Kamerstuk 32123-VI-12

Verslag van een algemeen overleg over Kinderporno

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2010


32 123 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2010

nr. 12
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 oktober 2009

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 9 september 2009 overleg gevoerd met minister Hirsch Ballin over:

– de brief van de minister van Justitie d.d. 13 november 2007 betreffende zedendelinquenten die als vrijwilliger met kinderen werken (31 200-VI-43);

– de brief van de minister van Justitie d.d. 29 april 2008 betreffende kinderporno (31 200-VI-146);

– de brief van de minister van Justitie d.d. 15 september 2008 betreffende het filteren van websites met kinderpornografische afbeeldingen (28 684, nr. 166);

– de brief van de minister van Justitie d.d. 25 maart 2009 betreffende een plan van aanpak van de politie ter bestrijding van kinderpornografie (31 700-VI-114);

– de brief van de minister van Justitie d.d. 05 juni 2009 betreffende de voortgang in de aanpak van kinderpornografie (31 700-VI-130).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Nava

Voorzitter: De Pater-van der Meer Griffier: Van Doorn

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Anker, Arib, Gerkens, De Pater-van der Meer, De Roon, Van der Staaij, Zijlstra

en minister Hirsch Ballin, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Welkom bij de vaste commissie voor Justitie. Vanmiddag hebben wij overleg met de minister van Justitie over vijf brieven met betrekking tot zedendelinquenten en kinderporno. Een minuut of zes, zeven spreektijd in de eerste termijn moet voor de commissie voldoende zijn, zodat we ook de minister de gelegenheid kunnen geven goed te antwoorden.

Het woord is aan mevrouw Gerkens van de SP-fractie.

Mevrouw Gerkens (SP): Voorzitter. Het is een onderwerp dat wij allemaal heel belangrijk vinden en waarvan wij altijd allemaal zeggen dat er veel gevoel voor urgentie is. Daaraan wil ik voor niemand iets af doen. Wij praten in de Kamer regelmatig over dit onderwerp en dat is heel goed. Ik vind nu echter wel dat er al veel te lang een aantal punten blijft liggen. Vandaag wil ik graag weten wanneer we op die punten resultaten kunnen zien.

Ik ga ze noemen. Het eerste punt is het filteren van kinderpornowebsites. De minister is bezig met een overleg met de internet service providers, de ISP’s. Laat ik het voorzichtig uitdrukken: dat loopt niet zo snel als ik zou willen. Sterker, het wordt veel te veel aan de zelfregulering overgelaten. Er loopt ook een pilot met NetClean in samenwerking met LeaseWeb. Wanneer kunnen wij de andere ISP’s ook bij deze pilot betrekken en over laten gaan tot het filteren van kinderporno? Ik wil graag dat wij ophouden met polderen op dit gebied. Ik heb een motie ingediend, die is aangenomen door de Kamer, over justitiële waarborgen bij die filtering. Ik wil daarvan ook iets meer weten. Hoe is dat op dit moment geregeld?

Een volgend punt betreft de Financial Coalition Against Child Pornography. Daarover praten wij ook al heel lang in de Kamer. De minister vertelt nu dat de Nederlandse Vereniging van Banken hieraan wil meewerken. Dat is goed nieuws, maar wordt er dan al meegewerkt? Wanneer gaat dat gebeuren? Wanneer kunnen wij resultaten zien?

Het volgende punt, dat al veel te lang ligt, is dat van de plankzaken. Deze voorraad blijft hoog, ook al heeft de minister een prachtige rekensom in de brief meegegeven. Het tekort aan personeel is wel degelijk een probleem, al zei de minister in het laatste debat van niet. Het grootste probleem is de digitale capaciteit.

Ook het doorrechercheren komt in het gedrang, omdat, en dat is niet alleen zo bij dit onderwerp, de politie te weinig mankracht heeft om dergelijke zaken te behandelen. De minister noemt aantallen met betrekking tot digitale politie, maar ik wil graag weten wat de minister verstaat onder digitale rechercheurs. Er is immers een hele bups digitale rechercheurs geweest, die heeft geleerd hoe mobieltjes uit te lezen. Dat is heel goed. Rechercheurs moeten dat weten, maar er zijn te weinig echte technische rechercheurs. Op hen wordt niet alleen een beroep gedaan door mensen die onderzoek doen naar kinderporno. De digitale wereld is inmiddels namelijk zo doorgedrongen bij de criminelen, dat heel veel mensen een beroep doen op echte technische, digitale rechercheurs. Ik maak me zorgen over de komende bezuinigingen op dit gebied. Er moeten echt mensen bij.

Het laatste punt dat ik wil noemen is de voorlichting. Ik heb heel lang gehamerd op voorlichting over cybercrime in wat bredere zin. Er was een fantastisch potje bij het ministerie van Justitie, maar waarom heeft deminister de Stanislav-campagne gestopt? Waarom heeft de minister dat spotje zo kort rond laten gaan? Afgelopen zaterdag was ik op een verjaardagsfeestje, waar één van mijn vriendinnen zei dat zij een leuk filmpje had gezien. Toen zij het wilde aanklikken, was het er niet meer. Het spotje was er te kort en heeft zijn werk nog lang niet gedaan. Dit filmpje is gekoppeld aan profielsites. Dat is heel erg goed. Daar zit een doelgroep waarmee we zeker iets moeten doen. Die profielsites kunnen echter nog meer doen. De minister heeft maar metéén van deze sites, Hyves, samengewerkt. Dat ging overigens meteen een beetje mis, omdat er privézaken naar boven kwamen. Aan de andere kant geeft dit ook de mate van onveiligheid van privéafbeeldingen aan. Is er overleg met de profielsites over hun verantwoordelijkheden? Zij moeten echt meer verantwoordelijkheid nemen in de cyberwereld om meisjes en jongens te beschermen. Het Meldpunt Kinderporno op internet suggereert een meldknop. Daarover heb ik ook bij YouTube wel eens suggesties gedaan. Wil de minister nou eens een overleg starten over de wijze waarop profielsites meer verantwoordelijkheid kunnen nemen?

Het is niet allemaal kommer en kwel. Ik complimenteer de minister met de komst van de landelijke officier en de bovenregionale teams, alhoewel ik bij de laatste toch vragentekens zet, omdat ze kennis wegtrekken uit de regionale teams. De minister heeft wel berekend dat de capaciteit in de regionale teams op orde is gebleven, maar de kennis is wel weg, ook al is het tijdelijk. Dat is geen goede zaak, zeker met al die plankzaken.

Er is nog genoeg te doen. Ik steun het Meldpunt Kinderporno in zijn verzoek om een onderzoek te doen naar de effecten voor slachtoffers van afbeeldingen van seksueel misbruik. Is de minister, eventueel met zijn collega van Jeugd en Gezin, bereid om ook te kijken naar de effecten van filmpjes en foto’s van school die op internet verschijnen, van exen die «leuke» filmpjes van jou op internet zetten? Dit zou met name voor de behandeling van deze slachtoffers van belang kunnen zijn.

Ook de problematiek rond de erotische afbeeldingen komt hier iedere keer weer terug. Ik blijf dat een probleem vinden, omdat deze erotische afbeeldingen niet vallen onder artikel 240. Het gaat immers om geklede kinderen. De afbeeldingen zijn echter wel duidelijk suggestief. Er ontstaat geen vervolging, omdat er geen sprake is van naakt. Het Meldpunt pleit er nu voor om voortaan te vervolgen voor mensenhandel, onder het kopje uitbuiting. Ik voel daar wel wat voor. Het zijn vaak kinderen uit Oostbloklanden, die een habbekrats ontvangen voor de door hun ouders gemaakte foto’s, die op commerciële sites worden geëxploiteerd. Foto’s worden voor weinig geld gemaakt en voor veel geld geëxploiteerd. Het lijkt me goed om te bezien of er een mogelijkheid is om dit onder uitbuiting te brengen, ofwel onder artikel 273f. Van de minister wil ik graag weten of er nader onderzoek mogelijk is om te kijken of wij het zo kunnen aanpakken.

Het Meldpunt Kinderporno op Internet stelt ook voor om series van dergelijke erotische afbeeldingen, die vallen onder artikel 240, strafbaar te stellen. Volgens mij kan de serie al wel onder artikel 240 vallen, maar het Meldpunt stelt voor om een deel van die serie onder artikel 273f te laten vallen. Ik wil hierop graag de reactie van de minister.

Ik kom nog even terug op die profielsites. Naaktfoto’s worden steeds vaker opgestuurd. Sterker, ik werd laatst ook verrast door iemand die mijn vriend wilde zijn op Hyves. Ik heb heel veel vrienden op Hyves, hoewel ik ze helemaal niet ken. Toen ik diegene aanklikte, omdat ik dacht dat het dit keer een bekende was, was deze meneer behoorlijk ontbloot. Ach, ik kan daar wel tegen. Ik heb wel wat meer gezien in mijn leven. Ik kan me echter voorstellen dat een meisje van dertien daar behoorlijk van kan schrikken. Zelf vond ik het ook niet zo prettig.

Het is niet bekend dat het opsturen van naaktfoto’s van jezelf eigenlijk strafbaar is, dat dit niet mag. Kunnen we niet in de wet opnemen dat aangifte moet worden gedaan als dergelijke ongewenste afbeeldingen toegezonden worden op die profielsites? Gebeurt dat misschien al? Ik denk het niet. Kan de minister dat bevorderen zodat we de boodschap naar buiten brengen dat het ongewenst naaktfoto’s van jezelf op sturen gewoon niet mag?

Het volgende punt betreft de vergewisplicht, waarover de minister ook schrijft in zijn brief. Op dit punt hebben we toch echt nog een probleem, want de minister houdt vast aan het niet regelen van de verifiëring van de leeftijd bij de productie van pornografische afbeeldingen. Hij zegt dat er sprake is van te veel administratieve rompslomp en dat de rechter nu al voldoende mogelijkheden heeft in de wet. Dat klopt. De rechter heeft ook voldoende wettelijke middelen. In de praktijk blijkt echter dat het voordeel van de twijfel bij de aanbieder van de porno ligt. Als de kennelijke leeftijd van achttien jaar waarschijnlijk nog niet is bereikt, maar ook wél bereikt kan zijn, dan doet de rechter er niks mee. Per definitie wordt dus nagenoeg geen van deze twijfelgevallen als zaak opgepakt. In de Verenigde Staten is ook een dergelijke regeling. Daar werkt het goed. Websites in Nederland hebben tegenover mij positief gereageerd. Ze zeggen dat dit het kaf van het koren scheidt. Wij hebben het de vorige keer al gezegd: als de minister het niet doet, dan doen wij het zelf. Wij kunnen de minister meedelen dat mijn collega Arib en ik op dit punt met een initiatiefwetsvoorstel komen.

Het laatste punt betreft het plan van aanpak van de politie. Hulde, echt hulde! Dit is een perfect plan. Zo hoort het. Alles, alles, alles zit erin. Het is herkenbaar. Van alle stukken die ik las dacht ik: ja, zo moet het. Het bevat alles wat de SP-fractie de afgelopen jaren heeft gevraagd. Dit plan mag niet op de plank, in de la of waar dan ook terechtkomen. Dit moet uitgevoerd worden. Ik vraag de minister de toezegging om dit te ondersteunen, waar te maken. Dat betekent dat hij barrières weg moet nemen. Een deel van het geld is wel geregeld, maar er wordt €380 000 extra gevraagd. Komt dat geld er? Er is ook een «potje onverwacht» nodig. Komt dat geld er, ook in verband met de bezuinigingen? Hierover heb ik nog een aantal vragen. Hoe zit het met het onderzoek naar de verbanden tussen het kijken naar kinderpornografische afbeeldingen en het overgaan tot hands-on delicten? Hoe gaat de minister het tekort aan zedenrechercheurs en digitale rechercheurs oplossen? Het plan van aanpak staat namelijk haaks op het verhaal dat de minister houdt. Hoe kan dat? Wat is de mening van de minister over de oprichting van een landelijk expertisecentrum kinderporno? Ik wil zo gauw mogelijk een update krijgen van het plan van aanpak. Kortom: minder praten, meer geld, meer capaciteit en een tandje erbij. Dan komen we er wel.

De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Zijlstra van de VVD-fractie. Ik weet eigenlijk niet eens, mijnheer Zijlstra, of u lid bent van deze commissie, maar wij vinden het wel goed dat u het woord voert.

De heer Zijlstra (VVD): Als het goed is wel, voorzitter. Ik doe ook nog wel eens iets met vreemdelingenzaken en dat hoort volgens mij ook bij Justitie. Dat zit dus wel goed. Voor de toehoorders: ik vervang inderdaad de heer Teeven.

Voorzitter. Het mag wel duidelijk zijn dat de VVD-fractie, en welke politieke fractie eigenlijk niet, kinderporno zeer verwerpelijk vindt. Wij kunnen daartegen niet hard genoeg optreden. Het onderstrepen van die noodzaak kunnen wij niet vaak genoeg herhalen. Wij vinden het dan ook onbegrijpelijk dat er in Nederland nog steeds rechters zijn die taakstraffen opleggen voor zedendelicten. Een taakstraf staat niet in verhouding tot de aard en de impact van dit vreselijke delict. Daaraan kunnen, wat de VVD-fractie betreft, geen persoonlijke omstandigheden van de dader, of wat dan ook, iets doen. Een taakstraf is een verkeerd signaal naar de samenleving en specifiek naar de slachtoffers. Zij krijgen het gevoel dat ze niet beschermd zijn tegen de dader. De VVD-fractie ziet graag dat de mogelijkheid van het opleggen van een taakstraf voor mensen die kinderporno verspreiden, wordt opgeheven. Wij kijken dan ook met belangstelling uit naar het wetsvoorstel, dat de minister nog zal indienen bij de Kamer, om de mogelijkheden van de rechter te beperken wat betreft het opleggen van taakstraffen bij zedenmisdrijven. Het oplichten van een tipje van de sluier wordt gewaardeerd. Wij kijken waar de minister naartoe gaat. De lijn van de VVD-fractie moge duidelijk zijn.

De VVD-fractie is het met de minister eens dat de focus in de aanpak van kinderpornozaken wordt verlegd van de downloaders, de zogenoemde bezitters van kinderporno, naar de producenten van kinderporno en naar het traceren van de slachtoffers. Het is wat de VVD-fractie betreft heel mooi meegenomen en ook prima als de producenten via de opsporing van het bezit van kinderporno ook worden achterhaald. Het gaat erom dat ze zo veel mogelijk opgespoord en vervolgd worden. De focus daarop is nu nodig en deze mensen moeten een zo hoog mogelijke straf krijgen. De VVD-fractie wil verder graag weten van het kabinet hoe het gaat met het stimuleren van internet service providers om zich aan te sluiten bij het ministerie van Justitie, zodat er maximaal gefilterd kan worden. Mevrouw Gerkens vroeg daar ook al naar. Hoe worden de ISP’s nu concreet door het kabinet gestimuleerd om hieraan mee te doen? Het dient te allen tijde voorkomen te worden dat mensen met een zedenverleden werkzaam zijn in een omgeving met een afhankelijkheidsrelatie. Ook dient zo goed mogelijk uitgesloten te worden dat zedendelinquenten als vrijwilliger met kinderen werken. Kinderen vormen een kwetsbare groep, die zo veel mogelijk beschermd moet worden. Het opvragen van een verklaring omtrent het gedrag is één van de methoden om de zedendelinquenten eruit te filteren. De minister heeft in eerdere instantie toegezegd de kosten van het opvragen van de VOG met ongeveer €10 te verlagen. Wij horen graag van hem hoe het daarmee staat. Kan de minister daarnaast ook aangeven wat de stand van zaken is bij het project met betrekking tot elektronische aanvraag van de VOG? Wij willen ook weten hoe snel de VOG na aanvraag kan worden verkregen, omdat wij willen voorkomen dat vrijwilligers een drempel opgeworpen krijgen, omdat het heel lang duurt. Wij willen de vrijwilligers immers graag behouden. Zekerheid moet ingebouwd worden, maar er moet ook voor gezorgd worden dat de drempel niet onnodig te hoog is.

Wat betreft de internationale samenwerking, het volgende. Het ernstige probleem van kinderporno speelt zich uiteraard niet alleen in Nederland af. Het kan zijn dat men in andere landen veel verder is dan in Nederland. Kan de minister nu eens inzicht geven in de best practices in andere landen met betrekking tot dit probleem? Wij zouden daar best iets van kunnen leren. Als iemand anders een nog mooier wiel heeft uitgevonden dan hetgeen wij aan het uitvinden zijn, kunnen we beter uitgaan van het principe: beter goed gejat dan slecht verzonnen. Is het, naast het leren van andere landen, mogelijk om ook samen te werken met andere landen? Ik doel dan niet op concrete strafzaken, maar bijvoorbeeld op het gebied van het filteren van websites waar het ISP’s betreft. Gaat Nederland zich ook aansluiten bij de grote internationale politionele samenwerkingsverbanden? In dat verband wil ik de minister erop wijzen dat de motie-Van der Staaij nog uitgevoerd moet worden. Wat is de stand van zaken op dat gebied?

