Vastgesteld 10 augustus 2010
De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over de brief van 27 mei 2010 inzake Voorstudiefase project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) (Kamerstuk 32 123 X, nr. 130).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 augustus 2010. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Van Miltenburg
Adjunct-griffier van de commissie,
Bontje
1
Wanneer zult u de DMP/C brief naar de Kamer sturen? Wanneer begint de daadwerkelijke aanbesteding voor het VOSS-project en wordt er gewerkt aan een shortlist?
De Kamer kan de C-brief in de zomer van 2011 tegemoet zien. De aanbesteding begint nadat de Kamer de C-brief heeft goedgekeurd. Beide hoofdcomponenten, het smart vest en de geïntegreerde hoofdbescherming, worden apart verworven. In de C-brief zal ik u nader informeren over de shortlist voor het smart vest. Bij de geïntegreerde hoofdbescherming is een Europese aanbesteding aan de orde.
2
Het VOSS moet licht en draagbaar zijn en een zo laag mogelijk energieverbruik hebben. Daarbij vervangt het VOSS het huidige harnas en scherfvest. Is het de bedoeling van u om een smart vest te ontwikkelen dat lichter is dan de huidige componenten van het scherfvest en het harnas in relatie tot de fysieke belastbaarheid van de militair?
Ja. In het project VOSS kiest Defensie zoveel mogelijk voor nieuwe technologieën gericht op gewichtsbesparing en prestatieverhoging.
3
Welke instrumenten uit de Defensie Industrie Strategie (DIS) worden toegepast bij het invullen van de behoefte aan hoofdbescherming?
Tot dusver heeft Defensie TNO Defensie en Veiligheid betrokken bij het ontwerp- en ontwikkelingstraject.
4
Geven de eisen die worden gesteld aan hoofdbescherming de beste garantie aan onze militairen op bescherming? Zo niet, waarom wordt genoegen genomen met een gemiddeld eisenpakket?
Ja.
5
Valt hoofdbescherming voor militairen dat moet voldoen aan de hoogste militaire eisen onder de aanschafregels van de Europese Unie? Of koopt Defensie een gemodificeerd civiel product? Welke aanschafregels past Frankrijk toe bij hoofdbescherming?
De verwerving van de hoofdbescherming verloopt volgens de Europese regelgeving voor aanbesteding. In de DMP-C fase zal dit verder worden bezien. Defensie is niet voornemens een gemodificeerd civiel product aan te schaffen. Frankrijk heeft een deel van zijn programma voor hoofdbescherming als nationaal-gevoelig bestempeld. Om die reden besteedt Frankrijk een deel van de hoofdbescherming Europees aan en een ander deel niet.
6
Welke voordelen zijn er om de software voor de C4I-module door de industrie te laten ontwikkelen in plaats van door het C2 Support centre van Defensie zelf? Welke afwegingen zijn hier bepalend in de besluitvorming?
Bij de besluitvorming over inbesteding, uitbesteding of samenwerking wordt een aantal aspecten in ogenschouw genomen, waaronder beschikbare capaciteit, de productkwaliteit, de levertijd en de kosten. De afwegingen hieromtrent maken deel uit van het verdere verloop van het project. De Kamer wordt hierover geïnformeerd met de D-brief.
7
Hoeveel van de 5 500 systemen zijn bedoeld voor voertuigen en voor opleidingen?
Van de 5 500 systemen zullen ongeveer 600 systemen worden ingezet voor opleidingen. Naast de persoonsgebonden systemen omvat VOSS ook verschillende types voertuigmodules. Geïnventariseerd wordt hoeveel voertuigmodules van welk type nodig zijn.
8
Welke concrete perspectieven bestaan er voor export van de E-lighter en op welke wijze worden de instrumenten van de DIS hiervoor ingezet? Welke bijdrage levert het ministerie van Economische Zaken hier aan?
Een aantal landen kent soortgelijke behoeften als de E-lighter met als oogmerk minder batterijen, minder gewicht en een hoger prestatievermogen. Concrete exportmogelijkheden kunnen zich aandienen in de komende projectfasen. Een van de elementen uit de DIS betreft het launching customership. Hiermee wordt bedoeld dat de overheid als belangrijke afnemer voorop loopt en een stimulerende rol speelt bij de toepassing van nieuwe technieken. Defensie treedt op als launching customer in die gevallen dat een operationele behoefte naar verwachting sneller, beter of goedkoper kan worden vervuld met een nieuw product dan met een product van de plank. Met het optreden als launching customer kunnen de prioritaire technologiegebieden uit de DIS verder worden versterkt en kan het vertrouwen in Nederlandse producten worden vergroot. Daarnaast wordt een basis gecreëerd voor verdere productie en verkoop op de nationale en internationale defensiemarkt. Het Ministerie van Economische Zaken ondersteunt Defensie bij de effectuering van de DIS.
