Voorgesteld 5 november 2009
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen noodzakelijk is voor de bestrijding van georganiseerde en financieel-economische criminaliteit, maar dat verschil van inzicht kan bestaan over de vraag hoe een bepaald fenomeen dient te worden aangepakt, welke interventie het meest effectief is of hoeveel capaciteit van welke organisatie nodig is;
overwegende, dat de parlementaire werkgroep verwevenheid onder- en bovenwereld de aanbeveling heeft gedaan, een landelijke coördinator fraude en integriteit aan te stellen die voldoende bevoegdheden moet hebben om door te kunnen en mogen pakken;
overwegende, dat de regering nu een landelijk coördinator georganiseerde en financieel-economische criminaliteit bij het Openbaar Ministerie aanstelt, maar aan deze landelijk coördinator geen formele doorzettingsmacht toekent om dwingend een oplossing te bewerkstelligen;
van mening, dat voor een effectieve bestrijding van fraude en georganiseerde misdaad van belang is dat de landelijk coördinator juist wel over doorzettingsmacht beschikt om knelpunten niet alleen te bespreken, maar ook op te lossen en landelijk het overzicht te behouden hoe fraude wordt aangepakt en welke prioriteiten daarbij worden gesteld;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de landelijk coördinator georganiseerde en financieel-economische criminaliteit voldoende bevoegdheden krijgt om oplossingen te bewerkstelligen en door te pakken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Gerkens
Teeven
Van Haersma Buma
Heerts
Anker
Pechtold
Van der Staaij
Verdonk
Azough