De Stichting Meldpunt ter bestrijding van Kinderporno op Internet adviseert bij een combinatie van niet-strafbare en strafbare afbeeldingen, het totaal, dus de gemengde opnamen, te laten vallen onder artikel 273f. Mevrouw Gerkens heeft dat ook al aangegeven. Het betreft hier suggestieve erotische afbeeldingen. Hoe kun je deze aanpakken? Wat is het standpunt van het kabinet op dit punt? Wat vindt de minister van het advies? Waarom zou het goed zijn of waarom heeft de minister daar bedenkingen tegen?

Tenslotte: kan de minister aangeven hoe het op dit moment is gesteld met het capaciteitstekort bij de politie met betrekking tot de aanpak van kinderpornozaken? De VVD-fractie is het eens met de conclusie van de minister dat de samenstelling van een zwarte lijst door het KLPD geen zin heeft. Wij zien hier vooral bureaucratie in. Dat moet voorkomen worden in dit dossier. Wij steken graag in op die zaken die effect hebben en die goed zijn benoemd in het plan van aanpak dat bij de politie ligt en niet op de samenstelling van een zwarte lijst, omdat dat volgens ons weinig toegevoegde waarde heeft.

Mevrouw Gerkens (SP): Ik begrijp dat niet helemaal. Eerst zegt u dat u wilt dat de ISP’s meer gaan samenwerken om te zorgen dat er gefilterd kan worden, maar vervolgens zegt u dat u geen zwarte lijst wilt hebben van het KLPD, de organisatie die al die sites als eerste te zien krijgt. Wat wilt u nu?

De heer Zijlstra (VVD): In de internationale samenwerkingsverbanden, waarvoor wij ook pleiten, moet worden gekeken naar de netwerken die dergelijke zaken verspreiden. Deze moeten meteen aangepakt worden. Je kunt wel een zwarte lijst opstellen, maar wat doe je daar vervolgens mee? Daar waar je constateert dat service providers over de schreef gaan, moet je er zo snel mogelijk achteraan. Het opstellen van een zwarte lijst alleen heeft niet veel toegevoegde waarde. Dat geeft de minister ook aan in de argumentatie. Ik denk dat wij het over de uitwerking niet met elkaar oneens zijn, maar waarom zou je een lijst opstellen en die vervolgens op een website zetten? Je moet juist de volgende stap zetten, namelijk ervoor zorgen dat die service providers bestreden worden en ophouden met die zaken.

Mevrouw Gerkens (SP): Het zijn niet de service providers die de sites online zetten, maar de websitehouders. Die mensen zitten soms heel ver weg. Daar kun je niet bij. Als zij in Nederland zitten, is het makkelijk: de politie gaat langs en pakt hen op. Maar wat wilt u als je er niet bij kunt: die vullis laten staan zodat iedereen het kan bekijken als zij op de Kaaimaneilanden zitten? Of zegt u dan: nee, weg ermee, het moet hoe dan ook van het net af, het moet geblokkeerd en gefilterd worden? Dan moet u namelijk wel voor een zwarte lijst zijn. Misschien moet u er toch nog een keer over nadenken.

De heer Zijlstra (VVD): Wij zijn het over het doel met elkaar niet oneens. Wij willen ook dat het vullis, zoals u het terecht noemt, van het web gaat. Nogmaals, ik hoor graag hoe de minister bepaalde zaken, die ik heb gevraagd, wil invullen. Het doel is hetzelfde, maar wij denken dat een zwarte lijst niet erg effectief is. Als het middel wel blijkt te werken, zijn wij de eersten om u daarbij te steunen. Wij denken echter dat enkele andere zaken op dit moment belangrijker zijn. Wij kunnen niet alles in één keer doen. Onze prioriteit ligt niet op dit punt, maar over het doel zijn wij het met elkaar eens.

Mevrouw Arib (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie is zeer verheugd over de vele acties die de minister heeft ondernomen en onderneemt om kinderpornografie daadkrachtig te bestrijden. De aanpak van kinderporno heeft een breed draagvlak in de Kamer en daarbij speelt politieke kleur eigenlijk nauwelijks een rol. Dat zie ik gelukkig ook terug in de aangekondigde maatregelen en acties.

De aanstelling van een landelijk coördinerend officier kinderporno binnen het OM is een stap in de goede richting. Volgens mij maakt het een betere regionale samenwerking veel beter mogelijk. Het verbeterplan van de politie vinden wij zeer positief: onze complimenten voor het opstellen daarvan en ook voor de politie die zich met deze materie bezighoudt. Ik hoop dat dit plan en de mensen die er nauw bij betrokken zijn alle steun krijgen vanuit het departement Justitie.

In de brief van 13 november 2007 van de minister wordt nader onderzoek naar de omvang van seksueel misbruik bij vrijwilligerswerk aangekondigd. Daarover heb ik eerder een motie ingediend, met name over de verklaring omtrent het gedrag. Hierover hebben we de nodige debatten gevoerd. In de brief geeft de minister aan in overleg te zijn met de Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk. Er zouden een aantal gedragsregels worden gesteld, waaronder ook de eis van een VOG, die straks elektronisch aan te vragen moet zijn. Het is goed als alle vrijwilligersorganisaties zich dat eigen willen maken, maar wat te doen met de organisaties die er niet aan mee willen werken? Ik ben erg benieuwd hoe dat in de praktijk uitpakt. Ons voorstel was om de VOG verplicht te stellen, maar de minister antwoordt dat dit niet kan, dat het juridisch ingewikkeld is en dat we moeten uitkijken dat de overheid zich niet verantwoordelijk stelt voor allerlei dingen. In het onderwijs gebeurt het echter al. Een VOG is daar verplicht voordat gewerkt mag worden met kinderen. Ik ben dus niet helemaal overtuigd van de argumenten.

In dit verband wil ik ook graag een vraag stellen over een geval dat nog voor de zomer heeft geleid tot maatschappelijke onrust, hoewel ik weet dat de zaak bij de rechter loopt en dat daar vanuit de politiek niet veel over gezegd mag worden. Het gaat om de zwemleraar die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van honderden gehandicapte kinderen. De zaak loopt nog, maar ik ben ontzettend geschrokken, niet alleen vanwege het feit dat het gebeurde, maar ook vanwege het gemak waarmee het gebeurde en dat het al jaren gaande was zonder dat er daadwerkelijk aangifte is gedaan. Mijn vraag is: zou dit geval, zonder te vervallen in allerlei privacygevoelige zaken, grondig onderzocht kunnen worden? Waar is het misgegaan en welke lering kunnen wij daaruit trekken? Had het misschien kunnen worden voorkomen als er wel een aangifteplicht zou zijn geweest, zodat mensen die iets signaleren naar de politie stappen? Zou een verplichte VOG geholpen hebben? Ik wil daar heel graag meer over weten, niet zo zeer over degene die verantwoordelijk is voor het misbruik van kinderen, maar meer over de wijze waarop die zaak zo ver heeft kunnen komen, temeer omdat het om kinderen gaat die niet zelf aan de bel kunnen trekken. Het zijn immers gehandicapte kinderen. Ik wil daarop graag een reactie.

Het was in die zaak ook opvallend dat mensen wel signalen hebben ontvangen en dat er in 1996 bij de politie melding was gemaakt door met name de moeder wier dochter was misbruikt, maar dat met die melding eigenlijk weinig is gedaan. Er kon weinig gedaan worden, omdat de verjaringstermijn van twaalf jaar voor zedendelicten al was verstreken. Wij hebben over verjaringstermijnen de nodige discussie gehad. Mijn vraag is: moet de verjaringstermijn bij seksueel misbruik niet worden verlengd? De termijn is, zo begrijp ik, twaalf jaar na je achttiende, maar als je op je zestiende wordt misbruikt, kan je aangifte doen tot je dertigste en daarna niet meer. Is dat nou een reële termijn? Bij verkrachtingszaken is deze immers twintig jaar.

Ik heb eerder een motie ingediend over de aangifteplicht bij seksueel misbruik, ook met het oog op bescherming van met name gehandicapte kinderen. De minister zegt dat hij de motie heeft uitgevoerd, maar mij is de wijze waarop de motie wordt uitgevoerd niet helemaal duidelijk. De minister schrijft dat de aangifteplicht is opgenomen in het Convenant preventie seksueel misbruik gehandicaptenzorg, maar hoe afdwingbaar is deze? Hierop wil ik graag een antwoord.

Collega Gerkens heeft al het nodige gezegd over de motie-Gerkens/Arib. Wij geven hierin aan pornoproducenten te willen verplichten aan te tonen dat kinderen, die pornografisch worden afgebeeld, achttien jaar zijn. Ik begrijp niet wat de problemen zijn om tot uitvoering van die motie te komen. Daarom steunen wij ook het wetsvoorstel.

Verder stelt het Kinderrechtencollectief dat de bescherming van minderjarige slachtoffers van kinderpornografie nog onvoldoende is. Dit zou gelden voor zowel minderjarigen van Nederlandse afkomst als minderjarigen uit het buitenland die legaal of illegaal in Nederland verblijven. Er zijn met name onvoldoende waarborgen voor de veiligheid en bescherming van minderjarige slachtoffers van uitbuiting die illegaal in Nederland leven. Op welke manier wordt de bescherming van deze kinderen beter gewaarborgd?

Voorts zijn gebrek aan prioriteit, tekort aan capaciteit en gebrek aan deskundigheid nog steeds de belangrijkste knelpunten bij de opsporing, vervolging en berechting van mensen die zich schuldig maken aan uitbuiting van kinderen. Een aantal van mijn collega’s heeft hier eerder ook schriftelijke vragen over gesteld. Bij de behandeling van de begroting van Justitie 2009 heb ik ook het nodige gezegd over het feit dat een aantal pornozaken op de plank blijft liggen. In zijn brief van 25 maart geeft de minister aan dat het landelijke Verbeterprogramma Kinderporno van de politie naar zijn indruk voldoende visie- en actiepunten omvat om de aanjaagfunctie bij de politie op gang te brengen. Deze zou vervolgens bijdragen aan een kwalitatief verbeterde, kwantitatief onderbouwde en wat betreft resultaat effectievere opsporing. Het is echter al bekend dat er toch een gebrek is aan mankracht met een brede expertise omtrent kinderpornografie bij de politie. Dit feit wordt onderschreven door heel veel mensen die er dagelijks mee te maken hebben. Mijn vraag aan de minister is op welke wijze hij met betrekking tot dit punt de daad bij het woord gaat voegen. Hoe gaat hij bewerkstelligen dat de vacatures zo snel mogelijk worden vervuld? Deze vragen zijn temeer van belang nu bekend is dat de Nederlandse politie volgend jaar €148 mln. moet inleveren en dat dit bedrag tot 2014 zal oplopen tot €206 mln. Ik wil hierop graag zijn reactie.

De Stichting Meldpunt ter bestrijding van Kinderporno heeft de suggestie gedaan om commerciële opnamen als mensenhandel te vervolgen. Het meldpunt ontvangt veel meldingen over betaalsites met afbeeldingen van jonge kinderen, vaak rond tien jaar, die seksueel uitdagend poseren in erotische lingerie of badkleding. Veel van deze websites hosten in Nederland omdat de eigenaren ervan niet onder de Nederlandse wetgeving kunnen worden aangepakt, in tegenstelling tot de situatie in een aantal ons omringende landen. Eigenlijk ben ik het met het meldpunt eens dat deze afbeeldingen als misbruik van een kwetsbare groep, kinderen, kunnen worden beschouwd en dat van uitbuiting kan worden gesproken. Het meldpunt pleit er dan ook voor om de productenten en de verspreiders van bovengenoemde afbeeldingen in Nederland te vervolgen onder artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Hierop hoor ik graag een reactie van de minister.

Ik sluit me aan bij de vragen die collega Gerkens heeft gesteld over filteren.

Als laatste wil ik aandacht vragen voor specifieke hulpverlening aan seksueel misbruikte kinderen. Dit punt komt elke keer terug. Onlangs heb ik een warm pleidooi gehoord, niet voor de eerste keer trouwens, van Francien Lammers, die al jarenlang met getraumatiseerde kinderen werkt. Zij roept iedere keer op om te zorgen voor een specifiek hulpverleningsaanbod voor deze kinderen. Natuurlijk moet op repressie en straffen gericht worden, maar tegelijkertijd horen slachtoffers ook adequate hulp te krijgen. Ik vraag de minister of die hulp er is en wat hij van plan is om die wel te realiseren als die hulp er niet is.

Ik heb nog meer punten, maar die komen misschien in de tweede termijn aan de orde.

De heer Zijlstra (VVD): Mevrouw Arib, u gaf aan de verlaging van de bezetting bij de politie als een probleem te zien. U presenteerde dat als een gegeven, maar volgens mij heeft u daar politiek nog het nodige over te zeggen. Begrijp ik het dus goed dat de PvdA-fractie, ook gezien de problematiek rond kinderporno, maar ook rond veel meer veiligheidsissues, niet alleen buitengewoon kritisch is over deze verlaging van het budget, maar er ook geen steun aan zal verlenen en dus een eventueel amendement van de VVD-fractie op dat punt zal steunen?

Mevrouw Arib (PvdA): Wij hebben al eerder gezegd dat wij vinden dat de aanpak van kinderpornozaken absoluut niet mag afhangen van gebrek aan menskracht of capaciteit. Een van de problemen die tot nu toe ook vanuit het kabinet werden genoemd is dat er wel vacatures zijn, maar dat deze niet worden vervuld. Ik heb begrepen dat er morgen een uitgebreid debat is en dat de minister aan het onderhandelen is over de situatie bij de politie. Ons signaal is dat deze absoluut niet ten koste mag gaan van menskracht en capaciteit als het gaat om kinderporno.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Uit hetgeen de sprekers tot nu toe naar voren hebben gebracht, blijkt wel dat kinderpornografie in deze tijd gelukkig breed wordt gezien als moreel verwerpelijk, maar ook als strafwaardig, verbonden als het ook is met het afschuwelijke seksueel misbruik van kinderen. Gelukkig zijn in de afgelopen jaren de nodige stappen gezet om tot een verbeterde aanpak te komen. Wij zijn blij in de stukken terug te zien dat een groot aantal zaken in de praktijk succesvol wordt aangepakt, zoals de aanstelling van een landelijke officier. Zo zijn er nog meer stappen te noemen, niet in de laatste plaats het verbeterplan van de politie. Door de analyse en de maatregelen die daarin in het vooruitzicht worden gesteld werden wij zeer aangenaam getroffen.

Wij zijn er echter bepaald nog niet. Kijkend naar wat er gaande is, krijg ik niet het idee dat wij meer en meer greep op het totaal krijgen. De aard en de ernst van kinderpornografie neemt helaas ook toe. Het aantal en de omvang ervan nemen toe. Seksueel misbruik, kinderpornografie en reizende kindermisbruik worden steeds gewelddadiger en extremer en het betreft steeds jongere kinderen. Dat kom ik ook tegen in de stukken. Mij viel op dat in de analyse van de problemen tot nu toe eigenlijk zo centraal werd gesteld, ook in het politierapport, dat de prioritering in de praktijk van het politie- en opsporingswerk de grote bottleneck is. De minister van Justitie stelt in zijn brief van eerder dit jaar zelf ook heel duidelijk: «Vooral door capaciteitstekort bij de politie komt de aanpak van de bestrijding van kinderporno niet goed van de grond». Dat is een stevige stellingname van de minister zelf. Het komt dus niet goed van de grond door een capaciteitstekort bij de politie. Dan ben ik heel benieuwd, kijkend naar al die stukken, waar de aanpak is voor dit centrale probleem. Welke maatregelen stelt het kabinet nu in het vooruitzicht om iets aan dat capaciteitstekort te doen? Helaas ben ik dat nog niet tegengekomen. Ik wil de minister, en met hem eigenlijk ook het kabinet, omdat ik weet dat hij daarover als minister van Justitie niet alleen gaat, vragen wat nu het antwoord is op dat capaciteitstekort. De minister zegt wat betreft de opsporing te kiezen voor een verlegging van het accent van bezit naar productie. Dat staat echter al in de Aanwijzing opsporing kinderpornografie. Het was toch eigenlijk al gewoon het beleid tot nu toe dat wij ons juist in het bijzonder zouden richten op de producenten? Dat komt echter kennelijk niet van de grond door dat gebrek aan capaciteit. Hierdoor is het soms toch makkelijker om zaken aan te pakken die minder tijdrovend zijn, die je met minder mensen af kan, dan ingewikkelde zaken waarbij het om die producenten gaat. Dat wordt toch niet opgelost door nog maar eens een keer te zeggen dat het nu echt de prioriteit wordt? Kijkend naar de bottleneck en het grote aantal plankzaken, dat er nu nog is en waarvan wordt aangegeven dat het nog steeds om honderden zaken gaat, ondanks hetgeen al is gebeurd, is voor ons dus een eerste belangrijke punt: meer capaciteit, meer rechercheurs.

