Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2010
Met genoegen stuur ik u de prestatieovereenkomst die ik met de Nederlandse Publieke Omroep en het Commissariaat voor de Media heb gesloten1. Ook stuur ik u mijn reactie op het concessiebeleidsplan van de Nederlandse Publieke Omroep1. In dit begeleidend schrijven geef ik u nog een korte toelichting op beide stukken.
Prestatieovereenkomst
Artikel 2.22 van de Mediawet 2008 draagt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de landelijke publieke omroep op een prestatieovereenkomst af te sluiten voor de duur van het concessiebeleidsplan. De allereerste prestatieovereenkomst had een kortere looptijd, van 2008 tot 2010. De overeenkomst kon gezien worden als een serieuze proeve en een inspanningsverplichting. De prestatieovereenkomst die nu afgesloten is, heeft dezelfde looptijd als het concessiebeleidsplan: van 1 september 2010 tot en met 31 december 2015.
De prestatieovereenkomst 2010–2016 bevat 21 afspraken. De vorige prestatieovereenkomst bevatte 109 afspraken. Dit grote aantal leidde tot kritiek, onder andere van de visitatiecommissie Brouwer-Korf en het Commissariaat voor de Media. Daarom is nu gekozen voor een prestatieovereenkomst die lean and meanis, en een directe relatie heeft met het concessiebeleidsplan. De 21 prestatieafspraken vormen de kwalitatieve en kwantitatieve uitwerking van het concessiebeleidsplan en zijn rechtstreeks afleidbaar van de doelstellingen die de publieke omroep daarin geformuleerd heeft.
Een laatste verandering ten opzichte van de vorige prestatieovereenkomst betreft de aard van de overeenkomst. De vorige prestatieovereenkomst was een inspanningsverplichting en bevatte geen sanctiebepaling. Voormalig minister Plasterk heeft de Europese Commissie echter toegezegd aan de volgende prestatieovereenkomst een sanctiebepaling toe te voegen. Aan deze toezegging is met de prestatieovereenkomst 2010–2016 voldaan.
De prestatieovereenkomst 2010–2016 bevat twee soorten afspraken: resultaatverplichtingen en inspanningsverplichtingen. De resultaatverplichtingen zijn afspraken over output. Aan het niet naleven van deze afspraken door de NPO, kan de minister van OCW een sanctie verbinden. De NPO heeft het behalen van deze afspraken immers zelf in de hand. Op de realisatie van de inspanningsverplichtingen heeft de publieke omroep maar ten dele invloed. Externe factoren, zoals concurrentie van anderen en veranderingen in het mediagebruik van burgers, spelen immers ook mee. Aan de afspraken uit deze categorie kan daarom geen sanctie worden verbonden als aan de ambitie niet voldaan wordt.
In overleg met het Commissariaat voor de Media en de NPO is gekozen voor sancties in de vorm van een boete. De boetes kunnen per jaar per niet nageleefde afspraak worden opgelegd. Voor de zuiverheid van de verhoudingen en de bescherming van de onafhankelijkheid van de publieke omroep is in samenspraak besloten het Commissariaat voor de Media hierbij een toezichthoudende rol te geven. Het Commissariaat zal jaarlijks controleren of de publieke omroep de prestatieafspraken heeft nageleefd, en rapporteert daarover aan de minister van OCW. Deze kan vervolgens een boete opleggen van maximaal € 135.000 per afspraak, met een totaal maximum van € 500.000 per jaar. Het Commissariaat voor de Media is hiertoe medeondertekenaar van de prestatieovereenkomst 2010–2016.
Concessiebeleidsplan
Naast de prestatieovereenkomst, doe ik u hierbij ook mijn reactie op het concessiebeleidsplan toekomen. Hiermee bevestig ik dat de publieke omroep voldaan heeft aan de plicht uit een te zetten hoe hij de komende vijf jaar zijn publieke taak uitvoert en welke doelstellingen hij daarbij hanteert. Het Commissariaat voor de Media en de Raad voor cultuur hebben mij geadviseerd over het concessiebeleidsplan 2010–2016. De adviezen vindt u bijgesloten bij deze brief.
Sinds 2000 is het concessiebeleidsplan een instrument waarin de publieke omroep zich verantwoordt over zijn strategie, tegenover burgers en namens hen regering en parlement. Dit is en blijft de belangrijkste functie van het concessiebeleidsplan. Echter, de Europese Commissie heeft aangegeven dat het concessiebeleidsplan ook dienstig is om aan marktpartijen kenbaar te maken welke activiteiten de publieke omroep de komende jaren zal verrichten.
Naast een algemene reactie op de doelstellingen die de publieke omroep formuleert in het concessiebeleidsplan, is er daarom nog speciale aandacht voor de aard en aantal van de aanbodkanalen. De aard en aantal van de aanbodkanalen behoeven de «instemming van de minister» (artikel 2.21, derde lid, van de Mediawet). Voor bestaande aanbodkanalen – die al langer deel uitmaken van de uitvoering van de publieke taak – houdt dit in dat de minister deze opnieuw vaststelt. De nieuwe aanbodkanalen dienen te worden goedgekeurd via een aparte met de Europese Commissie overeengekomen procedure. Hierover bent u onlangs uitgebreid geïnformeerd, in mijn toelichting op de beschikking van de Europese Commissie in de zaak over bestaande steun2. De vaststelling van de aard en het aantal van de kanalen vindt u in paragraaf vier van de brief aan de NPO.
Ook de behoefteonderbouwing voor de frequentieruimte behoeft tot slot nog de instemming van de minister. De behoefteonderbouwing vindt u in paragraaf vijf van de reactie op het concessiebeleidsplan aan de NPO.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart