Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 2009
Bijgaand stuur ik u het onderzoek van het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten (CvtA) van 9 november 2009, genaamd «Financieel rapport collectief beheer», toe.1 Naar aanleiding van het verzoek van de leden van de vaste commissie voor Justitie van 25 augustus 20092 heeft het CvtA op mijn verzoek in het onderzoek tevens de verhouding tussen inning en uitkering van gelden bij de vijf onder toezicht staande organisaties betrokken.
Gelet op het bepaalde in artikel 15, tweede lid, Wet toezicht collectieve beheersorganisaties doe ik u tevens het jaarverslag van het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten over 2008 toekomen.1
Onderzoek onverdeelde gelden en verzoek vaste commissie voor Justitie
In mijn brief van 28 maart 20073 zegde ik toe het CvtA te verzoeken om te onderzoeken of en zo ja welke bedragen aan onverdeelde gelden bij de onder toezicht staande collectieve beheersorganisaties rusten. Behalve aan de verdeling van gelden heeft het CvtA in dit onderzoek tevens aandacht besteed aan de beheerskosten, de balansposities en fondsvorming.
Uit het CvtA-onderzoek blijkt dat bij Buma en Sena ruim 80% van de bedragen binnen een jaar wordt verdeeld en dat de resterende bedragen snel worden afgebouwd. Voor de branche als geheel geldt dat in 2008 ruim 90% van de gelden binnen drie jaren zijn verdeeld (ten opzichte van 85% in 2007). Voor zover gelden onverdeeld blijven is daar volgens het CvtA een rechtvaardiging voor. Ten aanzien van de organisaties Thuiskopie, Reprorecht en Leenrecht constateert het CvtA dat er een belangrijke inhaalslag is gerealiseerd met betrekking tot de verdeling van oude gelden. Het CvtA ziet, gezien deze verbetering, op dit moment geen reden om direct in te grijpen in het verdelingsbeleid van deze organisaties, maar zal de verdere ontwikkeling van de repartitiesnelheid bij deze organisaties nauwlettend in de gaten houden. Wel doet het CvtA een aantal aanbevelingen, onder andere ten aanzien van repartitie en repartitietermijnen, verslaglegging over verdeelde en onverdeelde gelden en de verhoudingen tussen de incasso-organisaties en ingeschakelde verdeelorganisaties.
Gelet op de bevindingen en aanbevelingen van het CvtA zie ik op dit moment geen aanleiding voor aanvullende maatregelen. In de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot versterking en verbreding van het toezicht op collectieve beheersorganisaties1 is ten aanzien van de verdeling van gelden voorgesteld om de repartitietermijn te maximeren op drie jaar en te voorzien in een verplichting om in het jaarverslag de wijze van beheer en de verdeling van gelden toe te lichten. Daarbij moet ten minste worden vermeld in welk jaar de verdeelde gelden waren geïnd en voor welk deel van de gelden geen rechthebbenden zijn gevonden in de drie kalenderjaren volgend op het kalenderjaar van inning.
In het jaarverslag besteedt het CvtA onder andere aandacht aan de problematiek van de onverdeelde gelden bij Stichting de Thuiskopie. In mijn brief van 10 oktober 2008 berichtte ik u reeds over de rapportage van het CvtA van 23 september 2008.2 Daarbij is toen aangegeven dat het CvtA zijn eindoordeel met betrekking tot 3,3 miljoen euro, geïncasseerd in 2003 en 2004, zou aanhouden tot 2009. Dit eindoordeel is nog niet gegeven. Zodra dat het geval is, zal ik de Kamer daarover berichten.
In aanvulling op het jaarverslag heeft het CvtA aangegeven te verwachten dat een onderzoek naar bestuursstructuren van collectieve beheersorganisaties – waarin onder andere aandacht wordt besteed aan (de schijn van) belangenverstrengeling – in het voorjaar van 2010 kan worden afgerond. Voorts zal 2010 voor het CvtA in het teken staan van de voorbereidingen op het nieuwe voorgestelde stelsel van toezicht. Daarbij zal onder andere aandacht worden besteed aan het vaststellen van procedures voor de voorgestelde regelingen inzake goedkeuring van besluiten van collectieve beheersorganisaties en de toetsing van tariefstijgingen, het opstellen van een sanctiebeleid en de bezetting van het College en de staf.
Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten, Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 766.