Het volgende punt behandel ik wat staccato, omdat het blijkt dat hier vandaag heel wat punten spelen. Het punt betreft het verantwoordelijk stellen van internet service providers. Wij verbazen ons erover dat hetallemaal zo lang duurt voordat internet service providers hun verantwoordelijkheid nemen. Dat is toch een heel snelle wereld, waarin men gewend is in te spelen op de vragen van vandaag? Moet er nou sinds september 2008 alweer een jaar verstreken zijn om te horen dat er een herbevestiging is van de bereidheid om een samenwerkingsverband op te richten? Fraai, maar dat is toch echt te mager. Waarom kan dat niet wat sneller? Wat zit er nu achter waardoor dat in de praktijk toch zo moeizaam en traag verloopt? Mijn volgende vraag is dan ook: is het niet verstandig, gezien het feit dat het allemaal zo langzaam verloopt, om de filtering verplicht te stellen voor de service providers, om ze gewoon wettelijk te verplichten om internetverkeer te filteren op, onder meer, kinderporno? Is de minister in dat opzicht niet te vriendelijk voor de providers? Uit het rapport dat wij hebben gekregen, blijkt ook dat er gewoon wettelijke mogelijkheden voor zijn. Er werd al in een richtinggevende wetsbepaling gesuggereerd hoe dat in het vat gegoten zou kunnen worden. Waarom doen wij dat niet? Hoe zit het trouwens nu al met filtering in bijvoorbeeld gevangenissen en tbs-klinieken? Dat hoeft zich trouwens niet alleen op service providers te richten, maar bijvoorbeeld ook op bepaalde instellingen in andere landen. Is op die manier gewaarborgd dat in ieder geval ook zedendelinquenten, die veroordeeld zijn, niet makkelijk weer via internet aan dergelijk materiaal kunnen komen?

Op het terrein van filteren en dergelijke is volgens mij van belang om de innovatie te stimuleren, ook bij bedrijven zelf met de technieken die daarvoor allemaal beschikbaar zijn. Wat ons betreft moet er ook in samenspraak met EZ een soort innovatieregeling totstandkomen voor meer verfijnde technieken. Er wordt nu ook al geïnvesteerd in allerlei verbeteringen in zoekfuncties en ik hoop dat er op het terrein van de filtermogelijkheden ook verbeteringen plaats zullen vinden. Hiervan moet niet alles verwacht worden, het is immers maar één onderdeeltje in het totaal, maar wel een belangrijk onderdeel.

Een volgend punt is dat ook de zestien- en zeventienjarigen beschermd moeten worden. Wij missen nog een duidelijke reactie op mijn motie, die een Kamermeerderheid heeft gekregen, over een steviger aanpak van kinderpornografische afbeeldingen van zestien- en zeventienjarigen. Ik zie allerlei andere onderscheiden terugkomen, van onder de veertien jaar en boven de veertien jaar en dergelijke. Daarvoor is allemaal wel wat te zeggen, maar wij zijn bezorgd dat dit ertoe leidt dat de groep «oudere jongeren», die echter nog steeds onder de achttien en strafwaardig zijn, toch te weinig prioriteit krijgen in de praktijk. Wat is nu gebeurd aan de uitvoering van die motie?

De vergewisplicht kwam al aan de orde. Hierover is eerder ook een motie van collega’s Arib en Gerkens ingediend en door een Kamermeerderheid aanvaard. Wij staan ook achter die motie. Wij vinden de argumenten van de minister ertegen, dat het in de praktijk allemaal lastig is, dat er zo veel pornografisch materiaal is en dus een enorme inspanning vraagt en dat het tot nog meer praktische problemen kan leiden en heel veel vraagt van die exploitanten, niet overtuigend. Wij hebben niet zo veel medelijden met de exploitanten van die websites, die belast worden met dergelijke werkzaamheden. Wij vragen ons dus af waarom er niet met die vergewisplicht is doorgegaan en de wetgeving op dat punt niet is aangescherpt.

Het is ons niet exact duidelijk wat de mogelijkheden zijn om, in het kader van de opsporing, in die zogenoemde digitale besloten netwerken binnen te komen. Als er op besloten plaatsen in de fysieke wereld een misdrijf is gepleegd, kan de politie een machtiging krijgen om binnen te treden zonder toestemming. Bestaat zoiets nu eigenlijk ook voor de digitale wereld, zoals fora en netwerken, zodat je met een speciale machtiging en een bevel dergelijke besloten netwerken kan binnentreden?

Ten aanzien van het seksueel uitdagend poseren van kinderen, waarvoor Nederland, zo las ik, helaas ook als een soort gastland wordt gebruikt om dergelijke afbeeldingen te hosten, sluit ik me aan bij mijn collega’s om daaraan bijzondere aandacht te besteden. Ik heb daarover onder andere mevrouw Gerkens en mevrouw Arib gehoord. Kan dat nu al aangepakt worden? Valt dat onder enige strafbepaling of is daarvoor nog een aanscherping van strafbepalingen nodig om dat te kunnen aanpakken?

Tot slot, want ik zie dat ik moet afronden, wil ik de suggestie ondersteunen van onder andere Meldpunt Kinderporno om te gaan werken met een meldknop op sites die voor kinderen en jongeren lang niet altijd veilig zijn. Op die manier kunnen zij het eenvoudig melden als zij geconfronteerd worden met misbruiksituaties en dergelijke.

Ik laat een aantal andere punten even liggen, maar als laatste noem ik de financiële recherche. Deze krijgt weinig aandacht in de voortgangsrapportage. Opnieuw is te lezen dat de NVB bereid is mee te werken aan het uitwisselen van informatie over bijvoorbeeld betaalstromen. Dat hadden wij al eerder begrepen, maar mijn laatste vraag is wat er nu concreet gebeurt en verandert in de praktijk?

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Op 1 september jongstleden stond er een verslag over een berechting van een verdachte van het downloaden van kinderporno in het Brabants Dagblad. In ieder geval naar de indruk van de journalist leed de 45-jarige Tilburger over wie het ging zichtbaar onder de confrontatie door de rechter met de gevolgen van wat hij had gedaan. Als ik dat lees, denk ik: prachtig, dat is precies wat wij moeten hebben. Daarom stel ik de minister de volgende vraag: is het niet goed om voor dit soort zaken, waarbij het gaat om verdachten die ogenschijnlijk niets anders op hun strafblad hebben dan het feit dat zij zich inlaten met dergelijke zaken, juist wel een wettelijke verschijningsplicht voor de berechting in het leven te roepen? Met die wettelijke verschijningsplicht bedoel ik natuurlijk dat de aan de kaak stellende bespreking die tijdens zo’n terechtzitting plaatsvindt op zich al een vorm van bestraffing kan zijn voor de dader. Bovendien vraag ik de minister om zich uit te laten over het idee om de daders die zich hebben schuldig gemaakt aan het downloaden van kinderporno en die zo tuk zijn op dergelijke foto’s op het internet, zelf na hun veroordeling met foto en reden van veroordeling op het internet te plaatsen. Zij krijgen dan een koekje van eigen deeg. Dat lijkt me een goede zaak.

Eén van de belangrijkste veranderingen waaraan kinderporno de laatste jaren onderhevig is geweest, is het internet. Dat heeft een openbare communicatie rondom kinderporno veroorzaakt en het heeft de wereld van de kinderporno toegankelijk gemaakt voor politie en justitie. Dat is zeker een feit. Daarbij is echter vooral ook de zogenoemde consument erg gebaat geweest. Door het ondergronds gaan van kinderpornonetwerken op het internet, het mondiale bereik en de virtuele kinderporno als zodanig is het vanzelfsprekend dat ook de opsporing van de kinderporno steeds complexer is geworden. Verspreiding op het internet trachten te bestrijden, is een begin om erger te voorkomen, maar ieder weldenkend mens kan bedenken dat een omvangrijk probleem als kinderporno met zulke desastreuze gevolgen ook bij de bron moet worden aangepakt. Op dit moment komt de bestrijding van kinderporno niet goed van de grond door een capaciteitstekort. Ik las in de stukken dat de focus van het OM en de politie daardoor «noodgedwongen», zoals het er staat, gericht is op de aanpak van de eenvoudige downloader. Ik onderschrijf die aanpak overigens, maar deze is dus minder gericht op het traceren van slachtoffers en misbruikers. Hiervoor wordt als argument aangevoerd dat de werkvoorraad anders te veel zou stijgen.

Ik wil de minister er toch nog op wijzen dat er ook in Europees verband op dit moment raadsconclusies liggen waarin de lidstaten wordt aanbevolen om juist prioriteit te geven aan de identificatie van slachtoffers en om het zogenoemde monitorsysteem, waarin met behulp van financiële instellingen het betalingssysteem voor kinderporno als kapstok van de opsporing kan worden gebruikt, verder uit te bouwen. Ik wil de minister vragen hierop in te gaan en er aandacht aan te besteden, misschien vandaag al.

Wat is nu nog het doel van de aanpak van kinderporno? Ik was in de veronderstelling dat het de bedoeling was om kinderporno tegen te gaan, maar hoe kan dat nu ooit van de grond komen als er bij de politie een capaciteitstekort is? In de rapportage over de voortgang van het Verbeterprogramma Kinderporno wordt gemeld dat er gewerkt wordt aan het vervullen van vacatures. Van de minister wil ik graag een toelichting hebben hoe dit wordt gedaan en of dit al succes heeft. Kortom, welke vorderingen zijn daarbij geboekt? Als die er niet zijn: wat gaat de minister dan doen om ervoor te zorgen dat er meer beweging in komt?

Verder heb ik gelezen dat er een tweede bovenregionaal opsporingsteam in het vooruitzicht is gesteld. Van de minister wil ik weten of dit team op dit moment al operationeel is. Zo niet: waarom niet en wanneer mogen we dan wel verwachten dat het operationeel wordt?

De PVV-fractie maakt zich niet alleen zorgen om de digitale recherchecapaciteit, maar ook over internationale samenwerking ter bestrijding van kinderporno. Of beter gezegd: komt dat wel goed van de grond? Kan de minister ingaan op de vraag wat er allemaal gaande is om ervoor te zorgen dat dit wel gebeurt? Als dit niet goed van de grond komt, wil ik graag een uiteenzetting waarom dat zo is.

De kwestie van de omgekeerde bewijslast wat betreft de leeftijd van de afgebeelde personen is ook al aan de orde geweest bij een aantal sprekers. Ik wil daarop ook ingaan. De minister heeft dat afgewezen met bijvoorbeeld het argument dat dit zo veel administratieve rompslomp teweegbrengt voor de exploitanten van pornosites. Mijn buurman zei net al dat hij daarmee helemaal geen medelijden mee heeft. Dat onderschrijf ik van harte. Ik ben zelfs geneigd te zeggen: hoe meer administratieve rompslomp voor deze lieden, hoe beter.

Er moet meer ingezet worden voor de bestrijding van kindermisbruik. Hoewel de gewone downloader natuurlijk ook gewoon aangepakt moet blijven worden, moet er naar het idee van de PVV-fractie keihard worden gewerkt aan extra capaciteit om het zwaartepunt te brengen bij het traceren van slachtoffers en de daadwerkelijke misbruikers van de kinderen. Als wij in het tijdperk van het internet kinderporno goed willen bestrijden, ontkomen wij volgens mij niet aan de maatregelen die ik al aan het begin van mijn bijdrage noemde: zet de veroordeelden zelf ook op internet en dwing hen om aanwezig te zijn bij de aan de kaak stellende bespreking in de rechtbank. Bovendien zijn wij van mening dat het ook noodzakelijk is om de daders te belonen met minimumgevangenisstraffen. Ik neem even een voorschot op mijn wetsvoorstel over minimumstraffen, dat binnenkort openbaar zal worden. Daarin stel ik in ieder geval aan de daders een gevangenisstraf van ten minste vijf jaar onvoorwaardelijk in het vooruitzicht. Deze criminelen zullen er wat ons betreft nooit meer vanaf kunnen komen met een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf.

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik zit hier nu twee jaar aan deze tafel te praten over dit onderwerp. Vóór mijn tijd is dat ongetwijfeld ook al een tijdje gedaan. Wat opvalt, is dat een aantal thema’s blijft terugkomen, omdat zij continu een punt van zorg zijn of omdat er iets goeds over te melden is. Dat is ook nu weer het geval. Op een aantal thema’s wordt nu echt vooruitgang geboekt, maar er is ook nog een aantal thema’s waarover wij ons nog steeds zorgen maken.

Ik wil allereerst mijn complimenten uitspreken over het verbeterplan van de politie. Twee jaar geleden vroegen wij om een actualisering van het Plan van Aanpak Kinderporno. Ik weet niet of dit precies die actualisering is, maar er ligt een eerlijk en duidelijk plan van de politie. Een sterk punt is dat wordt aangegeven wat de problemen zijn, tegen welke dilemma’s men aanloopt en wat er nodig is. Vorig jaar is er bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Justitie gevraagd om een onderzoek naar het fenomeen kinderporno in Nederland. Dat zou bijvoorbeeld door de Politieacademie kunnen worden uitgevoerd. Wij willen een onderzoek op hoog niveau en willen niet in de situatie terechtkomen dat deze vorm van criminaliteit veel groter is dan wij weten. Dat wordt nu door de politie zelf opgepakt. Men ziet dat men expertise moet gaan ontwikkelen en veel meer informatie onderling moet uitwisselen. Dat is een goede zaak en ik ben daar erg blij mee.

Ik ben ook blij met de korpsmonitor. Dat is een heel nuttig instrument, omdat elk korps gedwongen wordt om te rapporteren over de aanpak van porno. Als je niets meldt, sta je er niet goed op, dus het is een mooie manier om de korpsen tot inspanning te verplichten. Ik ben ook blij met de internationale aanpak. Ik doel op het Verdrag van Lanzarote, waarover wij enige tijd geleden de wetgeving hebben kunnen behandelen. Ik heb daarover nog een paar vragen. Er is sprake van een meer vindplaatsgerichte aanpak, bijvoorbeeld op Schiphol. Is er een analogie met de speciale aanpakteams voor mensenhandel? Dit zijn teams die in Nigeria op het vliegveld zijn om daar te proberen dingen van tevoren te signaleren en te voorkomen dat mensen naar Nederland gaan. Is het mogelijk om op dit punt samenwerking te realiseren?

Ik heb India gemist als het gaat om de internationale aanpak. Van vrienden van mij die in de mensenrechtenbeweging in India zitten, weet ik dat daar erg veel kinderprostitutie is. Ik maak mij daar zorgen over. Wij hebben de zaak gehad van de ruim 120 jongetjes uit India die via Nederland in het mensenhandelcircuit terecht zijn gekomen en daarom vraag ik expliciet aandacht voor India.

Er wordt melding gemaakt van de Vereniging Martijn. Ik ben blij dat deze in de gaten wordt gehouden. Het is lastig om er de vinger achter te krijgen, maar deze deugt eigenlijk net niet, hoewel ik snap dat het strafrechtelijk niet zo gemakkelijk rond te krijgen is.

Ik heb ook een aantal zorgen. Ik ben ergens natuurlijk wel blij dat de internet service providers met elkaar in een platform gaan zitten, de bereidheid hebben om met elkaar samen te werken en met elkaar over definities gaan «bakkeleien». Prima dat het allemaal gedaan wordt, maar de kwestie is wel dat de technologie die zij aanbieden en de ruimte die zij geven, wordt gebruikt voor criminele activiteiten. Ik zou op dat punt graag een iets hoger gevoel voor urgentie willen zien, in plaats van dat zij in januari 2010 uiteindelijk eens een keer met iets gaan komen, wat dan misschien weer een mooi plan is. Er wordt nu al twee jaar over gepraat en door deze commissie letterlijk om gezeurd. Er moet echt iets gaan gebeuren. Ik ben dus heel benieuwd of er nieuws te melden is vanuit het platform en of de minister van plan is, er een echt slagvaardig platform van te maken. Hetzelfde geldt voor de Nederlandse Vereniging van Banken. Voor zover het tot hun mogelijkheden behoort, willen zij wel meewerken. Dat klinkt echter niet als de internationale coalitie van financiële instellingen tegen seksueel misbruik van kinderen. Wat ik in de brief lees, klinkt toch wat minder actief. Kan dit een woordenkwestie zijn, of moet er ook daar nog wat peper op een bepaalde plaats worden gebracht?

