarom is er bij het opstellen van de taakopdrachten van de brede heroverwegingen met Prinsjesdag geen bezuinigingswerkgroep ingesteld waar de uitgaven van het gehele ministerie van Defensie onder vallen?

Op welke wijze zal voorkomen worden dat de Verkenningen die op dit moment worden uitgevoerd onafhankelijk van de gevolgen van de financiële crisis en de daaruit voortkomende «heroverweging» van de regering kunnen worden voltooid?

Blijft de opdracht voor het project Verkenningen, blijkende uit uw brief van 29 februari 2008 en luidend dat de Verkenningen op grond van de op langere termijn te verwachten ontwikkelingen en mogelijke scenario’s, zonder beperkingen beleidsopties dienen te formuleren met betrekking tot de toekomstige ambities voor de Nederlandse defensie-inspanning, de daaruit voortvloeiende samenstelling en toerusting van de krijgsmacht en het daarbij behorende niveau van de defensiebestedingen, ongewijzigd, ook in het licht van de gevolgen van de financiële crisis en de daaruit voortkomende «heroverweging»?

Op 1 maart 2008 is het interdepartementale project Verkenningen begonnen op grond van het door het kabinet goedgekeurde plan van aanpak en de daarin vervatte projectopdracht:

«De verkenningen dienen, op grond van de op langere termijn te verwachten ontwikkelingen en mogelijke scenario’s, zonder beperkingen beleidsopties te formuleren met betrekking tot de toekomstige ambities voor de Nederlandse defensie-inspanning, de daaruit voortvloeiende samenstelling en toerusting van de krijgsmacht en het daarbij behorende niveau van de defensiebestedingen» (Kamerstuk 2008 31 243, nr. 6). Het kabinet heeft geen aanleiding gezien deze opdracht aan te passen in het licht van de financieel-economische crisis. Om dubbel werk te voorkomen, zal het kabinet in november op basis van de tussenresultaten van de Verkenningen bezien hoe de brede heroverwegingen op het terrein van Defensie – in aansluiting op de Verkenningen – het beste kunnen worden vormgegeven.

8

Wat gebeurt er met het gereserveerde geld voor de salarissen aangezien er veel openstaande vacatures zijn? Wordt dit geld gereserveerd voor de lonen in 2010 en is daarin een eventuele loonsverhoging meegenomen of gaat dit geld naar een algemene pot?

De vrijval in het salarisbudget als gevolg van ondervulling wordt in 2009 vooral ingezet voor schadevergoedingen als gevolg van het helikopterongeluk in de Bommelerwaard, voor inhuur op formatie en voor werving en behoud.

9

Wat zijn de kosten voor raceteam van de Landmacht?

Het raceteam Koninklijke Landmacht heeft tot doel tijdens sportieve manifestaties en wedstrijden de aandacht te vestigen op Defensie ter bevordering van de werving van voornamelijk technisch personeel. Het raceteam bestaat uit zestien personen die naast hun reguliere functie werken voor en in het raceteam. De kosten van het raceteam bedragen ongeveer € 0,2 miljoen per jaar.

10

Hoeveel personeel en vacatures telt momenteel de krijgsmacht en uitgesplitst per krijgsmachtonderdeel?

Zijn die cijfers inclusief de jongste lichtingen rekruten?

Het antwoord op deze vraag kunt u vinden in de Rapportage Personeel Defensie (Kamerstuk 32 123 X, nr. 4 van 15 september 2009) waarin de gevraagde gegevens met de stand van 30 juni 2009 zijn weergegeven.

11

Hoeveel medewerkers hebben in 2009 de dienst verlaten per krijgsmacht-onderdeel en per wapen/dienstvak? In de Rapportage Personeel Defensie is het aantal mensen dat de dienst heeft verlaten (uitstroom) in de periode van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 vermeld. In de volgende Rapportage Personeel Defensie zal de uitstroom in geheel 2009 worden opgenomen.

12

Wat is er exact aan materieel en wapens binnen de krijgsmacht (inclusief Afghanistan)? Wat voor materieel staat «op de nominatie» om afgestoten te worden in 2010 en volgende jaren?

Het onderstaande schema geeft een overzicht van het materieel van Defensie. Het Materieelprojectenoverzicht 2009 (18 september 2009, Kamerstuk 32 123 X, nr. 3) bevat een uitgebreide toelichting op de materieelprojecten van Defensie, waaronder het materieel dat buiten dienst is gesteld, maar nog niet is verkocht of dat in de komende jaren zal worden afgestoten.

 Per 14-10-09 
Schepen van de Kustwacht Nederlandse Antillen en van de Douane zijn weggelaten.  
Ook de komende projecten JSS, vervanging sleepboten en patrouillevaartuig Kmar zijn niet opgenomen omdat dit materieel niet gecontracteerd is.  
Materieel ZeesytemenAantallenOpmerking
LCF - Luchtverdediging en commando fregatten4 
M-Fregat – Multi purpose fregatten2 
LPD – Amfibische transportschepen2 
Bevoorradingsschepen2 
Onderzeeboten4 
Mijnenbestrijdingsvaartuigen10 
Hydrografische opnemingsvaartuigen2 
Ondersteuningsvaartuig voor Mariniers (Hr. Ms. Pelikaan)1 
Ondersteuningsschip voor onderzeeboten (Hr. Ms. Mercuur)1 
Havenduikvaartuigen4 
Opleidingsschip t.b.v. Koninklijk Instituut Marine (Hr. Ms. Van Kinsbergen)1 
Opleidingszeilschip t.b.v. Koninklijke Instituut Marine (Hr. Ms. Urania)1 
LCU – Landing Craft Utilities5 
Duikvaartuig (RV-50)1 
Sleepboten – groot5 
Sleepboten – klein7 
Brandstof opslag en afgifte schip (Patria)1 
Communicatievaartuigen4 
Havenvaartuig (Nieuwediep) 1 
RHIB’s diversen31 
Motorsloepen7 
Motorsloepen t.b.v. Snellius en Luymes2 
Sloepen WM831 
LCVP – Landing Craft Vehicle Personnel33 stuks zijn geleverd, 9 stuks zijn in aanbouw
Oceangoing Patrol Vessels In aanbouw
FRISC (RHIB’s groot) In aanbouw
Materieel LandsystemenAantallenOpmerking
Leopard 2 A6 tank91 
Leopard 2 Berging25 
Brugleggend voertuig Leopard 113 
Genietank Leopard 114 
Bergingsvoertuig Leopard 122 
Beach Armoured Recovery Vehicle (BARV)2 
YPR-765, diverse types276 
CV 90192 
BV 206156 
BvS 1074 
Bushmaster85 
Patria88 
Luchtmobiel Speciaal Voertuig (LSV)193 
Antitankwapen Panzerfaust39 
Mortier 120 mm152 
Mortieropsporingsradar7 
Pantserhouwitser 2000 NL31 
Sperwer Remotely Piloted Vehicle- Systeem42 systemen zijn buiten werking om exploitatiekosten te besparen
FGBADS2 
NASAMS2 
Fennek405 
Stinger Platform Medium versie (Fennek)18 
Stinger Platform Light versie (Mercedes Benz)18 
Stinger Manpad370In gebruik bij CZSK en CLAS
FUCHS N(B)C verkenningsvoertuig6 
FUCHS Bio- verkenningsvoertuig3 
MB 290 GD 5 kN 4x4 softtop verkenner luchttransportabel 24 
MB 290 GD 5 kN 4x4 softtop AD luchttransportabel 53 
MB 290 GD 7,5 kN 4x4 softtop AD luchttransportabel116 
MB 290 GD 10 kN 4x4 ST & OT59 
MB 290 GD 11 kN 4x4 softtop tbv KCT47 
MB 290 GD 11 kN 4x4 softtop AD luchttransportabel11 
MB G280 CDI 12 kN 4x4 open terreinvoertuig88 
MB G280 CDI 12 kN 4x4 softtop CZSK40 
Rugged terrain vehicle 4x44 
Rugged terrain vehicle 6x64 
Rugged terrain vehicle 4x4 Prouler4 
Materieel LuchtsystemenAantallenOpmerking
AH-64D Apache29 
CH-47D Chinook zware transporthelikopter11 
Cougar MK II middelzware transporthelikopter17 
AB-412SP reddingshelikopter3 
F-16 Fighting Falcon87 
Fokker 50 2 stuks zijn aangemerkt voor verkoop in 2010
KDC-10 tanker/transportvliegtuig2 
DC-10 transportvliegtuig1 
C-130H-30 Hercules2 
C-130H Hercules  2 stuks worden eind 2009 ingevoerd
Pilatus PC-713 
Gulfstream IV1 
Patriot Grondgebonden Luchtverdedigingssysteem4 
Alouette III4 
Vaste Medium Power Radars (AOCS)2 
Deployable ARS2 
Raven mini UAV-systeem25 
Aladin mini UAV-systeem5Per 1 december 2009 buiten dienst
Lynx SH-14D maritieme helikopter21Afbouwend tot 0 stuks in periode 2010-2012
Dornier 228-212 Kustwachtvliegtuig2 
NH90 helikopter Opbouwend tot 20 stuks in periode 2010-2014

13

Kunt u aangeven waar het breekpunt ligt qua materieel en personeel om de krijgsmacht – inclusief de missie in Afghanistan en andere oorden – de komende jaren op peil te houden?

De missie in Afghanistan vraagt veel van de krijgsmacht. Een aantal personeelscategorieën wordt meer dan andere categorieën belast. Bovendien slijt materieel in Afghanistan snel. Om de inzetbaarheid van de krijgsmacht op peil te houden zijn enige malen financiële middelen aan het defensiebudget toegevoegd. Deze middelen zijn naar verwachting toereikend om de missie in Afghanistan tot augustus 2010 uit te voeren.

Echter, het huidige internationale activiteitenniveau is met de huidige omvang, middelen en samenstelling van de krijgsmacht niet langdurig mogelijk. Het vinden en behouden van voldoende geschikt en opgeleid personeel wordt voor bepaalde functies steeds lastiger. Ook de instandhouding van het materieel staat onder druk. Voor inzet op het huidige niveau heeft onder meer het voortzettingsvermogen van transporthelikopters, geniecapaciteit en explosievenruimers de aandacht.

14

Wat is uw verwachting over het aantal vacatures binnen de krijgsmacht? Is er een kentering gaande, gaan de vacatures nog oplopen, zijn er voldoende instructeurs om de opleidingen te verzorgen en zo nee, wat betekent dit voor de instroom en de kwaliteit van de opleidingen en individuele aandacht voor de op te leiden persoon? Met het geleidelijk vullen van de organisatie zal het aantal vacatures in de komende jaren verder afnemen. Het aantal vacatures daalt inmiddels en de verwachting is dat deze positieve trend zal aanhouden. Om de druk op het instructeurbestand op korte termijn te verlichten heeft Defensie middelen vrijgemaakt. De vulling van de organisatie draagt eveneens bij aan het verlagen van de druk. De kwaliteit van de opleidingen kan worden gehandhaafd.

15

Kunt u per voorgestelde maatregel of per voorgesteld plan aangeven wat het verwachte resultaat en een afrekenbare doelstelling voor 2010 is?

Voor 2010 worden drie maatregelen genomen die verband houden met de taakstellingen van het kabinet. De taakstellende verlaging van uitgaven voor bovenformatieve inhuur moet leiden tot een besparing van € 11 miljoen, het geleidelijk vullen van vacatures tot een besparing van € 12 miljoen en de verlaging van uitgaven voor de levering van producten en diensten DMO (verminderen apparaatskosten en versobering in kwaliteit en aanbod) tot een besparing van € 8 miljoen. De afrekenbare doelstelling voor deze maatregelen is daarmee in totaal € 31 miljoen voor 2010.

16

Wat zijn de echte kosten van de operatie in Afghanistan, uitgesplitst per terrein en omvang?

Om de kosten voor missies inzichtelijk te maken, hanteert de regering een systematiek waarbij de additionele uitgaven voor militaire operaties worden losgekoppeld van de reguliere bedrijfsvoering voor het inzetgereed maken van de krijgsmacht. De additionele uitgaven worden verrekend met de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De additionele uitgaven van de missie ISAF Stage III (inclusief redeployment), vanaf de start in het midden van 2006 tot het einde van de missie, zijn geraamd op € 1 311 miljoen. Deze uitgaven worden verantwoord op beleidsartikel 20 «uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» op de defensiebegroting. In de brief inzake de kosten van de Nederlandse bijdrage aan ISAF van 15 juni 2009 (Kamerstuk 27 925, nr. 343) bent u nader geïnformeerd over de wijze waarop de kosten van de Nederlandse missie in Afghanistan inzichtelijk worden gemaakt.

17

Wat zijn de exacte kosten voor Militaire Geestelijke Gezondheids Zorg (MGGZ), Centraal Militair Hospitaal (CMH) en artsen? Is hierin een toename of afname in de kosten?

De begrote kosten voor de Militair Geestelijke Gezondheidszorg bedragen in 2010 € 9 miljoen. Voor het Centraal Militair Hospitaal is voor 2010 € 29,5 miljoen in de begroting opgenomen. De declaraties bij de zorgverzekeraars zijn op deze kosten niet in mindering gebracht. Er is geen sprake van een significante toe- of afname van de uitgaven ten opzichte van 2009.

18

Wat zijn de exacte kosten voor zorg en nazorg van veteranen? Is hierin een toename of afname in de kosten?

In bijlage 6.3 van de defensiebegroting is een overzicht opgenomen van de begrote uitgaven voor veteranen, de zorg en nazorg in 2010. De totale uitgaven bedragen ruim € 125 miljoen, een lichte stijging ten opzichte van 2009. Anders dan vorig jaar is in het overzicht op pagina 154 ook het bedrag voor de arbeidsongeschiktheidspensioenen opgenomen. Daardoor lijkt sprake te zijn van een stijging van de militaire invaliditeitspensioenen met ruim € 10 miljoen.

19

Wat zijn de kosten van debriefing na een missie? Is hierin een toename of afname in de kosten?

(Psychologische) debriefing is een term die in de jaren negentig werd gebruikt voor een evaluatiegesprek op locatie direct na afloop van de missie. Hiervoor zijn het adaptatieprogramma en de nazorg in de vorm van terugkeergesprekken in Nederland in de plaats gekomen. Het terugkeergesprek lijkt naar vorm en inhoud het meest op de oude debriefing.

Voor het voeren van een terugkeergesprek heeft het Dienstencentrum Bedrijfsmaatschappelijk Werk per teruggekeerde militair ongeveer één manuur nodig. Er zijn ongeveer 6 000 terugkeergesprekken per jaar (alle missies).

De kosten voor de bedrijfsmaatschappelijk werkers die deze gesprekken voeren zijn ongeveer € 0,4 miljoen. De kosten voor het Operationeel Commando waartoe de desbetreffende militair behoort, betreffen in beginsel alleen de reis- en salariskosten van de militair. Door de uiteenlopende reisafstanden en diversiteit in rangen is hiervan geen betrouwbare schatting te geven. Omdat het aantal uitgezonden militairen het afgelopen jaar stabiel is gebleven en ook voor 2010 geen significante toe- of afname wordt verwacht, blijven de kosten naar verwachting min of meer gelijk.

20

Wat zijn de exacte kosten voor de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD)?

De begroting voor de MIVD voor 2010 bedraagt in totaal € 83,1 miljoen. Dit bedrag is onderverdeeld in € 74,7 miljoen onder het niet-beleidsartikel Algemeen, € 2,2 miljoen voor de geheime uitgaven en € 6,2 miljoen voor investeringen MIVD.

21

Wat zijn uitgesplitst de kosten voor de werving (inclusief reclame en de Oranje Baretten) en het behoud?

In het antwoord op vraag 133 is het bedrag dat beschikbaar is voor de werving en selectie opgenomen die door defensieonderdelen zijn opgenomen ter financiering van deze activiteiten bij het Dienstencentrum Personeelsvoorziening. Het gaat, inclusief reclamekosten, in 2010 om ongeveer € 24 miljoen. Daarnaast is er in 2010 voor aanstellings- en bindingspremies ongeveer € 39 miljoen gebudgetteerd. In de brief over de voortgang van het actieplan werving & behoud (Kamerstuk 31 243, nr. 10 van 15 oktober 2008), ten slotte, zijn de budgetten voor concrete aanvullende maatregelen op dit gebied opgenomen, te weten € 10,3 miljoen voor 2010.

22, 50 en 58

Wat is de oorzaak van het feit dat de verkoop van afgestoten defensiematerieel vaak minder opbrengt dan is voorzien?

Kunt u per vertraagde opbrengst van verkoop van materieel en per tegenvallende ontvangst en vertraagde opbrengst van maatregelen uit Wereldwijd Dienstbaar aangeven om welk bedrag het gaat en waarom deze financiële tegenvaller is ontstaan?

Zijn achteraf bezien de begrote opbrengsten van materiaalverkopen te rooskleurig ingeschat? Waardoor zijn de opbrengsten tegengevallen? Zijn de begrote opbrengsten voor 2010 en 2011 aangepast naar aanleiding van de tegenvallende resultaten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?

De financiële tegenvallers ontstaan doordat overtollig materieel nog niet is verkocht of doordat betalingen later dan geraamd worden ontvangen. Wanneer de verkoopmogelijkheden of een aanpassing van de verkoopcontracten hiertoe aanleiding geven, zullen de prognoses worden aangepast. Naar verwachting zullen de nu geraamde verkoopopbrengsten voor 2010 en 2011 worden gehaald.

Om commercieel vertrouwelijke redenen kan niet op verwachte opbrengsten worden ingegaan. De ramingen worden regelmatig aangepast aan de meest actuele inzichten. De overtollige achttien F-16 MLU vliegtuigen, een van de maatregelen uit Wereldwijd Diensbaar, zijn inmiddels verkocht. Over de verkoopopbrengst is de Kamer geïnformeerd door middel van de commerciële bijlage bij brief van 25 mei 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 183). Een serieuze gegadigde voor de overtollige Pantserhouwitser 2000 heeft zich helaas teruggetrokken. Ook voor de 28 Leopard 2A6 tanks is nog geen koper gevonden. Eventuele opbrengsten van verkoop worden dan ook niet verwacht voor 2011.

23

Wat is een reële verkoopprijs van een gebruikte Nederlandse F-16 op de huidige markt voor defensie-materieel en hoeveel zou Defensie per verkochte F-16 kunnen besparen op investeringen, personeel, trainingen en opleidingen?

Met de commerciële bijlage bij de brief van 25 mei jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 183) is de Kamer vertrouwelijk geïnformeerd over de contractwaarde van de achttien overtollige F-16 Midlife Update (MLU) jachtvliegtuigen die aan Chili zijn verkocht. Dit geeft een indicatie van de marktwaarde van begin dit jaar. Deze waarde zal de komende jaren naar verwachting gaan dalen aangezien de Verenigde Staten, maar ook andere landen, F-16’s gaan afstoten. De Verenigde Staten hebben Roemenië onlangs F-16’s aangeboden van latere bouwjaren dan de Nederlandse F-16’s. Dergelijke aanbiedingen hebben waarschijnlijk een negatieve invloed op de waarde van F-16’s uit vroege bouwjaren, waaronder de Nederlandse F-16’s.

De door Nederland verkochte F-16’s worden geleverd in de bestaande configuratie. Eventuele modificaties worden op kosten van de klant uitgevoerd. Deze F-16’s worden niet meer operationeel ingezet. Aanvullende besparingen op het gebied van investeringen en exploitatie zijn daarom niet aan de orde. Alle overtollige Nederlandse F-16’s zijn inmiddels verkocht.

24

Wat is een reële verkoopprijs van een gebruikte Nederlandse Hercules C-130 vliegtuig en KDC-10 tanktoestel op de huidige markt voor defensie-materieel en hoeveel zou Defensie in dit geval per verkocht toestel kunnen besparen op investeringen, personeel, trainingen en opleidingen?

In 2004 is vanwege het toenemende expeditionaire karakter van de krijgsmacht besloten de capaciteit van de strategische luchttransportvloot te vergroten met een derde en vierde C-130. Hierover bent u geïnformeerd met de brieven van 13 oktober 2004 (Kamerstuk 29 800 X, nr. 11) en 19 september 2005 (Kamerstuk 29 800 X, nr. 125), met het departementaal jaarverslag van 2006 en met de brief «Luchttransport en Chinook» van 25 november 2008 (Kamerstuk 31 700 X, nr. 28H). Daarnaast is in 2004 besloten tot de aanschaf van een derde (K)DC-10. Hierover de Kamer geïnformeerd met de brief van 8 maart 2004 (Kamerstuk 29 200 X, nr. 63), het departementale jaarverslag van 2006 (16 mei 2007, Kamerstuk 31 031 X, nr. 1) en met de brief van 25 november 2008 (Kamerstuk 31 700 X, nr. 28H). Defensie is dus niet voornemens de toestellen te verkopen. Een besparing door verkoop van de C-130 toestellen en de (K)DC-10 toestellen is dan ook niet voorzien.

25

Wat is de reële verkoopprijs van een huidige Nederlandse Apache-gevechtshelikopter, Cougar-transporthelikopter en Chinook-helikopter op de huidige internationale markt voor defensie-materieel en hoeveel zou Defensie per verkocht toestel kunnen besparen op investeringen, personeel, trainingen en opleidingen?

Vanwege de grote betekenis voor de ondersteuning en de bescherming van onze militairen op de grond is besloten het voortzettingsvermogen van de Apache helikopter te verbeteren. Een upgrade van de toestellen zal plaatsvinden en een verbetering van de bewapening en de zelfbescherming. Daarnaast is op grond van de studie «Integrale helikoptercapaciteit» van 21 september 2004 (Kamerstuk 29 800 X, nr. 3) besloten tot een levensduurverlengend onderhoud voor de Cougar en de Chinook helikopters en een uitbreiding van het aantal Chinook toestellen. Doel hiervan is een verbetering van de operationele inzetbaarheid van de helikopters, vooral tijdens crisisbeheersingsoperaties. Defensie is dus niet voornemens de toestellen te verkopen. Een besparing door verkoop van de helikopters is dan ook niet voorzien.

26

Hoe staat het met de ontwikkeling van het door de Israëlische Veiligheidsacademie en Nederlandse politieacademie SDR-systeem?

Search, Detect and React (SDR) is een van oorsprong Israëlische methodiek om verdachten op te sporen. De methodiek maakt gebruik van vooraf opgestelde daderprofielen en de herkenning van afwijkend of verdacht gedrag. De meerwaarde van deze manier van werken is ook door Nederland onderkend. Er is geen sprake van samenwerking op het gebied van SDR tussen Nederland en Israel. De Nederlandse Politieacademie is in samenwerking met het Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum van de Koninklijke marechaussee een eigen SDR-opleiding begonnen. Zowel studenten van de Politie als van de Koninklijke marechaussee volgen opleidingen aan beide opleidingsinstituten. Diverse marechaussees hebben al een opleiding gevolgd.