9, 10, 11 en 13
Wat is de stand van zaken rond de samenwerking met de Belgen en meer in het bijzonder rond de bilaterale Memorandum of Understanding?
Is er een relatie tussen de voortgang van het VOSS-project in Nederland en de samenwerking met België?
Wanneer zal het VOSS systeem voor militairen beschikbaar zijn?
Welke redenen kunnen worden gegeven voor het feit dat de onderhandelingen met België en Luxemburg langer duurden dan aanvankelijk was voorzien?
België, Luxemburg en Nederland hebben een nagenoeg identieke behoefte die aan de nationale projecten ten grondslag heeft gelegen. Dit heeft geleid tot de intentie van zowel België als Luxemburg met Nederland samen te werken in het project VOSS.
Op ambtelijk niveau is hiervoor een Implementation Agreement voorbereid. In België en Luxemburg dient in 2010 de overeenkomst om aan te sluiten bij het Nederlandse project VOSS te worden bekrachtigd. Nederland zal het project zelfstandig vervolgen in het geval dat België en Luxemburg afhaken, zodat de invoering van de nieuwe systemen vanaf 2013 mogelijk is.
12
Verwacht de regering, met het oog op het eindigen van de missie in Afghanistan, nog steeds 5 500 uitrustingen nodig te hebben? Kan de regering aangeven waarom?
Het aantal van 5 500 uitrustingen is bedoeld om alle te voet optredende gevechtseenheden, met uitzondering van de Special Forces, te kunnen voorzien. Voor Special Forces wordt andere uitrusting verworven die geen deel uitmaakt van het project VOSS. Het aantal van 5 500 staat los van de inzet van de krijgsmacht in Afghanistan.
Militairen van gevechtsondersteunings- en logistieke eenheden die vaak zij aan zij met militairen uit gevechtseenheden optreden, zullen niet met VOSS worden uitgerust. Om differentiatie in bescherming tussen geïntegreerd optredende militairen te voorkomen, zal personeel dat niet in aanmerking komt voor een VOSS-uitrusting in de toekomst worden voorzien van modulaire ballistische bescherming (MBBS) van vergelijkbare kwaliteit.
14
Welke gevolgen heeft de latere levering van VOSS van 2011 naar 2013 voor de activiteiten van de Nederlandse militairen?
De levering van VOSS vanaf 2013 heeft, ondanks de wenselijkheid om VOSS zo spoedig mogelijk in te voeren, geen gevolgen voor activiteiten die Nederlandse militairen moeten kunnen uitvoeren.
15
Defensie en de Nederlandse industrie hebben al geïnvesteerd in de ontwikkeling en prototype van VOSS. Hoe wordt deze inbreng voortgezet in het vervolgtraject?
In de behoeftestellingsfase en de voorstudiefase heeft Defensie, met bijdragen van de Nederlandse industrie, uitgebreid onderzoek verricht. Hieruit zijn studiemodellen voortgekomen, die echter niet voor operationele inzet geschikt zijn. De bijdragen die de Nederlandse industrie heeft geleverd, hebben geleid tot kennis en ervaring die in volgende projectfasen en mogelijk voor andere projecten en andere landen kunnen worden gebruikt.
16
Welke mogelijke samenwerkingsvormen kunnen worden ondernomen met de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties?
In het kader van civiel-militaire samenwerking bestaat de mogelijkheid VOSS-militairen geïntegreerd met civiele hulpverleners in te zetten. VOSS-verbindingsmiddelen kunnen in dat geval geschikt worden gemaakt voor communicatie met verbindingsmiddelen van civiele hulpverleners.
17
Wat zijn de resultaten van het overleg met de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het project en welke concrete afspraken zijn gemaakt? Is de inzet van het overleg om duplicatie te voorkomen en optimaal gebruik te maken van de in Nederland aanwezige kennis en ervaring?
De contacten met de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn tot nu toe verkennend van aard. Deze contacten zullen de komende fase worden geïntensiveerd en in voorkomend geval leiden tot nadere, concrete afspraken over de interoperabiliteit van het VOSS met systemen die in gebruik zijn bij civiele instanties. Defensie wil in het overleg nagaan of er elders interesse bestaat voor de projectresultaten van VOSS. Ook wil zij gebruik maken van de kennis en ervaring bij de andere ministeries.
18
Waarom is er gekozen voor verwerving via het Europese Defensie Agentschap (EDA)? Heeft dit mede te maken met financiële voordelen?
De verwerving van het smart vest valt onder de reikwijdte van Artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Gelet op de financiële omvang van meer dan € 1 miljoen is de EDA-gedragscode voor defensieverwervingen van toepassing.