Vastgesteld 24 mei 2011
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 20 april 2011 overleg gevoerd met minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
– de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 29 november 2010 met de toezending van het onderzoeksrapport De praktijk van waardeoverdracht (32 043, nr. 21);
– de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 16 december 2010 met het groenboek voor pensioenen (32 043, nr. 23);
– de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 19 januari 2010 met het rapport van de commissie beleggingsbeleid en risicobeheer (30 413, nr. 138);
– de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 27 januari 2010 met het rapport van de commissie toekomstbestendigheid van aanvullende pensioenregelingen (30 413, nr. 139);
– de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 27 januari 2011 waarin de wetgevingsbrieven van de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten (32 043, nr. 24);
– de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 31 januari 2011 met een verslag van een schriftelijk overleg over het onderwerp aangaande de toekomst van het pensioenstelsel (32 043, nr. 26).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Van Gent
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Post
Voorzitter: Dezentjé Hamming-Bluemink
Griffier: Esmeijer
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van den Besselaar, Dezentjé Hamming-Bluemink, Klaver, Koşer Kaya, Slob, Omtzigt, Ulenbelt, Vermeij,
en minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Ik open de vergadering en heet alle aanwezigen welkom. We spreken vandaag over pensioenonderwerpen. Het pensioenakkoord is niet aan de orde. Dat kunnen we hopelijk binnenkort in de Kamer tegemoet zien. Een aantal onderwerpen schuren wel aan het pensioenakkoord. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de woordvoerders om hiermee op een gepaste wijze om te gaan. Uiteraard gaat de minister over zijn eigen antwoorden.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Voorzitter. We hebben het hier over van alles behalve het pensioenakkoord. Mocht de minister ons daarover toch iets willen vertellen, dan gun ik hem die ruimte van harte. Misschien kunnen we daarmee dan op een prudente manier omgaan.
Er moet mij iets van het hart. Ik ben vier-en-een-half jaar Kamerlid. We behandelen tientallen moties over broodjes paling en of je die mag eten, maar we hebben slechts zeven minuten spreektijd voor een aantal zeer belangwekkende rapporten met betrekking tot de toekomst van ons pensioenstelsel van 800 mld. Hiermee moet je als Kamerlid dagelijks omgaan en dat vind ik buitengewoon ingewikkeld.
Er mag wel eens gezegd worden dat de wij, de vaste commissie voor Sociale Zaken met betrekking tot de pensioenen, tot op heden, analoog aan het pensioenstelsel, op een redelijk collectieve en solidaire wijze de pensioenen behandelen. We hebben een grote hoorzitting gehouden na de commotie in de zomer. We hebben een dag georganiseerd rondom het beleggingsbeleid. Vorige week hebben we in gezamenlijkheid een artikel weten te publiceren in NRC Handelsblad waarover een kwartier geleden een brief is binnengekomen van de minister. Inmiddels hebben we ook een reactie gehad van de Pensioenfederatie. De brief van de minister staat misschien niet op de agenda maar omdat het onderwerp wel onderdeel van dit gesprek is, wil ik er het volgende over zeggen. Ik kan me vinden in de brief. De minister denkt aan overleg met de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de Nederlandsche Bank (DNB) en de sector om de regelgeving aan te passen zodat de uitvoeringskosten voor alle deelnemers op toegankelijke wijze inzichtelijk worden gepresenteerd. Er zijn nog wel wat losse eindjes, onder andere bij de fiscale belemmeringen. Hierbij wordt gerefereerd aan een breder kader voor het bezien hiervan. Dat zijn allemaal dingen die op termijn plaatsvinden. Mijn fractie wil dat hiermee voortvarend aan de slag wordt gegaan, maar vooralsnog kan ik me vinden in de brief en de uitnodiging van de Pensioenfederatie om hierover met ons in overleg te treden.
We hebben het vandaag ook over het rapport-Frijns en het rapport-Goudswaard, en over de lessen die geleerd zijn uit de crisis. Het rapport-Frijns is zeer waardevol maar het is wel gebaseerd op een berekening van één jaar. Hierover hebben we in dit huis uitgebreid met de heer Frijns gesproken. We weten ook allemaal dat de toezichthouder in en vlak na de crisis de touwtjes strak heeft aangetrokken. Ik wil graag iets meer zien bij de toezichthouder en DNB, en in de gestuurde wetgevingsbrief lezen welke lessen ze geleerd hebben van het gebrek aan onderzoek en informatie die ze voorafgaand aan de financiële crisis aan de pensioenfondsen hebben gegeven. Tijdens onze hoorzitting is pijnlijk duidelijk geworden dat we vanaf 2008 een toevloed aan informatie hebben gekregen. Vóór 2008 was er werkelijk niets voorhanden, geen vingerwijzing en geen materiaal, om ons voor alle gevaren te waarschuwen.
Een verheugend bericht is het bulletin dat vanuit DNB naar voren kwam. Hierin stond dat de pensioenfondsen misschien toch een iets belangrijker rol hebben gespeeld tijdens de crisis dan we voorheen wisten. De pensioenfondsen hebben per saldo flink wat aandelen gekocht tijdens de crisis en hebben zo een bijdrage geleverd aan de stabiliteit. Dit bulletin staat op de website. Ik kan me voorstellen dat het voor een breder publiek interessant kan zijn om te kijken naar de andere kant van de rol van de pensioenfondsen in ons financiële stelsel. Ik vraag de minister hierop te reageren.
