Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 november 2009
Met deze brief en bijlagen informeer ik u, mede namens de ministers van VROM, LNV, EZ en voor WWI en de staatssecretaris van VenW over de uitkomsten en de afspraken (zie bijlage 1) van de bestuurlijke overleggen MIRT die dit najaar zijn gehouden met alle regio’s.1
Naast een aantal algemene noties aan het begin, gaat de brief uitgebreid in op de gebiedsagenda’s en de verstedelijkingsafspraken. De gebiedsagenda’s zelf zijn te uwer informatie bijgevoegd.
In bijlage 1 vindt u per landsdeel alle gemaakte afspraken en besluiten. Bijlage 2 bevat alle gemaakte afspraken op het gebied van de Verstedelijking.1 Daarnaast gaat de brief kort in op besluiten rondom Randstad Urgent, de stand van zaken van Sneller & Beter en de toezeggingen in het kader van quick wins binnenhavens en vaarwegen.
Wij concluderen dat het MIRT steeds nadrukkelijker vorm krijgt. Belangrijke stappen zijn gezet. De gebiedsagenda’s, een product van rijk en regio waarin integraliteit in het gehele ruimtelijke domein voorop staat, zijn vastgesteld. Besluiten zijn genomen over lopende integrale MIRT-verkenningen (o.a. Integrale benadering Holland Rijnland) en nieuwe integrale MIRT-verkenningen zijn gestart (o.a. Centrumontwikkeling Emmen). In veel projecten is op onderdelen reeds de werkwijze van Sneller & Beter toegepast, bijvoorbeeld de Zuidelijke Ringweg Groningen. En tenslotte zijn verstedelijkingsafspraken gemaakt (zie bijlage 2). Als kabinet zijn wij bijzonder tevreden over de wijze van samenwerken tussen rijk en regio en de producten en afspraken die er nu liggen.
In verband met de Brede Heroverweging die het kabinet heeft ingesteld in het kader van de huidige financiële en economische crisis, zijn wij tijdens deze bestuurlijke MIRT ronde terughoudend geweest in het maken van afspraken met financiële consequenties. De inzet van zowel rijk als regio is vast te houden aan de gemaakte afspraken over de volle breedte van het MIRT. Voor enkele belangrijke projecten zijn afspraken gemaakt over de voortgang en financiering. Niet uit te sluiten valt echter dat de Brede Heroverweging gevolgen heeft voor afspraken die in het kader van het MIRT zijn gemaakt. Tijdens de bestuurlijke overleggen is in dit verband met de regionale overheden de gezamenlijke intentie uitgesproken creativiteit te benutten gericht op het zoveel mogelijk uitvoeren van de huidige programmering en de gemaakte afspraken. Investeren in ruimte en bereikbaarheid blijft immers van groot belang om ook de internationale concurrentiepositie van Nederland te behouden en verder te versterken.
Een aantal besluiten en afspraken uit de bestuurlijke overleggen MIRT zijn opgenomen in de samenhangende Randstad-besluiten. Deze heeft u reeds ontvangen. Het betreft Noordvleugel Utrecht (TK, 31 089, nr. 56), Amsterdam–Almere–Markermeer (TK, 31 089, nr. 57) en Metropoolregio Rotterdam–Den Haag en Holland Rijnland (van 17 november 2009).
Daarnaast zal ik binnenkort het Jaarverslag Randstad Urgent 2008–2009 «Doorpakken met Randstad Urgent» aan u doen toekomen.
Vanuit Sneller & Beter wordt actief ingezet op het versnellen en verbeteren van het besluitvormingsproces. De effecten van het werken volgens de principes van Sneller & Beter zijn in toenemende mate bij projecten zichtbaar. Deze projecten zullen als voorbeeld worden benoemd om er samen van te leren. Bij het nemen van besluiten zal er op worden toegezien dat deze zoveel mogelijk volgens Sneller & Beter verlopen. Zo dient een voorkeursbeslissing voldoende bestuurlijk en maatschappelijk gedragen te zijn en moet er sprake zijn van reëel zicht op financiering. Daarnaast blijft het zoeken naar een goede balans tussen snelheid en zorgvuldige besluitvorming een belangrijk aandachtspunt.
Nieuwe projecten worden geheel volgens het MIRT-spelregelkader en Sneller & Beter uitgevoerd, wat betekent dat een nieuwe verkenning voorafgegaan wordt door een startbeslissing.
In de afgelopen bestuurlijke overleggen is de eerste generatie gebiedsagenda’s voor de acht regio’s (allen bijgevoegd) vastgesteld1. Met de regio zijn afspraken gemaakt over het invullen van de nog openstaande punten in de gebiedsagenda’s. Op dit moment verschillen de gebiedsagenda’s nog qua lange termijn visie en mate van uitwerking.