Wat de handhaving betreft is het goed dat de focus op de productie komt te liggen. Ik maak mij zorgen over het grote aantal plankzaken. Wat is de verhouding in die zaken tussen gedownloade bestanden en productie? Is dit grote aantal plankzaken ook tot een aantal zaken terug te brengen waarop kan worden doorgerechercheerd? Dat zou enorm veel kunnen betekenen. Als wij dan gaan doorrechercheren naar de producenten en als wij die te pakken krijgen, is alles wat er aan vastzit nog steeds ernstig, maar dan hebben wij de bron van dit grote aantal zaken wel te pakken.

Ik ben blij met de landelijke officier. Dat is een goede zaak. De digitale wasstraat lijkt mij een heel nuttig instrument om de politie minder te belasten. Mijn laatste punt betreft de omkering van de bewijslast. Ik deel de mening van een aantal sprekers dat het signaal vanuit de Kamer heel duidelijk was, namelijk dat de producenten en de hosts van de websites hierop mogen worden aangesproken. Het klinkt minder logisch, en dan krijgen wij te maken met de bezwaren die ook al zijn genoemd. Ik wil de minister vragen om goed na te denken over het volgende. Als wij nu aan de slag gaan met het aanpakken van producenten, gebeurt dat voor het grootste gedeelte in Nederland. Wij hebben een Nederlandse verantwoordelijkheid en proberen zo weinig mogelijk productie in Nederland te hebben. Voor zover wij internationaal kunnen samenwerken, doen wij dat natuurlijk. Productie in Nederland lijkt mij de eerste focus voor de politie, als de focus productie is. Kunnen wij dan ook niet de Nederlandse eigenaren van websites die pornomateriaal aanbieden vragen om hierin een verantwoordelijkheid te nemen? Het is een eerste stap om het in elk geval in Nederland goed te regelen. Ik begrijp het argument dat het internet zo ontzaglijk groot is dat er bijna niet te handhaven valt. Wij kunnen niet de wereld vanuit Nederland helemaal veranderen, hoewel wij dat soms wel willen. Ik vraag de minister, of wij niet een eerste stap kunnen zetten in de richting van de Nederlandse producenten. Ik heb respect voor mijn collega’s die zeggen: als de minister het niet doet, dan doen wij het zelf wel, maar ik wil toch eens even zien of de minister in beweging te krijgen is.

Mevrouw Gerkens (SP): De heer Anker wijst precies op de bedoeling van ons initiatief, namelijk dat exploitanten van websites moeten kunnen garanderen dat de modellen die zij op hun websites tonen, 18 jaar of ouder zijn. De verantwoordelijkheid komt in Nederland bij de producenten te liggen en men is ook verantwoordelijk voor het materiaal dat men uit het buitenland haalt. Uit het betoog van de heer Anker begrijp ik dat hij ons steunt, als de minister vandaag niet zegt dat hij het zelf gaat doen.

De heer Anker (ChristenUnie): Met alle parlementaire voorbehouden, zoals dat wij het debat nog moeten afwachten, sta ik uitermate sympathiek tegenover uw voorstel.

Voorzitter: Arib

Mevrouw De Pater-Van der Meer (CDA): Voorzitter. Vandaag spreken wij opnieuw met de minister van Justitie over de voortgang op het dossier van de bestrijding van kinderporno. Gezien de ernst van de problematiek en de impact van kinderporno op slachtoffers, is dat een belangrijk onderwerp. Het feit dat de minister twee keer per jaar aan de Kamer rapporteert over de voortgang van de aanpak, vindt de CDA-fractie in dat kader een goede zaak. Ook onderschrijft de CDA-fractie de verschuiving van de focus bij de opsporing van bezit naar productie, omdat daar de daders zitten die dit grove misbruik van vaak zeer jonge kinderen plegen.

Zelf focus ik vandaag hoofdzakelijk op het plan van aanpak van de politie. Dit plan van aanpak is vorig jaar de reden geweest om een debat over de bestrijding van kinderporno op te schorten. Inmiddels heeft de Kamer al wel het Verdrag van Lanzarote besproken, waarin wordt aangescherpt wat wij strafbaar achten ten opzichte van kwetsbare kinderen en wat wij moreel verwerpelijk seksueel misbruik vinden. Wij hebben wetgeving op dat punt behandeld, maar het plan van aanpak is tot nu toe blijven liggen. Voor de CDA-fractie is er op zichzelf genomen nu geen reden meer om alle aanbevelingen nauwkeurig te bespreken op hun uitvoerbaarheid. Wij gaan ervan uit dat er in de praktijk al lang mee gewerkt wordt. Ten slotte is het een plan van aanpak van de politie. Wel is het van belang om te vernemen hoe het draagvlak op de werkvloer is, dat wil zeggen bij de zedenrechercheurs die met de opsporing belast zijn, vaak gecertificeerd, en bij de ketenpartners met betrekking tot dit programma. In dit verband is het ook nuttig om nog even stil te staan bij een artikel over het plan van aanpak, dat verschenen is in het politievakblad Blauw. Ik zal daar zo meteen nog uit citeren.

In het plan van aanpak staan enerzijds goede berichten. In het buitenland heeft de Nederlandse politie een goede naam waar het de bestrijding van kinderporno betreft en internationaal behoort Nederland tot de top tien van actieve landen op het terrein van de bestrijding van kinderporno. Op de werkvloer wordt samengewerkt door de regionale korpsen en het KLPD. Elk jaar genereert het KLPD meer onderzoeken, die het uitzet in de regio’s en in het buitenland. Dit zijn positieve punten, maar er zijn ook zorgen over de prioriteit van de politie wat betreft dit onderwerp en over de vraag of de aanpak voldoende adequaat is. De CDA-fractie vindt het een heel goede zaak dat de Nederlandse politie het initiatief heeft genomen tot een analyse van een aantal aspecten van kinderporno en vervolgens tot het formuleren van een aantal aanbevelingen voor verbetering van de aanpak hiervan. De zorgen betreffen voor een deel het feit dat er geen centrale, landelijke sturing is. Ik citeer nu uit het blad Blauw: «Van een samenhangende, uniforme en effectieve aanpak is nog geen sprake. Het Verbeterprogramma kinderporno geeft hiertoe een aanzet». Een volgend citaat: «Veel onderzoeken blijven door capaciteitsgebrek beperkt tot het selecteren van aangetroffen plaatjes, om de downloader voor de rechter te brengen. Dat gaat ten koste van de aandacht voor misbruikers, producenten, verspreiders en vooral slachtoffers. Naarmate de politie intensiever en beter onderzoek doet, worden meer slachtoffers getraceerd en ontzet. Daar moet de focus dus liggen.» In dit laatste citaat ligt precies het dilemma waar politie en justitie de vinger op leggen. Waar gaat de prioriteit naar uit en waar moet de prioriteit naar uitgaan? Wat het CDA betreft moet de prioriteit liggen bij het opsporen van daders en het beschermen van slachtoffers. Er worden in dit plan van aanpak drie overkoepelende knelpunten aan de orde gesteld. Het eerste is het verbeteren van de aanpak van kinderporno. Er zijn te veel kinderpornozaken voor de beschikbare capaciteit. Is de huidige inzet van 35 fte’s en 11 tijdelijke fte’s zedenrechercheurs dan voldoende of onvoldoende om deze plankzaken af te handelen? De focus op de downloaders gaat ten koste van de aandacht voor de kindermisbruikers, producenten, commerciële verspreiders en de belangrijkste groep: de slachtoffers.

Naar de mening van de CDA-fractie is het belangrijkste knelpunt echter dat er nog steeds geen gezamenlijke focus is, althans volgens het plan van aanpak. Ik hoor graag of dit inmiddels anders ligt. Dit wil zeggen dat een adequate, gezamenlijke strategische beleidslijn op het gebied van kinderporno bij de betrokken organisaties ontbreekt als vertrekpunt voor strategie en beleid.

Het is prima dat de politie reeds is gestart met werkzaamheden ten behoeve van de utvoering van enkele aanbevelingen, zoals de inventarisatie van het aantal zaken, en een aantal technische aanbevelingen. Maar nogmaals: hoe groot is het draagvlak binnen de organisatie?

Dan zijn er nog enkele punten die mijn fractie specifiek aan de orde wil stellen. De looptijd van het plan van aanpak is tot begin 2011. Schat de minister in en heeft hij er inmiddels aanwijzingen voor dat dit voldoende tijd is om alle aanbevelingen te realiseren?

Dan kom ik nu op de financiering van de uitvoering van de aanbevelingen. In het plan is er in totaal een bedrag van € 880 000 aan directe programmakosten benodigd. Dat bedrag komt in zijn geheel ten laste van de begroting van het programma Cyber. Is er als gevolg daarvan nog voldoende budget beschikbaar voor andere onderdelen van het programma Cyber? Waarom wordt er niet gekozen voor een eigenstandige begroting voor het Projectbureau Kinderporno? Het plan van aanpak sluit af met een financieel los eindje. Bij de uitwerking van de aanbevelingen zullen kosten naar voren komen die betrekking hebben op de inzet van mensen en middelen. Hoe zijn de benodigde financiële middelen geraamd en hoe zal het totaalbedrag er uiteindelijk uitzien?

Dan kom ik op de samenwerking tussen de betrokken organen en programma’s. De Raad van Hoofdcommissarissen, de Expertgroep Zeden, het KLPD, het bovenregionale rechercheteam, het Projectbureau Kinderporno, het Programma Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad en het Programma Cybercrime spelen allemaal een rol in de bestrijding van kinderporno. Hoe verlopen coördinatie en aansturing van al deze organen en programma’s? Is er nog overzicht?

Voorzitter: De Pater-Van der Meer

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Hirsch Ballin: Voorzitter. Ik dank degenen die zo-even uitdrukkelijk hun steun en enthousiasme hebben uitgesproken voor de vooruitgang die wij inderdaad op verschillende punten maken. Daartoe behoort de aanpak van belangrijke strafzaken en zeker ook de samenwerking met de internet service providers. Ik kom dadelijk op de tijdschema’s terug, maar u zult merken dat op dat punt niet lang meer te gaan is. De vooruitgang betreft ook de internationale aspecten waarover wij onlangs nog hebben gesproken in verband met het Verdrag van Lanzarote. Gelukkig groeit ook de bewustwording hiervoor en is het met de inzet van de recherche, op nationaal en regionaal niveau, steeds meer gaan leven dat dit deel moet gaan uitmaken van het werk. Ik kom op de vragen over de politiecapaciteit terug, tenminste voor zover het past om dat in dit overleg te doen. Andere vragen zullen ongetwijfeld morgen aan de orde komen.

Ik zal ook ingaan op de vraag over de wetgeving. Omdat de voorzitter zo uitdrukkelijk aan mij vroeg om na te denken over de vragen van de heer Anker, maar dat niet langer dan tien minuten te doen, is het misschien handig als ik de resultaten van dat nadenken meld. Daarbij ben ik natuurlijk ook geholpen met het bericht dat vanochtend verscheen op www.sp.nl/ardagerkens/nieuwsberichten/6935. Het ging over een initiatiefvoorstel tegen kinderporno. Ik zal ook nog www.pvda.nl raadplegen.

Mevrouw Gerkens (SP): Ik begrijp dat de minister vaker naar de SP-website kijkt. Dat is terecht.

Minister Hirsch Ballin: Zeker de nieuwsberichten zijn zeer behulpzaam in de voorbereiding op AO’s. Ik kom op de zaak zelf; wij hebben daarover natuurlijk verder gedacht. Ik zal hier openhartig melden waar de punten van aarzeling zitten, maar ook waar mogelijk het antwoord op de vragen van de heer Anker gezocht moet worden, zodat wij er toch iets in kunnen gaan zien. Daarvoor moet ik nog wel een enkele tussenstap zetten. Die heeft te maken met een vraag die mij voortdurend bezighoudt, namelijk hoe ik kan voorkomen dat er te veel wetgeving tot stand komt, waarvan vervolgens moet worden geconstateerd dat zij niet volledig handhaafbaar is. Die vraag houdt natuurlijk ook degenen die over een initiatiefvoorstel nadenken bezig. Hij is onlangs nog in verband met een ander initiatief- wetsvoorstel aan de orde gekomen.

Initiatiefwetsvoorstellen dienen naar mijn ervaring eigenlijk altijd een sympathiek doel. Ik kan mij in ieder geval nauwelijks voorbeelden herinneren waarbij dat anders was. De vraag die de regering zich vervolgens echter moet stellen, is of er ook uitvoering aan kan worden gegeven. Is een dergelijke wet handhaafbaar? Dat is een vraag die de indieners natuurlijk ook bezighoudt, dus laat ik daar maar even over vooruit denken. Op de aangehaalde website is er sprake van producenten van porno, die verplicht moeten worden om aan te tonen dat modellen boven de achttien jaar zijn. Ik heb nog even gekeken naar de motie die de leden Gerkens en Arib op 19 mei hebben ingediend, waarin gesproken wordt over exploitanten van sites. Dat is niet precies hetzelfde; ik weet niet of dat opzettelijk is.

Mevrouw Gerkens (SP): U mag het als aanvullend zien: bedoeld worden producenten en exploitanten.

Minister Hirsch Ballin: Ik heb er al eerder op gewezen – maar het laatste woord hoeft daarover nog niet gesproken te zijn – dat je bij exploitanten van websites ook te maken hebt met exploitanten die iets doorgeven wat uit het buitenland komt. Het probleem daarbij is dat degenen die uit het buitenland hun beweerdelijk meerderjarige presentaties doen, moeilijk bij de kraag kunnen worden gevat bij bijvoorbeeld het leveren van buitenlandse identiteitsdocumenten. Dat is een probleem waarop wij op de een of andere manier, als wij de zonder meer sympathieke en behartigenswaardige doelstelling bij deze gedachte volgen, een antwoord zullen moeten kunnen geven. Uiteraard kan dat antwoord zijn, en dat wil ik ook overwegen, dat het dan het probleem is van degenen die een en ander doorgeven. Als zij geen zekerheid over de leeftijd van modellen kunnen krijgen, dan zouden zij er maar mee moeten stoppen. Ik vind dat prima, maar wij moeten ons wel realiseren dat wij dan een stop zetten, ook op het doorgeven van afbeeldingen waarvan je je kunt voorstellen dat het afgebeelde model boven de achttien was. Om niet in die bewijsproblemen te komen, zullen zij daarmee dan moeten stoppen. Het materiële effect is dan dat niet alleen de modellen tot achttien jaar, maar ook die van een paar jaar ouder zullen worden geweerd van het internet. Ik zeg niet dat ik dat een onwenselijk gevolg vind, maar wij moeten ons wel realiseren dat in feite de effecten van de bepaling zich in dat geval verder uitstrekken dan de bescherming van minderjarigen. Het is goed om daar even uitdrukkelijk bij stil te staan.

Een ander punt dat ik daarbij onder de aandacht wil brengen, is dat wij helderheid moeten hebben over de vraag wat de bedoeling hiervan precies is. Is het de bedoeling om voortaan iedereen strafbaar te stellen die niet werkt met een volledige documentatie van de leeftijd van degenen die worden afgebeeld? Of is het de bedoeling om niet meer het voordeel van de twijfel te gunnen bij strafvervolging, als er aanleiding is om vervolgend op te treden omdat er een vermoeden is dat het gaat om kinderporno, dus om pornografische afbeeldingen van minderjarigen? Als het tweede de bedoeling is, dan kunnen wij daarmee qua vervolgingsbeleid een stuk beter overweg dan met het eerste. Als het eerste de bedoeling is, dan zouden wij als het ware in de strafbepaling inbouwen dat er een groot handhavingstekort ontstaat. Als het tweede de bedoeling is, dan is het meer een kwestie van het verbeteren van de bewijspositie.

Mevrouw Gerkens (SP): Uitdrukkelijk is het laatste de bedoeling. Bij twijfel moeten papieren getoond kunnen worden waaruit blijkt wat de leeftijd van het model is. Die moet dan 18-plus zijn, want anders heeft de exploitant, dan wel de producent, een probleem. Wij hebben in een eerder algemeen overleg al tegen u gezegd dat het niet in het strafrecht hoeft te worden geregeld; het kan ook in de vergunningsplicht worden opgenomen. Op die manier kan via het bestuursrecht de rechterlijke macht ook wat dat betreft ontlast worden. Het gaat erom dat, zodra de politie aan de slag wil, zij bij de producent of exploitant de kasten kan opentrekken om te zien of de modellen inderdaad 18-plus zijn.