27

Over hoeveel oefenterreinen beschikt Defensie in Nederland en het buitenland? Voor welke doeleinden (wat voor activiteiten) en hoe intensief worden deze gebruikt? Hoeveel hectare is het in totaal? Hoeveel oefenterreinen grenzen er aan natuurgebied?

Defensie beschikt in Nederland over 45 oefenterreinen met een totale oppervlakte van ongeveer 11 300 hectare. Deze oefenterreinen lopen in omvang uiteen van slechts enkele tot meer dan 1 300 hectare. Defensie gebruikt oefenterreinen voor alle mogelijke militaire activiteiten, maar het gebruik per terrein verschilt. In beginsel is per terrein vastgelegd welke militaire activiteiten zijn toegestaan. De bepalende factoren daarbij zijn de natuurlijke draagkracht van het terrein, de inpassing in de omgeving, de planologische randvoorwaarden en eventueel de beperkingen die de eigenaar heeft gesteld aan terreinen die Defensie heeft gehuurd. Vrijwel alle oefenterreinen in Nederland liggen in of grenzen aan natuurgebieden. Ook in het buitenland oefent Defensie op verschillende oefenterreinen. Deze terreinen moeten worden gehuurd. Er zijn geen terreinen in het buitenland exclusief voor Nederland gereserveerd.

28

Uit hoeveel mannen en vrouwen bestaat de gehele organisatie en wat is daarmee het percentage vrouwen in de organisatie? Hoeveel generaals zijn er in totaal en hoeveel daarvan zijn vrouw? Wat is het aandeel vrouwelijke leidinggevenden vanaf salarisschaal 15 ten opzichte van het aandeel mannelijke?

Momenteel heeft Defensie 98 generaals, van wie twee vrouwen in dienst. De overige antwoorden op vraag 28 kunt u vinden in de Rapportage Personeel Defensie (Kamerstuk 32 123 X, nr. 4 van 15 september 2009), die ingaat op het aandeel en aantal vrouwen op 30 juni 2009. De daarbij gehanteerde indeling in rangen en schalen is gelijk aan die in eerdere rapportages.

29

Waarom is er bij het opstellen van de taakopdrachten van de brede heroverwegingen met Prinsjesdag geen bezuinigingswerkgroep ingesteld waar de uitgaven van het gehele ministerie van Defensie onder vallen?

Zie het antwoord op vraag 7.

30

Kunt u voor uw departement aangeven hoe hoog de kennis- en onderzoeksgerelateerde uitgaven zijn? Kunt u deze uitgaven uitsplitsen?

In 2010 bedragen de centrale Research & Development (R&D) budgetten op de defensiebegroting in totaal € 74 miljoen. Deze zijn als volgt verdeeld:

– programmafinanciering: € 47,6 miljoen (TNO en Marin € 47,1 miljoen, NLR € 0,5 miljoen);

– contractonderzoek technologie-ontwikkeling: € 18,4 miljoen;

– SBIR (beheerd door het ministerie van EZ): € 0,2 miljoen;

– contractonderzoek kennistoepassing: € 7,9 miljoen.

Deze gegevens, en voor jaren na 2010 (tot 2014), treft u aan in de begroting van Defensie in de tabel op pagina 112.

31

Worden de duurzaamheidscriteria voor producten en diensten in de bedrijfsvoering van Defensie op dit moment al toegepast? Zo neen, waarom niet? Vanaf wanneer kan er bij komende aanbestedingen rekening worden gehouden met de duurzaamheidscriteria?

Ja, het gebruik van duurzaamheidscriteria is bij Defensie verplicht. Bij nieuwe aanbestedingen worden de duurzaamheidscriteria dan ook toegepast. Wel zijn bij aanbestedingen de operationele geschiktheid, de bescherming van het personeel en eventuele meerkosten belangrijke randvoorwaarden.

32 en 33

Wordt in het kader van standaardisering, als één van de besparingsmaatregelen in de bedrijfsvoering van het Commando DienstenCentrum (CDC), het gebruik van Open Standaarden bij ICT aanbestedingen een voorwaarde?

Welke maatregelen worden genomen om bij de verwerving van hardware en software de «interoperability» en «interchangeability» van apparatuur en programma’s te garanderen?

Defensie houdt zich aan de beleidslijn voor open standaarden die gelden voor de overheid en de Navo. Het gebruik van open standaarden is binnen Defensie in eerste instantie noodzakelijk voor de interoperabiliteit. Daarom heeft Defensie een beleidslijn ten aanzien van te kiezen open standaarden. Die houdt in dat Defensie eerst kiest voor NATO off the Shelf, vervolgens Government Off The Shelf, daarna Defence Off The Shelf en tot slot Commercial Off The Shelf. Het kan voorkomen dat Defensie bewust afwijkt van open standaarden, bijvoorbeeld in hetgeval van voorgeschreven beveiligingsproducten.

34 en 35

Ging/gaat het bij de omvang van de (voorziene) defensiebegroting in de afgelopen jaren respectievelijk in de eerstkomende jaren om de volgende bedragen: (2007: 7 912 miljoen, 2008: 8 095 miljoen, 2009: 8 472 miljoen, 2010: 8 461 miljoen, 2011: 8 421 miljoen, 2012: 8 212 miljoen en 2013: 8 165 miljoen? Moet worden geconcludeerd dat de stijgende lijn te beginnen met de defensiebegroting 2010 is omgezet in een dalende lijn?

Markeert het begin van een meerjarige daling van de omvang van de defensiebegroting een breukpunt ten opzichte van de voortgaande stijging van die begroting, die in het begin van de jaren 2000 was ingezet?

De getallen die in vraag 34 worden genoemd zijn niet correct. De defensiebegroting bestaat uit drie delen: het HGIS-deel (waaruit de additionele uitgaven voor vredesoperaties en attachés worden betaald), de investeringen en de reguliere exploitatie. De juiste getallen worden genoemd in onderstaande tabel:

 20072008200920102011201220132014
HGIS321345398345300220220220
Investeringen1 7961 7041 6811 7121 7011 6661 4821 532
Exploitatie6 2716 4396 6546 4046 4206 3266 4636 440
Defensiebudget8 3888 4888 7338 4618 4218 2128 1658 192

Bedragen zijn conform jaarverslag 2007 en 2008 en de begroting 2010.

De stijgende lijn van de defensiebegroting van de afgelopen jaren ontstaat vooral door incidentele toevoegingen aan het defensiebudget die in de begrotingen 2008, 2009 en 2010 zijn opgenomen:

– Uit Pijler 1 van het Kabinetsprogramma is € 500 miljoen toegevoegd aan de defensiebegroting voor de periode 2008 tot en met 2011, waarvan € 250 miljoen voor crisisbeheersingsoperaties.

– Tevens is met de Van Geel en Bos-gelden € 200 miljoen toegevoegd aan het investeringsbudget (jaarlijks € 50 miljoen over de periode 2008–2011).

– Binnen de totale HGIS-begroting is in 2008 (€ 115 miljoen), 2009 (€ 132 miljoen) en 2010 (€ 53 miljoen) extra geld toegewezen aan Defensie voor de crisisbeheersingsoperaties.

– De daling van de HGIS-reeks hangt onder meer samen met de voorziene vermindering van het aantal uitgezonden militairen.

De toegevoegde verkoopopbrengsten verklaren de piek in het begin van de investeringsreeks. De opbrengst van verkocht, overtollig materieel is voornamelijk aan het uitgavenbudget voor investeringen toegevoegd. De investeringsquote van minimaal 20 procent wordt over de kabinetsperiode gehaald. De in de defensiebegroting verwerkte meerjarige taakstellingen van het kabinet verlagen het budget vanaf 2010. Er is geen sprake van een trendbreuk in de ontwikkeling van het defensiebudget ten opzichte van de voorgaande jaren.

36

Kan op basis van de ontwikkeling van de veiligheidspolitieke situatie een rechtvaardiging worden gegeven voor, vanaf het begrotingsjaar 2010, dalende budget?

Er is geen direct verband tussen de ontwikkeling van de veiligheidspolitieke situatie en de hoogte van de defensiebegroting. Er is een groot aantal factoren in het spel met zowel een nationaal als een internationaal karakter.

37

Waarom is er geen ruimte om uitgebreid in te gaan op de uitgevoerde en uit te voeren activiteiten van de deelprojecten financieel beheer en materieelbeheer? Wanneer kan de Kamer de brief hierover tegemoet zien?

De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. Daarom leent de paragraaf zich niet voor uitgebreide toelichting. De toelichting op de activiteiten in 2010 die tijdens het wetgevingsoverleg van 16 juni jl. is toegezegd, is op 7 oktober jl. naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 32 123 X, nr. 12). In mei 2010, bij het jaarverslag over 2009, wordt de Kamer uitgebreid geïnformeerd over de behaalde resultaten in 2009.

38

Kunt u, naast het hechten van grote waarde aan de afspraken die zijn gemaakt in het kaden van de Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS), concrete beleidsvoornemens op dit gebied geven?

Defensie garandeert capaciteiten voor binnenlandse inzet, onder operationele aansturing van het civiele gezag. De catalogus «Civiel-Militaire Samenwerking», opgesteld door Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, geeft een totaaloverzicht van de gegarandeerde capaciteiten (en reactietijden) van de krijgsmacht in het kader van nationale veiligheid en crisisbeheersing. Deze capaciteiten strekken zich uit over de thema’s bewaken/beveiligen en rampenbestrijding. Zo stelt Defensie onder andere mobiele grondradarsystemen, kleine onbemande vliegtuigjes en eenheden voor havenbescherming beschikbaar, maar ook een detachement van 3 000 militairen, noodbruggen en NBC detectie- en ontsmettingscapaciteit (rampenbestrijding) beschikbaar.

39, 47, 170 en 171

Kunt u exact aangeven wat u bedoelt met «Bezuinigingen als gevolg van de economische situatie maken het niet gemakkelijk het ambitieniveau te handhaven»? Welke bezuinigingen bedoelt u, en welk effect hebben deze op het kunnen handhaven van het ambitieniveau?

Ziet u reden om, gezien de teruglopende financiële en personele middelen, het ambitieniveau naar beneden bij te stellen? Zo nee, waarom niet?

In hoeverre is de krijgsmacht in staat om in 2010 invulling te geven aan het ambitieniveau in het hoge geweldsspectrum, op brigadeniveau, voor de duur van een jaar? Moet uit het feit dat de landstrijdkrachten in Afghanistan die op een lager niveau dan dat van brigade worden ingezet, tegen grenzen aanlopen, worden geconcludeerd worden dat dit deel van het ambitieniveau slechts op papier haalbaar is?

Kan Defensie het ambitieniveau nog wel volledig waarmaken na alle bezuinigingen en reducties van de afgelopen jaren, en wat hier nog eens overheen komt?

Bij het aantreden van dit kabinet is met Wereldwijd Dienstbaar een aantal maatregelen genomen, waarbij de operationele capaciteiten niet helemaal buiten schot konden blijven. Deze maatregelen waren nodig om de krijgsmacht betaalbaar te houden en voldoende ruimte te creëren voor investeringen. De huidige economische situatie en de daaruit voortvloeiende kabinetsmaatregelen vergen opnieuw maatregelen die merkbaar zijn voor het personeel en de organisatie. Het gaat dan onder andere om een geleidelijkere vulling van de organisatie, versobering van de dienstverlening, tijdelijke beperking van het oefenprogramma en vertraging van investeringen. Door de operationele capaciteiten zoveel mogelijk ongemoeid te laten, kan Defensie nog voldoen aan de doelstellingen van Wereldwijd Dienstbaar en het daarin vervatte ambitieniveau.

40

Waarom zal het eindrapport van het project Verkenningen niet eind 2009, zoals in uw brief van 29 februari 2008 werd gesteld, maar «in 2010» worden afgerond? Kunt u een nadere indicatie geven van de verwachte verschijningsdatum van het eindrapport?

In antwoord op vragen over het jaarverslag (Kamerstuk 2009 31 924 X, nr. 1) is al gemeld dat de Verkenningen begin 2010 zullen uitmonden in een eindrapport dat met de Tweede Kamer zal worden gedeeld. Een nadere indicatie valt op dit ogenblik niet te geven.

41

Op welke wijze zal voorkomen worden dat de Verkenningen die op dit moment worden uitgevoerd onafhankelijk van de gevolgen van de financiële crisis en de daaruit voortkomende «heroverweging» van de regering kunnen worden voltooid?

Zie het antwoord op vraag 7.

42

Blijft de opdracht voor het project Verkenningen, blijkende uit uw brief van 29 februari 2008 en luidend dat de Verkenningen op grond van de op langere termijn te verwachten ontwikkelingen en mogelijke scenario’s, zonder beperkingen beleidsopties dienen te formuleren met betrekking tot de toekomstige ambities voor de Nederlandse defensie-inspanning, de daaruit voortvloeiende samenstelling en toerusting van de krijgsmacht en het daarbij behorende niveau van de defensiebestedingen, ongewijzigd, ook in het licht van de gevolgen van de financiële crisis en de daaruit voortkomende «heroverweging»?

Zie het antwoord op vraag 7.

43, 229 en 230

Welke budgetten zijn waar gealloceerd bij welke departementen in het kader van binnenlandse veiligheid? Welke budgetten zijn in dit verband beschikbaar voor innovatie en projecten?

Zijn de vergoedingen voor de bijdragen van Defensie aan de handhaving van de nationale veiligheid kostendekkend? Zo nee, op welke punten moet Defensie bijpassen?

Bij welke van de uitgaven voor de derde hoofdtaak staan inkomsten vanuit andere departementen?

In de defensiebegroting zijn op diverse begrotingsartikelen bedragen opgenomen voor de binnenlandse veiligheid. Het gaat onder meer om investeringen bij DMO en taken van de operationele commando’s (inclusief de marechaussee) ten behoeve van de intensivering civielmilitaire samenwerking (ICMS). In de Voorjaarsnota 2006 zijn gelden toegevoegd aan de defensiebegroting voor diverse investeringen (€ 115 miljoen incidenteel) en de exploitatie (€ 34 miljoen structureel). Jaarlijks is er overleg met de ministeries van Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Volksgezondheid Welzijn en Sport over het functioneren en de uitvoering van de bestuursafspraken.

Omdat de uitgaven samenhangen met de reguliere taken van Defensie en met gerelateerde defensie-investeringen bij DMO zijn deze niet afzonderlijk zichtbaar in de overzichten budgettaire gevolgen van beleid in de beleidsartikelen. De bijlage 6.4 van de defensiebegroting bevat daarom een overzichtsconstructie van de relevante uitgaven.

De bedragen voor innovatie, kennis en onderzoek (pijler II beleidsprogramma) zijn bestemd voor de door de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Defensie opgestelde integrale maatschappelijke innovatieagenda voor veiligheid. De middelen bedragen voor de periode 2008 tot 2012 in totaal € 54 miljoen, waarvan een derde voor Defensie.

Voor Defensie is in 2009 € 1 miljoen beschikbaar en in 2010 € 4 miljoen. De middelen worden beheerd door het ministerie van Economische Zaken om het integrale karakter van de agenda te waarborgen.

44 en 49

Kan een overzicht worden gegeven van de financiële tegenvallers?

Kunt u exact specificeren welke financiële tegenvallers uw eigen begroting kent, naast de genoemde vertraagde opbrengsten en tegenvallende ontvangsten?

In het begrotingsproces doen zich mee- en tegenvallers voor die aanleiding geven tot herschikkingen. Het is voorgeschreven dat herschikkingen binnen het budgettaire kader moeten worden opgevangen. Naast de genoemde financiële tegenvallers door de vertraagde opbrengsten en ontvangsten zijn de reservering voor de schadeloosstelling van oorlogs- en dienstslachtoffers (€ 8 miljoen), de compensatie van hogere brandstofprijzen (€ 14,6 miljoen), de actualisering van de transportramingen (€ 19 miljoen) en de stijging van energieramingen (€ 10 miljoen) voorbeelden van tegenvallers. De financiële tegenvallers voor de begroting 2010 leiden per saldo tot de volgende herschikkingen tussen de beleidsterreinen:

Commando Zeestrijdkrachten€ – 15,4 miljoen
Commando Landstrijdkrachten€ – 16,6 miljoen
Commando Luchtstrijdkrachten€ 5,4 miljoen
Koninklijke Marechaussee€ – 1,5 miljoen
Defensie Materieel Organisatie€ 36,4 miljoen
Commando Diensten Centra€ 15,4 miljoen
Algemeen/Bestuursstaf€ – 12,8 miljoen

* – (min) is een budgetverlaging

45

Kunt u het uitgangspunt dat bij al deze maatregelen lopende en toekomstige missies niet mogen worden gehinderd, werkelijk garanderen? Of betreft dit een inspanning waarvan het resultaat niet gegarandeerd kan worden?

Er worden naast de bezuinigingsmaatregelen herschikkingen doorgevoerd, juist om de doelen uit Wereldwijd Dienstbaar, waaronder deelname aan missies, met een sluitende begroting te kunnen halen. De defensieorganisatie zet alles op alles om invulling te geven aan het totale pakket van maatregelen.

46

Kan Wereldwijd Dienstbaar in deze kabinetsperiode nog wel worden uitgevoerd?

Ja. Defensie zal blijven investeren in personeel en in de verbetering van de operationele inzetbaarheid. De bezuinigingsmaatregelen maken het mogelijk doelstellingen te bereiken die in dit kader zijn geformuleerd, zoals stimulering van werving en behoud en het verbeteren van de bescherming van personeel op uitzending.

47

Ziet u reden om, gezien de teruglopende financiële en personele middelen, het ambitieniveau naar beneden bij te stellen? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 39.

48

Zal (Europese) taakspecialisatie als mogelijk kostenbesparend beleidsmiddel worden meegewogen in de «heroverweging» ten aanzien de defensiebestedingen? Zo nee, waarom niet?

Het kabinet zal in november op basis van de tussenresultaten van de Verkenningen bezien hoe de brede heroverwegingen – in aansluiting op de Verkenningen – het beste kunnen worden vormgegeven. Het ligt in de rede dat de mogelijkheden en de beperkingen van taakspecialisatie daarbij worden betrokken.

49

Kunt u exact specificeren welke financiële tegenvallers uw eigen begroting kent, naast de genoemde vertraagde opbrengsten en tegenvallende ontvangsten?

Zie het antwoord op vraag 44.

50

Kunt u per vertraagde opbrengst van verkoop van materieel en per tegenvallende ontvangst en vertraagde opbrengst van maatregelen uit Wereldwijd Dienstbaar aangeven om welk bedrag het gaat en waarom deze financiële tegenvaller is ontstaan?

Zie het antwoord op vraag 22.

51, 62, 144, 150, 157 en 200

Wat betekent het afstoten van twee Fokker-50 toestellen voor het passagiersvervoer, waarvoor deze toestellen waren bestemd?

Hoeveel geld wordt er bespaard door twee Fokker toestellen af te stoten? Worden deze toestellen verkocht? Zo ja, is er al een koper gevonden? Waarom is er voor deze bezuiniging gekozen?

Zal door de afstoting van de twee Fokker F-50 toestellen nog meer civiele inhuur van luchttransport plaatsvinden? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de beoogde besparing?

Kunt u nader specificeren welke bedragen er (naar verwachting) gemoeid zijn met de afstoting van twee Fokker F-50 toestellen en de verkleining van de Brigade Krijgsmacht en Operationele Ondersteuning (KMOO) afzonderlijk?

Hoe en hoe vaak zijn de Fokker-50 transportvliegtuigen de afgelopen jaren ingezet? Waarom kiest de minister voor het afstoten van deze transportcapaciteit?

Wanneer worden de twee Fokker F-50 vliegtuigen daadwerkelijk afgestoten, aangezien ze momenteel nog steeds in gebruik zijn voor passagiersvervoer?

De Fokker F-50 toestellen worden door Defensie binnen Europa gebruikt voor VIP-vervoer en het vervoer van militairen bij oefeningen. Hiervoor worden de twee toestellen ongeveer 800 vlieguren per jaar ingezet. Een studie naar de operationele inzet van de Fokker F-50 toestellen heeft uitgewezen dat deze inzet niet doelmatig is. Ook is gebleken dat er alternatieven zijn om te voorzien in de behoefte aan luchttransport, zowel bij Defensie als erbuiten. De twee Fokker F-50’s zullen vanaf 1 januari 2010 voor verkoop beschikbaar zijn. Inmiddels heeft een potentiële koper serieuze interesse getoond. Met de afstoting van de twee toestellen is exclusief de verkoopopbrengsten vanaf 2012 stapsgewijs een besparing van € 1,6 miljoen per jaar gemoeid. De totale opbrengst van deze maatregel bedraagt over de periode 2010 tot en met 2019 ongeveer € 15 miljoen. Door de afstoting zal Defensie voor het vervoer van passagiers meer gebruik maken van civiel luchttransport. De kosten voor de aanschaf van civiele vliegtickets en incidentele inhuur zijn inbegrepen bij de totale opbrengst van de maatregel.

52, 53 en 54

Hoeveel geld wordt er bespaard door de personele omvang van de Brigade Krijgsmacht en Operationele Ondersteuning (KMOO) van het commando Kmar te verkleinen? Waarom is voor deze bezuiniging gekozen?

Deelt u de mening van de Marechausseevereniging MARVER, Ton de Zeeuw, dat met de bezuiniging op de personele omvang van de KMOO in het vlees gesneden wordt en niet langer in het vet? Wat betekent deze bezuiniging voor de operationele mogelijkheden van de KMOO?

Wordt door deze bezuiniging ook de mogelijkheid om een eskadron militaire politie (MP) voor de inzet in het kader van NAVO-opdrachten te formeren, bemoeilijkt? Zo ja, in welke mate en hoe zal dit worden ondervangen?

De reductie bij de KMOO betreft de opheffing van drie pelotons Militaire Politie. Met de reductie is een bedrag gemoeid dat oploopt tot ongeveer € 3,6 miljoen per jaar vanaf 2013.

Het besluit de operationele capaciteit van de KMOO te reduceren komt voort uit de beperkte behoefte aan daadwerkelijke inzet van deze pelotons militaire politie, terwijl deze eenheden wel operationeel gereed stonden. Als gevolg van deze maatregel komt de gereedstelling binnen 180 dagen van Militaire Politie-eenheden voor verkeersoperaties en de bewaking van krijgsgevangenen ten behoeve de Navo te vervallen. Indien er een verzoek tot inzet van de Navo komt, zal worden bezien of elders in de organisatie capaciteit kan worden vrijgemaakt. De Navo wordt hierover geïnformeerd. Overigens is het eskadron tot nu toe nog nooit in Navo-verband ingezet.

De overige taken van KMOO (incidentmanagement, specialistische verkeerstaken, algemene politiedienst in Duitsland) worden onverminderd uitgevoerd.