Ik ga ervan uit dat de heer Omtzigt wijze woorden zal zeggen over het groenboek en de waardeoverdracht omdat we in deze commissie redelijk optrekken. Is er met uitzondering van het pensioenakkoord niets meer te wensen over? Ja, dat is er wel degelijk. Daarom wil ik twee onderwerpen behandelen: een wat meer politiek onderwerp en een onderwerp waarvan ik denk dat vele collega's dat met mij delen: de transparantie van en de communicatie over pensioenen. Zoals eerder gezegd hebben we daarover een bijeenkomst gehad. Er is veel verbeterd in het inzichtelijk maken van de beleggingskosten. Ik heb gerefereerd aan de brief. Alle partijen hebben een rol bij het transparant maken van ons pensioenstelsel. Ik zie graag «eerlijke» vingers in deze zaal van mensen die hun eigen pensioen tot achter de komma begrijpen. Sinds ik woordvoerder ben op dit dossier heb ik deze vraag gesteld aan zowel de pensioenfondsbesturen als de oud-pensioenfondsbesturen. Tot op heden krijg ik hierop vrij veel ontkennende antwoorden. Het leven is ingewikkeld en de wereld is ook ingewikkeld. Dat neemt niet weg dat vanzelfsprekendheden echt verdwenen zijn en dat ook ingewikkelde zaken zich laten uitleggen. Ik moet bekennen dat ik mijn post over mijn pensioen nauwkeuriger bekijk sinds ik woordvoerder ben op dit dossier en zelf ook werkelijk niet begrijp wat er staat. En ik zit dan nog bij een pensioenfonds waarbij behoorlijk wat mensen met een wat lagere opleiding en een wat lager inkomen zijn aangesloten. Die brieven zijn werkelijk niet te volgen. Ik weet dat de sector daarmee bezig is, maar het gaat mij niet snel genoeg. Ik doe hier een oproep dat dit echt moet veranderen, ook naar aanleiding van alle stukken die we hier hebben liggen. Er is grote onzekerheid. Ik denk dat we met zijn allen een bijdrage kunnen leveren om die onzekerheid weg te nemen door er op een helderdere wijze over te communiceren, ook als het ingewikkeld is.
Met of zonder pensioenakkoord, ik wil het onderwerp «eerlijk delen» nog aansnijden. Ik doe dat natuurlijk het liefst met een pensioenakkoord. Mijn fractie heeft het pensioenakkoord van juni 2010 bijna als enige fractie omarmd. We wachten ook naarstig op de uitwerking hiervan. Ik laat het aan de minister over om ons een tijdpad te geven hoe hij denkt dat dit nu verder vaart.
In pensioenland gaat het straks om aanpassingen van het stelsel. Vanwege het feit dat we langer leven en vanwege de houdbaarheid ervan moeten we met z'n allen een bijdrage leveren. Mijn partij vindt ook dat we daarvoor langer zullen moeten werken. Ik druk de minister op het hart om bij de uitwerking hiervan heel goed te kijken naar de verdeling van de pensioenen. Er is een vrij grote groep mensen in Nederland die alleen van de AOW of van de AOW met een klein pensioen moet leven. Bij de verdeling zijn nog wel verbeteringen te maken in de opbouw van de pensioenen voor mensen met een klein inkomen. Er zijn grote verschillen tussen de verschillende pensioenfondsen. Het is een goed voornemen dat we in dit land met zijn allen langer doorwerken. We willen immers dat de zorg en het onderwijs betaalbaar blijven en dat er docenten voor de klas blijven staan. Ik geef de minister hierbij mee dat we erop letten dat we voor de mensen die lang hebben gewerkt in een baan met een wat lager inkomen, een regeling treffen om eerder te kunnen stoppen. Dat kunnen we op een eerlijker manier vormgeven.
Voorzitter: Omtzigt
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): U hebt het over kleine pensioenen als aanvulling op AOW. Die worden vaak veroorzaakt door kleine banen, de parttime banen. Vooral vrouwen houden zich hiermee in hun leven bezig om allerlei redenen. Dat doen ze niet in de laatste plaats vanwege de combinatie van arbeid en zorg. Is mevrouw Vermeij met mij van mening dat deze groep apart aandacht verdient? Ik bedoel dat deze groep mensen met name door de communicatie over de pensioenen meer pensioenbewust moet worden gemaakt. Dan kunnen ze bij de keuze om parttime te werken in ieder geval de overweging maken dat dit ook minder pensioenopbouw betekent. Vrouwen moeten meer financieel weerbaar gemaakt worden. Ziet mevrouw Vermeij dat, net als ik, ook als een taak van de minister om in zijn communicatie mee te nemen?
Mevrouw Vermeij (PvdA): Dat ben ik volledig met u eens. Het financieel bewustzijn van vrouwen kan behoorlijk verbeterd worden. Daaraan moeten we in de Tweede Kamer ook ons steentje bijdragen. Ik ben het ook met u eens dat de consequentie van minder werken, overigens met goede redenen, en de gevolgen daarvan voor het pensioen veel helderder in kaart gebracht moeten worden. Bij deze taak kunnen zeker de politiek en de minister een belangrijke rol spelen.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): En zeker ook de werkgevers.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Ja, zeker ook de werkgevers.
Voorzitter: Dezentjé Hamming-Bluemink
De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. We spreken vandaag over de toekomst van de Nederlandse pensioensector. Begin vorig jaar zijn twee belangrijke rapporten verschenen, van de heer Goudswaard en de heer Frijns. Hierover heeft de Kamer nog niet officieel gesproken. Het is goed dat we dat vandaag wel doen. De twee rapporten hebben een geheel verschillende invalshoek. Frijns analyseert het pensioenstelsel vanuit de beleggingshoek; Goudswaard kijkt naar het pensioenstelsel als zodanig. Natuurlijk is het een wat rare timing dat we het juist vandaag hierover hebben, terwijl we nog geen pensioenakkoord hebben. Misschien kan de minister een tipje van de sluier oplichten over de manier waarop hij tegen de onderhandelingen aankijkt en wat het beoogde tijdpad is met betrekking tot dat pensioenakkoord?
