Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 januari 2010
Bij gelegenheid van het Algemeen overleg van 29 oktober 2009 over het jaarbericht van het Openbaar Ministerie over het jaar 2008 (32 123 VI, 67) heeft het lid Gerkens gevraagd naar de oorzaken van de recente toename van het aantal klachten over niet-vervolging. In het overleg gaf het lid Van Haersma Buma te kennen dat hij heeft vernomen dat veel van de klachten niet reëel zouden zijn. In aansluiting hierop opperde het lid Teeven de beklagprocedure zo aan te passen dat klachten niet ontvankelijk kunnen worden verklaard. Tijdens de behandeling van de begroting van Justitie op 4 en 5 november 2009 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 20, blz. 1580–1606 en blz. 1609–1636 en nr. 21, blz. 1709–1728 en blz. 1738–1753) pleitte het lid Van Haersma Buma voor een stroomlijning van de beklagprocedure opdat kan worden voorkomen dat het rechterlijke systeem te veel wordt belast.
In deze brief ga ik eerst in op de vraag of er een verklaring is voor de recente stijging van het aantal klachten. Daarmee wil ik voldoen aan mijn toezegging gedaan in bovengenoemd overleg van 29 oktober 2009. Daarna ga ik in op de gedane suggesties voor een wijziging van de beklagprocedure.
De afgelopen decennia laten een fluctuerend beeld zien van het jaarlijkse aantal klachten dat bij de gerechtshoven wordt ingediend. Na een afname zien we de laatste drie jaar een toename. Het antwoord op de vraag naar de precieze oorzaak van de recente stijging van het aantal klachten is moeilijk te geven. Fluctuaties in aantallen aangiften kunnen op zich geen verklaring opleveren, omdat deze fluctuaties niet noodzakelijk tot meer of minder beklagzaken (hoeven te) leiden. Er is sprake van een lichte groei van het aantal sepotbeslissingen. Maar ook dit kan niet volledig de stijging van het aantal beklagzaken verklaren. Vanaf 2007 zien we vooral een groei in het aantal technische sepots.
Veel van de artikel 12-klachten over niet-vervolging betreffen zaken waarin aangifte is gedaan van geweld of bedreiging met geweld door familie of buren. De sepotpercentages bij de verschillende soorten misdrijven lopen sterk uiteen. De categorie geweldsmisdrijven, waaronder huiselijk geweld, ligt met 46% ver boven het gemiddelde. Mogelijk vergroot de stijging van het aantal sepotbeslissingen zich daardoor vooral uit in zaken waarbij sprake is van geweldsmisdrijven. Mogelijk kan daarbij voorts een rol spelen dat de intensivering van het beleid gericht op de aanpak van huiselijk geweld en geweld in het algemeen, verwachtingen wekt, waardoor in geval besloten wordt een zaak te seponeren, dit voor slachtoffers extra teleurstelling oplevert.
Ik acht het aannemelijk dat er een zekere relatie is tussen het aantal klachten en de mate waarin het Openbaar Ministerie duidelijkheid verschaft over de reden van het niet vervolgen van een zaak. Er zijn aanwijzingen dat een goede motivering bijdraagt aan de acceptatie van een beslissing.
In mijn brief van 22 oktober 2009 (32 123 VI, nr. 15) heb ik uw Kamer bericht, dat het College van procureurs-generaal in de nieuwe aanwijzing slachtofferzorg instructies zal opnemen die moeten leiden tot een betere informatievoorziening aan aangevers en slachtoffers van strafbare feiten waarvan de zaak met een sepotbeslissing eindigt. De strekking van de instructie zal onder meer zijn dat het Openbaar Ministerie een heldere motivering geeft van de sepotbeslissing en in bepaalde gevoelige zaken een aanbod doet tot het geven van een mondelinge toelichting. Ik verwacht met deze maatregel dat de instroom van klachten kan worden beperkt.
In deze brief heb ik voorts maatregelen aangekondigd ter bespoediging van de afdoening van beklagzaken.
De heer Teeven heeft geopperd de beklagprocedure zo aan te passen dat klachten niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard. Ik wijs erop dat die mogelijkheid reeds bestaat op grond van artikel 12c van het Wetboek van strafvordering. In dit artikel is bepaald dat klagers niet ontvankelijk (bijvoorbeeld wegens gebrek aan belang) of klachten kennelijk ongegrond kunnen worden verklaard. Dit wetsartikel wordt regelmatig toegepast.
Ik ben het eens met de heer Van Haersma Buma dat maatregelen nodig zijn om de belasting van de Rechtspraak te beperken. Mogelijkheden daartoe kunnen worden gezocht in een wijziging van de beklagprocedure.
Het heeft evenwel mijn voorkeur eerst te bezien of met de aangekondigde maatregelen de beoogde effecten worden gesorteerd, namelijk:
– de terugdringing van het aantal beklagzaken doordat de officier van justitie beter gaat uitleggen waarom hij de zaak heeft geseponeerd; en
– een snellere afhandeling van zaken doordat het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak zich gebonden hebben aan strakke termijnen.
Ik hoop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.