55

Gold het aantrekken van nieuw personeel in de afgelopen jaren als een belangrijke prioriteit bij Defensie? Wat betekent het «geleidelijker vullen» van de vacatures bij Defensie voor het functioneren van de krijgsmacht, het vullen van de eenheden enz.? Geldt de kennelijke bijstelling van de wervingsdoelsteling in evenredige mate voor de diverse onderdelen van de krijgsmacht? Hoe valt een geleidelijker vullen van de vacatures (p.9) te rijmen met het streven om de vulling in 2010 geleidelijk te doen toenemen?

Het aantrekken van nieuw personeel is en blijft een prioriteit van Defensie. Defensie kent een jaarlijkse vervangingsbehoefte van ongeveer 5000 personen en Defensie streeft naar een geleidelijke groei van de vulling. Een meer geleidelijke vulling betekent dat ook de komende jaren meer mensen zullen instromen dan uitstromen en dat het aantal vacatures zal afnemen. Bij de precisering van de meer geleidelijke vulling van de defensieonderdelen is gekeken naar de huidige vulling per onderdeel. Voor alle defensieonderdelen is echter wel rekening gehouden met 98 procent personele vulling in 2015. Defensiebreed bedraagt de vulling in 2014 98 procent.

56, 57, 130, 155 en 159

Hoe tijdelijk zal de tijdelijke versobering van het oefenprogramma zijn?

Hoe kan het oefenprogramma tijdelijk worden versoberd? Was het al niet zo dat er bij oefeningen in onvoldoende mate met scherp kon worden geschoten vanwege de schaarste aan munitie enz.? Was het oefenprogramma daardoor niet reeds soberder dan wenselijk?

Welke consequenties heeft de beperking van het oefenprogramma voor Defensie in het algemeen en (de niet uitgezonden) militairen in het bijzonder?

In hoeverre is de korting op het oefenbudget voor de jaren 2010–2014 tijdelijk?

Wat omvat de versobering van het oefenprogramma nog meer, behalve oefeningen dichterbij de kazerne brengen? Kan hier gedetailleerd op worden ingegaan?

Het oefenprogramma wordt tijdelijk versoberd in de periode 2010 tot 2014. Deze maatregel levert in die periode jaarlijks € 5 miljoen op. De operationele commandanten bepalen op welke wijze de versobering tot stand komt. Besparingen zijn mogelijk door oefeningen goedkoper uit te voeren, oefeningen iets korter te laten duren, oefeningen anders samen te stellen of oefeningen dichter bij huis uit te voeren. Als voorwaarde geldt dat de opgedragen operationele doelstellingen zijn gewaarborgd en operationele opdrachten zoveel mogelijk worden ontzien. Daarom zal de versobering naar verwachting niet leiden tot vertraagde of beperkte operationele doelstellingen. Wel leidt deze versobering ertoe dat het voor de eenheden lastiger wordt een oefenprogramma samen te stellen.

58

Zijn achteraf bezien de begrote opbrengsten van materiaalverkopen te rooskleurig ingeschat? Waardoor zijn de opbrengsten tegengevallen?

Zijn de begrote opbrengsten voor 2010 en 2011 aangepast naar aanleiding van de tegenvallende resultaten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?

Zie het antwoord op vraag 22.

59

Welke opbrengsten van maatregelen uit Wereldwijd Dienstbaar zijn vertraagd? Hoeveel zijn ze elk vertraagd geraakt?

Vertragingen in de opbrengsten zijn ontstaan bij de maatregelen «Herinrichting organisatie toezicht financieel en materieel beheer en de kwalitatieve verbetering ervan» en «Samenvoeging van alle bewakings- en beveiligingstaken in één defensiebrede organisatie». De opbrengsten van deze maatregelen zijn met ongeveer twee jaar vertraagd. Ook is er een structurele vertraging ontstaan in de maatregel «Vergroting doelmatigheid en cateringorganisatie Paresto» en zijn voor de overtollige Leopards 2A6 en Pantserhouwitsers 2000 nog geen kopers gevonden. Ten slotte is er een verschuiving ten opzichte van eerdere ramingen in het betalingsritme van de verkoop van F-16 MLU vliegtuigen.

60

Hoe worden de dienstverlening, de ondersteuning en de bedrijfsvoering verder versoberd om geld uit te sparen? Om hoeveel geld gaat het? Welke taken vallen weg?

De versobering van de dienstverlening bij het Commando Diensten Centrum (CDC) en de Defensie Materieel Organisatie (DMO) behelst vermindering van de apparaatskosten, de versobering van het aanbod (zoals minder keuzevrijheid bij aanvragen van diensten en goederen) en de beperking van de vraag (bijvoorbeeld grotere onderhoudsintervallen). De besparingen van het CDC beginnen in 2011 met € 31 miljoen en lopen op tot € 50 miljoen in 2014. De besparingen bij de DMO zijn in 2010 € 7,5 miljoen en lopen op tot € 33,9 miljoen in 2014. De besparing in de ondersteunende bedrijfsvoering wordt onder meer bereikt door de kosten op het gebied van reizen en bureauzaken terug te dringen, het aantal topsporters te verminderen, de omvang van de militaire muziek te verkleinen en het aantal open dagen te reduceren. Deze maatregelen worden doorgevoerd bij alle defensieonderdelen. De besparing is in 2010 € 12,4 miljoen en dit bedrag loopt op tot € 17,6 miljoen in 2014. Taken worden niet volledig geschrapt.

61, 152, 153, 211 en 213

Hoeveel minder budget wordt voor «Research and Development» (R&D) beschikbaar gesteld? Welke taken en/of projecten vallen weg? Waarom is er voor gekozen hierop te bezuinigen?

Kan worden gegarandeerd dat de bezuiniging op R&D bij TNO en NLR niet ten koste zal gaan van de toekomstige operationele inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht?

Waarom is er voor gekozen te korten op de kennisinstituten TNO en NLR? Welke R&D projecten zullen hierdoor geen doorgang vinden?

Op basis van welke argumenten en visie op de toekomst van Defensie is besloten om zo fors te bezuinigen op R&D, in aanvulling op de eerdere bezuiniging op de TNO-doelfinanciering in 2003? In hoeverre past dit in de strategische kennisagenda van Defensie, de innovatieagenda van het kabinet, de Lissabon-agenda van de EU en de uitvoering van de Hampton Court richtlijn uit 2005 om meer te besteden aan onderzoek en technologie op defensiegebied?

Hoe passen de bezuinigingen op R&D in een toekomstvisie op de krijgsmacht, die in toenemende mate te kampen zal krijgen met personeelstekorten en daardoor meer afhankelijk wordt van technologie? Loopt u nu vooruit op de uitkomsten van de Verkenningen?

Defensie levert een structurele financiële bijdrage om de financiële tegenvallers van het Rijk het hoofd te bieden. Daarnaast kampt Defensie met financiële tegenvallers in de eigen begroting. Om de doelstellingen in Wereldwijd Dienstbaar te kunnen behalen zijn bezuinigings- en herschikkingsmaatregelen noodzakelijk. Defensie kiest er in dit kader onder andere voor het middellange en lange termijn R&D-onderzoek te beperken.

In 2010 wordt in totaal € 5,5 miljoen euro minder uitgegeven, € 3 miljoen op kennistoepassing en 2,5 miljoen op doelfinanciering. De verlaging van het centrale R&D-budget loopt op tot € 20 miljoen in 2013 en latere jaren. Eerder was al besloten tot een vermindering van € 2 miljoen. De verlaging heeft voornamelijk gevolgen voor de programmafinanciering van TNO. Het betreft vraaggestuurde kennisontwikkeling voor de middellange en lange termijn. Defensie bezuinigt niet op de technologieontwikkeling die voornamelijk gericht is op de concrete toepassing van kennis. Deze keuze is mede ingegeven door de toenemende afhankelijkheid van technologie binnen de krijgsmacht.

Tot op heden zijn nog geen onomkeerbare besluiten genomen over het behoud van kennisgebieden. Om de bezuiniging voor 2011 en later zorgvuldig toe te passen voert Defensie tot eind 2009 een herijking uit van de gehele kennisportfolio. Deze herijking zal bepalen welke kennisontwikkeling op de middellange en lange termijn wordt versoberd. Bij de vaststelling van de bezuinigingen zullen keuzes worden gemaakt die zo min mogelijk gevolgen hebben voor de toekomstige operationele inzetbaarheid. Conform de Strategische Kennis Agenda van Defensie, de Innovatieagenda, de Lissabonagenda en de Hampton Court richtlijn spant Defensie zich in om het rendement (de utilisatie) van kennis te verbeteren zodat de resultaten van extern gefinancierd wetenschappelijk onderzoek beter worden benut. In de herijking wordt dit utilisatiecriterium nog stringenter toegepast, Defensie blijft een kennisintensieve organisatie die actief participeert in innovatieve en interdepartementale trajecten op het gebied van de veiligheid. Daarbij speelt Defensie vanuit haar kennis- en expertisebasis vaak een initiërende en aanjagende rol. Een voorbeeld is het door Defensie ingediende en goedgekeurde FES-voorstel Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for sustainable Security (STARS). Het kabinet heeft aan dit project € 18 miljoen toegekend. Een uitvoerige beschrijving van het project staat op pagina 160 van de begroting van Defensie.

Het R&D-budget voor technologieontwikkeling gericht op concrete toepassing blijft behouden. De korting op R&D betreft vooral het middellange en lange termijn onderzoek. Deze maatregelen beïnvloeden de inzetbaarheid van de krijgsmacht op korte termijn niet. Het uiteindelijke effect van de korting wordt pas op de middellange termijn duidelijk. De bezuinigingen lopen niet vooruit op de uitkomsten van de Verkenningen. Het aspect van de personeelsintensiteit maakt deel uit van de Verkenningen.

62

Hoeveel geld wordt er bespaard door twee Fokker toestellen af te stoten? Worden deze toestellen verkocht? Zo ja, is er al een koper gevonden? Waarom is er voor deze bezuiniging gekozen?

Zie het antwoord op vraag 51.

63

Waarom is ervoor gekozen het invullen van de openstaande vacatures geleidelijker te laten plaatsvinden? Hoeveel geld wordt hiermee bespaard? Hoeveel en welke functies worden hierdoor niet vervuld? Hoeveel vacatures voor welke soort functies zijn er in totaal in 2010?

Door het geleidelijker vullen van de organisatie worden financiële middelen vrijgemaakt ten behoeve van de taakstellingen van het kabinet en de oplossing van een aantal andere, interne knelpunten. De tabellen op pagina 29 bevatten de bedragen die daarmee zijn gemoeid. Zoals ook gesteld in het antwoord op vraag 55 zal het aantal vacatures blijven afnemen. De vacatures zijn defensiebreed en wisselen gedurende het jaar. Wel wordt prioriteit gegeven aan de vulling van de operationele functies en blijven de schaarse categorieën een belangrijk aandachtspunt.

64

Wat is uw inzet in de discussie over de herziening van het Strategisch Concept van de NAVO? Beschouwt u «nucleair sharing» als een kerntaak van de NAVO, ook binnen het nieuwe strategisch concept?

U heeft op 15 oktober 2009 een brief van Buitenlandse Zaken en Defensie ontvangen over het herzieningsproces van het Navo-strategisch concept (Kamerstuk 28 676, nr. 92). De Nederlandse inzet in de discussie hierover met het bondgenootschap staat nog niet vast. Het wachten is onder meer nog op het AIV-advies dat aan het einde van dit jaar wordt verwacht. Tevens wordt rekening gehouden met de inzichten die de reflectiefase die thans gaande is oplevert.

65

In hoeverre zal bij het definiëren van de kerntaak van de NAVO ook rekening worden gehouden met de beduchtheid bij landen als Polen, Estland, Letland en Litouwen enz. voor Rusland, dat zich (bij de internationale crisis rond Georgië) weer buitengewoon assertief zo niet agressief heeft getoond?

De collectieve veiligheidsgarantie op basis van artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag is en blijft de hoeksteen van het bondgenootschap, zoals dat ook is herbevestigd in de Declaration on Alliance Security. Zie ook het antwoord op vraag 64.

66 en 232

Welke concrete maatregelen zijn genomen en voor 2010 voorzien om de Nederlandse industrie internationaal beter te positioneren?

Waarom kost de uitwerking van de Defensie Industrie Strategie (DIS) zoveel tijd?

Voor de uitwerking van de Defensie Industrie Strategie (DIS) is naast de ontwikkeling van nieuwe instrumenten zoals de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid, ook de verankering van het gedachtegoed van de DIS bij zowel Defensie als de industrie van belang. Defensie geeft zich rekenschap van de belangen van Nederland en zijn industrie en weegt dit mee in haar handelen. De industrie zal met kwalitatief hoogwaardige en scherp geprijsde producten flexibel moeten kunnen inspelen op de behoeften van Defensie. Er zijn reeds veel activiteiten ontplooid en de komende jaren zal de DIS verder worden uitgevoerd.

De bijlage over de DIS in de begroting beschrijft de recente initiatieven die ook in 2010 de internationale positionering van de Nederlandse defensiegerelateerde industrie (DGI) zullen versterken. Voorbeelden hiervan zijn de door Defensie beoordeelde Launching Customer voorstellen die de industrie heeft aangedragen, de Navo expert functie en het door Defensie ingediende en goedgekeurde FES-voorstel Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for sustainable Security (STARS). Daarnaast zijn ook de activiteiten die in eerdere jaren zijn begonnen in 2010 van onverminderd belang. Een voorbeeld hiervan is het gericht inzetten van Research and Development-instrumenten voor de in de DIS geformuleerde prioritaire technologiegebieden.

67

Kan nader worden ingegaan op de inspanningen van Defensie ten aanzien van het opwekken van energie met behulp van windmolens? Welk budget is hiervoor gereserveerd? Welk deel van de totale energiebehoefte zal naar de huidige ambitie en op welke termijn worden gegenereerd op basis van duurzame energiebronnen?

Defensie is bezig met de voorbereiding van de bouw van drie windturbines met een gezamenlijk vermogen van ongeveer 9 Mega Watt op en nabij een defensieterrein te Coevorden. De bouwvergunning voor dit project is inmiddels verleend. Het projectbudget bedraagt minder dan € 25 miljoen. De drie windturbines zijn naar verwachting goed voor ruim vijf procent van het totale elektriciteitsverbruik van Defensie. In 2008 was 86 procent van alle door Defensie verbruikte elektriciteit groene stroom. In 2010 zal dit op basis van het rijksbrede programma «Duurzaam Inkopen» 100 procent zijn.

68

Kan een actueel overzicht worden gegeven van de betrokkenheid van de Nederlandse industrie bij de ontwikkeling en de productie van de Joint Strike Fighter (JSF)?

Ieder jaar wordt in de Jaarrapportage over het project Vervanging F-16 een overzicht gegeven van de betrokkenheid van de Nederlandse industrie bij de ontwikkeling en productie van de JSF. In de Jaarrapportage over 2008 (Kamerstuk 26 488, nr.159 van 27 maart 2009) staat dat de totale omzet tot en met 31 december 2008 $763 miljoen betrof. Sindsdien zijn enkele belangrijke contracten getekend voor zowel de System Development and Demonstration (SDD) fase als de Low Rate Initial Production (LRIP)-fase. Het betreft onder andere contracten met Dutch Space inzake Embedded Training (gefinancierd uit de bilaterale fondsen), en met Axxiflex, het NCLR, Stork en Thales. Jaarlijks wordt de behaalde omzet door het ministerie van Economische Zaken geverifieerd en gemeld in de Jaarrapportage. Voorafgaand aan deze verificatie kunnen er geen uitspraken worden gedaan over de totale waarde van de in 2009 behaalde omzet.

Met de brief van 29 september jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 199) is de Kamer geïnformeerd over de vervolgstappen in het project Vervanging F-16.

Hierin staat dat, nadat de Kamer is geïnformeerd over de uitkomst van de arbitrage van de business case en over de prijs van het LRIP-4 toestel, de minister van Economische Zaken de Kamer zal informeren over de stand van zaken van de orders voor de Nederlandse industrie en de daarmee samenhangende prognose voor de omzet gedurende het JSF-programma.

69

Hoe verhoudt zich uw huidige aankondiging dat tot augustus 2010 doorlopend ongeveer 1850 militairen worden ingezet in Afghanistan, met uw voornemen ten tijde van de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan ISAF, waarbij werd gerekend op een afbouw van het aantal in Afghanistan aanwezige Nederlandse militairen?

Door de goede resultaten die in Uruzgan zijn geboekt, is de inktvlek gestaag uitgebreid. Vergeleken met begin 2008 wordt nu een groter gebied bestreken en slagen we erin samen met het Afghaanse leger en met behulp van partners nieuwe gebieden in te trekken en een steeds groter deel van de bevolking te bereiken. De Taliban blijft echter actief, waardoor de veiligheidssituatie ook binnen de inktvlek onverminderd aandacht blijft vragen. Het Afghaanse leger en de politie boeken goede vooruitgang, maar zijn tot op heden nog niet in staat zelfstandig gebiedsdelen over te nemen. Een aanhoudende, intensieve begeleiding van het Afghaanse leger en de politie is nodig. Mede daardoor is een verdere reductie in de Nederlandse troepenaantallen vooralsnog niet mogelijk. Daarnaast zijn gedurende de nieuwe missie diverse aanvullende behoeften ontstaan. U bent hierover in de stand van zakenbrief van 13 maart 2009 (Kamerstuk 27 925, nr. 330) geïnformeerd. Naar aanleiding van het algemeen overleg van 14 april 2009 (Kamerstuk 27 925, nr. 332) bent nog uitvoeriger geïnformeerd over het aantal Nederlandse militairen in Afghanistan.

70

Welke middelen zijn voor welke activiteiten beschikbaar in het kader van de terugtrekking van deelname aan de ISAF operatie?

Momenteel vindt de planning van de redeployment van de TFU plaats. Onderdeel van de redeployment zijn de gecontroleerde overdracht van taken aan een opvolger en de logistieke operatie om materieel en personeel terug te transporteren naar Nederland.

De logistieke operatie bevindt zich momenteel in de planningsfase, waarin de noodzakelijke activiteiten en de benodigde middelen in kaart worden gebracht. In ieder geval zal het transport zowel over de weg als door de lucht plaatsvinden. Op dit moment is voorzien dat een combinatie van militair en civiel (ingehuurd) transport nodig zal zijn. In de recente stand van zakenbrief van 14 oktober jl. (Kamerstuk 27 925 nr. 366) is de Kamer over de redeployment geïnformeerd. De Kamer zal in volgende periodieke stand van zakenbrieven over de voortgang van de redeployment op de hoogte worden gesteld.

71

Hoe moet het benadrukken van het belang van de effectiviteit en de betrouwbaarheid van de Afghaanse autoriteiten worden begrepen wanneer juist ook de gang van zaken bij de recente presidentsverkiezingen volop aanleiding gaven tot kritiek op president Karzai?

De ontwikkeling en de versterking van de Afghaanse overheidsstructuren zijn van groot belang. Alleen als de Afghaanse autoriteiten zelf de veiligheid in hun land kunnen waarborgen, zal het land niet opnieuw vrijplaats worden voor terroristen. De opbouw van de Afghaanse overheidsstructuren is echter een langdurig en moeizaam proces. De aanhoudende steun van de internationale gemeenschap in dit proces is dan ook van groot belang.

Het feit dat er verkiezingen zijn gehouden, kan op zichzelf als een prestatie van de Afghaanse autoriteiten worden beschouwd. Het waren de eerste verkiezingen sinds de jaren zeventig die volledig onder verantwoordelijkheid van de Afghaanse autoriteiten werden gehouden. Er zijn echter wel veel klachten geconstateerd en er zijn sterke aanwijzingen van fraude en onregelmatigheden. De Taliban heeft de verkiezingsdag bovendien op verscheidene plekken verstoord en verspreid over het land deden zich veiligheidsincidenten voor die ongeveer dertig dodelijke slachtoffers tot gevolg hadden.

De Klachtencommissie voor de Afghaanse verkiezingen (ECC) heeft onderzoek gedaan naar klachten over substantiële fraude bij de verkiezingen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn door de Onafhankelijke Kiescommissie (IEC) meegewogen in haar besluit over de definitieve uitslag. De Onafhankelijke Kiescommissie heeft op 20 oktober 2009 de definitieve uitslag van de presidentsverkiezingen bekend gemaakt.

President Karzai heeft met 49.67 procent wel veruit de meeste stemmen behaald, maar niet de vereiste absolute meerderheid om direct te worden herkozen. Er zal daarom op 7 november 2009 een tweede kiesronde worden gehouden. Hoewel de geconstateerde fraude ernstig is, is het positief dat de Klachtencommissie en de Onafhankelijke Kiescommissie hun taak hebben kunnen uitoefenen. De legitimiteit van de nieuwe president zal toenemen als er in de tweede ronde van de verkiezingen minder sprake zal zijn van fraude.

72

Welke Nederlandse ontwikkelingsorganisaties zijn thans actief in Uruzgan? Hoe omvangrijk is hun bijdrage, ook in vergelijking met de bijdrage van de Duitse organisatie «Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit» (GTZ)?

In Uruzgan zijn vijf Nederlandse NGO’s werkzaam. Zij hebben zich verenigd in een consortium, genaamd Dutch Consortium for Uruzgan (DCU). De uitvoering van hun programma’s wordt door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking ondersteund met in totaal € 14 miljoen tot 2013. De organisaties zijn alle actief op het gebied van civil society en institutionele versterking. Daarnaast houdt Healthnet TPO zich bezig met programma’s op het gebied van gezondheidszorg en ontfermt Save the Children zich over de onderwijssector en sociale ontwikkeling. Plattelandsontwikkeling en diergezondheidsprogramma’s behoren tot het terrein van respectievelijk ZOA, CORDAID en DCA. Naast deze Nederlandse NGO’s is ook GTZ een belangrijke partner in de provincie. GTZ richt zich met een meerjarige financiering tot 2010.

73

Hoe is het thans gesteld met de tegenzin bij Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties om te worden geassocieerd met de activiteiten van Nederlandse respectievelijk westerse militairen?

NGO’s zijn goed op de hoogte van de geïntegreerde aanpak in Uruzgan. Zowel in Kabul als in Tarin Kowt en Nederland wordt informatie gedeeld. Sommige NGO’s hechten sterk aan hun onafhankelijkheid van overheidsorganisaties. Dat kan de mogelijkheden tot samenwerking beperken. In Nederland wordt in het Afghanistan Platform, waaraan een groot aantal NGO’s deelneemt, met grote regelmaat gesproken over de humanitaire ruimte en het respect dat een ieder moet hebben voor elkaars rol.

NGO’s zijn daarnaast betrokken bij het opwerktraject van de Task Force Uruzgan, het Provincial Reconstruction Team en de civiele medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Op deze manier is zowel het militaire als het civiele deel van de Nederlandse Task Force Uruzgan optimaal geïnformeerd over de NGO-programma’s.

