Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 januari 2010
Tijdens het overleg over het wetsvoorstel Vaststelling van de Begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2010 heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de verschillende bedragen die genoemd zijn ten aanzien van de kwijtschelding van de schulden van de Democratische Republiek Congo (DRC) alsmede over de stappen die in de komende periode gezet zullen worden (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 26, blz. 2378). Middels deze brief doe ik, mede namens de minister van Financiën, deze toezegging gestand.
In het document «Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) Initiative and Multilateral Debt Relief Initiative (MDRI) – Status of Implementation» van 15 september 2009, waarnaar uw Kamer verwijst, geeft het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een inschatting van de bijdragen van de leden van de Club van Parijs aan kwijtschelding in het kader van HIPC per eind 2008. De omvang van de kwijt te schelden schuld van de DRC aan Nederland wordt hierin geschat op US$ 216 miljoen. Bij de opstelling van de ODA-begroting 2010 is evenwel rekening gehouden met een bedrag van € 300 miljoen voor kwijtschelding aan de DRC. Hieronder ga ik nader in op het verschil tussen beide bedragen.
Het verschil tussen de bedragen in het HIPC-document en de ODA-begroting wordt in de eerste plaats verklaard door de verschillen tussen de netto contante waarde methode van het IMF (grondslag voor HIPC-tabel) en de nominale waarde methode van OESO/DAC (grondslag voor begrotingstoerekening). Daarnaast neemt het IMF als basis voor de berekening het jaar 2002 (en trekt dit op basis van een rekenrente door naar 2008) en gaat de OESO/DAC uit van de nominale waarde bij het HIPC-eindpunt in 2010. Tot slot wordt het verschil in bedragen ook verklaard door een verschil in omvang van kwijtschelding: het IMF noemt het bedrag dat minimaal kwijtgescholden moet worden om de schuld houdbaar te maken, Nederland scheldt echter 100% van de uitstaande schuld kwijt zodra het HIPC-eindpunt is bereikt. Op de G8 in juli 2005 in Gleneagles/Schotland hebben de G8-landen en de Europese Commissie besloten om 100 procent van de uitstaande schuld van HIPC-landen kwijt te schelden op het moment dat deze landen het HIPC-eindpunt bereiken. Dit besluit is overgenomen door de andere EU-landen.
Met de IMF-methode wordt de schuldhoudbaarheid berekend. Een houdbare schuldpositie houdt in dat een land een schuld heeft waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat het die kan betalen. De OESO/DAC-invalshoek is een andere: hierbij wordt gekeken naar de inspanning die de donor pleegt en dat is het bedrag dat toegerekend kan worden aan de Official Development Assistance van het donorland. Beide berekeningsmethoden kunnen als volgt nader worden toegelicht.
Met het enhanced HIPC initiatief heeft de internationale gemeenschap een gezamenlijke verantwoordelijkheid op zich genomen om onhoudbare schulden in de armste landen terug te brengen tot een houdbaar niveau vanuit financieel-economisch perspectief. Voor de berekening van dit houdbare niveau zijn twee factoren van belang: de netto contante waarde en de common reduction factor.
De Netto Contante Waarde Methode
Om de schuldenlast van een HIPC-land in kaart te brengen en onderling vergelijkbaar te maken, worden de schulden contant gemaakt. In het HIPC-document heeft het IMF de netto contante waarde methode gehanteerd om de schuldenniveaus vast te stellen. Dat wil zeggen: er wordt berekend hoeveel geld een land nu moet reserveren, om in de toekomst aan zijn afbetalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Bij deze methode is het mogelijk de netto contante waarde van de schuld te relateren aan economische waarden als export en nationaal inkomen, die relevant zijn in de schuldhoudbaarheidsanalyses.
Het IMF gaat uit van de inspanning die van crediteuren wordt verwacht om de schuld van een HIPC houdbaar te maken. In het geval van de DRC is volgens het IMF een inspanning nodig om de schuld met 80,2 procent terug te brengen. Dit wordt de common reduction factor genoemd, en is gebaseerd op de veronderstelling dat alle crediteuren bijdragen. Het bedrag van US$ 216 miljoen geeft daarom slechts 80,2% van het Nederlandse deel van de totale schuld weer (in termen van netto contante waarde). Nederland heeft zich evenwel, net als andere EU-lidstaten, gecommitteerd aan de afspraak om bij het HIPC-eindpunt 100% van de uitstaande schulden kwijt te schelden.
De systematiek van de OESO/DAC
Volgens de regels van de OESO/DAC wordt de nominale waarde van de kwijtgescholden schuld aan de DAC gerapporteerd. Dit is de optelsom van alle bedragen die een land – in dit geval DRC – moet betalen indien geen schuldkwijtschelding zou plaatsvinden. Het gaat hier om de hoofdsom, de rente en boeterentes tot aan het moment van kwijtschelding. De nominale waarde van een schuld ligt in de regel hoger dan de netto contante waarde van diezelfde schuld. Omdat de kans reëel is dat de DRC in 2010 het HIPC-eindpunt behaalt, en de nog resterende schuld conform internationale afspraken bij het eindpunt volledig wordt kwijtgescholden, is hiermee in de begroting voor 2010 rekening gehouden. In het geval van de DRC bedraagt de schuld, die in 2010 zal worden kwijtgescholden, in nominale termen circa €300 miljoen.
De Bestuursraad van het IMF heeft op 11 december 2009 een driejarig «Poverty Reduction and Growth Facility» (PRGF) goedgekeurd. De Nederlandse bewindvoerder heeft zich hierbij wel uiterst kritisch opgesteld, waarbij onder meer vraagtekens zijn geplaatst bij het realiteitsgehalte van de voorgestelde begroting en de fiscale discipline in de DRC. Onderstreept is dat de voorgestelde hervormingen dus zeer serieus moeten worden uitgevoerd.
Het PRGF is bedoeld om het economische programma over de periode juli 2009 tot juni 2012 financieel te ondersteunen. Doel is het versterken van de macro-economische stabiliteit, het aanzetten tot het doorvoeren van structurele hervormingen, het verbeteren van het investeringsklimaat en het op orde krijgen van de overheidsbegroting. In totaal zijn er zes reviews voorzien onder het PRGF.
In juni 2010 vindt de eerste review van het programma plaats om te bezien of de DRC het programma uitvoert en de gemaakte afspraken naleeft. Voor het behalen van het HIPC-eindpunt moeten daarnaast de HIPC-triggers worden gehaald. Het gaat hierbij om de volgende zaken: een succesvolle implementatie van het Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP); een zekere mate van macro-economische stabiliteit; zekerheid dat de door schuldverlichting gecreëerde ruimte wordt benut voor armoedebestrijding; het beter onder controle krijgen van overheidsontvangsten en -uitgaven; een zekere mate van goed bestuur; ontwikkeling van een strategie om het onderwijs, de gezondheidszorg en de leefomstandigheden op het platteland te verbeteren en tenslotte professionalisering van het schuldenbeheer. De DRC zal, met andere woorden, een gedegen track record moeten opbouwen voordat er sprake kan zijn van het behalen van het HIPC-eindpunt en daarmee volledige kwijtschelding van de schuld. Hiervoor is goedkeuring vereist van de Bestuursraad van het IMF. Nederland zal nauwlettend op het hele proces toezien.