Uit het DNB Household Survey (DHS) komt een beeld naar voren dat veel werknemers bereid zijn om forse pensioenpremies te betalen voor garanties en in mindere mate om de hoogte van de pensioenuitkering op peil te houden. Werknemers lijken eerder te kiezen voor meer garanties, ook al leidt dat tot hogere premies. We moeten dus voorzichtig zijn met de vooronderstelling dat werknemers graag risico's willen nemen. Als we naar een aantal voorstellen in het nieuwe pensioencontract kijken, gebeurt precies het tegenovergestelde. Er wordt aangestuurd op meer risico's bij deelnemers. Welke van deze twee conclusies vindt de minister wenselijk?
In de commissie-Goudswaard is op een meer fundamentele wijze gekeken naar het pensioenstelsel. De belangrijkste gedachte is de beperking van de pensioenambitie. Dit moeten we wel nader zien in te vullen, want de Nederlander verwacht nog steeds 70% van zijn pensioen. Een andere mogelijkheid is anders om te gaan met de onzekerheid. De risico's, bijvoorbeeld het langlevenrisico, kunnen weer bij de deelnemers komen te liggen. We missen op deze fundamentele afweging een reactie van het kabinet terwijl het toch om het hart van het pensioenstelsel gaat.
De commissie-Frijns legt de nadruk vooral op het beleggingsbeleid van de afgelopen jaren. Ze legt ook de vinger op de gevoelige plek van een aantal ongelukkige en onjuiste beslissingen in het risicobeheer. Een van de vragen die Frijns stelt is of we inderdaad naar een reële toezegging voor pensioenen toegaan. Dat kan helpen bij het managen van de verwachtingen, maar het heeft ook gevolgen voor het beleggingsbeleid. Nu wordt er nog te veel belegd om een nominale dekkingsgraad te kunnen garanderen. Zeker nu er ontzettend veel geld in de economie gepompt wordt en het reële risico op inflatie en de verwachting daarop kan oplopen, is een reële dekkingsgraad gewenst. Dat brengt een aanpassing van het financieel toetsingskader (ftk) met zich. Dit lijkt ons een verstandige weg. Ziet de minister mogelijkheden om naar een reëler kader toe te komen, los van het feit of het pensioenakkoord hierin zal voorzien?
Er wordt ook gewezen op de beperkingen van actief beleggingsbeleid. Het beruchte bedrag van 20 mld. dat toegeschreven wordt aan de implementatie van de beleggingsstrategieën, gaat over één jaar. We hebben in onze hoorzitting allerlei bedragen gehoord over een decennium. Dan zou het meer of minder kunnen zijn. Is de minister bereid de winsten en verliezen ten opzichte van de benchmark voor het decennium 2000–2010 door te laten rekenen zodat we een goed beeld krijgen en daaruit de lessen kunnen trekken? Kan de minister de nog openstaande vraag aan uw voor-voorganger, de heer Rutte, beantwoorden? Hoeveel «premieholidays» zijn er gedurende die tijd geweest? Deze belangrijke vragen over het verleden van het pensioenstelsel verdienen enige opheldering. Hoeveel premie is er niet uitbetaald en hoeveel is er teruggestort? Vooral die terugstortingen moeten toch goed te kwantificeren zijn? Of de premie kostendekkend was, is een heel lastig verhaal om uit te rekenen.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Dan neemt u de periode 2000–2010?
De heer Omtzigt (CDA): Goed dat u me dat vraagt. Voor de premieholidays zijn de jaren negentig buitengewoon relevant. Ik zou zeggen vanaf 1990 tot de nieuwe Pensioenwet. Daarna hebben ze zich niet voorgedaan. De heer Van den Besselaar zegt vanaf 1985. Dat lijkt me prima.
Voorzitter. We willen graag meer transparantie. Ik heb net de brief van de minister snel doorgelezen. Ik snap ook dat die vlak voor het AO binnengekomen is. De minister doet daarin een aantal goede voorstellen. Op welke datum kunnen we een concreet voorstel verwachten? Wanneer wil de minister eruit zijn? De minister zit hierbij aan het stuur en hij kan dus tegen de pensioensector zeggen dat er binnen twee maanden een voorstel ligt. We kunnen dan rustig naar het voorstel kijken over de mate waarin de transparantie van zowel de kosten als het beleggingsbeleid fors verbeterd wordt. Ik bedank de minister voor deze heldere brief met de belangrijke punten en alle nuances die daarbij horen.
Onder andere Nationale-Nederlanden geeft aan dat er nog wel degelijk een probleem is met betrekking tot waardeoverdracht. In het SEO-rapport staat dat het om bijbetalingen gaat van € 15 000 tot € 30 000. Als je het uitdrukt in een percentage van het totale pensioenvermogen valt het wel mee. Maar dat is voor de individuele mkb'er buitengewoon irrelevant omdat zijn balans over het algemeen iets korter is. Gemiddeld is de bijbetaling niet zoveel. Dat is niet raar omdat een heleboel mensen na een jaar van baantje veranderen. Wat gebeurt er als je een 40-jarige in dienst neemt met tien tot vijftien jaar werkervaring? Dat doe je dus niet, zegt mijn collega hier. De minister maakt het wegnemen van belemmeringen op de arbeidsmarkt tot een speerpunt van zijn beleid. Dat willen wij ook graag in bepaalde dingen. Het is toch een forse belemmering om die man in dienst te nemen. Er moet echt wat aan gebeuren. Ik ontvang graag van de minister een nieuwe uitgebreide brief op dit punt. Hierin willen we niet alleen zien hoe we van die bijbetalingen afkomen, maar ook hoe we ervoor kunnen zorgen dat op elk moment de pensioentoezegging afgefinancierd is. Bij de schriftelijke beantwoording van onze vragen draait de minister er wat omheen. Bij 4% rekenrente, terwijl er 3% in de boeken staat, is de pensioentoezegging niet op elk moment afgefinancierd. Dat is belangrijk als een werkgever bijvoorbeeld failliet gaat. Als er niet afgefinancierd is, moet het afgeboekt worden. De verzekeraar boekt dan immers iets in zijn boeken in tegen een ander bedrag dan dat hij volgens de financiële regels mag inboeken. Gezien wat er in de crisis gebeurd is, zouden we dat niet meer moeten willen. Ik hoor graag een reactie van de minister hierop.