74

Wanneer is het besluit genomen om een «EU Police Afghanistan»-missie (EUPOL) in Afghanistan te ondernemen? Hoe is de vulling verlopen vanaf het begin tot nu?

Zoals gemeld in het Razeb-verslag van 6 juni 2007 (Kamerstuk 21 501-02 Nr. 756) heeft de Raad in mei 2007 ingestemd met de Eupol-missie in Afghanistan. De missie is in juni 2007 begonnen en was in 2008 volledig operationeel. De missieomvang was oorspronkelijk vastgesteld op 196 personen in de internationale staf. Dit aantal is begin 2009 bereikt. In mei 2008 is in EU-verband besloten de missie stapsgewijs in omvang te verdubbelen naar 400 personen. U bent hierover geïnformeerd in het Razeb-verslag van 9 juni 2008 (Kamerstuk 21 501-02 Nr. 825). De missie is sindsdien gestaag in omvang toegenomen en naar verwachting zal de personele sterkte dit najaar stijgen naar ongeveer 300. Dit aantal is echter nog altijd laag in vergelijking met de doelstellingen. Nederland heeft de eigen bijdrage verhoogd van vijf personen in 2008 naar dertien personen op dit moment.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft tijdens haar recente bezoek aan Afghanistan gemeld de Nederlandse politie-inzet verder te zullen uitbreiden. Daarnaast spreekt Nederland de overige lidstaten aan op hun verantwoordelijkheid en beziet Nederland of de missie op alternatieve wijze aan de benodigde stafcapaciteit kan worden geholpen.

75

In hoeverre ontbreekt de capaciteit om nieuw personeel op te nemen? Hoe groot is het tekort aan instructeurs?

In de begroting is financiële ruimte gecreëerd om op korte termijn tekorten in de opleidingscapaciteit, inclusief instructeurs, op te lossen. Op termijn zal naar verwachting door de betere vulling van de instructeursfuncties en door de invoering van het loopbaanlint de druk op de opleidingscapaciteit structureel afnemen. De verbetering wordt ook mogelijk gemaakt doordat aanzienlijke delen van de instroom- en doorstroomopleidingen worden geïntegreerd in de ROC’s.

76

Op welke vullingsgraad wordt nu begroot?

Voor de komende jaren zijn de beoogde vullingspercentages als volgt:

2010: 95 procent

2011: 96 procent

2012: 96 procent

2013: 97 procent

2014: 98 procent

77

In hoeverre kunnen tegenvallers op de begroting, zoals in de afgelopen jaren gebeurd is, nog worden opgevangen vanuit de onderuitputting op het personeelsbudget? Wordt deze onderuitputting met het loslaten van het streven naar 100% vulling niet al op voorhand «opgesoupeerd»?

In hoeverre tegenvallers kunnen worden opgevangen vanuit de onderuitputting op het resterende personeelsbudget is afhankelijk van de vulling van de organisatie en de omvang van de tegenvallers. Een deel van het budget dat niet planmatig nodig is voor salarissen wordt gebruikt voor de taakstellingen van het kabinet en om interne problematiek te verlichten.

78, 81, 84 en 90

Geldt het temporiseren van het streven naar volledige vulling ook voor kwetsbare personeelscategorieën, waarvoor de uitzenddruk hoog (geweest) is?

Hoe verhoudt zich het vaak aangevoerde argument dat bepaalde taken en projecten niet of minder snel kunnen worden uitgevoerd door een tekort aan personeel zich tot uw voornemen de vacatures bij Defensie «geleidelijker te vullen»? Welke gevolgen heeft dit voornemen voor de operationele gereedheid, lopende projecten en overige taken van Defensie?

Aangezien het vervullen van alle vacatures slechts in 2014 wordt voorzien is er daarvoor dus sprake van personeelstekort. Hoe u dit gaat oplossen? Wordt er meer gewerkt met contractanten en zo ja, op welke functies en in welke aantallen?

Hoe verhouden zich de ambitieuze plannen voor werving en behoud uit 2008 tot uw recente voornemen de toegestroomde groep belangstellenden niet zo snel mogelijk aan de slag te laten gaan, maar in plaats daarvan ervoor te kiezen deze instroom te vertragen door de vacatures bij Defensie «geleidelijker» te laten vullen?

Defensie heeft nog steeds te maken met schaarste in bepaalde functiegroepen. Het functioneren van de krijgsmacht is natuurlijk gebaat bij een verbeterende vulling. De druk op het bestaande personeelsbestand blijft echter nog enige jaren bestaan. Het aantrekken van nieuw personeel is en blijft dan ook een prioriteit voor Defensie. Een geleidelijkere vulling betekent nog steeds dat we de komende jaren meer mensen moeten laten instromen dan uitstromen.

Het temporiseren van de volledige vulling van de organisatie geldt voor heel Defensie en schaarse personeelscategorieën, die structureel veel met uitzendingen te maken hebben, zijn daarom niet per definitie uitgezonderd. Door het geleidelijker vullen van de organisatie zal er vanzelfsprekend druk blijven op de taakuitvoering en projecten. Wel wordt de nadruk gelegd op de vulling van operationele functies en blijven de schaarse categorieën eveneens een belangrijk aandachtspunt. De ruimte voor de inhuur op vacatures is beperkter dan de afgelopen jaren doordat niet meer wordt begroot op volledige vulling.

79

Op welke kabinetsmaatregelen wordt gedoeld waar het gaat om het voornemen de vacatures bij Defensie «geleidelijker te vullen»?

De bedoelde kabinetsmaatregelen worden op pagina 29 van de defensiebegroting benoemd en gekwantificeerd.

80

Wat is de verhouding tussen de kabinetsmaatregelen en de interne tegenvallers waar het gaat om het gevolg dat zij hebben op het voornemen de vacatures bij Defensie «geleidelijker te vullen»?

Als gevolg van de kabinetsmaatregelen en interne financiële tegenvallers is Defensie genoodzaakt de vacatures geleidelijker te vullen. Op bladzijde 29 van de ontwerpbegroting is in de onderste tabel weergegeven welk deel van de totale bezuinigingen kan worden toegeschreven aan de taakstellingen van het kabinet. De bijdrage van het geleidelijk vullen van vacatures aan de kabinetsmaatregelen is in 2010 € 12 miljoen en neemt af naar € 2 miljoen in 2014.

81

Hoe verhoudt zich het vaak aangevoerde argument dat bepaalde taken en projecten niet of minder snel kunnen worden uitgevoerd door een tekort aan personeel zich tot uw voornemen de vacatures bij Defensie «geleidelijker te vullen»? Welke gevolgen heeft dit voornemen voor de operationele gereedheid, lopende projecten en overige taken van Defensie?

Zie het antwoord op vraag 78.

82

Waarop baseert u uw stelling dat geleidelijke vulling van het personeelsbestand niet mogelijk is voor 2014?

De ervaring van de afgelopen jaren leert dat het jaarlijks laten instromen van voldoende militairen om de vulling te verbeteren grote inspanningen vereist. Gezien de huidige vullingsgraad van ongeveer 93 procent en de financiële taakstelling voor Defensie is het realistisch uit te gaan van 98 procent tot en met 2014.

83

Welke concrete maatregelen worden genomen ter verbetering van de bescherming van personeel?

Bescherming behelst diverse, onderling samenhangende maatregelen. De maatregelen kunnen worden onderscheiden in persoonlijke beschermingsmaatregelen, omgevingsbescherming en indirecte maatregelen. Onder de eerste categorie vallen onder meer het project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (helm en geïntegreerd vest voor de individuele soldaat) en Modulaire Ballistische Bescherming Soldaat (nieuw scherfvest). Onder de tweede categorie vallen beschermingspakketten voor voertuigen zoals de CV-90, de verwerving van voertuigen als de Boxer en de Bushmaster en de aanvullende bescherming van de Fennek en Viking. Tevens passen daarin maatregelen in het kader van Countering Improvised Explosives, zoals de verwerving van een onderzoeksarm op voertuigen om explosieven op afstand te kunnen onderzoeken. Onder indirecte maatregelen vallen Combat Identification maatregelen (herkenbaarheid eigen troepen), invoering van diverse nachtzichtapparatuur en middelen ter verbetering van de situational awareness, zoals het Battlefield Management Systeem en het systeem Data Communicatie Mobiel Optreden. Daaronder vallen ook de invoering van forensische capaciteit bij eenheden en in staven om het verzamelen en analyseren van inlichtingen te verbeteren.

84

Aangezien het vervullen van alle vacatures slechts in 2014 wordt voorzien is er daarvoor dus sprake van personeelstekort. Hoe u dit gaat oplossen? Wordt er meer gewerkt met contractanten en zo ja, op welke functies en in welke aantallen?

Zie het antwoord op vraag 78.

85

Is een aantal van 200 loopbaanbegeleiders voor een defensieorganisatie waarin 70 000 mensen werken wel voldoende?

In 2007 is in het kader van het Flexibel Personeelsysteem (FPS) een start gemaakt met de uitwerking van de plannen voor loopbaanbegeleiding voor militairen (50 000). Het doel is militairen te ondersteunen om hun loopbaan beter zelf vorm te geven. Op basis van de functiebeschrijving en een schatting van de belasting is een berekening gemaakt van de totale behoefte aan loopbaanbegeleiders. De 200 loopbaanbegeleiders gaan in de periode 2008 tot en met 2010 aan de slag. Na afloop van de reorganisaties bij de operationele commando’s wordt ook geëvalueerd of het aantal van 200 loopbaanbegeleiders voldoet.

Het loopbaanbeleid voor het burgerpersoneel is in ontwikkeling en zal mede berusten op de ervaringen die bij de loopbaanbegeleiding van militairen worden opgedaan.

86

Hoe denkt u het streven om de uitval bij keuring en selectie terug te dringen te realiseren, nu de werving van nieuw personeel fors aantrekt?

De vermindering van uitval bij keuring en selectie ligt op schema. Defensie houdt vast aan de maatregelen uit het actieplan Werving en Behoud, waaronder het terugdringen van de doorlooptijd van keuringen, een kandidatenvolgsysteem en de integratie in PeopleSoft van de gehele keteninformatie.

Het aantal personen dat is verschenen bij de keuring en selectie is toegenomen. Dit heeft niet geleid tot een evenredige stijging van het aantal aanstelbaren. Dit komt vooral doordat de operationele commando’s momenteel vooral personeel willen werven voor fysiek zware (gevechts-)functies en functies voor onderofficieren, waarvoor zwaardere keuringseisen gelden.

87

Wanneer kan de Kamer concrete resultaten tegemoet zien over de uitvoering van de motie Knops/Eijsink om het uitzendverleden van militairen te belonen?

De motie wordt betrokken bij het arbeidsvoorwaardenoverleg waarbij de partijen de motie zullen bezien in het kader van het bredere palet van maatregelen voor werving en behoud. De inzet van Defensie is om in dit arbeidsvoorwaardenoverleg te komen tot invoering van een uitzendpremie in 2010.

88

Kunt u bevestigen dat er bij enkele krijgsmachtonderdelen sprake is van grote vertragingen in de opleidingstrajecten van nieuw opgekomen personeelsleden? Klopt het in dit kader dat mensen een contract krijgen aangeboden, er vervolgens geen werk voor hen is en zij met behoud van salaris naar huis worden gestuurd?

Klopt het dat deze nieuw opgekomen personeelsleden door deze vertraging(en) uiteindelijk bevorderingen, salarissen, oefeningen en uitzendingen missen omdat zij hiervoor te weinig ervaring op (kunnen) doen?

In de opleidingstrajecten van nieuw opgekomen militairen bij de operationele commando’s is geen sprake van grote vertragingen. Sollicitanten die voldoen aan de eisen krijgen een aanstelling aangeboden met een vastgestelde opkomstdatum waarop de initiële opleiding begint. Incidenteel komt het voor dat de initiële opleiding en de daarop volgende functieopleiding niet volledig op elkaar aansluiten. Bij de planning van het opkomstmoment en de opleidingen wordt getracht dit zoveel mogelijk te voorkomen. Omdat niet iedereen zonder vertraging de initiële opleiding doorloopt, kan het voorkomen dat individuele militairen tijdelijk bij een eenheid worden tewerkgesteld en later hun opleiding vervolgen. Deze vertraging is echter gering en zal voor de desbetreffende militairen geen effect hebben op hun carrièrekansen.

89

Kan nader worden gespecificeerd hoeveel mensen er in 2009 tot op dit moment zijn aangenomen waarbij er gebruik is gemaakt van de wervingsbonus? Kan hierbij een specificatie worden gegeven hoeveel mensen zich oorspronkelijk hebben aangemeld en hoeveel er uiteindelijk na selectie zijn aangenomen?

De Rapportage Personeel Defensie (Kamerstuk 32 123 X, nr. 4 van 15 september 2009) gaat in op de wervingsbonus. In de periode tot en met 30 juni 2009 hebben 916 mensen bij Defensie gesolliciteerd met een wervingsbonuskaart, waarvan er inmiddels 40 zijn aangesteld. De uitkering van de wervingsbonus volgt nadat de betrokken mensen hun initiële opleiding hebben voltooid en op functie zijn geplaatst. Dit is nog niet gebeurd.

90

Hoe verhouden zich de ambitieuze plannen voor werving en behoud uit 2008 tot uw recente voornemen de toegestroomde groep belangstellenden niet zo snel mogelijk aan de slag te laten gaan, maar in plaats daarvan ervoor te kiezen deze instroom te vertragen door de vacatures bij Defensie «geleidelijker» te laten vullen?

Zie het antwoord op vraag 78.

91

Waarop zijn de getallen uit de tabel op pagina 18 van de beleidsagenda gebaseerd? Betreft het hier, ook in het licht van de meest recente economische ontwikkelingen, realistische aannames?

De Rapportage Personeel Defensie (Kamerstuk 32 123 X, nr. 4 van 15 september 2009) gaat ook in op de samenwerking met ROC’s. Voor de instroomopleidingen in het schooljaar 2009/2010 – Veiligheid & Vakmanschap én de «oude» opleidingen – hebben zich zo’n 3 000 leerlingen aangemeld en daarmee zijn vrijwel alle opleidingsplaatsen bezet. Vooral de belangstelling voor de nieuwe Loopbaanlint-opleidingen is groot. Het streven om hiervoor de komende jaren 4 000 leerlingen te interesseren lijkt dan ook nog steeds realistisch.

92

Welke resultaten zijn tot nu toe behaald (wat betreft de instroom bij Defensie) door de betrokkenheid van Defensie bij Regionaal Opleidingen Centrums (ROC’s)?

De afgelopen jaren begonnen ongeveer 2 500 leerlingen op de ROC’s met de opleiding Vrede en Veiligheid. Daarvan stroomde, na het behalen van het diploma, ongeveer 40 procent in bij Defensie.

93

Hoeveel draagt het ministerie van OC&W bij aan het project Loopbaanlint?

OC&W financiert het reguliere ROC-opleidingsaanbod waarin nu ook enkele opleidingen met defensieleerdoelen zijn opgenomen. Defensie draagt bij door het leveren van instructie- en algemene ondersteuningscapaciteit (co-financiering). Inhoudelijk is OC&W betrokken bij de certificering en accreditatie van de opleidingen. De verdere uitwerking geschiedt door Defensie en de ROC’s.

94

Hoe realistisch is het voeren van levensfasebeleid bij beroepsmilitairen die dienen in een expeditionaire krijgsmacht met veel inzet in het buitenland?

Levensfasebeleid is gericht op de duurzame en optimale inzetbaarheid van iedere medewerker door zoveel mogelijk rekening te houden met zijn of haar actuele levensfase en daarbij behorende specifieke kenmerken en behoeften. Gelet op het bijzondere karakter van de krijgsmacht en de inzet die dat van militairen vraagt, is de duurzame inzetbaarheid die het levensfasebeleid beoogt juist ook voor militairen van essentieel belang. In functionerings- en loopbaangesprekken worden individuele behoeften en de organisatorische mogelijkheden regelmatig op elkaar afgestemd. In die belangenafweging zal in bepaalde situaties het organisatorische belang prevaleren. In het gesprek met de medewerker zal dan moeten worden afgesproken wanneer de organisatie alsnog in de behoefte kan voorzien.

95

Hoe verhouden zich de ambitieuze plannen om, alleen al met gebruik van het loopbaanlint, op den duur een structurele instroom van 4000 nieuwe personeelsleden te genereren zich tot uw voornemen de vacatures bij Defensie «geleidelijker te vullen»?

Het aantal van 4 000 betreft de instroom in de ROC-opleidingen. Het streven is dat daarvan minimaal de helft na het behalen van het diploma werkelijk de defensieorganisatie zal instromen. Het loopbaanlint is dus de komende jaren van groot belang voor degeleidelijkere-instroom.

96

Welke bedragen werden/worden uitgegeven voor een sociaal veilige werk- en leefomgeving in 2008, 2009, 2011 en 2012?

In de onderstaande tabel zijn de budgetten van de begroting 2010 opgenomen.

Budget sociaal veilige werk- en leefomgeving200820092010201120 122013 e.v.
Initieel183030202020
Na herschikking183030121210

97

Welke ontwikkelingen naar aanleiding van de ervaringen met betrekking tot de missie Uruzgan / Afghanistan zijn sinds 2006 ter hand genomen? Hoeveel gewonden zijn er? Hoeveel – vastgesteld – getraumatiseerde militairen zijn er? Hoe staat het met de algemene nazorg (voor ieder) en specifieke nazorg (voor «beschadigden» en thuisfront). Wat zijn de verwachtingen op termijn van «late onset trauma» en hoe wordt hierop geanticipeerd bij actief dienende en veteranen?

De ervaringen die voorafgaand aan, gedurende en na uitzendingen worden opgedaan, zijn belangrijke signalen die worden meegenomen in de voortdurende verbeteringen van de zorg. Jaarlijks ontvangt u een veteranennota die onder meer ingaat op de verbeteringen die in de zorg zijn doorgevoerd. In 2010 zal daarbij ook worden ingegaan op de zorg voor actief dienende militairen.

Tot op heden zijn in Afghanistan 181 militairen gewond geraakt, van wie 60 in 2009. Onlangs bent u met de tussentijdse evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan ISAF in Afghanistan (Kamerstuk 27 925, nr. 357 van 11 september 2009) onder meer geïnformeerd over de uitzendzorg. De specifieke nazorg voor militairen die klachten hebben ontwikkeld ten gevolge van een uitzending bestaat uit gerichte hulpverlening of behandeling, uitgevoerd door het Bedrijfsmaatschappelijk Werk, de verantwoordelijke militaire arts of de MGGZ. Daarnaast wordt een militair met een aandoening niet uitgezonden zolang deze aandoening gepaard gaat met een verminderde inzetbaarheid. Ieder Operationeel Commando beschikt over functionarissen die zich bezig houden met zware individuele zaken, zoals zeer ernstige letsels en sterfgevallen.

Het is niet te zeggen hoeveel militairen een (psycho)trauma hebben opgelopen. Niet alle militairen met klachten zoeken hulp binnen Defensie of denken hulp nodig te hebben. Het is niet altijd mogelijk een trauma aan een bepaalde missie, bijvoorbeeld Afghanistan, toe te schrijven, omdat er sprake kan zijn van eerdere uitzendingen. Daarnaast kunnen oorzaken die buiten een missie liggen een rol spelen.

Onder lateonset trauma wordt verstaan het ontstaan van PTSS minimaal zes maanden nadat het trauma zich heeft voorgedaan. Het percentage militairen met lateonset trauma is niet te voorspellen en bovendien zal dit verschillen per missie.

Uit de literatuur is bekend dat er meerdere jaren kunnen verlopen tussen het optreden van de eerste verschijnselen van PTSS en het (op eigen initiatief of op advies van anderen) zoeken van de juiste hulp en het ondergaan van de behandeling. Deze factoren maken het onmogelijk in kwantitatieve zin iets op te merken over de verwachtingen ten aanzien van militairen met late onset trauma. Militairen met dergelijke klachten kunnen via de verantwoordelijk militaire arts of de BMW worden verwezen naar de MGGZ. Veteranen kunnen gebruik maken van het Landelijk Zorgsysteem Veteranen.

98

Hoe verhoudt zich de positie van Raad van toezicht Zorg en Onderzoek (RZO) tot de rol van Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG) en Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en overigens tot de rol van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK)?

De IMG en IGZ houden toezicht op de kwaliteit van de individuele patiëntenzorg die de zorginstellingen aan veteranen leveren. De RZO houdt toezicht op de kwaliteit van de ketenzorg die het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen biedt. Daarbij gaat het om aspecten als afstemming, samenwerking, gegevensoverdracht, wachttijden bij doorverwijzing, beschikbaarheid en deskundigheidsbevordering op het specifieke terrein van de veteranenzorg. De IGK houdt geen toezicht op de kwaliteit van de zorg aan veteranen.

99

Wat is het resultaat van het onderzoek van de RZO inzake de onafhankelijke klachtencommissie?

De Raad adviseert eerst een aantal kwalitatieve en kwantitatieve kenmerken van door veteranen ingediende klachten te inventariseren en vervolgens te bezien of een onafhankelijke klachtencommissie moet worden ingesteld. Op korte termijn ontvangt u de appreciatie van het advies.

100

Kan de Kamer ervan uit gaan dat Stichting de Basis vanaf 1 januari 2011 haar werkzaamheden ten behoeve van veteranen op «onafhankelijke wijze» en met behoud van kwaliteit kan voortzetten met overheidsfinanciering?

De financiering door het Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg van het maatschappelijk werk voor veteranen van de Stichting De Basis stopt per 1 januari 2011. In 2010 wordt een beslissing genomen over de financiering van het maatschappelijk werk voor veteranen.

101

Hoeveel veteranen zijn georganiseerd via een vereniging aangesloten bij het Veteranen Platform (VP)? Hoeveel veteranen zijn georganiseerd via de vakbonden? Hoeveel veteranen zijn niet (formeel) georganiseerd? Kunt u inzicht geven in de ledenaantallen vanuit de verschillende leeftijdscategorieën?

Op 7 oktober jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 59) heeft u zoals toegezegd een brief ontvangen met een schatting van het aantal veteranen dat lid is van verenigingen die zijn aangesloten bij het Veteranen Platform. Het Veteranen Platform is gevraagd om zijn opgave nader te specificeren. Dezelfde vraag zal ook worden gesteld aan de vakbonden. Op 20 oktober is een verzoek van de vaste commissie voor Defensie ontvangen (kenmerk 30 159-59-2009D50668). Defensie zal de antwoorden van het Veteranen Platvorm en de vakbonden in haar reactie op het commissieverzoek opnemen.

102

Wat is op dit moment de juridische grondslag voor het landelijk zorgsysteem voor veteranen (LZV)? Wat is de financiële grondslag? Wanneer is het convenant gereed?

De samenwerking tussen militaire en civiele zorginstellingen voor geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijk werk berust op het convenant van 15 juli 2008. Op dit moment wordt met de deelnemende instellingen gesproken over een nieuw convenant dat naar verwachting uiterlijk begin volgend jaar kan worden getekend. De zorg van het LZV wordt bekostigd uit de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De kosten van het LZV die verband houden met de inrichting en de instandhouding van het LZV komen voor rekening van Defensie.

