Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2010
Tijdens het algemeen overleg over moties en toezeggingen van 21 januari 2010 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 102) heb ik toegezegd een brief over de ontwikkelingen op het gebied van civiel-militaire samenwerking (Cimic) te sturen. Met deze brief voldoe ik aan die toezegging.
Militair optreden van de Nederlandse krijgsmacht buiten het Navo-grondgebied betekent dat wordt geopereerd in een minder bekende omgeving. Niet alleen is de omgeving voor onze militairen minder bekend dan het eigen land, ook de bevolking en de autoriteiten van het operatiegebied zijn in beginsel onbekend met onze militairen. Bovendien zijn vaak andere actoren, zoals non-gouvernementele organisaties, in het operatiegebied actief.
Voor de effectieve en succesvolle uitvoering van operaties is de samenhang tussen militaire en civiele inspanningen van groot belang. De planning, voorbereiding en uitvoering van de militaire operatie moeten daarom worden gecoördineerd met civiele activiteiten. Binnen de militaire organisatie die wordt uitgezonden, dient kennis aanwezig te zijn over de civiele omgeving en over de werkwijze en cultuur van non-gouvernementele organisaties en lokale overheidsorganisaties. Cimic-capaciteit beoogt deze behoefte in te vullen en de commandant te ondersteunen in zijn contacten met de civiele organisaties. Het Cimic-personeel onderhoudt contacten met plaatselijke autoriteiten en civiele organisaties in het belang van een militaire operatie, ter ondersteuning van de veiligheid van de militairen (force protection) en ter acceptatie van de militaire aanwezigheid (force acceptance) in het operatiegebied. In dat kader kunnen ook kleinschalige wederopbouw- en herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd.
Enkele jaren geleden werd de uitzendbare Cimic-capaciteit gevormd door militairen met Cimic als neventaak.
Zodra uitzending van Cimic-personeel aan de orde was, verlieten deze militairen tijdelijk hun reguliere functie, waardoor daar capaciteitsproblemen ontstonden. Door het toegenomen belang van Cimic voor militaire operaties, en de daarmee gepaard gaande toegenomen uitzendfrequentie van Cimic-personeel, werd voorzien dat deze capaciteitsproblemen structureel zouden zijn. Bovendien was er behoefte aan betere opleiding, training en oefening om de kwaliteit van het uit te zenden personeel te verhogen. In 2006 is daarom gekozen voor een groei van het aantal voltijdfuncties voor Cimic. De groei van het aantal functieplaatsen is in de Actualiseringsbrief van 2 juni 2006 aangekondigd (Kamerstuk 30 300 X, nr. 107) en in de begroting voor 2007 verwerkt.
Begin 2007 is er een interne studie naar de gewenste Cimic-capaciteit in de krijgsmacht uitgevoerd. In deze studie is bezien hoe de verdere professionalisering van de Cimic-capaciteit vorm kan krijgen. Daarbij is voor de omvang van de uitzendbare capaciteit het ambitieniveau als uitgangspunt genomen. De studie concludeerde dat het ambitieniveau zes uitzendbare Cimic Support Elements van elk zestien militairen vereist. Deze Cimic Support Elements kunnen als module aan uitgezonden eenheden worden gekoppeld. Bovendien concludeerde de studie dat voor de verdere professionalisering van Cimic een groter deel van de Cimic Support Elements uit voltijdfuncties dient te bestaan. Zo wordt bovendien het capaciteitsprobleem van andere organisatieonderdelen bij uitzending van personeel in het kader van de Cimic-neventaak geadresseerd. Daarnaast blijft Defensie beschikken over een bestand van bijna 500 functioneel specialisten met uiteenlopende deskundigheden. Dit zijn reservisten die voor uitzending in aanmerking komen als er in het uitzendgebied behoefte is aan hun specifieke deskundigheid.
De gewenste professionalisering vereist bovendien een vaste staf van medewerkers. Deze vaste staf is, samen met de voltijd medewerkers van de Cimic Support Elements, verantwoordelijk voor de opleiding, gereedstelling en recuperatie van de militairen die Cimic als neventaak blijven vervullen.
De aanbevelingen uit de studie worden inmiddels uitgevoerd. De vaste staf, Cimic Support Elements en functioneel specialisten zijn organisatorisch samengebracht in het Cimic-bataljon. Het bataljon wordt tussen 2008 en 2011 geleidelijk vergroot, totdat het 45 voltijd functieplaatsen omvat. Op dit moment is nog sprake van een beperkte ondervulling. In de loop van 2011 zal het bataljon volledig gevuld zijn.
Opleidingen – NATO Cimic Centre of Excellence
De Nederlandse krijgsmacht beschikt niet over een eigen opleidingscapaciteit voor Cimic-functionarissen. In plaats daarvan wordt gebruik gemaakt van de capaciteit van het NATO Cimic Centre of Excellence, dat is voortgekomen uit de voormalige Cimic Group North en sinds 2008 in Enschede is gevestigd. Dit Centre of Excellence heeft internationaal een belangrijke functie bij doctrineontwikkeling en het vergroten van kennis van Cimic. Nederland draagt 23 formatieplaatsen aan het centrum bij. Inmiddels zijn vele Nederlandse militairen in het Centre of Excellence opgeleid.
Sinds enkele jaren wordt Cimic-personeel samen met andere militaire eenheden uitgezonden.
Daarbij wordt ook regelmatig een beroep gedaan op de functioneel specialisten van het Cimic-bataljon. Met de ervaringen van eerdere uitzendingen worden de opleidingen verder verbeterd. Bovendien is de afgelopen jaren de structuur van het Cimic-bataljon zodanig verankerd dat op dit moment een Cimic-eenheid wordt voorbereid om het raamwerk voor het laatste Nederlandse Provinciale Reconstructie Team (PRT) in Uruzgan te vormen. Vooral in Uruzgan is de inzet van Cimic-personeel cruciaal gebleken voor het succes van de missie. Mede door de inzet van Cimic-personeel is de geïntegreerde 3D-benadering in Uruzgan effectief. Daarbij is de samenwerking tussen Cimic-personeel en de medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken zeer goed. Gezamenlijk worden prioriteiten gesteld en plannen gemaakt, waarbij het Cimic-personeel zich vooral richt op het winnen van hearts and minds van de lokale bevolking door middel van kleinschalige en korte projecten. De medewerkers van Buitenlandse Zaken richten zich op duurzame ontwikkelingsprojecten met een langere tijdshorizon. Op deze wijze vullen zij elkaar goed aan, hoewel is gebleken dat er soms een lange tijd kan verstrijken tussen de resultaten van Cimic-projecten en de resultaten van langlopende trajecten voor ontwikkelingssamenwerking. Het behoud van de steun van de bevolking en de lokale autoriteiten in die tussenliggende periode is voor de Task Force Uruzgan een aandachtspunt.
In Uruzgan wordt in het belang van de missie flexibel met Cimic omgegaan. Onder bepaalde groepen van de bevolking in Uruzgan is het draagvlak voor het lokale bestuur beperkt. Daarom is het soms noodzakelijk dat het Cimic-personeel zich meer richt op het vergroten van het draagvlak voor het bestuur, en minder op het draagvlak voor de internationale militaire aanwezigheid. Zo wordt de Cimic-capaciteit ingezet op een manier die het best aansluit bij het doel van de missie. Cimic is een onlosmakelijk onderdeel van de 3D-benadering gebleken.