Minister Hirsch Ballin: Dat is heel behulpzaam. Eigenlijk was dat een belangrijk punt van zorg bij het nadenken over de vraag wat wij ermee zouden moeten doen. Ik begrijp nu dat het de bedoeling is om een bewijsprobleem op te lossen en niet om een zeer veel groter aantal zaken überhaupt tot vervolging te brengen, dus te genereren. Voor mij komt dan de balans bepaald anders te liggen. Ik denk dat ik er goed aan doe om nu toe te zeggen dat wij vanuit dit oogpunt en met deze toelichting met het OM zullen spreken over de handhaafbaarheid van de bepaling, dus over het nut van de bepaling vanuit het oogpunt van bewijs, wat het argument van mevrouw Gerkens is. Zij geeft aan dat er twee mogelijke wegen zijn:één die is gerelateerd aan de activiteit van de doorgevende exploitant en een ander via een strafprocessuele bepaling, zo vat ik althans samen wat zij net als alternatief bood. Dat geeft mij de basis om de Kamer hierover een bericht te sturen, nadat ik het OM erover heb geraadpleegd.

Mevrouw Gerkens (SP): Collega Arib en ik wachten dat dan graag af. Ik hoop dat het bericht niet te lang op zich laat wachten.

De voorzitter: Als het al zo mondeling is toegelicht, zou je bijna zeggen dat het er volgende week kan zijn.

Minister Hirsch Ballin: Om het dan maar meteen concreet te maken: in november mag de Kamer de volgende voortgangsbrief verwachten. Dat is dus over ongeveer twee maanden. Dit lijkt me een redelijke termijn, ook voor onszelf, om tot een conclusie te komen.

Dan ga ik naar de andere vragen die mevrouw Gerkens heeft gesteld. Naarmate ik verder kom in de rij van sprekers, zullen er meer vragen zijn die ik al naar aanleiding van een eerdere spreker heb beantwoord. Mijn excuses aan de laatste spreekster.

Mevrouw Gerkens vraagt, evenals onder andere de heer Van der Staaij, naar de voortgang bij het filteren en blokkeren en naar het nieuwe project met LeaseWeb. Met betrekking tot het project filteren en blokkeren werd door velen het punt van de timing ter sprake gebracht. Op hoofdlijnen is er overeenstemming over het door de internetserviceproviders en andere marktpartijen op te richten samenwerkingsverband om filters te ontwerpen, een blacklist bij te houden en voorlichting te geven aan het brede publiek. Ik heb al eerder gezegd dat ik blij ben met deze bereidheid tot medewerking. De betrokkenheid is inmiddels nog wat breder geworden. Dat is positief. Er zijn meer deelnemers bij gekomen: providers die zich eerst afzijdig hielden, maar ook een groot hostingbedrijf.

We hebben ook met de particuliere Stichting Meldpunt ter Bestrijding van Kinderpornografie op Internet overleg gevoerd over een integratie van dit meldpunt met de op te richten organisatie. Dit heeft inderdaad tijd gevergd maar dat is ook de moeite waard geweest. We hebben een planning ontvangen die uitgaat van een daadwerkelijke start van het samenwerkingsverband per 1 januari 2010. Ik ben zondermeer positief over deze inzet uit de private sector die laat zien dat men zich daar bewust is geworden van de verantwoordelijkheden. Als ik de vergelijking maak met Duitsland en België moet ik constateren dat men daar, met een wettelijke regeling, eigenlijk niet doeltreffender is. In dezelfde geest spraken wij zojuist over een aanvullende wettelijke bepaling. Die heeft inderdaad tot gevolg dat men voorzichtiger is, zeker in combinatie met een wettelijke regeling zoals zojuist genoemd, dan alleen maar strikt de leeftijdsgrens hanteren tot achttien jaar waarna het er niet meer toe doet. Ik begrijp echter ook uit de standpunten die hier rond de tafel zijn ingenomen, dat een dergelijk nevengevolg niet onwenselijk wordt geacht.

Dan kom ik op de verregaande samenwerking, die ook een positief effect heeft, ten aanzien van het plan van aanpak van de politie. In het verleden hebben we met woordvoerders van profielsites en anderen gesproken over het soort zorgen dat mevrouw Gerkens uitspreekt, zorgen over mensen die zich niet realiseren op welke manier zij zich laten afbeelden, en over de effecten die dat soort gedrag kan hebben. Mijn collega’s van EZ en ik proberen een zo breed mogelijk platform van betrokkenen bij internetveiligheid op te zetten. Dat dient ook dit doel.

Er werd ook even gesproken over de campagne met Stanislav. Mevrouw Gerkens is niet de enige die daar enthousiast op reageerde: de campagne heeft echt een indrukwekkend effect gehad en er zijn veel mensen mee bereikt. Na die korte, intensive campagne krijgen we nu de vraag, zowel van de Kamer vandaag als van anderen, of de campagne niet wat langer had kunnen duren, omdat vrienden en kennissen hem ook wel hadden willen bekijken. Daar zit wel iets in; natuurlijk hadden wij ook hen graag de indringende confrontatie met Stanislav gegund. We zullen daarom in overleg treden met Stanislav ... Mocht dat ertoe leiden dat er een«Stanislav strikes again-actie» komt, zult u dat snel genoeg merken.

Het volgende punt betreft erotische afbeeldingen. De vraag is of de verspreiding ervan onder mensenhandel, artikel 273f Wetboek van Strafrecht kan worden gebracht. Allereerst wil ik opmerken dat de officier van Justitie in de grote kinderpornozaak te Sliedrecht – deze zaak is nog onder de rechter is, dus ik geef er geen standpunten over – een flink aantal afbeeldingen in de tenlastelegging heeft betrokken. Sommigen zullen zich misschien afvragen of deze allemaal onder de strafbepaling vallen. Gegeven het belang van de zaak, ook uit het oogpunt van bescherming en de waardigheid van kinderen – we hebben het over respect voor de menselijke persoon – heeft het OM echter gekozen voor deze werkwijze. Dat vind ik ook geheel verantwoord, zoals eigenlijk vanzelf spreekt. De rechter moet zich nog uitspreken over deze zaak.

Mevrouw Gerkens vraagt ook naar de juridische waarborgen bij filteren en blokkeren. Het is inherent aan de private benadering van filteren en blokkeren, dat deze zaken niet vallen onder administratiefrechtelijke rechtsbescherming of iets dergelijks. Dat vraagt mevrouw Gerkens ook niet. Uiteraard zal het deel uitmaken van hetgeen de private sector gaat opzetten, dat er ook een mogelijkheid bestaat om het te melden als je meent dat je ten onrechte aan de procedure van filteren en blokkeren bent onderworpen en bijvoorbeeld niet thuishoort op een zwarte lijst. De uiteindelijke uitkomst van een dergelijk geschil ligt natuurlijk, afgezien van de procedure van klacht en herstel, bij de civiele rechter.

Mevrouw Gerkens (SP): Mijn vraag was wie bepaalt of een site geblokkeerd moet worden. Moeten wij op de stoel van de rechter gaan zitten? Hoe krijgen de internetserviceproviders hun voeding?

Minister Hirsch Ballin: Eigen aan deze benadering is dat internetserviceproviders hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Daarop hebben wij hen steeds aangesproken en het is goed dat zij die verantwoordelijkheid nemen. Zij zien het ook als hun eigen verantwoordelijkheid. Deze benadering ligt volgens mij helemaal in de lijn van hetgeen mevrouw Gerkens ook qua wetgeving heeft bepleit, dat de internetserviceproviders zich ervan vergewissen wat via hun kanalen wordt doorgegeven. Onderdeel van deze benadering is dat alleen echte kinderporno op de zwarte lijst komt. Het is niet de bedoeling dat de grensgevallen op deze lijst worden geplaatst. Dat is de verantwoordelijkheid van de internetserviceproviders. Als iemand meent dat ten onrechte aan de andere kant van de grens te zijn geplaatst, geldt hetgeen ik zo-even zei over dit soort geschillen.

Mevrouw Gerkens (SP): Maar wie plaats dat dan op de lijst?

Minister Hirsch Ballin: Het samenwerkingsverband dat door de internetserviceproviders wordt opgericht. Het is dus niet een uitspraak van de strafrechter. Als we dat zouden doen, zouden we namelijk terug bij af zijn.

Mevrouw Gerkens (SP): Zit er wel politie bij of zijn het alleen private personen?

Minister Hirsch Ballin: Dat is de overgangssituatie. Ik meen dat ik de Kamer hierover eerder uitgebreid heb geïnformeerd. Er is een overgang van verantwoordelijkheid. Nu is het KLPD ermee bezig. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat dat beperkingen heeft die eigen zijn aan het feit dat de politie niet anders kan doen dan die taak beperkt opvatten. We hebben de internetserviceproviders aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Dat heeft geleid tot resultaat. De training in het beoordelen van zaken wordt door de politie gegeven. Dan wordt dus de expertise die bij de politie is opgebouwd, gebruikt om de betrokkenen bij de internetserviceproviders te adviseren. Ze worden dus geadviseerd door een professioneel samenwerkingsverband. Aan deze training ligt de expertise uit het meldpunt en de training door de politie ten grondslag.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik begrijp uit de reactie van de betrokkenen bij het meldpunt dat zij hopen dat meer internetserviceproviders zich zullen aansluiten. Kennelijk is het samenwerkingsverband nog niet dekkend. Hoe breed is het samenwerkingsverband nu? Wat zijn de mogelijkheden om ook onwillige providers hiervoor warm te krijgen?

Minister Hirsch Ballin: Bij de start misten we een van de providers. Met deze provider is gesproken en deze heeft zich vervolgens aangesloten. Er zijn geen substantiële manco’s meer in de dekking.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik heb een vraag voor mijn goede begrip. Misschien leg ik het wel erg makkelijk uit, maar ik ben benieuwd naar de reactie van de minister. Wordt er gebruik gemaakt van dezelfde mogelijkheid die een restauranthouder zou kunnen hebben om te beslissen welke mensen hij wel en welke niet binnen wil hebben, net zoals je kunt omgaan met kledingvoorschriften voor mensen die gebruik maken van je diensten? Worden dit soort regels nu losgelaten op degenen die gebruik maken van de dienst van internetserviceproviders?

Minister Hirsch Ballin: Die vergelijking gaat tot op zekere hoogte op: ik vraag mij even af wie een caféhouder of een restauranthouder buiten mag houden, behalve rokers ... Hij mag mensen weigeren die zich misdragen maar hij mag niet discriminatoir handelen. In die zin mag er geen willekeur zijn aan de deur van een café of restaurant. De opstart van het samenwerkingsverband is erop gericht dat er expertise aanwezig zal zijn. Men zal gebruikmaken van een gezamenlijk expertisecentrum. De training wordt mede gegeven door de politie. Verder wordt er ook gebruikgemaakt van de expertise van het Meldpunt Kinderporno.

Dan kom ik op het capaciteitstekort bij de recherche waar velen naar hebben gevraagd. De verbetering van de resultaten van de aanpak van kinderporno moet komen en blijkt ook te kunnen komen uit maatregelen om beter, sneller en slimmer te werken, kortom, de uitvoering van het plan van aanpak van de politie, dat u allen kent. Ook van de versterking op termijn van de digitale recherchecapaciteit op basis van de intensiveringprogramma’s voor cybercrime wordt een verbetering van de aanpak van kinderporno verwacht. Op dit moment is niet gebleken dat het capaciteitstekort bij de aanpak van kinderporno ook na uitvoering van het plan van aanpak en andere verbeteringsinitiatieven van blijvende aard is. Het politieproject loopt nog en de kwalitatieve en kwantitatieve monitor is nog niet klaar. Uiteraard spannen mijn collega van BZK en ik ons in om de vacatures bij de recherche in den brede te vervullen. Dat is al regelmatig onderwerp van gesprek met de korpsbeheerders geweest, ook wat hun beleid betreft. Mijn collega heeft dit steeds onder de aandacht gebracht vanuit haar verantwoordelijkheid voor het beheer van de politie in samenspel met mij als verantwoordelijke voor wat gezagsmatig moet worden gedaan. Ik weet dat mijn collega nog in gesprek is over de uitkomsten van het overleg met de korpsbeheerders op het punt van de politiecapaciteit in verband met de noodzakelijke bezuinigingen. Er is echter nooit onduidelijk over geweest; mijn collega heeft het ook dezer dagen uitgesproken dat het haar bedoeling is dat die bezuinigingen niet ten koste gaan van de capaciteit voor blauw op straat en de recherche.

Mevrouw Gerkens (SP): Dat verhaal horen we voortdurend en dat debat zullen we morgen ook zeker voeren. Ik maak mij eigenlijk ongeruster over het feit dat er al voor die bezuinigingen een gebrek aan capaciteit is. We hebben hierover een aantal maanden geleden gesproken met de minister. Ik heb toen ook een motie ingediend, die overigens niet gesteund werd door de collega’s. De minister ontkende toen dat er een probleem was met de capaciteit. Nu is het wel zo. Ik maak mij echt grote zorgen. De minister zegt dat er vacatures zijn en dergelijke, maar ik denk dat er echt extra inspanning nodig is om dit probleem op te lossen. Hoe gaan we dat doen?

Minister Hirsch Ballin: Dat er een extra inspanning nodig is op het gebeid van de recherchecapaciteit heb ik nooit ontkend. Integendeel, ik heb het steeds onder de aandacht gebracht. Er zijn vacatures die niet goed vervulbaar blijken bij de recherche en dat speelt niet alleen bij dit onderwerp. Dat is ook precies het punt dat mijn collega en ik keer op keer onder de aandacht hebben gebracht bij de korpsbeheerders. De situatie heeft veel verklarende factoren, maar wij berusten er niet in. De vraag waar wij vervolgens voor staan ten aanzien van die recherchecapaciteit, is wat we moeten doen om deze zeer wezenlijke taken in het kader van de rechtshandhaving te vervullen, wetend dat het tijd kost voordat er nieuwe rechercheurs zijn opgeleid die de vacatures kunnen vervullen. Op deze vraag hebben we op allerlei manieren antwoord gegeven, bijvoorbeeld per onderwerp. We hebben het vandaag over kinderporno, maar in andere overleggen hebben we het al gehad over de aanhoudende problemen van overlast en criminaliteit zoals we dat in Gouda zagen. Het probleem met de recherchecapaciteit in de regio Hollands Midden was zodanig dat ik op basis van een van de weinige beheersbevoegdheden die de minister van Justitie nog heeft op dit terrein, recherchecapaciteit uit de Koninklijke Marechaussee beschikbaar heb gesteld aan het korps Hollands Midden. In dit geval is de oplossing gezocht, en naar onze huidige waarneming gevonden, in beter, slimmer en doelgerichter werken. Vandaar dat ik zeg dat u niet voorbarig de conclusie moet trekken dat het probleem zit in de recherchecapaciteit sec. Kijkt u in plaats daarvan met mij naar de uitkomsten van de evaluatie van het plan van aanpak van de politie dat u kent en waarin u ziet hoe we deze taken kunnen uitvoeren met de beschikbare capaciteit van de recherche, gekwalificeerde capaciteit: mensen die ervoor zijn opgeleid voor en ervaring hebben in werk dat in alle opzichten zwaar is.

De heer Zijlstra (VVD): Beter, slimmer, sneller en doelgerichter werken zou de oplossing zijn van het capaciteitsprobleem. Die dingen zijn natuurlijk altijd goed. Er wordt echter ook geponeerd – naar de mening van mijn fractie terecht: we hebben er onze steun voor uitgesproken – dat er een verschuiving in aandacht moet plaatsvinden van de downloaders van kinderporno naar de producenten en de slachtoffers. Dergelijke opsporingsprocessen zijn complexer. Dat is ook de reden dat de politie het heeft laten liggen, zoals wordt aangegeven. De keuze om zich te richten op de downloaders was een keuze uit armoede omdat men gewoon de capaciteit niet had om het anders te doen. Daaruit leidt de VVD af dat dit meer capaciteit zal kosten. Het kabinet moet dus niet alleen het tekort oplossen dat er al was maar ook de inspanning nog verstevigen, willen de zaken die in het plan van aanpak staan, waargemaakt kunnen worden. Die optelsom lost de minister niet op met beter, slimmer, sneller en doelgerichter werken. Volgens de VVD is er iets extra nodig.

Minister Hirsch Ballin: Voor een minister van Justitie klinkt het heel erg ondankbaar als hij niet verheugd zou reageren op elke uitbreiding van de recherchecapaciteit. We hebben echter ook een verantwoordelijkheid voor het geheel en voor de overheidsfinanciën. Bovendien moeten we realistisch zijn over het kunnen krijgen van mensen voor dit hoogst specialistische werk. Dat is één kant van de zaak. De andere kant van de zaak is dat blijkt dat er inderdaad goed doelgericht kan worden gewerkt. Ik probeer deze twee kanten met elkaar in verband te brengen. Het is goed om naar de producenten van kinderporno te gaan. Dat is in feite ook een invalshoek die past in de gedachte van het wetsvoorstel waar mevrouw Gerkens en mevrouw Arib over hebben gesproken, namelijk laten we ervoor zorgen dat kinderporno aan de bron wordt bestreden. Een belangrijk argument daarvoor is natuurlijk ook dat je dan het dichtst bij situaties van daadwerkelijk misbruik van kinderen komt. Daarmee wil ik niet de downloaders vrijpleiten. Geen sprake van! Zij zijn degenen die kinderporno financieel mogelijk maken en zij leveren ook vaak een bijdrage aan de verdere verspreiding van dit alles. Dat is echter de invalshoek die wij kiezen en daarop is de werkwijze in het plan van aanpak van de politie gericht.