103

Wat zijn de resultaten van de bespreking op 5 oktober over de kaderwet veteranen? Wanneer ontvangt de Kamer het definitieve voorstel voor de nieuwe kaderwet?

Uiterlijk 1 november 2009 zal de Kamer een plan van aanpak voor wetgeving ontvangen.

104, 105 en 106

Wat is er waar van de geruchten dat het Veteraneninstituut zal worden opgeheven?

Wat is precies de status van het Veteraneninstituut en welke partijen werken daar nog in samen?

Wat is de toekomstvisie op het Veteraneninstituut? Wanneer zal de beoogde klant-leverancier relatie tussen het ministerie en het Veteranen Instituut gerealiseerd zijn?

De Stichting de Basis en de Stichting het Veteraneninstituut werken nauw samen onder het gezamenlijke dak van het Veteraneninstituut. Met de besturen van beide stichtingen is geconstateerd dat het wenselijk is dat de Stichting de Basis zich zelfstandiger en onder eigen naam kan profileren. De Stichting het Veteraneninstituut zal de naam Veteraneninstituut blijven voeren, terwijl de Stichting de Basis zich onder eigen naam presenteert. Voor de dienstverlening die het Veteraneninstituut aan veteranen biedt, verandert niets. Ook blijven de Stichting het Veteraneninstituut en de Stichting de Basis vanuit de gezamenlijke locatie in Doorn nauw samenwerken. Omdat het Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg zijn subsidie voor het maatschappelijk werk voor veteranen per 1 januari 2011 beëindigt, zal in 2010 een besluit worden genomen over de invulling van dit maatschappelijk werk. Dit besluit zal van invloed zijn op de verdere ontwikkeling van de samenwerking tussen de Stichting de Basis en de Stichting het Veteraneninstituut. Vooralsnog worden geen fundamentele wijzigingen voorzien in de dienstverlening door het Veteraneninstituut.

In de begroting staat op pagina 152 dat de subsidierelatie met de Stichting het Veteraneninstituut zal worden voortgezet en dat niet wordt overgegaan op een klant-leverancier relatie.

107

In hoeverre en op welke wijze heeft de zo vaak toegezegde voorlichting en bijscholing van de Nederlandse huisartsen over de veteranenthematiek plaatsgevonden? Waarom hoort de kamer daar niets meer over?

Huisartsen worden via verschillende kanalen geïnformeerd over militairen die de dienst verlaten. Als een militair de dienst verlaat, wordt (met toestemming van betrokken militair) per brief informatie uit het medische dossier overgedragen aan de nieuwe huisarts. Bij die brief wordt een brochure gevoegd die de huisarts informeert over de bijzondere positie van de gewezen militair. Deze brochure wordt thans herzien en zal naar verwachting eind dit jaar gereed zijn. In 2008 is verder in het kader van de nascholingsmogelijkheden voor huisartsen een editie van het tijdschrift «Bijblijven» gewijd aan veteranen. Hieraan hebben verschillende medewerkers van Defensie meegewerkt. Op dit moment wordt in samenwerking met de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) nog gewerkt aan een editie in de serie «Handreikingen» die de zorg en specifieke problematiek van militairen en gewezen militairen zal beschrijven. Een apart hoofdstuk in de brochure wordt gewijd aan het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV) en aan mogelijke klachten na uitzending waaronder post traumatische stress stoornissen (PTSS). Naar verwachting wordt deze editie volgend voorjaar voltooid.

108

Welke preventieve ondersteuning van de transitie van militair naar civiel wordt geboden bij dienstverlating? Wat zijn de resultaten?

Voorafgaand aan het verlaten van de dienst heeft elke militair een gesprek met zijn verantwoordelijk militaire arts. Gedurende deze zogenaamde uitkeuring wordt onder andere gecontroleerd of de medische risico’s en gezondheidsbelevenissen tijdens de diensttijd goed zijn gedocumenteerd. De arts adviseert de militair over mogelijkheden voor nazorg en eventuele aanspraken vanwege de medische situatie. Met instemming van de betrokken militair wordt gezorgd voor de overdracht van zijn medische dossier aan de huisarts en in voorkomend geval aan de nieuwe bedrijfsarts of aan de verzekeringsartsen van het UWV en ABP. Daarnaast houdt de commandant een exitgesprek met de militair. Militairen die de dienst verlaten, ontvangen de handleiding dienstverlating beroepsmilitairen.

In deze handleiding wordt ook aandacht besteed aan activiteiten voor veteranen. Het resultaat is dat de militair goed voorgelicht en ingelicht de dienst verlaat.

109

Wanneer zal de door de staatssecretaris toegezegde conferentie over het nieuwe, integrale veteranenbeleid plaatsvinden en wat is de opzet van deze conferentie?

De conferentie zal begin 2010 worden gehouden. De Kamer wordt in november geïnformeerd over de datum en het programma.

110

Uit welke onderdelen bestaat Joint ISTAR Commando (JISTARC)? Waarom wordt er een apart commando gevormd en wat zijn de gevolgen voor de verhouding met de MIVD. Is er geen sprake van concurrentie en verdubbeling? Hoe wordt dat eventueel ondervangen?

Het Joint ISTAR-commando (JISTARC) in oprichting gaat bestaan uit onderdelen die in operatiegebieden informatie verzamelen en verwerken. Het JISTARC zal acht subeenheden bevatten met in totaal 910 arbeidsplaatsen. De subeenheden zijn een staf, een doelopsporingsbatterij, een elektronische oorlogsvoeringscompagnie, twee verkenningseskadrons, een field humint eskadron, een inlichtingeneskadron en een aerial systems batterij (onder andere de Sperwer en het Recce Light systeem voor de F-16).

Het verschil tussen het bestaande ISTAR-bataljon en het te vormen JISTARC is de bundeling van capaciteiten voor de verwerving en verwerking van operationele inlichtingen die nu nog ten dele verspreid zijn in de operationele commando’s en de uitbreiding van door de Onderzoeksgroep Inlichtingen en Veiligheid Defensie (OIVD) geconstateerde personeelstekorten (Kamerstukken 30 800 X, nr. 106 van 2 juli 2007 en 31 200 X, nr. 18 van 18 oktober 2007). Het JISTARC gaat zowel maritieme, lucht- als landoperaties op inlichtingengebied ondersteunen en zal bestaan uit personeel van de operationele commando’s.

De inrichting van het JISTARC heeft geen gevolgen voor de verhouding met de MIVD. De samenwerking verloopt goed, de sensoren van de beide organisaties vullen elkaar aan en in het operatiegebied wordt geïntegreerd opgetreden.

111

Hoe omvangrijk is, respectievelijk was, in de afgelopen jaren de financiering door het Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg van het maatschappelijk werk voor veteranen van Stichting de Basis?

Het betreft een subsidie van een privaat fonds aan een private stichting waarmee Defensie geen bemoeienis heeft.

112 en 115

Wordt gezien de ervaringen met het onderhoud van de Bushmasters door het bedrijfsleven ingezet om continuering daarvan?

Wat wordt bedoeld met de zin: «Momenteel wordt de inbedding van de aangeschafte Bushmasters in het voertuigenbestand van Defensie onderzocht»? Kan dit ook leiden tot een geringere behoefte aan andere voertuigen?

Tijdens het wetgevingsoverleg van 12 november 2008 is meegedeeld dat het gepantserde patrouillevoertuig (Bushmaster) na de missie in Afghanistan deel zal gaan uitmaken van het reguliere voertuigbestand van Defensie (Kamerstuk 31 700 X, nr. 56, 3 december 2008). Gebleken is dat de krijgsmacht een structurele behoefte heeft aan een voertuig dat bescherming biedt tegen de dreiging van geïmproviseerde explosieven (Improvised Explosive Devices, IED’s). Met het oog op de bescherming van het personeel tijdens toekomstige missies wordt de inbedding van de Bushmaster bij Defensie momenteel onderzocht. Onderdeel van de studie is het onderhoud van de Bushmaster tijdens opleiding, training en operationele inzet. Hierbij wordt ook de uitbesteding van het onderhoud in beschouwing genomen. Daarnaast wordt onderzocht of de Bushmaster taken zal kunnen uitvoeren die momenteel door andere voertuigen worden verricht.

113 en 114

Wat kan de instroom van de Boxer betekenen voor de bescherming van defensiepersoneel tegen IED’s? Wanneer zal de Nederlandse krijgsmacht (wanneer zou worden besloten tot een volgende missie) kunnen beschikken over een relevant aantal Boxer-voertuigen?

Kunnen in de specificaties van de Boxer en andere aan te schaffen voertuigen nog wijzigingen worden aangebracht met het oog op het gevaar van «Improvised Explosive Devices» (IED’s)?

Het Groot Pantserwielvoertuig (Boxer) en andere nog aan te schaffen voertuigen bieden een basisbescherming tegen IED’s. Afhankelijk van het dreigingsniveau tijdens operationele inzet kan de Boxer, door bevestiging van zogenaamde add-on armour aan het voertuig, extra bescherming bieden tegen geïmproviseerde explosieven. Momenteel worden in samenwerking met Duitsland de mogelijkheden van deze extra bescherming aan het voertuig onderzocht. Er zijn nog geen resultaten bekend van deze studie.

Volgens de huidige planning zal Defensie vanaf april 2011 gebruik kunnen maken van de Boxer voor opleidings- en trainingsdoeleinden. Vervolgens zullen de eenheden worden uitgerust met dit pantserwielvoertuig. De invoering van de Boxer beslaat de periode tot 2016. Vanaf 2015 zullen de Boxers gereed zijn voor operationele inzet in missies.

115

Wat wordt bedoeld met de zin: «Momenteel wordt de inbedding van de aangeschafte Bushmasters in het voertuigenbestand van Defensie onderzocht»? Kan dit ook leiden tot een geringere behoefte aan andere voertuigen?

Zie het antwoord op vraag 112.

116

Is de levering van de zes nieuwe Chinooks zeker, of wordt deze aanschaf heroverwogen in het kader van bezuinigingen?

De levering van de zes Chinook helikopters is zeker. Naar verwachting wordt de eerste Chinook in het laatste kwartaal van 2010 opgeleverd. Na de levering van het eerste toestel volgt de levering van de overige vijf Chinooks binnen de contractueel vastgelegde periode van een half jaar. De nieuwe toestellen zijn nodig met het oog op de vergroting van de tactische luchttransportcapaciteit ter ondersteuning van expeditionaire optreden van de krijgsmacht.

117

Wanneer zullen naar verwachting de eerste kostenbesparende gevolgen van de invoering van SPEER worden gerealiseerd?

De eerste kostenbesparingen worden in 2010 bereikt door het uitzetten van de Geïntegreerde Verplichtingen-Kas en Kostenadministratie die is vervangen door Finad. Verder zijn vanaf 2010 de eerste personele opbrengsten in de begroting ingeboekt.

118 en 175

Kan de besteding van 50 miljoen voor vroegtijdige vervanging van materieel worden geconcretiseerd?

Wanneer in 2010 kan de Kamer de evaluatie van de inzet van de Van Geel-gelden betreffende de vervanging en slijtage van materieel in Afghanistan tegemoet zien? In welke mate zijn de gelden tot op heden aangewend?

De Van Geel-gelden zijn toegevoegd aan het investeringsbudget. De € 50 miljoen zijn voornamelijk aangewend voor de vervanging van voortijdig versleten voertuigen en kleinkaliberwapens. De Kamer wordt eind 2010 geïnformeerd over de evaluatie van de Van Geel-gelden.

119

Hoeveel vliegers voor Apache gevechtshelikopters zullen eind 2009, begin 2010 instromen?

Naar verwachting zullen acht vliegers eind 2009 en in de eerste helft van 2010 worden toegevoegd aan het personeelsbestand van Defensie.

120 en 174

In hoeverre wordt de behoefte aan extra geld voor de vroegtijdige vervanging van door inzet versleten materieel gedekt door het bedrag van € 50 miljoen dat in 2010 en 2011 aan de begroting wordt toegevoegd? Met andere woorden: hoeveel meer geld is nodig om in de werkelijke behoefte te voorzien?

Zijn de Bos- en Van Geelgelden, gezien de slijtageslag in Uruzgan en de grote hoeveelheid materieel die achtergelaten zal worden, wel voldoende? Herinnert u zich de toezegging dat de operatie in Uruzgan niet ten koste mag gaan van de operationele capaciteiten? Hoe voorkomt u dat de krijgsmacht zichzelf, als de slijtage- en vervangingskosten onverhoopt hoger uitvallen, alsnog «opeet»?

De Nederlandse bijdrage aan ISAF zal naar verwachting niet ten koste gaan van operationele capaciteiten. De Bos- en Van Geelgelden zijn in beginsel afdoende om onder andere de slijtage van materieel door de inzet in Afghanistan op te vangen. In het kader van de planning van de redeployment wordt onderzocht of, en zo ja, hoeveel en welk materieel achtergelaten of overgedragen zal worden. De Kamer wordt eind 2010 geïnformeerd over de evaluatie van de Van Geel-gelden.

121

Is er na instroming van de extra technici en vliegers voor de Apaches in 2010 genoeg gekwalificeerd personeel om aan de behoefte aan inzet van Apaches te voorzien?

Ja.

122 en 123

Waar zijn de verschillende Nederlandse Apache helikopters gestationeerd?

Hoeveel Apache helikopters worden slechts voor trainingsdoeleinden gebruikt? Waar zijn deze Apaches gestationeerd?

Defensie heeft 29 Apache helikopters, waarvan er 21 zijn gestationeerd op de vliegbasis Gilze-Rijen. Deze 21 helikopters kunnen worden gebruikt voor trainingsdoeleinden en inzet. Momenteel zijn vijf van de 21 toestellen in Afghanistan ten behoeve van de operatie ISAF. Acht helikopters zijn voor trainingsdoeleinden gestationeerd op Fort Hood in de Verenigde Staten.

124 en 125

Waar zijn alle Nederlandse Chinook helikopters gestationeerd?

Waar zullen de 6 nieuwe Chinook toestellen die in 2010 worden afgeleverd worden gestationeerd? Hoeveel hiervan zullen mogelijk voor trainingsdoeleinden in de VS worden gestationeerd? Zijn er in dat geval nog wel genoeg Chinook helikopters inzetbaar?

Momenteel zijn de elf Chinook helikopters van het Commando Luchtstrijdkrachten gestationeerd op de vliegbasis Gilze-Rijen. Naar verwachting worden drie nieuwe toestellen ook op deze vliegbasis gestationeerd en zullen drie toestellen voor trainingsdoeleinden in de Verenigde Staten komen te staan. Defensie heeft drie locaties van de Amerikaanse krijgsmacht op het oog en voor het einde van dit jaar zal een keuze worden gemaakt. Zowel de Chinooks in Nederland als die in de Verenigde Staten zullen operationeel inzetbaar zijn.

126

Biedt de CV-90 voldoende bescherming tegen bermbommen zoals in Afghanistan? Wat kan worden gezegd over de kwetsbaarheid van de CV-90 voor IED’s?

Het infanteriegevechtsvoertuig CV-90 biedt een betere bescherming en is daarmee minder kwetsbaar voor IED’s en mijnen dan zijn voorganger, het pantserrupsvoertuig YPR.

127

Hoeveel vlieguren gaat Nederland in 2010 afnemen bij het C-17 samenwerkingsproject tegen welke prijs? Als de investeringskosten van Nederland in het project zouden worden meegerekend van welke uurprijs is dan sprake?

Zijn de vlieguren van en naar de Hongaarse thuisbasis gratis? Wat zijn de uurprijzen thans op de internationale vervoersmarkt?

Het SAC C-17 initiatief is momenteel nog in ontwikkeling. Het aantal vlieguren wordt stapsgewijs uitgebreid. Eind 2011 zal de eenheid volledig operationeel zijn en kan Nederland aanspraak maken op 500 van 3500 vlieguren. Tot die tijd heeft Nederland recht op 15,8 procent van het beschikbare aantal vlieguren. De SAC C-17 Heavy Airlift Wingverwacht in 2010 2300 vlieguren te produceren. Met een aandeel van 15,8 procent heeft Nederland recht op 363 vlieguren. De exploitatiekosten bestaan uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel wordt vooral bepaald door personeelskosten en regulier onderhoud en het variabele deel heeft betrekking op het operationele gebruik van de C-17. De vlieguurprijs van de C-17 is voor 2009 vastgesteld op € 33 300. Het is niet mogelijk nu al de definitieve uurprijs in 2010 te bepalen aangezien het project nog in opbouw is en het niet vast staat hoeveel uren werkelijk zullen worden gevlogen. Ook is het mogelijk dat er nog nieuwe landen toetreden tot het project. De vlieguren van en naar de Hongaarse thuisbasis zijn niet gratis. De kosten bedragen in principe de normale vlieguurprijs, maar zullen lager uitvallen indien deze uren met een opdracht van een ander deelnemend land kunnen worden gecombineerd. Hiermee wordt in de planning al rekening gehouden. Het is niet mogelijk een volwaardige vergelijking te maken met vlieguurprijzen op de internationale markt. Deze prijzen kunnen sterk variëren, afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikte vliegtuigtypen en de termijn waarop inzet moet geschieden. Zoals vermeld in de brief van de staatssecretaris van Defensie van 22 december 2008 over dit onderwerp (Kamerstuk 31 700 X, nr. 72) zijn er momenteel geen westerse civiele vliegtuigtypen beschikbaar die voldoen aan de eisen voor operationeel gebruik van buitenprofiel strategisch luchttransport zoals de C-17. De meeste alternatieve transportvliegtuigen kunnen wegens operationele en technische beperkingen niet landen op de doorgaans korte, onverharde banen in inzetgebieden en zijn niet ’s nachts inzetbaar. Dit betekent dat bij dergelijk transport aanvullende kosten gemaakt moeten worden om de lading ter plaatse te krijgen en operaties kunnen worden belemmerd.

128

Valt al een uitkomst te melden van de onderhandelingen met de industrie over het leveren van de eerste zeven fregathelikopters in een versie waarmee kan worden getraind en opgeleid en waardoor de waltaken van de Lynx helikopter kunnen worden overgenomen?

Zoals gemeld in de brief van 30 september 2009 over dit onderwerp (Kamerstuk 25 928, nr. 36) hebben de gesprekken van de NATO Helicopter Management Agency (Nahema) met NHIndustries over de levering van de Nederlandse Nato Frigate Helicopters (NFH) in een Meaningful Operational Capable (MOC-)configuratie, geleid tot afspraken die zijn vastgelegd in de Agreement Letter NFH. Deze Agreement Letter is door Nahema en NHIndustries ondertekend. De afspraken zullen worden verwerkt in een aanpassing van het NH-90 contract. De planning die door Nahema en NHIndustries zijn overeengekomen betreft de levering van zeven NFH in een tijdelijke configuratie (NFH MOC). De eerste NFH MOC wordt eind 2009 voor acceptatie aangeboden. De overige NFH MOC’s zullen tot midden 2011 voor acceptatie worden aangeboden. NHIndustries verwacht in het derde kwartaal van 2011 de achtste helikopter in de Full Operational Capable (FOC-)configuratie te kunnen aanbieden.

129 en 192

Wat is het bedrag dat in totaal is gereserveerd voor de JSF-testtoestellen? Hoeveel hiervan is uitgegeven in 2008, in 2009 en zal in 2011 en verder worden uitgegeven?

In de begroting staat dat er minder dan 100 miljoen euro wordt uitgegeven in 2010 aan het Project Vervanging F-16, waar wordt dat bedrag aan besteed?

Abusievelijk zijn zowel in de tabel op pagina 80 van de begroting van Defensie als op pagina 19 van het Materieelprojectenoverzicht voor de voortgezette verwervingsvoorbereiding en productie van het project Vervanging F-16 de verwachte uitgaven voor 2010 aangeduid als kleiner dan € 100 miljoen. De juiste aanduiding is € 100 tot 250 miljoen. Zoals op pagina 24 van de begroting is gemeld is in 2010 voor het project Vervanging F-16 een bedrag van € 183,7 miljoen gereserveerd. Dit bedrag betreft de jaarlijkse bijdrage aan de JSF-ontwikkeling in het System Development and Demonstration programma, inclusief de Nederlandse projecten (zie de tabel op pagina 79 van de begroting). Als onderdeel van de voortgezette verwervingsvoorbereiding en productie behoren tot dat bedrag ook de financiële verplichtingen en reserveringen voor de testtoestellen en de bijdrage voor de productie, instandhouding en doorontwikkeling volgens het Production, Sustainment and Follow-On Development MoU. Zie voor meer informatie de jaarrapportage voor het project Vervanging F-16 over 2008, die de Kamer op 27 maart jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 159) heeft ontvangen.

Het totaal gereserveerde investeringsbudget voor de beide testtoestellen met bijbehorende middelen en inclusief de bijdrage van € 18,8 miljoen voor IOT&E-deelneming, bedraagt € 274,6 miljoen (prijspeil 2007). Dit is in de brief van 29 februari 2008 gemeld (Kamerstuk 26 488, nr. 65). Op 29 februari 2008 is de Kamer ook commercieel vertrouwelijk (kenmerk DMO/DB/2008001692) geïnformeerd over de prijs van de testtoestellen. Na de voltooiing van de onderhandelingen van de LRIP-3 productieserie, waar het eerste Nederlandse testtoestel deel van uitmaakt, is de Kamer met de brief van 17 april 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 171) geïnformeerd over de prijs van het eerste F-35 testtoestel. De geraamde prijs van het tweede Nederlandse testtoestel uit de LRIP-4 productieserie is nog commercieel vertrouwelijk. Voor de productie van onderdelen met een lange levertijd (long lead items) voor het eerste Nederlandse testtoestel uit de LRIP-3 productieserie zijn in 2009 de eerste betalingen verricht. Tot op heden gaat het om € 4,8 miljoen. De verdere reserveringen voor de testtoestellen zijn commercieel vertrouwelijk vanwege de prijs van het tweede testtoestel.

130

Welke consequenties heeft de beperking van het oefenprogramma voor Defensie in het algemeen en (de niet uitgezonden) militairen in het bijzonder?

Zie het antwoord op vraag 56.

131

Aan hoeveel strategische luchttransportcapaciteit heeft de Nederlandse krijgsmacht bijvoorbeeld in 2009 en 2010 behoefte om in de totale behoefte aan transport naar onder meer Afghanistan te voldoen? Hoeveel van deze luchttransportcapaciteit wordt geleverd door de Oekraïne? Hoeveel van deze luchttransportcapaciteit wordt thans geleverd door Rusland?