Het eerste gedeelte van de reactie op het groenboek is prima. Het tweede gedeelte is ons iets te mager. We hadden duidelijk nee gezegd op deelvragen. Is de minister bereid het alsnog te doen met een brief naar de commissie? We zijn in principe akkoord met de prioriteiten. Wel zien we graag tussentijds een snelle evaluatie van de Algemene Pensioeninstelling (API). Doet die wat beloofd is aan het parlement? De API was bedoeld voor buitenlandse pensioeninstellingen. Ik heb min of meer het idee dat er hier een verhaal verteld is, maar dat er buiten een ander verhaal is verteld. Graag krijgen we daarvan in een tussenevaluatie een heldere analyse. Ook willen we graag een tussenevaluatie van die andere API, het multi-ondernemingspensioenfonds (multi-opf). Komt dat van de grond?
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik heb even gewacht totdat de heer Omtzigt zijn gehele verhaal heeft gedaan. Hij vroeg de minister wanneer hij verwacht dat het pensioenakkoord er is. Ik wil graag van de heer Omtzigt weten wat hij ervan vindt dat het pensioenakkoord zo lang uitblijft. Wanneer is voor hem de maat vol?
De voorzitter: U kunt dit vragen maar u was iets later binnen. We hebben afgesproken ons aan de agenda te houden. We gaan nu niet over het pensioenakkoord discussiëren. Dat heeft geen zin. We zitten er allemaal met smart op te wachten, ook de minister. We willen er heel graag over spreken wanneer dat aan de orde is.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik heb geen inhoudelijke vraag gesteld. Ik heb een politieke vraag gesteld.
De voorzitter: U stelt het uitblijven van het pensioenakkoord aan de orde. Voordat u binnenkwam heb ik met de woordvoerders afgesproken dat, hoewel de agenda inhoudelijk raakt en schuurt aan het pensioenakkoord, hierover niet gediscussieerd wordt. Ik geef de heer Omtzigt toch de gelegenheid kort te antwoorden.
De heer Omtzigt (CDA): Ik word wel enigszins ongeduldig over het pensioenakkoord, maar ik heb geen concrete deadline. Ik hoor graag van de minister hoeveel tijd hij denkt nodig te hebben. Overigens is ons overleg zo belangrijk dat op dit moment het overleg over natuurbeleid door Politiek 24 wordt uitgezonden en wederom niemand iets over het pensioen mag weten in dit land. Dat laat heel duidelijk zien wat de ernst hiervan is. Ik deel veel meer het ongeduld van mevrouw Koşer Kaya dat dit echt een belangrijk onderwerp is waar heel Nederland op zit te wachten.
De voorzitter: Als voorzitter sluit ik me daar ook bij aan. Er zijn helaas zaken die veel te weinig onder de aandacht komen.
De heer Van den Besselaar (PVV): Voorzitter. Het is plezierig dat er al twee collega's aan het woord zijn geweest. Dat zal mijn spreektijd weer wat inperken. Er zijn al een aantal onderwerpen voorbijgekomen waarover we gelijk denken, dan wel waarover wij aan de minister vragen willen stellen. Dat betreft vooral de transparantie, de zaken rond de communiceerbaarheid en het cijfermatig onderzoek waarnaar de heer Omtzigt heeft gevraagd.
Ik spreek allereerst mijn waardering voor de minister uit voor het feit dat hij zich erg inspant om partijen tot elkaar te brengen voor een nieuw akkoord. Ook wij wachten met spanning af wat dat uiteindelijk zal opleveren. Mijn collega's hebben al een aantal malen gemeld dat we een gesprek hebben gehad. De aanleiding voor dat gesprek wil ik nog even in herinnering brengen. Dat was de ZEMBLA-uitzending op 5 februari jl. ging over verdwenen pensioengeld. Ik denk dat elke deelnemer en gepensioneerde die de uitzending heeft gezien, geschokt was. In een halfuur werd voorgespiegeld dat Nederland in twintig jaar tijd bijna 1 000 mld. aan pensioengeld heeft verloren of is misgelopen. Gelukkig kwam er vrij snel na die uitzending in de publiciteit dat de berekeningen totaal niet klopten, er verkeerde aannames waren gehanteerd, er van verkeerde cijfers was uitgegaan, de vergelijking met andere beleggers mank ging etc. Terugkijkend naar de situatie van halverwege de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw kan worden geconstateerd dat andere keuzes toen hadden geleid tot minder problemen nu. Zo heeft de Kamer zelf ingestemd met de privatisering van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) tegen een overeengekomen prijs van 110% dekkingsgraad tegen 4% rekenrente destijds. Destijds hebben het behoud van koopkracht en het jarenlang boven de markt hangende wetsvoorstel Heffing over vermogensoverschotten van pensioenfondsen ertoe bijgedragen dat er een rem kwam op premiebetalingen en er zelfs werd overgegaan tot premievakanties. Ik neem aan dat alle commoties over deze ZEMBLA-uitzending, het risicovol beleggen door pensioenfondsen en de tekortschietende premiebetalingen halverwege de jaren tachtig niet aan de minister voorbij zijn gegaan. Graag hoor ik zijn reactie op deze drie elementen.