Voor de Randstad is op basis van de structuurvisie Randstad 2040 een kopverhaal gemaakt, om de samenhang tussen de gebiedsagenda’s te borgen. Hierin staat naast de lange termijnvisie van de Randstad ook een concretisering op basis van de belangrijkste beleidsnota’s.
Opbouw, doel en status van de gebiedsagenda
De gebiedsagenda’s zijn tot stand gekomen in een intensief en open samenwerkingsproces tussen rijk en regio2. Het bestaande rijks- en regionale beleid vormde het vertrekpunt. Eerder vastgestelde nationale en regionale nota’s, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040, de MobiliteitsAanpak, de agenda Bedrijventerreinen 2008–2009, de Agenda Vitaal Platteland, de Agenda Landschap, Pieken in de Delta, het Concept Nationaal Waterplan en de reeds vastgestelde provinciale, regionale en gemeentelijke structuurvisies en Regionale Verkeer- en Vervoerplannen (RVVP’s) zijn gebiedsgericht doorvertaald. De gebiedsagenda is daarmee geen verwoording van nieuw beleid, maar inventariseert bestaand beleid met een ruimtelijke inslag en bekijkt deze in samenhang met elkaar. Hierdoor ontstaat inzicht in de opgaven op gebiedsniveau en kunnen de plannen beter op elkaar worden afgestemd.
In zijn algemeenheid zijn de gebiedsagenda’s opgebouwd uit twee delen. Deel één schetst de (middel)lange termijn visie, ontwikkelrichting en majeure opgaven. Het tweede deel werkt deze opgaven uit in mogelijke programma’s en projecten die kunnen bijdragen aan het invullen van de opgaven.
De gebiedsagenda’s zijn bedoeld als agenderend gebruiksinstrument voor de bestuurlijke overleggen MIRT. Op basis van de gebiedsagenda’s worden in het bestuurlijk overleg MIRT keuzes gemaakt en besluiten genomen (bijvoorbeeld het nemen van een initiatief tot het starten van een MIRT-verkenning). Bij de vaststelling van deze eerste generatie gebiedsagenda’s is afgesproken dat deze de basis zijn voor het bespreken van onderwerpen en het maken van concrete (financiële) afspraken daarover in de komende jaren.
De gebiedsagenda’s zijn dynamisch; de tijdshorizon schuift met de kalender mee. Dit vraagt om een periodieke update van de agenda. Gelet op de functie en het karakter van de gebiedsagenda’s is in overleg met de regio besloten de gebiedsagenda’s geen formele status te geven. Het eerste deel met visie, ontwikkelrichting en opgaven is vastgesteld voor langere tijd, maar met name het tweede deel met de programmatische uitwerkingen zal regelmatig moeten worden geactualiseerd.
Zevensprong van Verdaas als uitgangspunt voor de gebiedsagenda
Graag wil ik deze brief ook aangrijpen om antwoord te geven op de motie van de leden Cramer cs waarin zij verzoeken om de Zevensprong van Verdaas mede als leidraad te gebruiken voor de opbouw en de inhoud van de gebiedsagenda’s1.
Voor mobiliteitsvraagstukken in de gebiedsagenda’s is de Zevensprong van Verdaas de leidraad. De manier waarop de Zevensprong van Verdaas in de oplossingsrichtingen en projecten wordt toegepast is, zoals ondergetekende in het (V)AO MIRT van juni 2009 aangaf, afhankelijk van het probleem of de opgave die voorligt. De Zevensprong van Verdaas wordt in alle gevallen toegepast, maar kent geen in beton gegoten hiërarchie. Wel worden bij het bepalen van oplossingsrichtingen voor mobiliteitsvraagstukken alle zeven onderdelen van de Zevensprong van Verdaas serieus bekeken.
In de gebiedsagenda’s wordt hier uitvoering aan gegeven door vanuit de ruimtelijke karakteristieken, ontwikkelingen en ambities te bepalen wat de toekomstige opgaven zijn.
De vervolgvraag is hoe urgent het probleem is en of er zicht is op een mogelijke oplossing. Dit kan aan de orde komen in de gebiedsagenda of in de bestuurlijke overleggen. De urgentie van de opgave bepaalt wanneer de oplossing voor deze opgave gerealiseerd moet zijn.