Mevrouw Arib (PvdA): Het is inderdaad een terugkerende discussie. Ik begrijp heel goed dat het tijd kost, zeker als het gaat om opleiden van rechercheurs. Ik vraag mij dan echter wel af wat het betekent voor de plankgevallen. Die term klinkt overigens oneerbiedig, want achter elk dossier schuilt enorm leed. Betekent het dat de kinderen of de mensen die aangifte doen moeten wachten? Ik vraag dit ook in verband met de prioritering waar we het eerder al over hebben gehad. Wordt er gekeken wat er urgent is of blijft het liggen tot de rechercheurs zijn opgeleid? Hoe gaat het in de praktijk? Wat kunnen burgers verwachten als zij aangifte doen van een kinderpornozaak?

Minister Hirsch Ballin: Aangiftes worden bijna nooit plankzaken. We zijn «blij» met aangiften, omdat er dan een concreet aanknopingspunt voor de opsporing is. Plankzaken komen veel meer voort uit moeilijk te hanteren internationale verzoeken om hulp dan uit aangiften. Op dat punt kan ik mevrouw Arib, denk ik, geruststellen.

De heer Van der Staaij (SGP): Op pagina 17 van het Verbeterprogramma kinderporno lees ik heel heldere teksten: «Er is landelijk gewoon een fors tekort aan zedengecertificeerde rechercheurs met specialisme kinderpornografie» en verder op dezelfde pagina: «Er is landelijk een forst tekort aan digitale opsporing en ondersteuning, om de toestroom van onderzoeken het hoofd te bieden en bij een eventuele focusverlegging zal het tekort nog groter worden». Dat is toch een heel stevige analyse: er zijn echt te weinig mensen en er is echt een capaciteitstekort. Dat kan toch met beter, slimmer en sneller alleen niet het hoofd worden geboden?

Minister Hirsch Ballin: De heer Van der Staaij citeert uit een stuk dat door de politie is opgesteld. De zin die hij citeert is, als ik mij niet vergis, onderdeel van de analyse van de situatie waarin men zich bevindt. Daarop volgen de voorstellen voor de verbeterde werkwijze om deze situatie, waarvan de politie aan de ene kant zegt «dit is realiteit» maar tegelijkertijd ook weet dat die realiteit zich niet gemakkelijk en snel laat buigen, niet alleen het hoofd te bieden, maar ook te komen tot een goede en doelgerichte aanpak. Als de heer Van der Staaij het gehele rapport leest, ziet hij dat dit een deel van de motivering is voor de voorstellen waarnaar ik zojuist verwees en die werk in uitvoering zijn.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter, ik ...

De voorzitter: Ik wil deze ronde beperken tot één vraag per commissielid.

De heer Van der Staaij (SGP): Misschien dat de minister mij dan een citaat wil geven. Ik heb namelijk niets gelezen in de trant van: ondanks dat het feit dat er allemaal grote capaciteitstekorten zijn, worden die wel opgelost met een beetje beter sneller en slimmer. Dat citaat zou ik graag zien.

Minister Hirsch Ballin: Het is het vervolg van het plan van aanpak dat de heer Van der Staaij kent. Ik heb hem niet gevraagd om het bladzijdenummer, maar ik dacht dat wat de heer Van der Staaij aanhaalde, uit de analyse van het rapport kwam. In aanvulling daarop is de politie nu ook begonnen met tijdelijk extra capaciteit door bovenregionale rechercheteams. Nogmaals, ik wil volstrekt realistisch zijn op dit punt. Natuurlijk zouden wij bij Justitie blij zijn als er minder vacatures bij de recherche zouden zijn, natuurlijk vinden wij het daarom van belang om de bezuiniging niet ten koste te laten gaan van de operationele capaciteit op straat en bij de recherche. Dat is ook overduidelijk de inzet van mijn collega die de primaire beheersverantwoordelijkheid heeft. Dit is de context. Het heeft weinig zin om te spreken over een virtuele wereld, hoeveel virtualiteit hier ook de ronde doet. We hebben het over de reële wereld van Nederland met deze financiële mogelijkheden, met deze politiecapaciteit, met deze mensen die ervoor opgeleid zijn. In deze reële wereld doen we goed werk met dat plan van aanpak. Het is goed werk gezien de resultaten die er worden behaald, uit het oogpunt van het benutten van de gekwalificeerde mensen waarover we bij de recherche gelukkig beschikken en in de lijn van het document waaruit de heer Van der Staaij zojuist citeerde.

Dan kom ik op het onderzoek naar het percentage Nederlandse downloaders van en kijkers naar kinderporno. Dit is een van de actiepunten in het verbeterprogramma. Het onderzoek is in samenwerking met de Politieacademie geïnitieerd en nog gaande. Ik ga ervan uit dat we in de voortgangsbrief van november de resultaten van dit onderzoek kunnen presenteren. Intussen wordt er nog gekeken naar andere te onderzoeken onderwerpen, zoals dader- en slachtofferprofielen, inclusief de relatie tussen beeldmateriaal en daadwerkelijk misbruik. Deze zaken komen voort uit een oogpunt van kinderbescherming. Zij zijn van veel belang voor het identificeren van risicosituaties en kunnen dus ook sturingsinformatie opleveren voor de opsporing.

Dan kom ik op het punt van de Internationale samenwerking, inclusief de Financial Coalition Against Child Pornography. Ik ben zeker van plan en bereid om daar een stimulerende rol in te vervullen. Ik zal graag iets zeggen over de stand van zaken bij de vereniging van Nederlandse financiële instellingen in een Europees perspectief. Vertegenwoordigers van mijn ministerie hebben inmiddels enkel malen gesproken met vertegenwoordigers van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Recent heeft er ook een gesprek plaatsgevonden met Visa Europe waarin ook is ingegaan op de mogelijkheid tot het uitwisselen van informatie over het verloop van betalingsstromen en de techniek van dienstverlening op of via het internet, in bijzonder in het geval van kinderpornografie. De financiële instellingen van hun kant hebben gezegd dat zij al het nodige doen maar dat zij ook graag bereid zijn om, voor zover hun invloedssfeer reikt, mee te werken aan het uitwisselen van gegevens. Zo kunnen zij tegengaan dat ze tegen hun eigen wensen in, het uitwisselen van kinderporno faciliteren. De NVB zal ook adviseren hoe er vanuit het betalingsverkeer kan worden ingespeeld op de nieuwe strafbaarstelling van het zich toegang verschaffen tot kinderpornografie op internet. Er vinden ook vervolggesprekken plaats. De steun voor de financiële coalitie heb ik laten inbrengen in de conclusies van de JBZ-Raad over de Europese financiële coalitie die voor deze maanden worden voorbereid. Onze amendementen op dat punt zijn overgenomen. Ik neem aan dat het op die manier ook Europees zichtbaar zal worden, in de conclusies van de JBZ-Raad.

Voor zover mijn informatie strekt, is de financiering van het project van verbetering van de aanpak van kinderporno bij de politie geregeld.

Daarmee heb ik de vragen van mevrouw Gerkens beantwoord en kom ik op de vragen die als eerste door de heer Zijlstra zijn gesteld. Ik heb al het nodige gezegd over de zwarte lijst.

De heer Zijlstra heeft gevraagd naar het wetsvoorstel over taakstraffen bij ernstige gewelds- en zedendelicten. Ik heb al eerder aangekondigd met dat wetsvoorstel te zullen komen. Er is inmiddels een advies van de Raad van State. Adviezen van de Raad van State worden gepubliceerd op het moment dat een wetsvoorstel wordt ingediend. Ik kan er dus op dit moment niet te veel over zeggen. Op een gegeven moment zal de heer Zijlstra echter de datum van het advies van de Raad van State zien en tot de conclusie komen dat het wetsvoorstel niet reeds is ingediend. In geval van een blanco advies, een advies met als strekking «prima», wordt een wetsvoorstel onmiddellijk ingediend. Dat is nu dus niet gebeurd. Het blijft mijn doelstelling echter om op dit punt tot wetgeving te komen. De heer Zijlstra heeft natuurlijk ook gevolgd dat er al wat discussie is uitgebroken naar aanleiding van het standpunt van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak die meende – ze heeft het ook gepubliceerd dus ik kan er vrijelijk over spreken – dat in het wetsvoorstel de rol van de rechter te veel aan banden wordt gelegd. Dat is dus een kwestie van de verhouding van de staatsmachten. Dat is iets dat ik me in die zin aantrek dat uiteraard het waken over de goede verhouding tussen wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht core business is voor een minister van Justitie. Hij heeft de zorg voor de infrastructuur maar uiteraard ook voor de fundamentele uitgangspunten van de rechtstaat. Ik zie, binnen redelijke grenzen, het bepalen door wetgeving welke straffen de rechter op basis van het Wetboek van Strafrecht wel en niet kan opleggen niet als een aantasting van de verantwoordelijkheid van de rechter. Dat wat in concreto moet kunnen worden beoordeeld, moet door de rechter worden beoordeeld, maar tot wat een wetgever mag beoordelen behoort onder andere een ordening van straffen en strafsoorten in verhouding tot de delictsoorten die in het Wetboek van Strafrecht zijn vervat. Dit wellicht als kleine bijdrage tot meningsvorming naar aanleiding van het door de NVvR gepubliceerde standpunt. Uit mijn antwoord kan de heer Zijlstra afleiden dat het mijn bedoeling is om met het wetvoorstel door te gaan.

De heer Zijlstra (VVD): Dat is heel fijn. Als reactie op het betreffende artikel wil ik zeggen dat als die redenatie was gevolgd door de betreffende vereniging op een moment dat de discussie in het verleden over de taakstraf plaatsvond, de taakstraf er niet was gekomen.

Minister Hirsch Ballin: Dank voor uw bijdrage aan de meningsvorming hier en elders, mijnheer Zijlstra.

De heer Zijlstra vraagt hoeveel de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor vrijwilligers zal gaan kosten, het andere onderwerp van het AO van vandaag. De kostprijs van de VOG voor vrijwilligers zal met ongeveer € 10 dalen, afhankelijk van de mogelijkheid om de VOG elektronisch aan te vragen. We kunnen dat doen doordat de tussenkomst van de gemeente en de daarmee samenhangende administratieve handelingen kunnen worden uitgespaard. De besparing die dat oplevert, geven we graag door aan de burger die de VOG aanvraagt. Er is ook gevraagd wanneer dit zou kunnen. Het vergt uiteraard het nodige aan beveiliging, want uit oogpunt van de bescherming van persoonsgegevens gaat het hier om gevoelige materie. Er moet dus een verbinding worden gelegd met DigiD en de gemeentelijke basisadministratie. We bereiden nu een pilot voor en verwachten dat die begin 2010 zal kunnen starten. We zullen Stanislav vragen om de betrouwbaarheid van die pilot te helpen testen.

De heer Zijlstra vraagt ook hoe snel een VOG kan worden verkregen. Dit hangt af van de vraag of er relevante antecedenten worden aangetroffen. Als uit de raadpleging, die we uiteraard ook nu al geautomatiseerd doen binnen Justitie, blijkt dat er niets is, ben je snel klaar. Als er wel iets is, moet er verder worden gekeken. Het is namelijk niet onze bedoeling dat iemand die één keer een strafbaar feit heeft gepleegd, nooit meer aan een baan kan komen. Dit is door alle fracties uitgesproken bij de herziening van de wetgeving omtrent de VOG, misschien niet door de heer Zijlstra in persoon maar wel door zijn voorgangers op dit onderwerp. Als er een antecedent wordt gevonden, moet er dus worden beoordeeld of dat op een of andere manier voor dit doel van de VOG relevant is.

Dan kom ik bij de vragen die als eerste door mevrouw Arib zijn gesteld. Zij vraagt naar de omvang van de problematiek binnen vrijwilligersorganisaties. De eerste resultaten van het door mij aangekondigde WODC-onderzoek naar aard en omvang van bekende gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen binnen het georganiseerde vrijwilligerswerk geven aan dat het risico kwantitatief gesproken beperkt is. Dat doet aan het kwalitatieve aspect van het risico niet af. Zoals Mevrouw Arib en anderen maar ook ikzelf bij veel gelegenheden hebben gezegd: als misbruik zich voordoet is dat natuurlijk in persoonlijke zin een drama voor de betrokken kinderen. We moeten ons de ernst, de ingrijpendheid en ook de langdurigheid van de gevolgen heel goed realiseren. Ik hoop de Kamer het WODC-rapport nog deze maand te kunnen verschaffen.

Het aantal VOG’s dat wordt aangevraagd voor vrijwilligersfuncties is de afgelopen jaren flink gestegen. We moeten ons realiseren dat dit toch nog steeds slechts een heel klein deel van alle vrijwilligers betreft. Er zijn naar ik meen 2,1 mln. vrijwilligers in Nederland. Als we zouden zeggen dat iedere vrijwilliger in welke functie dan ook over een VOG moet beschikken, gaat het dus om een enorme doelgroep. De manier waarop er al eerder over gesproken is in de Kamer had natuurlijk vooral betrekking op situaties waarin er risico’s zijn, situaties waarin je met kwetsbare mensen te maken hebt en in het bijzonder met kinderen. In 2004 werden er 1536 VOGs aangevraagd, in 2005 was dat aantal meer dan verdubbeld tot 3268. In 2006 ging het om 3856 aangevraagde VOGs, in 2007 om 6568 en in 2008 was de stijging opgelopen tot 9680 aangevraagde VOGs. Er heeft dus een aanzienlijke stijging plaatsgevonden. Er zijn ook steeds meer organisaties die een VOG eisen. We voeren er ook gesprekken over met sportorganisaties, zo heb ik er onlangs nog over gesproken met de voorzitter van NOC*NSF, mevrouw Terpstra. Het wordt ook steeds breder onderkend in de sportwereld dat dit van belang is. De eerste helft van 2009 betrof het aantal aangevraagde Vos 5453. Dat betekent dat er dit kalenderjaar zich een verdere stijging aftekent.

De vraag in hoeverre dit behalve via overreding ook nog kan worden afgedwongen door de overheid is lastig, omdat er geen wet op het vrijwilligerswerk bestaat. Het zal dus aankomen op de betreffende sectoren. Vandaar ook dat we daarover overleg voeren met de medewerkers van mijn collega’s om dit onder de aandacht te brengen en met de sportwereld waar Justitie ook vanzelf contact mee heeft, om uit eigen verantwoordelijkheid te handelen.

Mevrouw Arib (PvdA): Dat weet ik wel. Ik heb eerder de suggestie gedaan over de gemeenten, mede naar aanleiding van het geval met de clown waaraan het televisieprogramma Zwemblaas aandacht besteedde. Heel veel vrijwilligersorganisaties waaronder die van de clown krijgen gemeentesubsidie. Het is belangrijk om met de VNG af te spreken dat gemeenten een verantwoordelijkheid hebben, en dat zij de subsidieverordening moeten inzetten.

Minister Hirsch Ballin: De VNG zit helemaal in ons netwerk van overleg hierover en over veel andere onderwerpen ook, trouwens.

Dan kom ik op de aangifteplicht. We hebben beperkte aangifteplicht in ons Wetboek van Strafrecht. Ik sluit niet uit dat we daar op een gegeven moment nog eens naar moeten kijken. De ingrijpendheid van een zedendelict is zeer groot. Ik heb al melding gemaakt van het belang dat eraan wordt gehecht. Het is een van de punten die ik bespreek met de sportwereld, na dit AO zal ik vanavond nog, ter gelegenheid van de opening van het parlementaire sportjaar, en nieuwe gelegenheid hebben om op dit soort dingen aandacht te vestigen. Misschien zie ik sommigen van u daar terug ... Ik zal vanavond mijn kans grijpen om dit onder de aandacht te brengen. En nee, er is vanavond geen hindernisbaan ingericht ...

Mevrouw Arib vraagt wat er vooraf is gegaan aan de dramatische zaak die nu in het arrondissement Den Bosch aan de orde is. De vraag vind ik zeer relevant. Ik denk niet dat ik deze vraag kan beantwoorden los van het verdere verloop van het opsporingsonderzoek en de strafzaak. De vraag is echter goed genoteerd.

Mevrouw Arib (PvdA): Wanneer horen wij dan wel iets?