In het eerder genoemde gesprek gaf mevrouw Kellerman van DNB aan dat een pensioencontract aan vier belangrijke randvoorwaarden moet voldoen: houdbaarheid, transparantie, uitlegbaarheid en uitvoerbaarheid. Ik voeg daaraan een vijfde voorwaarde toe: de mogelijkheid van alle betrokkenen, werkgevers, werknemers en gepensioneerden, om samen over de inhoud van hun pensioenregeling te beslissen. Bij houdbaarheid denk ik aan een pensioenstelsel dat toekomstbestendig is, crises kan doorstaan en de veerkracht heeft om er zelfstandig weer bovenop te komen. Ik ben van mening dat de tweede pijler in het huidige stelsel daaraan nog steeds voldoet. We zijn de dotcomcrisis van 2001 te boven gekomen. Het lijkt erop dat we ook de kredietcrisis van 2008 kunnen doorstaan. De fondsen hebben zich redelijk hersteld. Zelfs de rente die door de Europese Centrale Bank (ECB) kunstmatig laag is gehouden om de banken te redden, trekt weer aan. Deelt de minister mijn optimisme in dezen? Ik hoor graag zijn reactie.
De minister geeft voortdurend aan dat er met betrekking tot pensioenen nieuwe belangrijke problemen opdoemen, namelijk de vergrijzing en de toenemende levensverwachting. De vergrijzing is geen nieuw verschijnsel; die hebben we met z'n allen aan zien komen. Een knelpunt daarbij vormt volgens de minister de krimp van de beroepsbevolking en de daardoor steeds kleiner wordende verhouding tussen werkenden en gepensioneerden. Is de minister bereid een gedegen onderzoek te laten uitvoeren naar de impact van de vergrijzing, de ontgroening en de stijgende levensverwachting op het pensioenstelsel?
Ik merk op dat de systeemwijziging van gerealiseerde naar geprognosticeerde levensverwachting heeft geleid tot een forse stijging van de verplichtingen van de pensioenfondsen. Op dit moment zijn er nog twee soorten, van elkaar afwijkende, sterftetafels in omloop, die van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en die van het Actuarieel Genootschap (AG). Kan de minister bevorderen dat de sector op korte termijn over één algemeen aanvaarde sterftetafel beschikt?
Mevrouw Vermeij (PvdA): De heer Van den Besselaar vraagt om een studie naar de beroepsbevolking in relatie tot de vergrijzing. Stel dat er uit die studie komt dat we met z'n allen langer moeten doorwerken. U kent het verhaal. Als we al die mensen voor de klas en in de gezondheidszorg willen houden, hebben we iedereen nodig en moet iedereen langer werken. Het wordt 66 jaar, daarna 67 jaar en op termijn werken we wellicht nog langer door. Is de heer Van den Besselaar bereid de resultaten van die studie te accepteren en er vervolgens zijn standpunt op aan te passen?
De heer Van den Besselaar (PVV): We zijn altijd bereid om alles wat uit studies komt te bestuderen en ons standpunt daarover te bepalen. Ik ga er overigens van uit dat uit die studie onder andere naar voren zal komen dat de huidige beroepsbevolking nog kan groeien vanwege het feit dat meer dan 2,5 miljoen mensen op dit moment buiten het arbeidsproces staan. Als we van deze mensen 2% per jaar in het arbeidsproces brengen, kan de beroepsbevolking gelijk blijven.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Dat zou kunnen. U vraagt een studie omdat u er nieuwsgierig naar bent. Dat vraagt u niet zomaar. Uw partij heeft een standpunt: het was 65 jaar maar met het gedoogakkoord is het 66 jaar geworden. Nu zegt u dat u eigenlijk nog verder na wilt denken. Dat stemt me altijd tot vreugde. Stel dat uit de studie komt dat we met z'n allen langer moeten doorwerken. Zegt u dan tegen uw partijleider: beste Geert, we zullen met zijn allen toch echt naar 67 jaar moeten?
De heer Van den Besselaar (PVV): Dat zeg ik voorlopig nog niet want ik ken de uitkomsten niet. De «stel»-vraag hoor ik altijd bij Pauw & Witteman. Zo'n vraag is wel leuk om met elkaar te bediscussiëren, maar laten we eerst kijken wat de uitkomst is.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik kan de heer Van den Besselaar vertellen dat er al heel veel studies zijn. Wellicht is het handig eens naar die studies te kijken in plaats van nog een studie te vragen. Ik dacht dat dit kabinet geen onnodige onderzoeken, die allemaal geld kosten, wilde doen. Is het geen goed idee om de bestaande studies eens te lezen?
De heer Van den Besselaar (PVV): Ik dank mevrouw Koşer Kaya voor haar suggestie. Die studies heb ik gelezen maar die geven mij niet het inzicht dat ik wil hebben. Daarom vraag ik om een nieuwe studie. Het hoeft overigens geen uitgebreide studie te zijn. Het kan wat mij betreft een korte studie zijn die gericht aangeeft waar de problemen liggen bij het pensioenstelsel met betrekking tot de vergrijzing, vergroening en de stijgende levensverwachting, en dit alles in relatie tot de beroepsbevolking. De minister heeft gezegd dat deze gaat krimpen en ik heb net gezegd dat er nog heel wat aan te verdienen valt.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Als de heer Van den Besselaar nog een korte studie nodig heeft om de draai te kunnen maken, gun ik hem die van harte.
De heer Van den Besselaar (PVV): Voorzitter. Ten aanzien van de inrichting van het pensioenstelsel zijn we van mening dat de beïnvloedingsmogelijkheden van deelnemers zeer beperkt zijn. Ik heb het dan over werknemers en gepensioneerden. Pensioenen worden veelal geregeld in cao's tussen werkgevers en vakbonden. De vakbonden vertegenwoordigen gemiddeld slechts 20% van de werknemers maar bepalen wel in belangrijke mate de inrichting. Waarom zou iemand zich verdiepen in een pensioenregeling waarop hij nauwelijks invloed kan uitoefenen? Hierin moet verandering komen. Niet-georganiseerde deelnemers, slapers en gepensioneerden dienen een even belangrijke stem als werkgevers en vakbonden te krijgen in het bestuur van een pensioenfonds. Graag hoor ik een reactie van de minister hierop.