Als er een gedeelde opgave en urgentie is om te zoeken naar een oplossing, kan in het bestuurlijk overleg MIRT besloten worden om een initiatief te nemen deze opgave te verkennen en een (gedeelde) oplossing te gaan vinden voor het probleem. In de MIRT-verkenning, die conform het Spelregelkader MIRT, voorafgegaan wordt door een door het bevoegd gezag in afstemming met betrokken overheden formeel vast te stellen startbeslissing, zal daarbij worden aangegeven of, en in hoeverre, de zeven onderdelen van de Zevensprong van Verdaas bijdragen aan een mogelijk antwoord op de opgave.
Dat zal afhangen van de opgave en het type MIRT-verkenning. In een gebiedsgerichte MIRT-verkenning zal de Zevensprong van Verdaas een belangrijke rol spelen. In het geval van eensectorale MIRT-verkenning komen niet altijd alle elementen van de Zevensprong van Verdaas aan de orde. Er zijn immers soms geen locatiealternatieven aan de orde. Integrale en sectorale verkenningen kunnen, afhankelijk van de uitkomsten, uitmonden in een voorkeursbeslissing zoals omschreven in het MIRT-spelregelkader.
MIRT-onderzoeken naar aanleiding van de gebiedsagenda’s
In bijlage 1 treft u op een aantal plaatsen een verwijzing aan naar een zgn. MIRT-onderzoek. Dit is geïntroduceerd om de ontwikkelrichting voor de (middel)lange termijn en de bijbehorende majeure opgaven van de gebiedsagenda nader te concretiseren. Een MIRT-onderzoek leidt tot aanscherping van de gebiedsagenda en mogelijkerwijs ook tot een startbeslissing voor een MIRT-verkenning. In de brief over de actualisatie van het MIRT-spelregelkader wordt hier verder op ingegaan.
Deze gebiedsagenda’s zijn de eerste generatie. Maar dat betekent niet dat we nu klaar zijn. Zoals gezegd zijn er tussen rijk en regio afspraken gemaakt over het vervolg. Sommige gebiedsagenda’s zijn in de ogen van rijk en regio (vrijwel) klaar om de functie te vervullen in het bestuurlijk overleg MIRT, andere gebiedsagenda’s behoeven nog een duidelijke inhoudelijke slag. Die slag willen wij komend jaar maken. In de afsprakenlijst (bijlage 1) zijn de specifieke afspraken per gebiedsagenda opgenomen.
In zijn algemeenheid vragen de onderwerpen duurzaamheid, water, natuur en landschap en de doorkijk naar de langere termijn voor de regio’s buiten de Randstad nog een betere uitwerking. Voor het laatste onderwerp zijn in de bestuurlijke overleggen Noord, Zuid en Oost afspraken gemaakt. Het kabinet wil op deze wijze invulling geven aan de moties Lemstra c.s. voor de stedelijke netwerken buiten de Randstad. Daarmee vervalt de noodzaak voor een apart rijkstraject. Met de regio’s is afgesproken om deze inhoudelijke slagen in het komende half jaar met elkaar te maken, zodat een volgende versie in het bestuurlijk overleg MIRT voorjaar 2010 kan worden geagendeerd1.
Daarnaast zal de aandacht uitgaan naar de uitwerking van de samenhangende gebiedsopgaven. Iedere gebiedsagenda identificeert een aantal samenhangende gebieden, waarin meerderen (sectorale) opgaven samenkomen. De afhankelijkheden tussen deze opgaven zijn echter nog onvoldoende uitgewerkt. Ook dit zal in de komende maanden door rijk en regio gezamenlijk worden opgepakt.
Procesmatig zal onze aandacht uitgaan naar de functie van de gebiedsagenda’s in het bestuurlijk overleg MIRT. Onze gezamenlijke doelstelling is om de gebiedsagenda structurerend te laten zijn voor dit overleg. De wijze waarop we deze doelstelling vorm kunnen geven heeft in de komende maanden nadrukkelijk onze aandacht. Daarbij is van belang dat rijk en regio ervan overtuigd zijn dat de gebiedsagenda niet zozeer een (eenmalig) product is, maar veel meer als een proces moet worden gezien dat continu onze aandacht behoeft.
Het gezamenlijk werken aan deze gebiedsagenda’s heeft veel betekend voor het samenwerkingsproces binnen het rijk en tussen rijk en regio en heeft ruimte en mobiliteit een flinke stap dichter bij elkaar gebracht. Hieraan willen wij met elkaar blijven werken en de gebiedsagenda’s zijn daarbij het vehikel.
Tijdens deze bestuurlijke overlegronde zijn tussen rijk en stedelijke regio’s verstedelijkingsafspraken voor de periode 2010–2020 gemaakt. Hierin zijn de visie en ambities voor de verstedelijkingsopgave in de verschillende stedelijke regio’s voor de komende tien jaar vastgelegd en uitgewerkt in kwantitatieve en kwalitatieve opgaven (zie bijlage 2). Daarbij heeft het rijk het Rijksreferentiekader Verstedelijking gehanteerd waarin uitgangspunten voor wonen, bundeling, duurzame leefomgeving en mobiliteit zijn geformuleerd. Waar nodig kunnen deze afspraken in de halfjaarlijkse MIRT overleggen verder worden uitgewerkt of aangepast.