Minister Hirsch Ballin: Op het moment dat de strafzaak is afgerond, zullen we ook het door mevrouw Arib genoemde aspect evalueren.

Dan kom ik op de regeling met betrekking tot verjaringstermijnen. Deze houdt rekening met de omstandigheid dat het om kinderen gaat. De verjaringstermijn gaat in op het moment dat het slachtoffer achttien jaar is geworden. We gaan ervan uit – dat is ook zo besproken bij de verlenging van de verjaringstermijn in het Wetboek van strafrecht en is breed besproken in de Kamer – dat dit voldoende is. Daar komt nog bij dat door stuiting van de verjaringstermijn de verjaring vanzelf langer wordt. Er is niet gebleken dat zich in dat opzicht problemen voordoen.

Mevrouw Arib (PvdA): Ik realiseer mij heel goed dat de tekstbehandeling achter de rug is. Ik neem echter aan dat er een evaluatie komt. Dan zijn dit soort voorbeelden heel belangrijk om te bepalen of het een rol speelt.

Minister Hirsch Ballin: We zijn tot nu toe geen gevallen tegengekomen waarvan we moeten zeggen dat we het verkeerd hebben beoordeeld. Als die wel naar voren komen, zal daar uiteraard rekening mee worden gehouden.

De heer Van der Staaij heeft een vraag gesteld over filteren en blokkeren in de justitiële inrichtingen. Er zijn over dit onderwerp Kamervragen gesteld door de heer Teeven. Op 3 maart 2008 hebben we geantwoord dat er soms met speciale apparatuur binnen instellingen wordt gecontroleerd. De staatssecretaris van Justitie heeft toen aangekondigd dat dit punt wordt meegenomen door de Inspectie voor de Sanctietoepassing (Iets) van ons ministerie. Verder wijs ik op antwoorden die een jaar later, op 3 maart 2009, zijn gegeven op vragen van mevrouw Bouwmeester en mevrouw Arib. Er was door de Inspectie voor de Sanctietoepassing geen tekortkoming geconstateerd op dit punt bij het aanpakken van kinderporno. Dit is uiteraard iets wat doorgaat en de aandacht hoort te blijven houden van de Inspectie voor de Sanctietoepassing. Ik wil u graag verzekeren dat de inspectie daarvoor continue aandacht vraagt. Een uitgangspunt van de heer Van der Staaij is de motie uit 2007 over het strikt hanteren van de zedelijkheidswetgeving ten aanzien van zestien- en zeventienjarigen. Het kennelijk en schijnbaar betrokken zijn van kinderen valt onder de brede strafbaarstelling van artikel 240, lid b van het Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat ook zestien- en zeventienjarigen onder deze strafrechtelijke bescherming vallen. De heer Van der Staaij heeft daar dus terecht de aandacht op gevestigd.

De heer Van der Staaij heeft ook een vraag gesteld over het binnentreden in gesloten netwerken via een soort elektronische infiltratie op basis van de bestaande bevoegdheden in het Wetboek van Strafvordering. In Duitsland is veel verdergaande wetgeving ten aanzien van individuele computers inmiddels tot stand gebracht. Op 2 april vorig jaar ben ik in het goede gezelschap van de ambtenaar naast mij op bezoek geweest bij het Bundeskriminalamt. Daar is ook gesproken over dit onderwerp. De wetgeving in Duitsland is klaar maar wordt nog niet toegepast. Wat betreft de bestaande bevoegdheden in ons Wetboek van Strafvordering, wordt er op dit moment in een specifieke zaak mee gewerkt. Ik denk echter niet dat ik er goed aan zou doen om nu te vertellen welke zaak dat is.

De heer Van der Staaij (SGP): Dat wil ik ook helemaal niet weten. Ik wil echter wel weten of onze bepalingen daadwerkelijk voldoende ruimte bieden om dat soort acties uit te voeren.

Minister Hirsch Ballin: Dat zal moeten blijken uit deze zaak. De vraag of we behoefte hebben aan iets als wat de Duitse collega’s tot stand hebben gebracht of dat we met de bestaande bevoegdheden op grond van het Wetboek van Strafvordering toe kunnen, zal uiteraard worden betrokken bij onze beoordeling.

De heer De Roon vraagt of we de wettelijke verschijningsplicht van de verdachte eigenlijk kunnen blijven overlaten aan de zittingsrechter. Uiteraard kan het OM daar de aandacht op vestigen, want de zittingsrechter heeft de bevoegdheid om het verschijnen van de verdachte te gelasten en eventueel een bevel tot medebrenging te geven, zoals de heer De Roon uiteraard uit eigen ervaring weet. Het is een vrij vérstrekkende stap in de wetgeving om de rechter die beoordeling te ontnemen. We hebben op een gegeven moment wat betreft het ter zitting verschijnen van de ouders een wijziging in de wetgeving aangebracht door een amendement uit de Kamer. Dat heeft tot een hele discussie in de Eerste Kamer geleid over de vraag of daarmee de rechter niet teveel wordt gebonden aan een verplichting om ouders altijd te laten verschijnen. Uiteindelijk heeft dat geleid tot nader overleg waarbij ook de indieners van het amendement betrekken waren, hetgeen vervolgens leidde tot een voorstel om er een nuancering op aan te brengen. Als ik die geschiedenis overzie en als ik in ogenschouw neem hoeveel weerstand er leeft in de Eerste Kamer tegen de gedachte dat we het ter zitting verschijnen niet langer aan de beoordeling van de rechter overlaten, denk ik dat we met heel goede en dwingende argumenten zouden moeten komen waarom zittingrechters dat niet goed zouden kunnen beoordelen, voordat we dat in wetgeving zouden kunnen onderbrengen.

De heer De Roon wil ook weten of het tweede Bovenregionale Recherche Team (BRT) al operationeel is en als dat niet het geval is, wanneer het dan te verwachten is. Het is nog niet operationeel. Volgende week wordt het plan van aanpak van de politie met betrekking tot de inzet van de BRTs en de werkvoorraad ter goedkeuring ingebracht bij de Board Opsporing van de Raad van Hoofdcommissarissen. U merkt uit de terminologie die men daar hanteert dat de Raad van Hoofdcommissarissen actief met vernieuwing bezig is... Na goedkeuring zal het tweede team operationeel worden. Dat zal dit jaar nog gebeuren. Het plan van aanpak bevat het voorstel over de inzet van zeven bovenregionale rechercheteams.

Als ik het goed zie, vallen de vragen van de heer Anker samen met de vragen die al zijn beantwoord.

Ik kom dan toe aan de vragen van mevrouw De Pater. Zij wil weten of er een samenhangende strategie en draagvlak is voor veranderingen in de aanpak bij politie en OM. Het antwoord op deze vraag is «ja». Die strategie is niet alleen neergelegd in de beleidsstukken die ik met deze commissie bespreek. Ik constateer – het is goed dat wij dat kunnen constateren – ook uit de contacten met mensen van OM en politie dat de veranderingen leven en dat er steeds meer draagvlak voor is. Dat is ook precies wat ons voor ogen stond toen ik zo’n tweeënhalf jaar geleden voor het eerst over dit onderwerp met de Kamer van gedachten wisselde. We hebben toen moeten constateren dat er landelijk meer zichtbare animo was om dat ter hand te nemen en dat er in deze taken ook een factor zat van onbekend maakt onbemind. Ik heb toen ook verslag gedaan van het bezoek dat ik rond die tijd had gebracht aan het KLPD en van hun ervaringen met het ter hand nemen van de veranderingen. Wij zien nu dat ook op regionaal niveau gelukkig veel meer animo en draagvlak bestaat om dit ter hand te nemen. Om dit nog sterker te borgen en om een overzicht daarvan te geven start op korte termijn een taskforce aanpak kinderporno die de eventuele gaten moet dichten en het draagvlak vervolmaken.

Mevrouw De Pater vraagt ook of de looptijd van het politieproject tot 2011 voldoende is. Ik geef nu geen bevestigend antwoord op deze vraag, maar het is ook te vroeg voor een ontkenend antwoord. Wij zullen het in het oog houden. De projectleider moet ultimo 2009 en 2010 rapporteren. Dat moet ons de basis bieden om een oordeel te geven. Er is in ieder geval financieel voldoende ruimte over voor andere activiteiten dan de aanpak van kinderporno binnen een algeheel beter aanpak van cybercrime. Daarvoor geldt dus onverkort wat ik de Kamer eerder heb geschreven.

De voorzitter: Dank u wel. We gaan naar de tweede termijn. Het woord is aan mevrouw Gerkens.

Mevrouw Gerkens (SP): Dank u wel, voorzitter. Ik was vergeten om in mijn eerste termijn mijn dank uit te spreken over het feit dat de korpsmonitor van start gaat. Ik heb mij daarvoor behoorlijk hardgemaakt.

Ik wacht november af voor wat betreft de vergewisplicht. Ik vind dat een mooier woord dan «omgekeerde bewijslast». Dank voor de toezegging op dit punt. Ik hoop dat we er op deze manier kunnen uitkomen, want dan gaat het sneller en snelheid is geboden.

Dan kom ik op de ISP’s. Ik ben erg ongelukkig over hetgeen ik nu hoor. Ik vraag mij af waarom de minister bijvoorbeeld niet gaat werken met NetClean en een hashcode, waardoor de hashcode van de bestaande database van alle kinderpornografische afbeeldingen gekoppeld wordt aan NetClean. Zo kunnen we daadwerkelijk de juiste beelden blokkeren. Een dergelijke pilot loopt nu met Leaseweb. Kunnen we daar de ISP’s op aansluiten?

De minister zegt dat over het gebrek aan capaciteit dat er doeltreffender en slimmer moet worden gewerkt. Ik was een tijdje geleden in Twente. Daar zitten twee digitale rechercheurs. Op dat moment was een van hen ziek. Er stonden stapels computers. Die digitale rechercheurs waren niet alleen voor de kinderporno nodig. Er is echt een capaciteitstekort dat echt moet worden opgelost. De minister kan niet hardmaken dat er bezuinigd wordt maar door efficiënter werken er toch nog digitale rechercheurs bij komen. Ik denk echt dat er hier een extra slag moet worden geslagen en dat er gewoon geld bij moet.

Ook voor de Financial Coalition Against Child Pornography geldt dat kinderpornografie en dus ook het faciliteren ervan strafbaar is. Het is dezelfde situatie als bij de goksites. Op dat punt komt de minister mij wellicht ook weer tegen. Wie niet wil luisteren, moet maar voelen. Misschien moeten we dus als de NVB echt niet echt harder gaat maar eens op die manier inzetten.

Op drie van mijn vragen uit eerste termijn is nog geen antwoord gekomen. De eerste vraag ging over het opsturen van naaktfoto’s, het bekendmaken dat dit verboden is en het stimuleren van aangifte doen. Wellicht zou het handig zijn om toch eens tot dat ene digitale loket te komen waarvoor ik al tijden pleit. Verder heb ik gevraagd naar de mening van de minister over de oprichting van een landelijk expertisecentrum. Hoe staat de minister daar tegenover? Misschien heb ik het gemist, maar ik heb ten slotte ook nog geen reactie gehad op mijn vraag betreffende onderzoek naar de effecten van de publicatie van afbeeldingen van seksueel misbruik of van seksuele afbeeldingen.

De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitgebreide beantwoording. De toezeggingen over de vergewisplicht, inderdaad een mooier woord dan «omgekeerde bewijslast», lijken mij ruimhartig. Over een maand of twee zullen we zien hoe deze toezeggingen zich uitkristalliseren.

We hebben al even kort een debatje gehad over de vraag hoe het zit met de capaciteit in het plan van aanpak. De minister maakte toen twee interessante opmerkingen. Ten eerste zei hij dat kennis en kunde en de beschikbaarheid van rechercheurs een bottleneck zijn. Dat spreekt voor zich. Ten tweede noemde hij de overheidsfinanciën. Op dat punt wil ik hem meegeven dat dit nu juist een politieke keuze is. Vorige week hadden we in dit huis een debat over het feit dat het kabinet ervoor kiest om de komende ruim twintig jaar tussen de 25 mld. en 40 mld. uit te geven aan windmolensubsidies. Mijn fractie maakt echt een andere keuze. Als de minister wil gaan bezuinigen op veiligheid en politiecapaciteit is dat een politieke keuze. Hij moet daarvan dan ook de lasten dragen.

We zullen zien hoe de situatie rond de ISP’s zich gaat uitkristalliseren. Het is goed dat de minister een bijna complete dekking heeft, dat alle belangrijke spelers en nu ook hostingbedrijven meedoen. We moeten bekijken of deze aanpak succesvol is. Mijn fractie zal dit zeker volgen. We ontvangen in de loop van volgend jaar graag een terugkoppeling van de minister over de vraag hoe succesvol de aanpak is en of de effecten ervan zichtbaar zijn.

Tenzij ik het gemist heb, heb ik geen antwoord gekregen op de vraag over de uitvoering van de motie-Van der Staaij betreffende internationale politieke samenwerkingsverbanden. Hoe staat het daarmee?

Ten slotte wachten wij in grote spanning af wanneer wij Stanislav voorbij zien komen.

Mevrouw Arib (PvdA): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor de beantwoording. Ik ben erg blij met de toezegging dat hij iets wil doen met ons voorstel over de omgekeerde bewijslast bij minderjarigen op pornosites. Ik wacht zijn brief graag af, in de hoop dat het goed komt.

Een paar van mijn vragen zijn nog blijven liggen, zoals die over de aangifteplicht of meldingsplicht. Ik heb een motie daarover ingediend, volgens mij intussen bijna twee jaar geleden, die vooral de gehandicaptensector betrof. Daarop heeft de minister geantwoord dat er een convenant komt. Mijn vraag was echter hoe afdwingbaar zo’n convenant is. Ik denk niet dat alle instellingen zich eraan zullen houden. Ik krijg nog graag een reactie op dit punt.

In antwoord op mijn vraag over plankzaken probeert de minister mij een beetje gerust te stellen door te zeggen dat het vooral gaat om dossiers over zaken buiten Nederland. Dat vind ik echter juist heel erg. Wij hebben vaak debatten gevoerd over het misbruik dat er wordt gemaakt van arme kinderen in derdewereldlanden. Het is belangrijk dat plankzaken gewoon worden opgepakt, of het nu zaken in Nederland of daarbuiten betreft.

Er is ook een vraag blijven liggen over de gespecialiseerde hulpverlening gericht op kinderen die slachtoffer zijn van seksueel misbruik.

We wachten af wat de aanpak van filteren en blokkeren van ISP’s zal opleveren. We steunen voorlopig het beleid van de minister op dit gebied, maar ik ben benieuwd wat er straks uitkomt.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitvoerige beantwoording.

In eerste termijn heb ik al aangegeven dat mij bij de bestudering van de stukken opviel dat het capaciteitstekort toch wel heel erg naar voren springt als een bijzonder groot probleem. De minister is daarop ingegaan, we hadden er een interruptiedebatje over. Hij geeft terecht aan dat ik citeerde uit het analysedeel van het Verbeterprogramma kinderporno. Die analyse was echter wel heel duidelijk over het feit dat er een capaciteitstekort is. Ik wil daarom ook nog even citeren uit het aanbevelingendeel, pagina 28. Het thema is daar de uitbreiding van de capaciteit. De aanbeveling is het uitbreiden van het aantal kinderpornospecialisten. Dus ook in de aanbevelingen komt dit punt gewoon terug. Ik ben dus bang dat het onvoldoende is om het alleen te zoeken in beter, slimmer en sneller werken. Ik geloof zeker dat daarmee winst te behalen is, dat dat ook gebeurt en dat het zeer lofwaardig is wat er met de gegeven mensen en middelen gebeurt. Naar onze mening echter moet er echt nog meer gebeuren. De minister zegt terecht dat de primaire beheersverantwoordelijkheid ligt bij de minister van BZK. In het debat met haar zullen wij er zeker op terugkomen.

De reactie van de minister op het punt van de vergewisplicht vind ik positief. We horen daar nader over; de minister gaat zich ervan vergewissen of dit te regelen is.

Uit eerdere debatten concluderen wij dat wij soms te weinig de voortgang in beeld hadden. Het is daarom goed dat we nu het systeem van herhaalde voortgangsrapportages hebben. De minister zegt dat er acties lopen om te kijken of de bevoegdheden toereikend zijn, zowel op het punt van erotische afbeeldingen die niet echt duidelijk kinderpornografie lijken te zijn als het punt van de bevoegdheden op besloten netwerken en fora. Mijn fractie hoort graag wat de resultaten zijn, zodat we de vraag kunnen laten terugkomen of er nog aanvullende wetgeving nodig is.