Als ik kijk naar het vermogensbeheer van de pensioenfondsen in de afgelopen twintig jaar, zie ik flinke wijzigingen. Van 70% passief en 30% actief naar veelal het omgekeerde: 30% passief en 70% actief. Het is inmiddels duidelijk dat daarmee enorme risico's worden gelopen. Acht de minister deze omslag in risicobeheer verantwoord in het licht van een prudent beleggingsbeleid dat een pensioenfonds per definitie zou moeten voeren?
Over de waardeoverdracht had ik enkele opmerkingen die mijn collega Omtzigt inmiddels al heeft gemaakt. Ik heb nog twee korte vragen aan de minister. Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Van Dijck c.s.waarin het kabinet is verzocht alternatieve risicovrije rentes te onderzoeken? Is de minister bereid om in het kader van de verbetering van de governance wettelijke eisen te stellen aan pensioenfondsbestuurders?
De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik heb begrip voor de terughoudendheid waartoe u opriep met betrekking tot het pensioenakkoord of de pogingen die worden gedaan om tot zo'n akkoord te komen. Het moet me wel van het hart te zeggen dat dit het onderwerp is dat ons het meeste bezighoudt. Ik weet niet hoe het u vergaat in de vroege ochtend. Ik heb dan altijd enorme honger, en allereerst naar het nieuws. Je kijkt dan naar Teletekst of er al wat is. Zeker dezer dagen, en vooral in de nachtelijke uren, heb ik toch geregeld gedacht of men er al uit zou zijn. Vanmorgen ook weer, maar helaas het is nog niet het geval. We zullen nog even geduld moeten hebben. Er is ook onze fractie veel aan gelegen dat er een akkoord komt. We vinden dat pensioenen nog steeds het primaire domein zijn van de sociale partners. Dat houden we ook graag zo. Het ongeduld begint wel toe te nemen. Ik ben meestal een redelijk rustig iemand en zo ken ik de minister ook. Ik ben wel benieuwd waar zijn grens ligt. We zouden het wel aardig vinden als uiterlijk 30 april iets is. We zijn op die dag toch al van plan de vlag uit te steken en dan kunnen we het er mooi in meenemen.
Zo af en toe komt er natuurlijk wel iets naar buiten. De discussies worden ook in de Kamer gevoerd. Er wordt gezegd dat men misschien tot een wat hogere AOW moeten komen in ruil voor de verhoging van de pensioenleeftijd. Als je hierover nog eens rustig nadenkt en je denkt aan het grote houdbaarheidsprobleem waarvoor dit kabinet ook een opgave heeft geformuleerd, is dat niet zo'n heel logische stap. Dat zou het wel zijn als je het budgettair neutraal kunt laten verlopen. In dat opzicht heb ik vorige week nog eens goed in de gepresenteerde fiscale agenda van staatssecretaris Weekers gekeken. Hierover ontstond in de Kamer direct de nodige discussie, te beginnen bij de coalitiepartijen en de gedoogsteunpartij. Dit even terzijde. Ik heb later begrepen dat die fiscale agenda een discussiestuk is en dat we het daarover nog gaan hebben. Hierin werd wel voorgesteld om ouderenkortingen en -tegemoetkomingen te schrappen in de fiscaliteit. Misschien is het een beetje kwaaddenkend maar ik spreek het gewoon hardop uit. Ik hoop niet dat er een bepaald verband is tussen hogere AOW in ruil voor een hogere pensioenleeftijd, en het schrappen van een aantal potjes in de fiscaliteit. Misschien kan de minister de vrees wegnemen dat het toch wat met elkaar te maken heeft. Als al die aftrekposten worden geschrapt, heeft dat koopkrachteffecten. Het werkt door in de toeslagen. Bepaalde categorieën ouderen kunnen er dan behoorlijk op achteruitgaan. Ik denk in het bijzonder aan mensen die ook met huurtoeslag en dergelijke te maken hebben. Ik hoop dus niet dat dit soort scenario's worden ontwikkeld. Het is misschien lastig dat ik dit in deze fase vraag, maar we krijgen graag een garantie dat de Kamer straks niet allerlei vervelende koopkrachteffecten hoeft te repareren omdat er zaken tegen elkaar worden uitgeruild.
Een belangrijk punt bij de pensioenen is de discussie over de stijgende levensverwachting. Die discussie is niet nieuw. Daar hebben we het al een aantal jaren over. De meeste partijen in de Kamer delen onze opvatting dat we er echt een keer wat aan moeten doen. Dan hebben we het over de AOW-leeftijd die verhoogd moet worden. Ik weet hoe het werkt bij het maken van coalitieafspraken, maar ik constateer dat het kabinet op dit punt halve maatregelen wil nemen. Dan denk ik met name aan het wetsvoorstel om de AOW-leeftijd naar 66 jaar te verhogen. Dat voorstel ligt waarschijnlijk al in concept klaar. De levensverwachting is echter in een kort tijdsbestek alweer met zo'n drie jaar toegenomen. Daarvoor hebben we geen nieuwe studies nodig. De AOW en de pensioenen blijven onder druk staan als we op dit punt niet durven door te pakken.
Er ligt nog een wetsvoorstel van het vorige kabinet. Dat draagt de naam van een bewindspersoon die in het huidige kabinet zit. Wat dat betreft zit er enige consistentie in. Dat wetsvoorstel mag hij gewoon met ons behandelen; dat hoeft hij helemaal niet in te trekken. Er kunnen misschien nog wat puntjes en komma's worden verzet. We nemen dan in ieder geval een iets meer substantiële stap dan het kabinet op dit moment doet. Het kabinet blijft op 66 jaar steken en wij willen wel een stapje verder gaan.
