Kamerstuk 32123-B-10

Studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) Maten voor gemeenten 2009

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2010

Gepubliceerd: 20 november 2009
Indiener(s): Ank Bijleveld (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-B-10.html
ID: 32123-B-10

32 123 B
Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2010

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2009

Hierbij ontvangt u de studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) Maten voor gemeenten 2009.1 Maten voor gemeenten 2009 is de achtste studie van een reeks. De studies werden verricht in opdracht van de directie Openbaar Bestuur en Democratie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De studies zijn een uitvloeisel van het Plan van Aanpak Transparantie in de financiële verhouding en zijn bedoeld om een beter inzicht te krijgen in de relatie tussen gemeentelijke productie (prestaties) en gemeentelijke uitgaven op macroniveau. Uit beleidsoogpunt zijn zowel financiële gegevens als productiegegevens van belang om zicht te krijgen op wat gemeenten met hun collectieve middelen tot stand brengen. De studie bestaat uit (a) een jaarlijkse terugblik die vooral een actualisatie inhoudt van de ontwikkelingen van de uitgaven en de productie, nu voor de periode 2002–2007 (b) één of meer specifieke onderwerpen als verdieping van het onderzoek.

Trendmatige uitkomsten SCP over de periode 2002–2007

Uitgaven

In de periode 2002–2007 daalden, gecorrigeerd voor inflatie, de uitgaven van gemeenten voor de onderzochte taakvelden met gemiddeld 0,5% per jaar. De voorafgaande jaren werden nog gekenmerkt door een sterke groei. Daarmee volgen gemeenten vertraagd de conjuncturele ontwikkelingen in de marktsector, waar al in 2001 een stagnatie in de groei optrad. Deze reële daling heeft voor een deel te maken met de verzelfstandiging van een aantal gemeentelijke taken, zoals gemeentelijke woningbedrijven en gemeentelijke verzorgingshuizen en verpleeghuizen, in de beginperiode. In 2007 beginnen de uitgaven weer te stijgen, vooral door een nieuwe taak van de gemeenten, namelijk de verantwoordelijkheid voor de huishoudelijke zorg in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Op basis van de begrotingscijfers voor 2008 en 2009 valt een verdere toename van de uitgaven te verwachten, die overigens vooral kan worden toegeschreven aan de afspraak dat de financiële verantwoordelijkheid voor de sociale werkplaatsen vanaf dan geheel bij de gemeenten komt te liggen.

Productie

De productie ofwel het aantal concreet verleende diensten van gemeenten liep in de periode 2002–2007 gemiddeld terug met bruto 1,3% per jaar. Overigens is deze daling voor een deel een gevolg van het afstoten van taken. Na correctie voor toegevoegde taken, namelijk ouder- en kindzorg in 2003 en huishoudelijke hulp in 2007, en afgestoten taken, vooral bij onderwijs en openbaar vervoer, is de gemiddelde jaarlijkse daling van het productievolume netto 1,2%. Voor 2007 en 2008 wordt wel weer een lichte stijging van het gemeentelijk productievolume voorzien.

Relatieve kostprijs

De relatieve kostprijs, als verhouding van uitgavencijfers en productiecijfers, van de gemeentelijke dienstverlening vertoont een gemiddelde stijging van 0,7% per jaar. Deze prijsstijging bij de gemeentelijke dienstverlening wordt voor een deel veroorzaakt door een betrekkelijk hoge incidentele looncomponent, voor een deel door een afname van de productie per werknemer en daarnaast ook door een toename van de inzet van kapitaallasten, materiële middelen en uitbestedingskosten. Tegelijkertijd kan de toename van de kostprijs worden verklaard door verbeteringen in de kwaliteit en effectiviteit van de productie, maar het effect hiervan is door onvolledig meten onduidelijk. De beschikbare gegevens geven echter aan, dat de door gemeenten verleende of gefinancierde diensten aan vrij hoge standaarden voldoen, maar dat er maar in beperkte mate sprake lijkt te zijn van een kwaliteitsverbetering in de periode 2002–2007. In de marktsector is juist sprake van een daling van de (relatieve) kostprijs. De arbeidsproductiviteitsgroei geeft in de marktsector ruimte voor algemene salarisverhogingen. De overheid volgt deze trend om een concurrerende werkgever te blijven. Maar de arbeidsproductiviteitsgroei bij de overheid ligt volgens het SCP rondom nul, door gebrek aan automatiserings- en mechaniseringsmogelijkheden. Integendeel, verschijnselen als «meer blauw op straat», «meer handen aan het bed» en «klassenverkleining» laten zien dat de overheid, en ook de gemeentelijke overheid, een relatief zeer arbeidsintensieve productiesector is.

Verder is bij overheidsproductie, zoals bij veiligheid en bijstandverlening, soms de paradox van «minder is beter» op te merken. Op het prioritaire beleidsterrein van Openbare Orde en Veiligheid was er sprake van een sterke groei van de reële uitgaven van 7% per jaar met als intentie productiebeperking. En de pogingen van gemeenten om het bijstandsvolume te beheersen lijken in de periode tot en met 2007 succesvol.

Verdiepingsonderzoek over de Drechtsteden

Op initiatief van de gemeente Dordrecht en de overige Drechtsteden (Alblasserdam, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht) is een poging gedaan om de methodiek van Maten voor gemeenten toe te passen op het niveau van dit samenwerkingsverband van gemeenten. Het bleek heel wel mogelijk om de benodigde gegevens te verzamelen, maar helaas vallen er kritische kanttekeningen te plaatsen bij de kwaliteit van de desbetreffende gegevens, zowel waar het de uitgaven als de productie betreft. Dit bemoeilijkt het trekken van definitieve conclusies. Enkele van de belangrijkste uitkomsten:

– Dordrecht geeft meer dan gemiddeld uit per hoofd van de bevolking voor onder andere werk en inkomen, sociale en culturele dienstverlening en cultuur en sport. De overige Drechtsteden liggen juist onder dit gemiddelde. De hoge uitgaven van Dordrecht kunnen worden toegeschreven aan de grootstedelijke problematiek en aan de centrumfunctie van die gemeente.

– De kosten per product liggen in Dordrecht iets onder het landelijke gemiddelde en in de overige Drechtsteden beduidend lager.

– De kosten per product bleven de afgelopen drie jaar in Dordrecht achter bij het landelijke gemiddelde, maar vertonen juist een wat sterkere toename in de overige Drechtsteden.

Tot Slot

Het rapport zit opnieuw vol informatie over allerlei ontwikkelingen op een veelheid van gemeentelijke beleidsterreinen en is een aanrader voor iedereen die daarvoor belangstelling heeft. Ik zal u op korte termijn ook informeren over de voortgang van mijn agenda dienstverlening, regeldruk en informatiebeleid.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.