De behoefte aan strategisch luchttransport voor Afghanistan bedroeg in 2009 in totaal 240 retourvluchten. Deze vluchten werden uitgevoerd met de eigen transportcapaciteit van de krijgsmacht en door middel van civiele inhuur. Een deel van de civiele inhuur wordt verzorgd door Russische en Oekraïense private ondernemingen. In 2009 werden 72 retourvluchten uitgevoerd met een IL-76 transportvliegtuig van een Russische onderneming. Twaalf retourvluchten werden uitgevoerd met een Antonov AN-124 transportvliegtuig. Deze vluchten werden deels door een Russische en deels door een Oekraïense onderneming verzorgd. Voor 2010 wordt rekening gehouden met een behoefte aan meer vluchten als gevolg van de redeployment.

132

Gesteld wordt dat in aanvulling op de bezuinigings- en herschikkingsmaatregelen een aantal studies verricht worden naar de mogelijkheden voor additionele opbrengsten die kunnen worden aangewend om eventuele tegenvallers in het pakket maatregelen te kunnen opvangen en de financiële druk op het investeringsplan te verlichten. Moet daaruit geconcludeerd worden dat er momenteel onvoldoende ruimte is tegenvallers op te vangen?

Nee. De defensiebegroting kent geen gereserveerde budgetten voor het opvangen van tegenvallers. Als zich tegenvallers voordoen, worden aanvullende maatregelen uitgewerkt om ze binnen het beschikbare budget op te vangen. De genoemde studies kunnen daaraan bijdragen.

133

Hoeveel wordt er in 2010, respectievelijk de komende jaren, bezuinigd op het budget voor werving en selectie?

Er wordt vanaf 2011 € 2,7 miljoen bezuinigd op het structurele budget voor werving en selectie.

134

Binnen welke termijn komt er duidelijkheid over de studies naar mogelijkheden voor additionele opbrengsten? Zal de Kamer hierover worden geïnformeerd?

De studies zullen in de periode november 2009 tot en met januari 2010 worden voltooid. De resultaten van de studies kunnen worden gebruikt bij de voorbereiding van de begroting 2011.

135

Welk bedrag is voor het komende jaar begroot voor commercials en advertenties in de media in het kader van werving? Ligt hieraan een plan ten grondslag?

Zoals in het antwoord op vraag 133 is gemeld is er in 2010 € 24,3 miljoen beschikbaar voor de activiteiten op het gebied van werving en selectie bij het Dienstencentrum Personeelsvoorziening. Daarvan is € 14,6 miljoen specifiek beschikbaar voor uitingen in de media.

Om de aanstellingsopdracht kwalitatief, kwantitatief en tijdig te realiseren zijn voor de vier operationele commando’s specifieke activiteiten opgenomen in de wervingsplannen.

136

Kan, per open dag en per krijgsmachtonderdeel, worden aangegeven welke kosten zijn gemoeid met de betreffende open dag en hoeveel men per jaar denk te kunnen besparen door te nemen maatregel(en)?

De besparing op de open dagen wordt begroot op gemiddeld € 1,7 miljoen per jaar. De feitelijke besparing verschilt ieder jaar omdat bij toerbeurt elk jaar twee operationele commando’s een open dag organiseren en de kosten per open dag verschillen. De begrote kosten voor een jaarlijkse open dag zijn voor het CLAS € 1,85 miljoen, voor het CLSK € 2 miljoen, voor het CZSK € 0,59 miljoen en voor het CKmar € 70 000. Op deze bedragen wordt de besparing van gemiddeld € 1,7 miljoen op jaarbasis ingehouden. Het CKmar zal onveranderd blijven deelnemen aan de open dagen van de andere operationele commando’s.

137

Kan worden gespecificeerd hoeveel naar voorgenomen wordt bespaard door te korten op de militaire muziek?

Deze maatregel leidt stapsgewijs tot een structurele besparing van € 2,5 miljoen per jaar vanaf 2013. Dit wordt gerealiseerd de ondersteuning van de muziekkorpsen op een locatie onder te brengen, waardoor deze kan worden gereduceerd. Daarnaast wordt de exploitatie versoberd.

138

Op welke wijze zal worden gekort op Defensie topsport? Welk bedrag wordt beoogd hiermee te besparen?

De huidige Defensie Topsportselectie (DTS) zal worden verkleind tot zes sporters en één coördinator. Deze reductie zal zoveel mogelijk worden behaald door bestaande contracten niet te verlengen. Deze verkleining zal in overleg en door natuurlijk verloop worden gerealiseerd en zal vanaf 2015 leiden tot een structurele bezuiniging van ruim € 1 miljoen.

139

Kunt u specificeren welk bedrag er wordt uitgegeven aan therapie(en) in ontwenningsklinieken voor leden van de Defensie topsportselectie? Wordt een dergelijk bedrag in dezelfde verhouding besteed aan overige personeelsleden van Defensie die ook deze therapie dienen te volgen? Zo nee, waarom niet?

Als defensiemedewerkers op medische indicatie therapieën in ontwenningsklinieken volgen, worden de kosten hiervan gedragen door de zorgverzekering. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen medewerkers van de Defensie Topsport Selectie en andere medewerkers.

140

Wordt op termijn gestopt met het Defensie topsportbeleid?

Nee, Defensie is niet voornemens te stoppen met het topsportbeleid. Wel zal in het kader van het Olympisch Plan van het kabinet samenwerking worden gezocht met andere departementen.

141

Waarom wordt bezuinigd op activiteiten die bevorderlijk zijn voor het maatschappelijk draagvlak voor Defensie, zoals de open dagen, de militaire muziek, de Defensie topsport, de militaire musea en de ondersteuning van de 5-mei viering in Wageningen? Schuilt hier niet het gevaar in dat de operationele capaciteiten die nu nog overeind kunnen worden gehouden, straks nog meer de dupe zijn van nog grotere bezuinigingen?

Terecht wordt opgemerkt dat moet worden gewerkt aan draagvlak. Het is echter onvermijdelijk dat bij bezuinigingen op Defensie moeilijke keuzes moeten worden gemaakt.

Door te bezuinigen en versoberen op gebieden die niet direct raken aan de operationele capaciteiten, zoals militaire muziek en militaire musea, kan worden voorkomen dat het ambitieniveau wordt aangetast. De activiteiten worden weliswaar versoberd, maar zeker niet beëindigd.

142

Kunt garanderen dat de taakstellingen op het Commando Diensten Centra (CDC) en de Defensie Materieel Organisatie (DMO) niet op enigerlei wijze ten koste gaan van de operationele capaciteiten?

De door DMO en CDC voorgestelde maatregelen zullen geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor de gereedstelling en de inzet van operationele capaciteiten.

143

In hoeverre is het verder snijden in de operationele staven nog verantwoord, na de zeer omvangrijke reductie van de staven in de afgelopen jaren?

Defensie stelt in het geval van bezuinigingen of financiële tekorten alles in het werk om de operationele capaciteit zoveel mogelijk te ontzien. Daarom worden alleen de staven van de operationele commando’s (en van de andere defensieonderdelen) betrokken bij deze bezuiniging en niet de uitvoerende delen. Defensie acht dit mogelijk en verantwoord.

144

Zal door de afstoting van de twee Fokker F-50 toestellen nog meer civiele inhuur van luchttransport plaatsvinden? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de beoogde besparing?

Zie het antwoord op vraag 51.

145

Wordt bij de besparingen van de apparaatskosten van DMO ook serieus gekeken naar het outsourcen van bepaalde activiteiten?

Ja. Bij de realisatie van de maatregelen wordt sourcingserieus in beschouwing genomen. Dit kan leiden tot in – en outsourcing besluiten. Zie voor een toelichting op het sourcingbeleid het antwoord op vraag 176.

146

Hoeveel functies omvat de bezuiniging op internationale samenwerking?

Het internationale functiebestand wordt in 2010 met twaalf functies gereduceerd. In 2011 zullen 25 functies komen te vervallen.

147, 148 en 149

Wordt het bedrag van €10 miljoen dat gemoeid was met het structurele budget voor Network Enabling Capabilities (NEC)-behoeftes volledig ondergebracht bij individuele projecten met NEC-onderdelen? Is het een herschikking of bezuiniging?

Zal het vervallen van een vaste reservering voor NEC geen afbreuk doen aan de kennis en ontwikkeling daarvan? Wat zegt deze bezuiniging over het belang dat wordt gehecht aan NEC?

Kunt u nader ingaan op de budgetten van, en de inhoudelijke implementatie van, het verder uitwerken van het streven van Defensie werk te maken van de NEC van de krijgsmacht?

Het budget voor Network Enabled Capabilities (NEC) betrof een pakket maatregelen om enkele grote operationele problemen op het gebied van interoperabiliteit versneld op te lossen. Door de NEC investeringen onder te brengen in het reguliere proces worden deze behoeften afgewogen tegen andere investeringsbehoeften en worden ingepast in de begroting. Hierbij geldt dat de NEC-ambitie uit Wereldwijd Dienstbaar onveranderd van kracht blijft. Door het gereserveerde budget voor NEC-intensiveringen te laten vervallen en de NEC investeringen onder te brengen in het reguliere verwervingsproces bezuinigt Defensie feitelijk op haar investeringsbudget.

150

Kunt u nader specificeren welke bedragen er (naar verwachting) gemoeid zijn met de afstoting van twee Fokker F-50 toestellen en de verkleining van de Brigade Krijgsmacht en Operationele Ondersteuning (KMOO) afzonderlijk?

Zie het antwoord op vraag 51.

151

Wat is op dit moment de stand van zaken voor wat betreft de afstoting van de Fokker F-60 toestellen? Welke kosten, te betalen aan Fokker, zijn er maandelijks gemoeid met het onderhoud van de F-60 toestellen? Binnen welke termijn wordt verwacht de verkoop van de F-60 toestellen te kunnen realiseren?

Momenteel wordt met een potentiële koper serieuze gesprekken gevoerd over overname van de vier overtollige Fokker-60 vliegtuigen. Wanneer principe overeenstemming is bereikt, zal de Kamer worden geïnformeerd. Hierbij zullen de financiële gegevens over de verkoop in een commercieel vertrouwelijke brief worden aangeboden. Momenteel is met het onderhoud van de vier overtollige toestellen een bedrag van € 31 600 (exclusief BTW) per maand gemoeid.

152

Kan worden gegarandeerd dat de bezuiniging op R&D bij TNO en NLR niet ten koste zal gaan van de toekomstige operationele inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht?

Zie het antwoord op vraag 61.

153

Waarom is er voor gekozen te korten op de kennisinstituten TNO en NLR? Welke R&D projecten zullen hierdoor geen doorgang vinden?

Zie het antwoord op vraag 61.

154

Waarom is er voor gekozen pas in 2011 te beginnen met Internationale Militaire Samenwerking, die jaarlijks (vanaf 2011) 5 miljoen euro moet opleveren?

Een eerste bezuiniging op internationale samenwerking van € 2 miljoen wordt reeds in 2010 behaald. Verdere bezuinigingen zullen meer tijd vergen. Dit houdt verband met het te voeren internationale overleg over onder andere MoU’s en de keuze om, in het kader van goed werkgeverschap, het betrokken personeel zoveel mogelijk de reguliere plaatsingstermijn te laten afmaken.

155

In hoeverre is de korting op het oefenbudget voor de jaren 2010–2014 tijdelijk?

Zie het antwoord op vraag 56.

156

Klopt het dat door de gereedstellingsproblemen van de afgelopen jaren bij eenheden die niet voor uitzending naar Urzugan aangewezen waren, als gevolg van de operatie in Uruzgan, achterstanden ontstaan zijn in de geoefendheid van militairen? Is er daardoor niet juist meer geld nodig voor opleiding en training? Hoe verhoudt zich de korting op het oefenbudget tot deze problematiek?

Sinds het begin van ISAF wordt prioriteit gegeven aan de gereedstelling van de eenheden die worden ingezet. Dit heeft een negatieve invloed op het opleidings- en trainingsprogramma van de overige eenheden. Bij diverse opleidingen is de capaciteit niet op korte termijn te vergroten. Daarom kunnen de achterstanden in operationele gereedheid vaak niet snel worden opgelost door een budgetverhoging.

Zie het antwoord op vraag 56 voor een toelichting op de korting op het oefenbudget.

157

Hoe en hoe vaak zijn de Fokker-50 transportvliegtuigen de afgelopen jaren ingezet? Waarom kiest de minister voor het afstoten van deze transportcapaciteit?

Zie het antwoord op vraag 51.

158 en 161

Welk deel van de investeringen van het project defensiebrede vervanging wielvoertuigen wordt uitgesteld? Waarom dat deel? Is uitstel versobering? Lopen de overige delen geen vertraging op? Is nog steeds sprake van een integraal project? Is de verwervingsstrategie inmiddels vastgesteld?

Hoeveel minder geld wordt in 2010 geïnvesteerd in het project defensiebrede vervanging wielvoertuigen? Wat zijn de operationele consequenties daarvan?

Momenteel is voorzien dat € 3 miljoen van het budget zal worden verschoven van 2010 naar latere jaren. Doordat het project «Defensiebrede vervanging wielvoertuigen» nog in de gecombineerde voorstudie en studiefase (B/C-fase) is, zijn de verschuivingen in het budget geen versoberingen, hebben deze geen vertragingen tot gevolg en ook geen gevolgen voor de operationele inzet. Bovendien is nog steeds sprake van een integraal project en blijft het totale budget gehandhaafd. De verwervingstrategie wordt binnenkort vastgesteld bij de afronding van de B/C-fase van het project.

159

Wat omvat de versobering van het oefenprogramma nog meer, behalve oefeningen dichterbij de kazerne brengen? Kan hier gedetailleerd op worden ingegaan?

Zie het antwoord op vraag 56.

160

Hoeveel minder geld wordt in 2010 geïnvesteerd in het project mortieropsporingssradar? Wat zijn de operationele consequenties daarvan?

Het project «Vervanging Mortieropsporingsradar» is nog in voorbereiding (A-fase). In 2010 zullen de investeringen licht stijgen. Met de voorziene investeringen is een bedrag gemoeid tussen de € 50 tot 100 miljoen, dit was aanvankelijk € 100 tot 250 miljoen. Met het budget wordt de huidige mortieropsporingsradar nog steeds vervangen en wordt de nieuwe radar gekoppeld aan de bestaande Command and Control infrastructuur.

161

Hoeveel minder geld wordt in 2010 geïnvesteerd in het project defensiebrede vervanging wielvoertuigen? Wat zijn de operationele consequenties daarvan?

Zie het antwoord op vraag 158.

162

Hoeveel minder geld wordt in 2010 geïnvesteerd in beschermingspakketten van de CV-90? Wat zijn de operationele consequenties daarvan?

Zie het antwoord op de vraag 5.

163

Hoeveel geld wordt in 2010 bezuinigd door het laten vervallen van de diepwatercomponent binnen het project herintroductie mijnenveegcapaciteit? Wat zijn de operationele consequenties daarvan?

Het budget van het project «Herintroductie mijnenveegcapaciteit» is verlaagd van € 113,3 miljoen naar € 94,3 miljoen. Pas na 2010 zal worden bezuinigd. De bezuiniging heeft tot gevolg dat de diepwatercomponent, die wordt gebruikt in water dieper dan 50 meter en voor het akoestisch en magnetisch nabootsen van schepen groter dan 160 meter, komt te vervallen. De ondiepwatercomponent van de mijnenveegcapaciteit zal daarom zowel voor nauwe wateren worden gebruikt als voor open zee. Deze ondiepwatercomponent (veegtuig en slepend vaartuig) is fysiek kleiner en heeft minder brandstof nodig, maar kan korter onafgebroken worden ingezet dan de diepwatercomponent.

164

Hoeveel geld wordt bezuinigd door de inkrimping van het project Apache helikopters zelfbescherming voor het detecteren van vijandelijk luchtafweer? Wat zijn de operationele consequenties daarvan?

Met de verlaging van het budget van het project «AH-64D zelfbescherming» is een bedrag gemoeid van € 25 miljoen.

Door een vertraging in de technische ontwikkeling in de Verenigde Staten zijn nog niet alle onderdelen van het voorziene zelfbeschermingsysteem beschikbaar voor Defensie. De mogelijkheden voor de ontwikkeling van een zelfbeschermingsysteem worden momenteel onderzocht. Hierdoor zijn de gevolgen voor de operationele inzet nog niet bekend.

165

Valt de bezuiniging op het project Combat Identification geheel samen met de vertraging die is opgetreden?

Ja.

166, 167 en 191

Hoeveel wordt bezuinigd door het laten vervallen van fase drie van het project F-16 lucht-grond bewapening (waarin niet letale precisiebewapening zou worden ontwikkeld)? Wat zijn de operationele consequenties daarvan?

Waarom is er voor gekozen om fase drie van het project F-16 lucht-grond bewapening weg te bezuinigen? Betekent dit dat de ontwikkeling van minder dodelijke bewapening wegvalt?

Welke gevolgen heeft het besluit de Fase drie van het project F-16 lucht-grondbewapening te laten vervallen voor het project opvolging F-16 en de resterende levensduur en operationele inzetbaarheid van de F-16’s?

In het kader de verbetering van de operationele inzetbaarheid van de F-16 is het project F-16 verbetering lucht-grond bewapening opgezet. Het project zou in drie afzonderlijke fases worden uitgevoerd. Fase I richt zich op verwerving en verdere invoering van precisiegeleide wapens. Fase II richt zich op verwerving van precisiewapens die over een grote afstand kunnen worden ingezet. Fase III zou zich richten op de verwerving van niet-letale bewapening. Op dit moment zijn er geen relevante operationele en technologische bruikbare ontwikkelingen met betrekking tot niet-letale bewapening die toepasbaar zijn voor de F-16 en de opvolger van de F-16.

Het is de verwachting dat daarin ook op korte termijn geen verandering komt. Daarom is besloten het budget van € 10 miljoen anders aan te wenden. Het laten vervallen van fase III lucht-grond bewapening heeft geen operationele gevolgen voor de F-16 en de opvolger F-16. Defensie blijft de technische ontwikkelingen ten aanzien van niet-letale bewapening voor de F-16 en de opvolger van de F-16 op de voet volgen.

168

Kan nader ingegaan worden op de taakstelling van het kabinet ten aanzien van het niet invullen van vacatures? Wat gaat dit betekenen voor Defensie?

Het aandeel in de rijksbrede taakstelling om vacatures niet te vullen is bij Defensie net als de andere kabinetsmaatregelen financieel verwerkt in de beschikbare budgetten. Defensie heeft diverse maatregelen genomen om binnen het nieuwe budgettaire kader te blijven. Deze maatregel wordt structureel met name opgevangen door de reductie omvang organisatie (staven) bestuursstaf en defensieonderdelen en in de jaren 2012 en 2013 door het geleidelijker vullen van vacatures in de defensieorganisatie. Zie het antwoord op vraag 78 en verder voor meer informatie over de gevolgen hiervan voor Defensie.

169

Zijn de loon- en prijsbijstelling voor 2009 volledig toegekend?

De loon- en prijsbijstelling voor 2009 is bij de Voorjaarsnota vastgesteld en volledig toegekend.

170

In hoeverre is de krijgsmacht in staat om in 2010 invulling te geven aan het ambitieniveau in het hoge geweldsspectrum, op brigadeniveau, voor de duur van een jaar? Moet uit het feit dat de landstrijdkrachten in Afghanistan die op een lager niveau dan dat van brigade worden ingezet, tegen grenzen aanlopen, worden geconcludeerd worden dat dit deel van het ambitieniveau slechts op papier haalbaar is?

Zie het antwoord op vraag 39.

171

Kan Defensie het ambitieniveau nog wel volledig waarmaken na alle bezuinigingen en reducties van de afgelopen jaren, en wat hier nog eens overheen komt?

Zie het antwoord op vraag 39.

172

Van welke aflopende mandaten voor Nederlandse bijdragen aan internationale missies wordt verlenging voorzien? Welke internationale missies zullen mogelijk bij of na verlenging van het mandaat (opnieuw) een beroep doen op Nederland?

Voor internationale missies hanteert de regering de mandaten en looptijden die met de Kamer zijn overeengekomen. Zij zal de Kamer op de gebruikelijke wijze informeren over overwegingen tot verlenging van een missie.

173

Wat is uw visie op het feit dat de EU Battle Group (EUBG) en de NATO Response Force (NRF) niet of zeer beperkt ingezet worden, terwijl de noodzaak van snelle interventiemachten om burgers in conflictgebieden te beschermen onverminderd groot is? Verwacht u een inzet van de EUBG en de NRF in de nabije toekomst en wat is uw inzet binnen de internationale discussie over deze mogelijke inzet?

In de brief van 2 juni jl. over de bijeenkomst van Navo-ministers van Defensie in Brussel (Kamerstuk 28 676, nr. 85) bent u geïnformeerd over het standpunt ten aanzien van de voorstellen van SACEUR om de vulling en de inzetmogelijkheden van de NATO Response Force (NRF) te verbeteren. Daarbij is de verwachting uitgesproken dat het hanteren van een generieke missieset de inzetmogelijkheden van de NRF zal verruimen en dat verruiming van de criteria voor common funding de terughoudendheid van landen ten aanzien daarvan zal verminderen.

In de brief van 21 september jl. over de bijeenkomst van de EU-ministers in Götenburg (Kamerstuk 321 23 X, nr. 2) is gemeld dat namens Nederland de flexibiliteit en inzetbaarheid van de EU Battlegroups verder zal worden besproken, met dien verstande dat het oorspronkelijke concept, Rapid Response, leidend blijft.

Het doel van deze discussie moet zijn de Battlegroups te gaan inzetten, bijvoorbeeld in de initiële fase van een EU-operatie, indien de situatie in het inzetgebied snelle reactie zou vereisen. In dit kader krijgt ook het idee om de Battlegroups te gebruiken als strategische reserve voor een EU-operatie steun. Het op voorhand bestemmen van Battlegroups voor de opvulling van tekorten in de normale Force Generation van EU-operaties wordt niet gesteund. Dit kan namelijk leiden tot terughoudendheid van landen bij het aanbieden van troepen voor EU-operaties terwijl de druk op de Battlegroup-landen wordt opgevoerd.

Er zijn op dit moment geen plannen voor de inzet van de EUBG en de NRF.

174

Zijn de Bos- en Van Geelgelden, gezien de slijtageslag in Uruzgan en de grote hoeveelheid materieel die achtergelaten zal worden, wel voldoende? Herinnert u zich de toezegging dat de operatie in Uruzgan niet ten koste mag gaan van de operationele capaciteiten? Hoe voorkomt u dat de krijgsmacht zichzelf, als de slijtage- en vervangingskosten onverhoopt hoger uitvallen, alsnog «opeet»?

Zie het antwoord op vraag 120.

175

Wanneer in 2010 kan de Kamer de evaluatie van de inzet van de Van Geel-gelden betreffende de vervanging en slijtage van materieel in Afghanistan tegemoet zien? In welke mate zijn de gelden tot op heden aangewend?

Zie het antwoord op vraag 118.