De gemaakte afspraken hebben door de veranderde budgettaire situatie een ander karakter gekregen dan een jaar geleden beoogd. Er is geen sprake meer van prestatieafspraken ondersteund door rijkssubsidies, maar van gezamenlijke inhoudelijke intenties ten aanzien van verstedelijking en woningbouw. Juist in de huidige omstandigheden is het van belang dat rijk en regio overeenstemming hebben over de richting van de verstedelijking en de aard van de woningbouwprogramma’s in de komende jaren.
De belangrijkste elementen van de verstedelijkingsafspraken zijn: de visie en ambitie, de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave en de grootschalige woningbouwgerelateerde gebiedsontwikkelingen waarin deze opgave gerealiseerd wordt. Omdat de situatie per regio verschilt zijn de afspraken naar hun aard regionaal gedifferentieerd. Over de uitvoering en de rol van regio en rijk daarbij kunnen, op basis van nader MIRT-onderzoek naar aanleiding van de gebiedsagenda of een MIRT-verkenning, vervolgafspraken worden gemaakt.
Reeds in de bestuurlijke overlegronde MIRT van voorjaar 2009 is door de randstadregio’s de financiering van de binnenstedelijke opgave op de agenda gezet. In de stuurgroep «Onorthodoxe Maatregelen» van rijk en randstadregio’s wordt onderzocht hoe de binnenstedelijke ambities kunnen worden waargemaakt zonder extra rijksgeld. In de bestuurlijke overlegronde is afgesproken om vijf binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen in de Randstad op dit punt nader te onderzoeken om concrete voorstellen te doen die de knelpunten in de uitvoering oplossen.
Aan de regio’s buiten de Randstad is aangeboden om de onorthodoxe aanpak uit te breiden met een aantal nader te selecteren gebiedsontwikkelingen. Gevraagd is om concrete woningbouwgerelateerde binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen te benoemen die essentieel/randvoorwaardelijk zijn voor ontwikkelingen in de regio en waarvan de financiële uitvoerbaarheid problematisch is. Besluitvorming of ook voor deze projecten MIRT-onderzoeken zullen worden uitgevoerd, zal plaatsvinden tijdens de bestuurlijke overleggen MIRT voorjaar 2010.
Quick wins Binnenhavens en Vaarwegen
Alle regio’s zijn in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 2 juni 2009 een aanvraag in te dienen voor een rijksbijdrage in het kader van de tweede tranche Quick Wins Vaarwegen. Het wettelijke kader voor dit programma is de Tijdelijke specifieke regeling Quick wins binnenvaart. Het quick win programma is bedoeld om via snel uit te voeren binnenhaven- en vaarwegenprojecten het vervoer over water te stimuleren door de natte bereikbaarheid te vergroten. Voor dit doel hebben vrijwel alle regio’s vele goede voorstellen ingediend. De regio’s zijn nog tot 3 augustus 2009 in de gelegenheid gesteld hun aanvragen aan te vullen. Daarna zijn deze beoordeeld aan de hand van de criteria in de regeling. Gebleken is dat 35 aanvragen aan alle criteria voldoen. Deze projecten passen binnen het beschikbare budget. Daarmee komt het totaal aantal projecten dat dankzij de quick win regeling wordt ontwikkeld (dus inclusief eerste tranche) op 68.
Tijdens de bestuurlijke overleggen zijn specifieke afspraken gemaakt over de reservering van middelen ten behoeve van de specifieke projecten (zie bijlage 1). Op korte termijn zal door middel van beschikkingen de formele toekenning van de gevraagde specifieke uitkering plaatsvinden.
Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP)
Als bijlage 3 ontvangt u, conform afspraak uit het convenant RSP dd 23 juni 2008, de voortgangsrapportage RSP najaar 2009.1
Als verantwoordelijke bewindslieden zijn we het er over eens dat met de afgelopen overlegronde opnieuw een stap is gezet in de gebiedsgerichte benadering en de integrale besluitvorming.
We zijn verheugd met de inspanningen die door alle betrokken rijks- en regiomedewerkers zijn gedaan om de gebiedsagenda’s in een relatief kort tijdsbestekvorm te geven.
Noord-Nederland, Oost-Nederland, Limburg, Brabant, Zeeland, Zuidvleugel, Utrecht en NoordwestNederland.