Vanuit zijn verantwoordelijkheden ligt de echte uitdaging voor dit kabinet in het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van ouderen. Alleen met het verhogen van de AOW-leeftijd zijn we er niet. Op dit punt verwacht ik een stevig pakket flankerend beleid in het pensioenakkoord. Veel ouderen kunnen en willen langer doorwerken, maar wellicht niet meer fulltime. Een deeltijdpensioen kan daarbij helpen. De Stichting van de Arbeid (STAR) riep vorig jaar al ertoe op om de flexibiliteit in pensioenregelingen op te nemen, zowel voor een later ingaan van het pensioen als voor het opnemen van een deeltijdpensioen. We zouden het mooi vinden als het kabinet dit oppakt en deze mogelijkheden ook actief uitdraagt.
Transparantie is een belangrijk punt dat door de vorige sprekers al is genoemd. Het heeft nog eens extra gewicht gekregen door het onderzoek van de AFM dat vorige week naar buiten is gekomen. Hierin staat dat de beleggingskosten van pensioenfondsen twee tot drie keer hoger zouden zijn dan in de jaarverslagen wordt vermeld. We praten dan over enorme bedragen. Dit moet beter. Dit was voor mij ook de reden om mijn naam te zetten onder een soort oproep vanuit de Kamer. Dat heb ik van harte gedaan. Ik heb de brief van de minister net gekregen van een zeer ijverige medewerker. Ik ben er even snel doorheen gegaan. Mijn indruk is dat de minister hierin de juiste toon te pakken heeft. Hij gebruikt ook het woord «aanscherpen». Op deze brief zullen we op een later moment terugkomen. We zullen hier slagen moeten maken. Ik heb nog een vraag over het AFM-onderzoek. Er wordt geadviseerd om de kleinere pensioenfondsen samen te voegen om kostenefficiency te bereiken. Hoe staat de minister tegenover dat voorstel?
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. De pensioenfondsen hebben een tekort van circa 200 mld. Naast een staatsschuld van bijna 400 mld. hebben we een pensioenschuld die de helft van de staatsschuld bedraagt. Als we niets doen worden de pensioenen de komende vijftien jaar niet geïndexeerd en stijgen de pensioenpremies gigantisch. Er zijn grofweg drie oplossingen. De eerste oplossing is het verlagen van de pensioenuitkeringen. Dit treft vooral de gepensioneerden. De tweede oplossing is het verhogen van de premies. Dit treft vooral de werkenden. De derde oplossing is het nemen van meer risico's. Dit treft iedereen. De hamvraag is wie de rekening gaat betalen. Partijen kijken hier verschillend naar. Er is ook geen goed of fout antwoord.
Ik hoop dat er snel een pensioenakkoord komt en anders moet de minister het heft maar in eigen hand nemen en met een voorstel komen. In elk geval is het nodig dat we straks discussiëren op basis van feiten. Nu hoor ik te veel tegenstrijdige berichten. Zo lees ik bijvoorbeeld in Het Financieele Dagblad dat jongeren de dupe worden van de nieuwe pensioenregeling. Vanuit de vakbonden hoor ik juist kritiek op het aantasten van rechten. Daarom vraag ik de minister het Centraal Planbureau (CPB) het pensioenakkoord te laten doorrekenen en het te laten kijken naar de generationele effecten. Dan kunnen we een zuivere discussie voeren. Dat is uitermate belangrijk, want de pensioenpot bedraagt maar liefst 700 mld. We mogen hierover niet lichtzinnig besluiten. Is de minister bereid dit verzoek te doen aan het CPB?
De heer Omtzigt heeft al vragen gesteld over premievakanties en de ontwikkeling vanaf 1985. Ik sluit me hierbij kortheidshalve aan. Ik wil het ook hebben over de toekomst. Hoe gaat het pensioenstelsel er straks uitzien? We mogen er trots op zijn dat we een stelsel hebben waarmee we 700 mld. aan pensioen hebben gespaard. Dat mag ook gezegd worden. Dat is, zeker internationaal gezien, ongelofelijk veel. Helaas is er nog een hoger bedrag aan pensioenen beloofd. Door snel te handelen en de juiste keuzes te maken kunnen we het stelsel toekomstbestendig maken.
Bij de transparantie van pensioenfondsen valt een wereld te winnen. Pensioenfondsen sturen overzichten met foutieve informatie. Mensen hebben geen inzicht in de beleggingskosten van de fondsen. De fondsen wachten lang met het informeren van de deelnemers. Een Kamermeerderheid heeft zich uitgesproken voor meer inzicht in de beleggingskosten. Welke stappen gaat de minister nemen?
De pensioenfondsen moeten sneller communiceren. Er is vorig jaar een motie aangenomen van mijn hand. Daarin staat dat pensioenfondsen die corrigerende maatregelen moeten nemen binnen twee weken openheid van zaken moeten geven. Hoe staat het met de uitwerking van deze motie die met algemene stemmen is aangenomen?
De medezeggenschap is geen afspiegeling van de geledingen. Daarom heb ik met collega Blok een initiatiefwetsvoorstel ingediend om pensioengerechtigden medezeggenschap te geven maar ook meer aan te sluiten op het verzekerdenbestand zodat er een betere afspiegeling is. Daarbij moet de professionaliteit ook meegenomen worden. Dat initiatiefwetsvoorstel zullen we in de Eerste Kamer voortzetten.
Mensen moeten kunnen switchen van pensioenfonds als het ze te bont wordt. Ik kan me voorstellen dat je tot een bepaald bedrag vastzit maar dat je daarboven eventueel kunt switchen. Daar zitten haken en ogen aan. Ik heb dit eerder aan de orde gesteld. Tijdens dat debat is mij toegezegd dat er een uitwerking van de voor- en nadelen zou komen zodat we een beslissing konden nemen. Kan de minister die toezegging gestand doen?