176

Zijn de twee genoemde sourcingtoetsen (Paresto en Diensten Centrum Human Resources) limitatief of worden vergelijkbare toetsen op andere terreinen uitgevoerd?

De twee genoemde sourcingtoetsen zijn niet limitatief. Defensie voert sinds 2008 het beleid dat bij voorgenomen investeringen of dienstverleningsopdrachten boven de € 25 miljoen en bij de door de beleidsverantwoordelijken aangewezen diensten een sourcingtoets wordt uitgevoerd.

Voor investeringen of dienstverleningsopdrachten lager dan € 25 miljoen kan door de beleidsverantwoordelijke een opdracht worden gegeven een dergelijke toets uit te voeren. Momenteel worden onder andere bij de beleidsterreinen ICT, vastgoed en werving en selectie sourcingtoetsen uitgevoerd.

177

Wat is de reden dat de Uitgaven operaties in 2010 met 25% dalen?

Het budget voor operaties in 2009 is bij de 1e suppletoire wet 2009 verhoogd met € 51 miljoen, als gevolg van de verhoogde raming voor ISAF Stage III. Het budget voor 2010 is verhoogd met € 1 miljoen (het budget op beleidsartikel was respectievelijk in € 326,1 miljoen in 2009 en € 322,5 miljoen in 2010). Daarnaast worden in de begroting alleen de kosten opgenomen voor de duur van het mandaat. Indien bijdragen aan (af) lopende missies gedurende een begrotingsjaar worden verlengd of nieuwe missies worden uitgevoerd, worden deze alsnog in de begroting verwerkt.

178

Wat is de verklaring voor het verschil wanneer volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (Webmagazine, 23 september 2009 Afnemend belang defensie-uitgaven http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/overheid-politiek/publicati es/artikelen/archief/2009/2009–2892-wm.htm) in 2008 voor 428 miljoen euro werd uitgegeven aan de inzet van de krijgsmacht in het buitenland, terwijl op pagina 40 van de begroting onder «totaal uitgaven» aan operaties 328 023 000 euro staat?

Het verschil van € 100 miljoen wordt in het artikel zelf verklaard. Het gaat hier om de contributie aan de Verenigde Naties. Deze contributie wordt niet op de defensiebegroting verantwoord.

179

In de begroting van 2009 werden onder artikel 20 «ISAF uitgaven» voorzien van 270 miljoen euro per jaar voor elk jaar van 2008 tot 2010 (pagina 35 defensiebegroting 2009)

In de begroting van 2010 staan op p 40 onder hetzelfde artikel de volgende cijfers:

2008: 285 600 000

2009: 329 000 000

2010: 188 000 000 plus 90 000 000 (voor redeployment)

Wat is de oorzaak van de verhoging? Waaraan werden de extra middelen uitgegeven? Welk deel van het bedrag wordt aan contractanten uitgegeven? Hoeveel contractanten zijn er in Afghanistan dienst genomen door de regering en in welke functies?

De totale raming van ISAF Stage III, vanaf het begin van augustus 2006 tot het eind in augustus 2010, is met € 76 miljoen verhoogd van € 1 235 naar € 1 311 miljoen (inclusief € 115 miljoen voor de redeployment). U bent hierover geïnformeerd in de 1e suppletoire wet 2009. Van deze € 76 miljoen is in 2008 reeds € 9 miljoen gerealiseerd.

De raming voor 2009 is met € 59 miljoen verhoogd van € 270 miljoen naar € 329 miljoen en de raming 2010 is met € 8 miljoen euro verhoogd van € 180 miljoen euro naar € 188 miljoen euro. De verhogingen in 2009 en 2010 worden mede veroorzaakt door personele uitgaven die verband houden met de hogere personele aantallen in het missiegebied, zoals uitzendtoelages, voeding en pensioenpremies. Daarnaast stijgen de transportuitgaven, omdat vanuit operationele overwegingen meer gebruik wordt gemaakt van luchttransport. Ten slotte stijgen de uitgaven voor inhuur als gevolg van de inhuur van lucht-grondwaarnemingscapaciteit.

In het missiegebied is personeel ingehuurd voor de beveiliging van de buitenring om de bases (290 personen en € 1,4 miljoen per jaar) en zijn tolken ingehuurd (46 personen, € 0,6 miljoen per jaar).

180

Hoeveel kosten is het Commando Zeestrijdkrachten kwijt aan het fregat met boordhelikopter als stationsschip in de Nederlandse Antillen en Aruba, het bevoorradingsschip met boordhelikopter in het Caribisch gebied, het ondersteuningsvoertuig CARIB en de marinierscompagnieën Nederlandse Antillen en Aruba?

Sinds midden 2009 is de marinierscompagnie op Curaçao afgelost door een compagnie van het CLAS. De kosten van beide compagnieën zijn verwerkt in de tabel inclusief de kosten van de rotatie van de infanteriecompagnie van het CLAS. De directe kosten van het stationsschip zijn de kosten zoals die gemaakt zullen worden in 2010. Deze zijn variabel, want afhankelijk van het aantal en het type schepen waarmee de taak van stationsschip wordt uitgevoerd.

OnderdeelKosten in 2010
Stationsschip incl. boordhelikopter€ 12 501 101
Ondersteuningsvaartuig€ 1 390 591
Infanteriecompagnieën€ 8 713 741

181

Kan er een nadere specificatie worden gemaakt van de bijdrage van de volgende onderdelen: Air Manoeuvre Brigade, Gemechaniseerde Brigades 13, 43 Mechbrig, Operationeel Ondersteuningscommando Land en Explosievenopruimingsdienst van de Landmacht in de totale operationele en opleidingskosten, met een duidelijk overzicht van de kostenposten personeel en materieel?

De indeling van de defensiebegroting is niet gericht op een specificatie van de kosten per eenheid. De totale operationele en opleidingskosten van de ondersteunende eenheden zijn verweven in de diverse beleidsartikelen van de defensiebegroting. Hierdoor kan het gevraagde overzicht van de kostenposten voor personeel en materieel niet worden gegeven.

182

Wat zijn de voorwaarden waaronder Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) eenheden worden uitgezonden naar het buitenland? Zijn deze voorwaarden gelijk aan die van andere krijgsmachtonderdelen? Zo nee, hoe wijken ze af?

Voor alle krijgsmachtdelen gelden in beginsel dezelfde arbeidsvoorwaarden bij uitzending naar een missiegebied. Wel hanteren de EU, de Navo en de VN verschillende regelingen voor missies. Deze gelden dan voor alle krijgsmachtdelen. Voor de inzet van de marechaussee in landen die niet als missiegebied worden aangemerkt, gelden specifieke regelingen.

183 en 185

Staan er vacatures open voor deelname aan politietrainingsmissies in het buitenland bij CKmar?

Hoeveel manschappen zijn er in totaal van CKmar beschikbaar voor internationale crisis- en humanitaire operaties? Hoe is dit opgedeeld per verband en/of taak?

De Koninklijke marechaussee beschikt over een capaciteit van 153 personen voor de inzet in internationale missies, waaronder crisisbeheersings- en humanitaire operaties. Deze capaciteit is, afhankelijk van de voor de missies gevraagde kennis en ervaring, beschikbaar vanuit de gehele marechaussee. Er zijn momenteel geen vacatures voor politietrainingsmissies.

184

Wat is de verdeling naar taakveld (zie 2e tabel) voor 2009?

Hieronder is de verdeling naar taakveld voor 2009 weergegeven, conform de tabel op pagina 66 van de begroting voor 2010.

Taakveld2009
Bedragen x 1 000 euro316 692
Beveiliging68 786
Handhaving Vreemdelingenwetgeving148 497
Politietaken Defensie29 741
Politietaken Burgerluchtvaartterreinen22 152
Assistentie, Samenwerking & Bijstand8 462
Civiele vredes- en internationale taken39 055

185

Hoeveel manschappen zijn er in totaal van CKmar beschikbaar voor internationale crisis- en humanitaire operaties? Hoe is dit opgedeeld per verband en/of taak?

Zie het antwoord op vraag 183.

186

Waarom wordt genoegen genomen met voldoende bescherming? Ligt het bij vragen van leven en dood niet voor de hand steeds de beste bescherming aan het personeel te geven?

Het personeel wordt voorzien van de best mogelijke bescherming. Het is echter niet mogelijk alle risico’s met bescherming weg te nemen.

187

Kan het begrip geïntegreerde contractvorm worden verduidelijkt?

Bij het gebruik van geïntegreerde contractvormen worden in de verschillende contractfasen werkzaamheden uitbesteed aan één private partij. Een voorbeeld hiervan is een contract waarbij zowel de aankoop als het onderhoud geheel of gedeeltelijk wordt uitbesteed aan één partij. Ook een contract in het kader van publiek-private samenwerking waarbij het ontwerp, de bouw, de financiering, het onderhoud en de exploitatie aan één partij worden uitbesteed, wordt beschouwd als geïntegreerd contract.

188

Aan welk wapensysteem wordt deze sensorcapaciteit, «Maritime Tactical Ballistic Missile Defence» (MTBMD) gekoppeld? Gaat dit systeem deel uitmaken van een grootschaliger antiraketsysteem, zoals voorzien in de Amerikaanse plannen die als alternatief voor het systeem in Polen en Tsjechië worden voorgesteld door het Pentagon? Zijn er contacten met de Amerikaanse ontwerpers van deze alternatieven? Worden daarbij de opties aangedragen die in het rapport van het Amerikaanse Congres over de Amerikaanse raketverdediging in Europa zijn besproken? Zo ja, welke rol spelen de Nederlandse antiraketsystemen daarin? (Options for Deploying Missile Defenses in Europe February 2009, The Congress of the United States / Congressional Budget Office)

De sensorcapaciteit is aangeboden aan het Navo Active Layered Theatre Ballistic Missile Defence (ALTBMD)-programma, dat ten doel heeft te voorzien in een systeem ter bescherming van expeditionair ontplooide Navo-troepen tegen tactische ballistische raketten. De sensorcapaciteit wordt niet direct aan een wapensysteem gekoppeld, maar levert informatie aan het raketverdedigingssysteem als geheel. De Navo bestudeert momenteel de haalbaarheid van geïntegreerde territoriale verdediging van het gehele Navo-grondgebied tegen ballistische raketten. Nederland neemt deel aan deze studie, waarvan de uitkomst nog geenszins vaststaat.

Nederland levert zijn bijdragen aan raketverdediging in Navo-verband. Het genoemde Amerikaanse nationale rapport beschouwt alternatieven voor de territoriale raketverdediging van het Navo-grondgebied met behulp van uitsluitend Amerikaanse systemen. Noch de Nederlandse systemen (het Patriot lucht- en raketafweersysteem en de nog te verwerven maritieme sensorcapaciteit) noch die van andere Navo-landen spelen in deze analyses een rol.

189

Wanneer zal de aanschaf van een derde DC-10 worden gerealiseerd?

Naar verwachting zal de derde DC-10 in de eerste helft van 2010 worden opgeleverd, waarna het toestel operationeel inzetbaar is.

190

Kan nader ingegaan worden op de versobering van het budget voor de uitbreiding en versterking van de Chinooks?

De maatregel houdt in dat in geval van stationering van drie Chinooks in de Verenigde Staten er geen invoerrechten betaald hoeven worden.

191

Welke gevolgen heeft het besluit de Fase drie van het project F-16 lucht-grondbewapening te laten vervallen voor het project opvolging F-16 en de resterende levensduur en operationele inzetbaarheid van de F-16’s?

Zie het antwoord op de vraag 166.

192

In de begroting staat dat er minder dan 100 miljoen euro wordt uitgegeven in 2010 aan het Project Vervanging F-16, waar wordt dat bedrag aan besteed?

Zie het antwoord op vraag 129.

193

Worden de Cougar helikopters betrokken bij de aanvullende studies die de Defensie verricht naar bezuinigingsmogelijkheden? Wordt overwogen af te zien van de «Midlife Update», en over te gaan tot typereductie in het helikopterbestand?

Het project Cougar midlife update is onderdeel van de studie Rationalisatie helikopter capaciteit. Doel van deze studie, die naar verwachting eind 2009 wordt voltooid, is een effectieve en doelmatige indeling van de transporthelikoptervloot. De reductie van het aantal helikoptertypes kan hierbij worden betrokken. Afhankelijk van de resultaten van de studie zal worden besloten of de midlife update van de Cougar noodzakelijk is om de operationele inzet tot het einde van de levensduur te garanderen.

194

Wordt deze vuurleiding (Patriot vervanging COMPATRIOT) gekoppeld aan een of meerdere Amerikaanse antiraket-systemen? Zo ja, welke? Zijn er over zo een koppeling contacten geweest met de Amerikaanse ontwerpers?

Het Patriot wapensysteem is bedoeld om te worden ingezet in nationaal en internationaal samenwerkingsverband waarbij voor de informatie-uitwisseling gestandaardiseerde Navo-dataprotocollen worden gehanteerd. Daarvoor is overleg met ontwerpers van systemen van derden niet nodig. Via de dataprotocollen is de data-uitwisseling met andere (internationale) lucht- en raketverdedigingssystemen mogelijk. Er zijn geen contacten geweest met de Amerikaanse ontwerpers over een directe koppeling aan Amerikaanse antiraketsystemen.

195

Kan een overzicht worden gegeven van de nauwe samenwerking tussen overheid en industrie bij het instandhouden van materieel?

Defensie zal in toenemende mate met de industrie moeten samenwerken bij de instandhouding van materieel. Een intensievere rol voor de Nederlandse defensiegerelateerde industrie tijdens de exploitatiefase is hierbij mogelijk. Steeds vaker worden nieuwe samenwerkingsvormen tussen overheid en civiele partijen gebruikt zoals publiek-private samenwerking en performance based logistics. Momenteel worden de mogelijkheden van deze laatste samenwerkingsvorm onderzocht. Op de langere termijn kan hierbij worden gedacht aan samenwerking waarbij de marktpartijen de beschikbaarheid van een wapensysteem garanderen tegen een vaste prijs. Op korte termijn zal het wellicht mogelijk zijn om de industrie zorg te laten dragen voor de tijdige beschikbaarheid van reservedelen. Voorbeelden hiervan zijn de jaarbeurten voor de Fennek, die gedeeltelijk door Dutch Defense Vehicle Systems zullen worden uitgevoerd, en het onderhoud aan de wissellaadsystemen in Nederland door de firma Scania. Hierbij wordt het onderhoud in Nederland door de firma Scania uitgevoerd. Het onderhoud in de missiegebieden wordt gedaan door militairen die door Scania worden opgeleid tot monteur.

Ook als Defensie besluit het onderhoud om strategische redenen gedeeltelijk te laten uitvoeren door het Instandhoudingbedrijf Landsystemen, het Marinebedrijf en het Logistiek Centrum Woensdrecht, is ondersteuning van de industrie mogelijk en gedeeltelijk ook noodzakelijk.

196

Waarom is er nog geen norm voor de Leverbetrouwbaarheid van onderhoud en modificaties? Zijn de operationele eenheden tevreden over de geleverde prestaties?

De dienstverleningsovereenkomsten tussen de DMO en de operationele eenheden vormen een leidraad voor de prestaties op het terrein van de leverbetrouwbaarheid van onderhoud en modificaties. De operationele eenheden volgen de maandelijkse ontwikkelingen op basis van prestatiegegevens. De belangen van operationele eenheden wegen het zwaarst en problemen worden in goed overleg opgelost.

Over een aantal maanden zal de norm voor de Leverbetrouwbaarheid van onderhoud en modificaties worden bepaald. De ervaringen met de voorlopig gedefinieerde prestatie-indicator (PI) zullen hierbij worden betrokken. De PI is een maat voor de periode waarin de overeengekomen werkzaamheden door de operationele eenheden worden uitgevoerd. Gebleken is dat voorzien onderhoud en onvoorzien onderhoud vaak gelijktijdig moeten worden uitgevoerd. Dit kan aanleiding zijn de norm te verfijnen. Daarnaast beslaat de onderhoudsperiode van een hoofdwapensysteem zes tot twaalf maanden. Daarom zal de norm betrekking moeten hebben op een periode van een aantal maanden en niet op één maand zoals aanvankelijk was voorzien.

197

Zijn de vooruitzichten op verkoop van materieel nog wel gunstig in verband met de economische crisis? In hoeverre is dit een risico, nu de defensiebegroting voor een deel drijft op verkoopopbrengsten?

Ten gevolge van de economische crisis zijn de omstandigheden voor de verkoop van «zwaar» materieel van de Koninklijke landmacht inderdaad niet ideaal. Daarnaast kent het verwervingstraject voor potentiële kopers de nodige vertragingen. De gevolgen van de economische crisis hebben mogelijk wel een gunstig effect op de verkoop van tweedehands defensiematerieel. De ontvangsten uit de verkoop van materieel in de periode 2010 tot en met 2014 zijn geraamd op ongeveer € 800 miljoen. Op grond van gesloten contracten wordt ongeveer € 625 miljoen aan termijnbetalingen verwacht.

198

Wat is de huidige waarde van een gebruikte Nederlandse YPR-765 pantserrupsvoertuig, Leopard 2A6 tank, Pantserhouwitzer en Fennek wielvoertuig op de internationale defensie-materieel markt?

Om commerciële redenen wordt over de waarde van deze voertuigen geen informatie verstrekt. Over verkoop van wapensystemen wordt de Kamer op grond van de motie-Van den Doel c.s. van 17 december 1996 (Kamerstuk 22 054, nr. 24) geïnformeerd. Financiële gegevens worden de Kamer in een commercieel vertrouwelijke brief aangeboden.

199

Er worden 126 M109 A2/90 houwitsers afgestoten, onderaan dezelfde pagina wordt de afstoot van nog eens 26 panterhouwitsers genoemd; welk type houwitsers zijn dit en waarom wordt het type niet vermeld?

Het gaat om de Pantserhouwitser PzH2000. Over de afstoting van de Pantserhouwitser PzH2000 bent u ook geïnformeerd door middel van het Materieelprojectenoverzicht (18 september 2009, Kamerstuk 32 123 X, nr. 3).

200

Wanneer worden de twee Fokker F-50 vliegtuigen daadwerkelijk afgestoten, aangezien ze momenteel nog steeds in gebruik zijn voor passagiersvervoer?

Zie het antwoord op vraag 51.

201

Ziet u mogelijkheden om het Financieel Dienstencentrum in Kerkrade ten aanzien van het betalingsverkeer taken te laten verrichten voor andere departementen?

Defensie is druk doende het eigen financieel beheer op orde te brengen. Het betaalproces is hier onderdeel van. Het Financieel Dienstencentrum, dat het betaalproces voor Defensie uitvoert, is onlangs gereorganiseerd en in Eygelshoven gevestigd. Dit dienstencentrum helpt het financieel beheer en de interne bedrijfsvoering Defensie op orde te brengen en op die taak is het gedimensioneerd. Het verrichten van taken voor andere departementen is vooralsnog niet aan de orde.

202

Wat is, in het licht van de universitaire accreditatie, de output van de onderzoekstak van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) ? Hoe verhoudt zich dit tot civiele inkoop/inhuur van onderzoek? Waarom wordt dit helemaal niet gekwantificeerd?

Het door de NLDA verrichte onderzoek heeft als doel de opleidingen te dienen en ligt daarmee in het verlengde van de studierichtingen die in de Faculteit Militaire Wetenschappen bestaan. Daarnaast voorziet het NLDA in een deel van de kennisbehoefte van Defensie. Thans is ongeveer 30 procent van de tijd van onderzoekers voor wetenschappelijk onderzoek beschikbaar. De onderzoeksbehoeften waarin de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) niet kan voorzien, komen voor civiele inkoop of inhuur in aanmerking. De output is niet nader gekwantificeerd, aangezien sprake is van lumpsum financiering. Door middel van de herijking van de kennisportfolio Defensie wordt nagegaan welke expertisegebieden (mede) bij de NLDA kunnen worden belegd. De belangrijkste externe kennisinstituten van Defensie zijn tot dusverre TNO, het NLR en het MARIN. Met hen wordt overleg gevoerd over de herijking van deze kennisportfolio.

203

Kan een overzicht gegeven worden van onderzoeksprojecten die op dit moment bij NLDA lopen? In hoeverre maakt Defensie gebruik van de onderzoekscapaciteit van NLDA?

In de tabel hieronder treft u een totaaloverzicht aan van de lopende onderzoeksprojecten van de FMW van de NLDA voor 2010. Defensie heeft een strategische kennisagenda waarop de onderzoekscapaciteit van de NLDA mede wordt afgestemd. Voorbeelden van defensieonderzoeken waaraan de NLDA een bijdrage levert, zijn: uitvoering van het R&D programma van DMO, onderzoek naar de communicatie met het thuisfront, onderzoek naar gender en diversiteit binnen Defensie en onderzoek op het gebied van inlichtingen en veiligheid.

Onderzoeksprogramma’s Faculteit Militaire Wetenschappen 2010Aantal Projecten
Cluster Krijgswetenschappen 
Nederlands Militaire Geschiedenis2
Stabilisatie & Reconstructie8
Militair Recht7
Dynamiek van het Realiseren van Vrede7
 24
Cluster Militaire Bedrijfswetenschappen 
Legitimiteit, Samenstelling en Prestaties van Militaire Organisaties11
Sociale dynamiek van expeditionair organiseren5
Ethisch-filosofische reflecties op militaire praktijken6
Allianties2
Ondersteuning van Militaire Systemen & Technologie3
 27
Cluster Militaire Systemen & Technologie 
Prestaties van Militaire Platform Systemen4
Onderhoud van Militaire Platform Systemen3
Innovatie in Militaire Engineering2
Situationeel Inzicht en Optimale Inzet12
Militaire Navigatie Technologie5
 26
Totaal77

204

Waarom is het projectvolume van de Herbelegging Frederikkazerne verhoogd? Zijn er geen inkomsten uit het afstoten van de Alexanderkazerne? Hoe is de verhouding tussen kosten en baten bij dit project?

Het projectvolume van het project Herbelegging Frederikkazerne ligt nu tussen de € 150 en € 200 miljoen. Het budget is voornamelijk gewijzigd doordat bij een nadere uitwerking van het project de behoefte aan infrastructurele aanpassingen op de Frederikkazerne nauwkeuriger in beeld is gebracht. Daarbij is de renovatie van enkele gebouwen op de Frederikkazerne onderdeel van dit project geworden. Deze renovatie staat los van maatregelen die samenhangen met de overdracht van de Alexanderkazerne.

Defensie heeft voor de overdracht van de Alexanderkazerne een bedrag van € 104 miljoen ontvangen van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

205

Is het investeringbudget voor het project SPEER voldoende transparant? Zijn de personele kosten meegenomen in het verhoogde investeringbudget van 268 miljoen?

Met de halfjaarlijkse rapportages over de voortgang van SPEER, waarvan de Kamer op 12 oktober de meest recente heeft ontvangen (Kamerstuk 31 460, nr. 8), wordt inzicht geboden in de budgetten voor het project SPEER, waaronder het investeringsbudget. Dit investeringsbudget behelst alleen de personele kosten die verbonden zijn aan het uitbestede werk van het programma.