Als laatste kom ik op de suggestie van collega De Roon betreffende de verschijningsplicht. Op eerste gezicht roept dit voorstel bij mij de nodige sympathie op. Je zou zeggen dat het heel logisch is om zo iemand te confronteren in een openbare rechtszitting. Kunnen er veel valide redenen zijn voor een zittingsrechter om dat niet te willen? Ligt het niet op zijn minst voor de hand om als regel te stellen dat de verdachte aanwezig is, zodat er hooguit bij wijze van uitzondering – die ik mij overigens nog niet kan voorstellen – een bevoegdheid is om van die aanwezigheidsplicht af te zien?

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik moet zeggen dat hij het vermoeden dat ik had toen ik naar deze bijeenkomst ging, namelijk dat we op allerlei onderdelen van de bestrijding van kinderporno toch weer op een punt van dood tij waren beland, bij mij voor dit moment heeft weggenomen. Dat vind ik een plezierige constatering.

Ik wil nog één ding zeggen over de verschijningsplicht. Wat er ook moge zijn van de discussie die in de Eerste Kamer heeft plaatsgevonden, ik wijs er wel op dat er voor rechters gewoon een grote verleiding bestaat om zaken bij verstek af te doen. Het woord «verleiding» is misschien wat ongelukkig in dit verband, maar het komt erop neer dat rechters zuchten onder een grote werkdruk. Iedere zaak die zij aanhouden, leidt tot meer werk. Maar als de verdachte er niet is, duurt de behandeling van de zaak zeer kort en wordt in veel gevallen bijna een hamerstuk. Dat is voor mensen die onder grote werkdruk staan een soort verleiding, sorry voor het woord, om ervoor te kiezen de zaak niet aan te houden om de verdachte nog een keer te laten komen. Ik ben blij met de woorden van steun van mijn buurman Van der Staaij hierover. Ik ga nog eens over dit punt nadenken en de discussie in de Eerste Kamer nalezen. Ik denk echter dat ik nog wel een keer op dit onderwerp zal terugkomen.

De heer Anker (ChristenUnie): Dank u wel, voorzitter.

Ik sluit mij aan bij de eerste woorden van de heer De Roon over zijn gevoel dat een aantal zaken op dood tij was aangekomen. Dat verwoordde hij mooi. Ik wil dat graag herhalen, want het was ook het gevoel dat ik kreeg toen ik de brieven las die vandaag aan de orde zijn. Ik ben blij dat we op een aantal punten goed nieuws hebben gekregen en dat het platform van de ISP’s een stukje actiever is dan bleek uit de brief.

Ik maak mij nog wel zorgen over de banken. Ik weet niet of de minister van Financiën hier een specifieke rol in kan spelen, maar dit komt mij toch nog wat zwakjes over. Gezien de manier waarop hij met het kansspelbeleid aan de gang is gegaan, weet ik dat deze minister nog wel wat instrumenten heeft en ook de wil om deze dingen aan te pakken.

Dank voor de toezegging op het initiatief van mevrouw Gerkens en mevrouw Arib. Dat is echt een goede beweging. Ik ben blij dat mijn collega’s op dit punt wat druk hebben kunnen zetten met hun initiatief. Ik ben heel erg benieuwd wat er in november zal liggen.

Op een aantal vragen heb ik nog geen antwoord gekregen. Een jaar geleden hebben we gesproken over de internationale aanpak naar aanleiding van een bericht van Terre des Hommes. De minister heeft in een van de brieven daarop gereageerd. Ik heb in eerste termijn gevraagd of er een parallel loopt met de speciale actieteams die worden gebruikt om mensenhandel tegen te gaan. Is er daar expertise of zijn er mogelijkheden om dingen samen te doen? Die teams hebben goede resultaten behaald met de toestroom uit Nigeria. Is dat ook hier mogelijk?

Ik heb ook nog een vraag gesteld over de werkvoorraad van zaken. Op dit moment ligt er een heel groot aantal zaken, wel een paar honderd. Is daar niet een onderscheid in te maken? Er zijn namelijk een heleboel zaken naar de politie toegekomen die gingen over het bezit van kinderporno. Dat moest direct leiden tot een veroordeling. Is er een prioritering aan te brengen en te bekijken in welke zaken het mogelijk is om door te rechercheren en op zoek te gaan naar de producent, zodat we die zaken misschien wat meer voorrang kunnen geven? Ik wil niet zeggen dat de ene zaak minder belangrijk is dan de andere, want ook bezit is natuurlijk ontzaglijk strafbaar, maar dan weten we tenminste waar we aan toe zijn.

Ik dank de minister voor de antwoorden in eerste termijn.

Voorzitter: Arib

Mevrouw De Pater-Van der Meer (CDA): Voorzitter. Ik wil nog een opmerking maken over de keuze welke zaken prioriteit krijgen. Ik sluit mij op dit punt aan bij de heer Anker. Het plan van aanpak geeft aan dat er veel meer moet worden gezocht naar producenten in plaats van je blijven te beperken tot downloaders.

Voorzitter: De Pater-Van der Meer

Minister Hirsch Ballin: Voorzitter, dank u wel. Dank ook voor alle blijken van instemming en overeenstemming van de Kamerleden. Het is belangrijk dat die hier zo worden uitgesproken, want wat wij hier bespreken is richtinggevend en zal door de mensen die het echte werk moeten doen bij politie en Justitie ter harte worden genomen.

Een paar van de onderwerpen die in tweede termijn aan de orde zijn geweest, lenen zich denk ik beter voor het volgende voortgangsbericht van november dan voor een poging tot beantwoording nu.

Mevrouw Gerkens heeft in eerste termijn enkele vragen gesteld die ik nog niet heb beantwoord. Een ervan betrof het gebruik van internet voor het distribueren van andere onwenselijke afbeeldingen dan kinderporno. Voor een deel ligt dat voorbij de grens van wat we strafbaar hebben gesteld in Nederland. Dat neemt niet weg dat er vragen van bescherming tegen ongewilde confrontatie en bescherming van minderjarigen op internet aan de orde kunnen komen. Wij moeten voortdurend een balans zien te vinden tussen wat webwise moet worden gedaan, ook in ouderlijk toezicht en in het toepassen van alle mogelijkheden die moderne software bevat om op dit punt filters en blokkades in te stellen, en waartegen de overheid moet optreden. Ik doe nu geen poging om deze vraag afgerond te beantwoorden: we moeten hierover nadenken en dit bespreken in het kader van andere activiteiten die we in het kader van het kabinetsbeleid bij het onderwerp respect en veilig internetgebruik bezien.

Mevrouw Gerkens (SP): Ik erken onmiddellijk dat de minister jurist is en ik niet. Ik heb echter begrepen dat het wel strafbaar is om ongevraagd naaktfoto’s op te sturen. Wellicht kan de minister dit nog even nazoeken voordat hij de Kamer een antwoord toestuurt.

Minister Hirsch Ballin: Ik denk dat mevrouw Gerkens doelt op een heden ten dage heel weinig toegepaste bepaling, waarbij het de vraag is of dit openbaarheid is of niet. Dat zullen we in de beoordeling betrekken.

We zullen specifiek kijken naar de situatie van de regionale recherche in Twente. Mevrouw Gerkens gaf op basis van haar eigen contacten een alarmsignaal af. Dat is genoteerd.

Dan kom ik op de vraag in hoeverre seksueel misbruik in de hand wordt gewerkt door wat er op het internet wordt gedaan. Ik heb hierover al iets gezegd in mijn antwoord in eerste termijn. Dit is een van de zaken die aan de orde zullen komen in het lopende onderzoek. Ik zal de Kamer hierover informeren als dat onderzoek gereed is. Dat zal op zeer korte termijn het geval zijn, namelijk in november.

Dan kom ik op de kwestie van LeaseWeb. De providers blokkeren toegang tot kinderporno die al op het internet staat. Bij het gebruik van hashcodes samen met NetClean spelen twee zaken die we moeten onderscheiden. Het gebruik van hashcodes speelt bij het uploaden van afbeeldingen. Dat is dus ingrijpen vooraf, voordat de locatie van afbeldingen op internet bekend is. Het gebruik van zwarte lijsten is aan de orde als de locatie van afbeeldingen op het internet al wel bekend is. We hebben dan te maken met ingrijpen achteraf. Die twee situaties kunnen niet gelijk worden behandeld. We doen er denk ik het beste aan om dit punt te betrekken bij de uitwerking van hetgeen we samen met de internetserviceproviders gaan doen. Dat is volgens de afspraak die we hebben gemaakt per 1 januari klaar. Ik zal dan ingaan op deze specifieke kwestie.

Mevrouw Gerkens (SP): Volgens mij heeft de minister nu al mijn vragen beantwoord. Ik wil graag nog even terugkomen op de situatie in Twente. Ik ben daar enige tijd geleden geweest. Het is niet zozeer dat ik een alarmsignaal wil afgeven, ik wil alleen een situatie schetsen. Er zitten daar twee digitale rechercheurs op een team. Zij zijn daar niet alleen om kinderpornozaken te onderzoeken, maar voor alle digitale onderzoeken. Dit speelt niet alleen daar, dit probleem speelt bij meer teams. Er is echt een tekort aan digitale rechercheurs. Ik heb betoogd dat ik niet denk dat de minister dat zal oplossen met sneller, efficiënter en doeltreffender werken en bezuinigingen, maar dat er gewoon geld bij moet.

Minister Hirsch Ballin: Het geld voor vacatures is er. De recherchevacatures kunnen worden vervuld als we de mensen vinden. Dat is punt een. Punt twee, ik weet niet wanneer mevrouw Gerkens in Twente was, maar ...

Mevrouw Gerkens (SP): Ik was een maand geleden bij de Koninklijke Marechaussee en daar gaf men hetzelfde aan.

Minister Hirsch Ballin: Maar wanneer was u in Twente?

Mevrouw Gerkens (SP): In Twente was ik ongeveer een jaar geleden. Ik hoor deze geluiden echter overal. Het gebrek aan capaciteit heeft met name betrekking op de digitale recherche. Daar zit het grote probleem. Het is ook logisch. Mevrouw De Pater heeft eens gezegd dat we hier niet de cao-onderhandelingen moeten voeren, maar ik denk wel degelijk dat de beloning hier een rol speelt. Digitale mensen zijn natuurlijk sowieso schaars in onze maatschappij. Het is op dit gebied echt een probleem. Ik denk dat we er nader naar moeten kijken en het niet alleen moeten laten aankomen op doeltreffender, efficiënter en dat soort zaken. Dat signaal wil ik de minister geven.

Minister Hirsch Ballin: Ik heb ook niet gezegd dat het alleen een kwestie is van sneller en beter rechercheren. Dat neemt niet weg dat dat wel moet gebeuren en dat het ook tot effecten zal leiden. Ik heb er de voorbeelden van gegeven. Het plan van aanpak is met de expertise van de politie zelf tot stand gekomen. Daarin lees je een doordachte werkwijze die bovendien heel goed past bij de prioriteit die we in overeenstemming met de Kamer hebben gegeven aan het aanpakken van de productie van kinderporno. Ik heb helemaal niet beweerd dat het het enige is, maar wel dat het goed is dat we het doen. Wetend dat we ook met beperkingen te maken hebben, is dat ook de goede aanpak. Dat is mijn boodschap.

Dat er rechtspositioneel teveel zuigkracht was naar blauw op straat en naar kader- en intermediaire functies in plaats van naar het recherchewerk is zeker door ons onderkend. Dat hebben we ook besproken. Mijn collega van BZK en ikzelf hebben dat aan de korpsbeheerders voorgelegd. Zij hebben ons toegezegd dat er op zal worden gelet dat de recherchefuncties ook zullen worden gewaardeerd en niet alleen in immateriële zin.

Mevrouw Gerkens (SP): Wordt vervolgd, voorzitter.

De voorzitter: Ongetwijfeld, in ieder geval morgen al. Ik wil nu verder met dit onderwerp.

Minister Hirsch Ballin: Dat raakt ook punten die door de heer Zijlstra zijn aangesneden. Dank ook voor wat hij zei.

Mevrouw Arib stelt een aanvullende vraag over aangifteplicht en meldingsplicht. Het is inderdaad de vraag hoe je het kunt afdwingen. Dat moeten wij ons zeker bedenken hierbij.

In eerste termijn heb ik al iets gezegd over plankzaken. Het overgrote deel van de plankzaken heeft te maken met iemand in het buitenland die iets Nederlands vindt en vraagt of wij weten hoe dat zit. Dat zijn zaken die heel moeilijk te hanteren zijn met de recherchetechnieken.

Mevrouw Arib en ik zijn het geheel eens over het belang van ISP’s en hoe dit wordt uitgewerkt.

Mevrouw Arib had in eerste termijn al een vraag gesteld over gespecialiseerde hulpverlening. Bij Justitie erkennen wij het belang van dergelijke hulpverlening ten volle. Hulpverlening aan kinderslachtoffers is ook bij degenen die zich op mijn ministerie met slachtofferhulp bezighouden een van de met stip genoteerde punten. Er zijn veel instanties die daarbij een rol spelen, waaronder Slachtofferhulp Nederland. Daar leeft het besef heel goed dat dit een gespecialiseerde taak is. Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling functioneert goed en heeft hier ook een rol in. Wij hebben daarover in ander verband al gesproken.

Dan kom ik op de kwestie rond het Internationale aspect. Ik heb al uitgelegd hoe we dit onderwerp in Europees verband hebben ingebracht. In neem de punten over het overleg met de NVB zeker ter harte.

De heer Van der Staaij heeft een paar punten die raken aan wat er verder is gezegd, onder andere over de vergewisplicht. De verschijningsplicht vindt hij sympathiek. Dank voor de reactie van de heer De Roon op dit punt. Het lijkt mij inderdaad goed dat we over en weer nog eens onze gedachten hierover laten gaan, ook in het licht van de in de Eerste Kamer gevoerde discussie.

De heer Anker heeft het punt van de banken nogmaals onder de aandacht gebracht. Ook de banken heb ik rechtstreeks gesproken, niet alleen indirect. Ik ben bij een bijeenkomst geweest van de NVB waar het punt van de kinderporno onder de aandacht is gebracht. De mensen van mijn ministerie hebben voortdurend contact. Waar nodig zal ik uiteraard mijn collega van het ministerie van Financiën graag te hulp roepen. Hij heeft natuurlijk niet te klagen over contacten met de banken ... Mijn ministerie heeft echter op dit specifieke onderwerp ook rechtstreekse contacten met de banken.

Dan de vergelijking met de mensenhandel die de heer Anker trekt. Ik vind het een goede gedachte om het parallel op te zetten. Ik zal graag kijken hoe we dit kunnen uitwerken. Ik kom er in een volgend overleg op terug.

De heer Anker (ChristenUnie): Hartelijk dank voor de laatste toezegging, dat is een goede zaak. Wat betreft de banken, denk ik dat de onrust in mijn fractie zit bij het punt dat het klinkt in de trant van: als we er iets aan kunnen doen, nou, dan zullen we er maar wat aan doen. Is er niet een soort tijdpad om duidelijk te krijgen wanneer de banken iets gedaan hebben gekregen, zodat wij weten waarmee ze bezig zijn? Het gaat nu over bereidheid. Dat is op zich mooi, want met bereidheid begint het allemaal. Ik ben echter ook benieuwd naar het vervolg.

Betreft het antwoord op mijn vraag over de mogelijkheden die er zijn bij de werklast die er nog ligt, het doorrechercheren of puur de bezitszaken?

Minister Hirsch Ballin: Prioriteit heeft het doorrechercheren. We willen zo dicht mogelijk bij de producenten van kinderporno komen en dus bij de slachtoffers. Dat heeft onze prioriteit.

De heer Anker (ChristenUnie): Daar wordt bij schifting van de werkvoorraad de nadruk op gelegd?

Minister Hirsch Ballin: Ja. Het is exact de bedoeling van het plan van aanpak om daar de nadruk op te leggen. Dat is ook de manier waarop het OM erover spreekt met de recherche.

De heren Van der Staaij en Anker hebben ook nog een vraag over zuidoost Azië. Dit ligt een beetje aan de rand van dit onderwerp, maar qua te beschermen belangen is het natuurlijk wel van belang. Er is een brief over dit onderwerp gekomen van mijn collega’s van de ministeries van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik hoop dat die voldoende inzicht geeft in de vraag hoe het wordt aangepakt. Op mijn ministerie leeft de bereidheid om als we hulp kunnen geven bij het trainen van mensen daar, zodat zij het recherchewerk ter plaatse goed kunnen doen, wij dat graag zullen doen binnen de grenzen van het mogelijke.

De voorzitter: Dank u wel.

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van dit overleg. De minister heeft ons een aantal belangwekende zaken toegezegd voor de vervolgrapportage van november. Wij zullen te zijner tijd met hem daarover spreken.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Roemer (SP), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Besselink (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Leijten (SP), Ulenbelt (SP), Jan de Vries (CDA), Weekers (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Karabulut (SP) Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (ChristenUnie), Sterk (CDA) en Van Gent (GroenLinks).