206

Hoe zijn de extra servers en het extra infrastructuurplatform meegenomen in het investeringbudget voor SPEER? Wat zijn de kosten voor deze extra servers en het extra infrastructuurplatform?

SPEER maakt gebruik van de aanwezige ICT-infrastructuur van Defensie. Het investeringsbudget van SPEER voorziet in voorkomend geval alleen in de budgetten voor de initiële hardware die hoort bij een nieuwe functionaliteit.

207

Worden in 2010 nieuwe verhogingen van het investeringbudget van SPEER voorzien? Met welke bedragen dienen we dan rekening te houden? Zijn er vooruitlopend op de in 2010 op te maken tussenbalans nu al extra kosten en/of naar beneden bijgestelde doelstellingen voorzien? Welke?

Nee, het programma SPEER verloopt in 2010 binnen de vastgestelde kaders van product, tijd en geld. Zie hiervoor de rapportage over de voortgang van het programma SPEER van 12 oktober jl. (Kamerstuk 31 460, nr. 8).

208

Hoe is de taakverdeling voor buitenlandse activiteiten tussen Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en MIVD? Hoe wordt die taakverdeling gecontroleerd en geëvalueerd?

Het uitgangspunt voor de taakverdeling voor buitenlandse activiteiten is dat de MIVD zich in beginsel richt op de militaire aspecten en de AIVD op de civiele aspecten. In goed overleg streven de diensten ernaar de taak doelmatig en doeltreffend uit te voeren. Indien er met betrekking tot een gebied maar één dienst activiteiten ontplooit, zal deze uiteraard aandacht besteden aan beide aspecten. Door de goede samenwerking tussen de diensten verloopt dit proces goed. Het aanwijzingsbesluit buitenland voor de inlichtingendiensten wordt vastgesteld door de minister-president. In dat aanwijzingsbesluit worden voor de zogenoemde buitenlandtaak van de diensten de onderzoeksonderwerpen toegewezen aan één of beide diensten.

De diensten rapporteren periodiek over de werkverdeling en voortgang van de uitvoering van de taak aan het Comité Verenigde Inlichtingendiensten Nederland (CVIN). Twee maal per jaar rapporteren de diensten rechtstreeks aan de minister-president over de voortgang van de uitvoering van de taak.

Het aanwijzingsbesluit buitenland wordt jaarlijks geëvalueerd en zo nodig aangepast. Naast de diensten en de ministeries van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn daarbij ook de ministeries van Algemene Zaken en Buitenlandse Zaken betrokken. Voorts kunnen bijzondere omstandigheden ertoe nopen dat het aanwijzingsbesluit tussentijds wordt aangepast. Voorts is de commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVD) is belast met het toezicht (achteraf) op de rechtmatigheid van het handelen van de beide diensten.

209

Waarom staat het Nationaal Comité Herdenkingen Capitulaties 1945 Wageningen nog genoemd als subsidieontvanger in 2010 a 25 000 euro?

Evenals in 2009 ondersteunt Defensie in 2010 het Nationaal Comité Herdenkingen Capitulaties 1945 Wageningen. Zie ook de beantwoording van de Kamervragen over de 5 mei herdenking in Wageningen die u op 23 oktober jl. is aangeboden.

210

Kan er een specificatie worden gemaakt van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO en de milieu-uitgaven?

De Nederlandse bijdrage aan de Navo bij niet-beleidsartikel Algemeen zijn onder te verdelen in:

OmschrijvingBedragen (x € 1000)
AWACS investeringen (waaronder modernisering cockpit)7 448
AWACS exploitatie10 605
NL bijdrage aan Navo Infra projecten24 500
NL bijdrage aan Militaire begroting Navo20 714
Diverse overige bijdragen13 357

De milieu-uitgaven bij niet-beleidsartikel Algemeen zijn onder te verdelen in:

OmschrijvingBedragen (x € 1000)
Nieuwbouw windturbinepark Coevorden3 100
Ondersteuning door de DVD op het gebied van ruimte, milieu en vastgoed4 100
Membraanbioreacttoren nieuwbouwschepen518
Onderzoek windmolens en defensieradar300
Diverse kleinere onderzoeken en projecten3 001

211

Op basis van welke argumenten en visie op de toekomst van Defensie is besloten om zo fors te bezuinigen op R&D, in aanvulling op de eerdere bezuiniging op de TNO-doelfinanciering in 2003? In hoeverre past dit in de strategische kennisagenda van Defensie, de innovatieagenda van het kabinet, de Lissabon-agenda van de EU en de uitvoering van de Hampton Court richtlijn uit 2005 om meer te besteden aan onderzoek en technologie op defensiegebied?

Zie het antwoord op vraag 61.

212

Klopt het dat Nederland in de «Commitment to Development Index» van het landenrapport van het «Center for Global Development» hoog scoort, omdat zo weinig uitgeven wordt aan defensiegerelateerde R&D? Klopt het dat maar 2% van de overheidsuitgaven voor onderzoek en ontwikkeling naar Defensie ging in 2007?

Acht u het verantwoord om bij zulke lage uitgaven nog verder te bezuinigen op Defensie R&D?

Jaarlijks stelt het Center for Global Development de Commitment to Development Index op. Deze index voor 2009 plaatst 22 rijke landen in een rangorde op basis van scores op zeven verschillende beleidsterreinen (hulp, handel, investeringen, migratie, milieu, veiligheid en technologie). De gewogen totaalscore is een maat voor de hulp die landen bieden aan arme landen bij de opbouw van voorspoed, goed bestuur en veiligheid. Nederland heeft op de index van 2009 een derde plaats behaald. Zweden en Denemarken bezetten de eerste en tweede plaats. Het is echter niet waar dat Nederland hoog scoort op deze index omdat het zo weinig uitgeeft aan defensiegerelateerde R&D. De hoge score van Nederland op deze index wordt voornamelijk veroorzaakt door hoge scores op de beleidsgebieden «hulp», «handel», «investeringen» en «milieu».

In de publicatie «Het Nederlandse Wetenschapssysteem, institutioneel overzicht 2008» geeft het ministerie van OCW een overzicht van de R&D uitgaven per departement. Uit dit overzicht blijkt dat 2 procent van de overheidsuitgaven aan R&D voor rekening van Defensie komt. Uit dit overzicht blijkt ook dat meer dan 83 procent van de R&D uitgaven voor rekening van de ministeries OCW en EZ komt. Deze ministeries zijn verantwoordelijk voor respectievelijk de wetenschappelijke infrastructuur in Nederland en R&D stimuleringsmaatregelen voor het Nederlandse bedrijfsleven.

213

Hoe passen de bezuinigingen op R&D in een toekomstvisie op de krijgsmacht, die in toenemende mate te kampen zal krijgen met personeelstekorten en daardoor meer afhankelijk wordt van technologie? Loopt u nu vooruit op de uitkomsten van de Verkenningen?

Zie het antwoord op vraag 61.

214

Kan nog gesproken worden over een serieuze toepassing van het Small Business Innovation Research (SBIR) indien in 2010 slechts 200 000 euro beschikbaar kan worden gesteld?

215, 236 en 237

Op welke wijze zou meer gebruik kunnen worden gemaakt van de onderzoekscapaciteiten van het Nederlandse bedrijfsleven?

Welke omstandigheden belemmeren de beoogde ruime toepassing van het SBIR?

Welke concrete SBIR projecten staan op stapel?

Het beleidinstrument Small Business Innovation Research (SBIR) wordt overheidsbreed beproefd via pilotprojecten. Het ministerie van EZ stelt hiervoor budgetten aan deelnemende departementen ter beschikking. De deelnemende departementen, waaronder Defensie, maken daarnaast zelf aanvullende budgetten vrij voor de SBIR-ilots. Defensie heeft hiervoor in de periode 2008–2013 ongeveer € 1,7 miljoen extra gereserveerd. SBIR is specifiek gericht op het Midden en Klein Bedrijf (MKB). Het MKB heeft nog relatief weinig ervaring met defensiespecifiek onderzoek en technologieontwikkeling. Daarom kost het enige tijd om de juiste niches te identificeren waarin het MKB iets kan betekenen voor Defensie. Er worden echter vorderingen gemaakt. Zo is voor het thema «maritiem optreden in zwaar weer» het tenderproces doorlopen. Verschillende ondernemingen hebben geparticipeerd in de haalbaarheidsstudies. Inmiddels heeft Defensie bepaald welke voorstellen worden doorontwikkeld tot technology demonstrators.

Defensie zal op korte termijn het tenderproces voor MKB-projecten beginnen voor het thema «veilig landoptreden». Defensie hanteert een opendeur benadering en nodigt het Nederlandse bedrijfsleven uit met innovatieve voorstellen te komen voor de oplossing van defensiegerelateerde problemen. Dit beleid betreft, naast de toepassing van het instrumentarium voor nationale technologieprojecten en de initiatieven op het gebied van SBIR, de Defensie Innovatie Competitie en het Innovation Game die op pagina 161 van de begroting van Defensie nader worden toegelicht. Ook zal naar verwachting de innovatiebox, als onderdeel van het belastingplan 2010, een bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van de innovatiekracht van bedrijven die defensiegerelateerde producten ontwikkelen.

216

Om hoeveel middelen gaat het waarom gevraagd wordt voor de uitvoering van het verbeterplan financieel beheer en het project professionaliseren materieelbeheer? Kan nader ingegaan worden op de «druk» die dit zet «op de begroting en de schaarse capaciteit voor Defensie voor de komende jaren»?

De onderstaande tabel geeft een meerjarig overzicht van het budget voor het project «Beter verbeteren». Jaarlijks wordt geëvalueerd of de beschikbare middelen toereikend zijn. In 2010 en 2011 heeft de projectorganisatie een omvang van ongeveer 60 vte’n. Vanaf 2012 wordt de omvang van de projectorganisatie verminderd.

Beter verbeteren20102011201220132014
Budget in € miljoen6,67,97,25,35,0

Zoals uiteengezet in de Beleidsagenda van de Memorie van Toelichting moet Defensie bezuinigingsmaatregelen nemen en herschikkingen doorvoeren om de begroting op orde te krijgen. Tegen die achtergrond veroorzaakt de noodzaak budget beschikbaar te stellen voor het project «Beter verbeteren» extra druk op de begroting. Het antwoord op vraag 217 gaat in op de schaarse personele capaciteit.

217

Wat wordt bedoeld met de bewering dat er een zorgvuldige afweging zal worden gemaakt tussen de toedeling van de schaars beschikbare capaciteit en de bestaande risico’s bij het financieel- en materieelbeheer? Hoe groot is de schaarste aan capaciteit, en waar elders in de organisatie is deze ook benodigd?

Zowel in het financiële als het materiële werkveld is er een tekort aan gekwalificeerd personeel. Op dit moment wordt veel energie gestoken in opleidingen voor medewerkers. Verder is besloten dat militairen in deze functiegebieden zo nodig langer dan de gebruikelijke drie jaar een bepaalde functie kunnen vervullen alvorens te rouleren.

Het vullingspercentage in het financiële werkveld bedraagt op dit moment 90 en in het materiële functiegebied 87.

Er is in het bijzonder gebrek aan personeel dat deskundig is op de gebieden van de inrichting van de kaders van financieel en materieel beheer, de aanpassing van regelgeving en de uitwerking van verbeteringsmaatregelen tot concrete activiteiten. Aan dit personeel is behoefte bij alle defensieonderdelen, te weten de vier operationele commando’s, de DMO, het CDC en de Bestuursstaf. Bij de toedeling van deze schaarse categorie personeel aan de verschillende delen van de organisatie is het daarom noodzakelijk een afweging te maken van de risico’s die bij het financiële en materieelbeheer aan de orde zijn.

218

Kan nader ingegaan worden op de versobering van de projecten op het gebied van ontspanningsmogelijkheden en een sociaalveilige werk- en leefomgeving, waarvoor in het kader van Staal extra financiën waren gereserveerd? Welke maatregelen betreft het en hoeveel wordt hiermee bespaard?

In het kader van herschikkingen zijn de maatregelen voortkomend uit de aanbevelingen van de commissie taal versoberd. Het betreft maatregelen op het gebied van commandantenfondsen, de exploitatiebudgetten voor de stafbureaus leiderschap en de exploitatiebudgetten ten behoeve van de uitbreiding van sportfaciliteiten. Ook de infrastructuurprojecten worden versoberd. Daarnaast wordt de helft van het budget voor de uitbreiding van de Centrale Organisatie Integriteit Defensie niet meer vanuit het budget sociaal veilige werk- en leefomgeving bekostigd. Over de financiering hiervan wordt overleg gevoerd. In totaal leveren de besparingen in 2011 en 2012 een bedrag van € 8 miljoen op. Vanaf 2013 en verder loopt dit op naar € 10 miljoen op jaarbasis.

219

Gesteld wordt dat het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) naar verwachting over twee jaar gevuld zal zijn. Hoe verhoudt zich dit tot de gelden die op blz. 29 van de begroting in 2013 (€20 miljoen) en 2014 (€2 miljoen) gereserveerd zijn voor het geleidelijk vervullen van vacatures? In hoeverre wijkt het streven van het CLSK af van andere krijgsmachtdelen?

Het Commando luchtstrijdkrachten volgt evenals de andere defensieonderdelen een planmatige vullingslijn. Deze lijn voorziet in een geleidelijke personele vulling tot 98 procent in 2014.

Om budgettaire redenen (middensommen) vult de defensieorganisatie niet tot 100 procent. De in de vraag genoemde bedragen zijn niet bedoeld voor het geleidelijk vullen van vacatures maar worden onttrokken aan de vrijval op het budget personele exploitatie, als bijdrage aan de oplossing van de totale budgettaire problematiek bij Defensie.

220

Vindt de neerwaartse bijstelling van de personele ontvangsten alleen plaats bij het CLSK? Zo ja, waarom? Wat houdt de neerwaartse bijstelling concreet in?

Nee, deze bijstelling is ook aan de orde bij de andere defensieonderdelen. Als onderdeel van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2009 wordt de eigen bijdrage verlaagd van het personeel waarvoor Defensie in huisvesting voorziet.

221

Waarop zijn de ramingsbijstelling van het energieverbruik, de aanpassing aan de energieprijzen en de ophoging van het brandstofbudget gebaseerd? Dalen de prijzen niet juist vanwege de economische crisis?

De ramingen voor het energie- en brandstofverbruik berusten op de verwachte activiteiten van Defensie. Verder wordt gebruik gemaakt van de Macro-Economische Verkenningen van het Centraal Planbureau en van de resultaten van contractonderhandelingen met commerciële partijen. Er wordt geen structurele daling van de prijzen als gevolg van de economische crisis voorzien.

222

Waarop is de harde stelling gebaseerd dat de taakstellende verhoging voor de verkoop van defensiematerieel wordt gerealiseerd?

Het materieel, zoals de F-16 gevechtsvliegtuigen, is gedeeltelijk al verkocht. Hoewel de marktomstandigheden voor de verkoop van «zwaar» landmachtmaterieel niet gemakkelijk zijn, zal de relatief goede kwaliteit van de Leopard 2A6 tanks en van de Pantserhouwitsers (PzH2000) de verkoopmogelijkheden van dit materieel ten goede komen.

223

Wat is de verklaring voor het forse verschil bij de post herijking salarissen, toelagen en overige personele uitgaven, jaar 2010 € 23,6 miljoen en jaar 2011 € 31,9 miljoen?

De formatie van CDC is de afgelopen jaren toegenomen omdat er vanuit andere delen van de defensieorganisatie eenheden bij CDC zijn geplaatst. De benodigde budgetten voor personeel zijn op grond hiervan herijkt. Het genoemde verschil tussen 2010 en 2011 wordt veroorzaakt door het verschil in de omvang van de geplande formatiewijzigingen in die jaren.

224

Waarom wordt de dubbele IV-beheerslast Exploitatie voorbereiding SAP en aanpassing centrale IV apart begroot en niet ondergebracht bij de project(en) waarvoor ze nodig zijn?

Het budget dubbele IV-beheerslast exploitatie wordt aangewend voor het beheer van bestaande applicaties die geleidelijk door SAP worden vervangen en uiteindelijk komen te vervallen. Omdat het geen SAP-applicaties betreft, wordt het budget niet bij het Programma SPEER ondergebracht.

Het budget Exploitatievoorbereiding ERP is bestemd voor financiering van de producten en diensten die de Bedrijfsgroep IVENT van het Commando Dienstencentra levert aan het Programma SPEER. Het betreft een exploitatiebudget en is om die reden niet ondergebracht bij het investeringsbudget voor het Programma SPEER.

225

Welke internationale functies zijn er ondergebracht bij het Commando Diensten Centra?

Alle internationale functies van de defensieonderdelen zijn sinds dit jaar om administratieve redenen ondergebracht bij het CDC. Naast de attachés gaat het hierbij voornamelijk om militaire functies bij multilaterale instellingen zoals de EU, de Navo en de VN.

226

Wanneer zal het RIVM-onderzoek voltooid zijn en aan de Kamer verstuurd worden met betrekking tot de VN resolutie A/C.1/63/L.26: Effects of the use of armaments and ammunitions containing depleted uranium (waarin de lidstaten worden opgeroepen al hun wetenschappelijke informatie en onderzoeken over te dragen aan de VN zodat de Algemene Vergadering in 2010 een beslissing kan nemen over een mogelijke moratorium op verarmd uranium)?

Zoals gesteld in antwoord op vragen van de vaste commissie voor Defensie van 23 juni 2009 (Kamerstuk 31 700 X, nr. 121) heeft het onderzoek van het RIVM vertraging opgelopen en zal het niet, zoals eerder toegezegd, in 2009 aan de Kamer kunnen worden aangeboden. De verwachting is dat het onderzoek in de tweede helft van 2010 wordt voltooid. Het is niet duidelijk of het onderzoek voor aanvang van de Algemene Vergadering van de VN in 2010 gereed is.

227

Waaruit bestaan de hogere kosten aan sociale zorg (8 363 000 in 2010 tegenover 6 638 000 miljoen euro in 2009)?

Door de introductie van het Zorgloket en de uitbreiding van het aantal casemanagers en zorgcoördinatoren bij het ABP is de bekendheid met en de toepassing van de voorzieningenregeling voor oorlogs- en dienstslachtoffers vergroot en wordt een groter beroep op deze regeling gedaan.

228

Kunt u de hogere kosten aan invaliditeitspensioenen (+10 076 000 miljoen euro) verklaren? Betekent dit dat er meer militair invaliditeitspensioenen (MIP) zijn toegekend en uitgekeerd?

Er is geen sprake van een stijging van de invaliditeitspensioenen met ruim € 10 miljoen. Wel zijn, anders dan vorig jaar, de voor 2010 begrote arbeidsongeschiktheidspensioenen in het overzicht op pagina 154 meegenomen.

Het begrote bedrag voor uitsluitend de aan oorlogs- en dienstslachtoffers toegekende militaire invaliditeitspensioenen bedraagt voor 2010 € 74,325 miljoen en is ten opzichte van het in de begroting 2009 opgenomen bedrag van € 73,735 miljoen slechts marginaal toegenomen.

229

Zijn de vergoedingen voor de bijdragen van Defensie aan de handhaving van de nationale veiligheid kostendekkend? Zo nee, op welke punten moet Defensie bijpassen?

Zie het antwoord op vraag 43.

230

Bij welke van de uitgaven voor de derde hoofdtaak staan inkomsten vanuit andere departementen?

Zie het antwoord op vraag 43.

231

Welke kosten zijn begroot voor het onderhoud van de Groene Draeck? Waarom wordt dit onderhoud door het Marinebedrijf uitgevoerd en niet op normale wijze op de markt gezet, gezien de te beperkte capaciteit van dit bedrijf, zoals verwoord in het Materieelprojectenoverzicht (MPO) op bladzijde 26?

Voor de standaard onderhoudstaken aan de Groene Draeck is jaarlijks een bedrag begroot van € 47 000. Met het groot onderhoud is een bedrag van € 326 000 gemoeid. De kosten voor onderhoud worden met ingang van 2010 begroot en verantwoord als onderdeel van artikel 2 van de begroting I (De Koning).

Het onderhoud wordt om een aantal redenen uitgevoerd door het Marinebedrijf.

Ten eerste voert het Marinebedrijf vanaf de bouw het onderhoud aan het schip uit. Ten tweede ligt de uitvoering van het onderhoud van het schip door het Marinebedrijf voor de hand vanwege de daar aanwezige kennis en ervaring.

Ten slotte verdient het om veiligheidsredenen de voorkeur het onderhoud aan de Groene Draeck te laten uitvoeren door defensiepersoneel op een bewaakt defensieterrein. Voor de uitvoering van het onderhoud aan de Groene Draeck wordt een beperkt aantal specifieke productgroepen van het Marinebedrijf ingeschakeld. Het werkpakket past in het capaciteitsbeslag van deze groepen.

232

Waarom kost de uitwerking van de Defensie Industrie Strategie (DIS) zoveel tijd?

Zie het antwoord op vraag 66.

233

Waarom wordt de deelname aan de JSF niet als industriegerelateerd project beschreven?

De in de begroting genoemde Launching Customer projecten betreffen recente voorstellen van de industrie. Zie voor meer informatie over de relatie tussen JSF en de Nederlandse defensiegerelateerde industrie het antwoord op vraag 68.

234

Wat is de status van de overige 72 door de industrie aangedragen voorstellen?

Defensie heeft de voorstellen van de industrie beoordeeld. Deze beoordeling heeft geleid tot een selectie van kansrijke voorstellen die kunnen leiden tot de aanschaf van producten die de industrie heeft aangedragen. De definitieve keuze is echter onder andere afhankelijk van het reguliere behoeftestellingsproces bij Defensie en de ruimte die de Europese aanbestedingsregelgeving biedt. In de begroting zijn de succesvolle resultaten beschreven.

235

Waarbij wordt gedacht bij de omschrijving een specifiek «Launching customer instrument»?

Een Launcing Customer instrument kan bijdragen tot de vroegtijdige selectie en financiering van (door)ontwikkelingsprojecten.

Het gaat hierbij zowel om de optimalisatie van de keten van technologieontwikkeling tot productontwikkeling en -verwerving als om het onderkennen en beheersen van de risico’s. Defensie onderzoekt de wenselijkheid en de haalbaarheid van een dergelijk instrument.

236

Welke omstandigheden belemmeren de beoogde ruime toepassing van het SBIR?

Zie het antwoord op vraag 214.

237

Welke concrete SBIR projecten staan op stapel?

Zie het antwoord op vraag 214.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Miltenburg (VVD), voorzitter, Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Algra (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD) en Peters (GL).

Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Ormel (CDA), De Wit (SP), Çörüz (CDA), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Van Beek (VVD), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Uitslag (CDA), Roemer (SP), Jonker (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Nicolaï (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GL).