Ik rond af met pensioenen voor zzp'ers. Zzp'ers hebben vaak niets geregeld voor hun pensioen. De belangrijkste reden daarvoor is dat er geen pensioenfonds voor hen bestaat. Als sinds 1949 spreekt men over een lacune in de Pensioenwet. Zzp'ers zijn vaak aangewezen op de derde pijler. Dit is heel duur, want de uitvoeringskosten zijn zeven keer zo hoog. Ik heb de handen ineengeslagen met mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink om hiervoor een oplossing te vinden. Nu zijn er wettelijke barrières voor een zzp-pensioenfonds. Deze moeten weg worden genomen. De mogelijkheid moet geschapen worden om een pensioenfonds of premiepensioeninstelling (PPI) voor zzp'ers te starten. Deelname aan dit pensioenfonds moet vrijwillig zijn. Zzp'ers moeten altijd een opt-outmogelijkheid hebben en een mogelijkheid tot flexibele premies. Zzp'ers hebben namelijk ook een flexibel inkomen. Dit alles is te bereiken met een aantal vrij eenvoudige aanpassingen in de wet. Voor een traditioneel pensioenfonds moeten we zzp'ers erkennen als beroepsgroep. Voor een PPI moeten we erkennen dat zzp'ers onder de term «arbeidsgerelateerd» vallen. Is de minister bereid om op dit gebied met voorstellen te komen en te kijken wat de mogelijkheden zijn?
De heer Omtzigt (CDA): Ik complimenteer D66 voor haar inzet voor de zzp'ers. Het zou heel goed zijn als daaruit een soort coöperatie komt. Ik heb toch een vraag. Aan de ene kant stelt mevrouw Koşer Kaya dat in de derde pijler het pensioen en de uitvoeringskosten zeven keer zo hoog zijn. Aan de andere kant stelt ze dat in de tweede pijler iedereen moet kunnen switchen wanneer men er zin in heeft. Denkt ze dat dagelijks wisselen van pensioenfonds mogelijk is zonder enige meerkosten te veroorzaken of heeft ze daarvoor een goed administratief systeem?
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik heb heel duidelijk gezegd dat ik er voor- en nadelen in zie. Ik heb eerder een toezegging gehad dat eens nagegaan wordt wat er precies voor haken en ogen aan zitten. Als een van de problemen is dat het substantieel hoger is, kunnen we vervolgens bekijken of we dat kunnen wegnemen. En als we dat niet kunnen, kunnen we bekijken of we het op die manier voortzetten. Ik blijf niet stilstaan bij een probleem. Ik wil er een oplossing voor. Het is ontzettend belangrijk dat mensen ook met de voeten kunnen stemmen als het nodig is. We moeten wel durven bekijken op welke manier we dat vorm kunnen geven.
De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. Twee jaar geleden gaf minister Donner een persconferentie waarin hij zei dat mogelijk veertien pensioenfondsen moesten korten op de pensioenen. Paniek in het land. Mevrouw Kellerman zat erbij om het allemaal nog wat meer cachet te geven. Er werden commissies aan het werk gezet: Frijns en Goudwaard.
Nu de crisis voor een belangrijk deel is uitgewoed, lijkt het me verstandig om de peilstok in de wind te steken en te bekijken hoe de fondsen er voorstaan. De gemiddelde dekkingsgraad is op dit moment 107%. Hierbij is rekening gehouden met een AOW-leeftijd op 65 jaar en ook de toegenomen levensverwachting is daarin meegenomen. In twee jaar tijd zijn de pensioenfondsen er zo'n 20 procentpunten op vooruit gegaan. Achteraf is de conclusie die mijn partij toen trok, wel te rechtvaardigen, namelijk dat er toen in hoge mate met paniek is gereageerd. Wie nuchter kijkt naar het schip van het pensioenstelsel, nu de storm voor een belangrijk deel is uitgeraasd, ziet dat de Nederlandse pensioenfondsen, anders dan de banken, de grootste crisis sinds de jaren dertig heel knap hebben doorstaan. Dat inzicht begint op meer plekken door te breken. De poging om alle risico's bij de werknemers te leggen, lijkt nu te sneuvelen.
De minister schrijft nog in zijn brieven dat er een pensioencontract zal komen met meer risico's voor werknemers. Men begint daarover hier en daar wat anders te denken. De werkgevers in de schoonmaaksector en de werkgevers in de pluimveesector – ik geef onmiddellijk toe dat dit niet de leidende sectoren in dit land zijn – zeggen dat ze in de toekomst willen blijven bijdragen aan een gezamenlijk en solidair pensioenstelsel. Als dat kosten voor hen oplevert, zeggen ze die ook te willen dragen.
De paniek over de pensioenstelsels ademt door in de stukken van Frijns en Goudswaard. Ze noemen een aantal problemen en die moeten we zonder meer serieus nemen. Het beste pensioenstelsel van de wereld – vriend en vijand zeggen het – moet je niet slopen. Je moet hier en daar wat onderhoud plegen en dat is het dan wel.
Ik wil even terugkijken naar het verleden. Door de antwoorden op de vragen hierover van de minister is het klip-en-klaar dat bij het ABP in het verleden 25 mld. te weinig in het fonds is terechtgekomen. Tijdens de hoorzittingen zeiden deskundigen dat in diezelfde periode zo'n 80 mld. te weinig in het totaal van de Nederlandse pensioenfondsen binnen is gekomen. Klopt dit cijfer van ongeveer 80 mld.? Is de minister het met me eens dat dit geld voor het grootste gedeelte net als bij het ABP bij de werkgever terecht is gekomen? Waar ligt de morele rechtvaardiging om de onzekerheid bij de toekomstige gepensioneerden neer te leggen?
Deze week is in NRC Handelsblad de suggestie gewekt dat mijn partij niet voor transparantie zou zijn. Er was een brief opgenomen waarin alle partijen stonden behalve onze partij. Ik kreeg opmerkingen of we niet voor transparantie waren. Natuurlijk zijn we daar voor. Daarvoor zijn we ongeveer opgericht. In het woord «transparant» zit in het midden zelfs «SP»; ik bedoel maar. Om even uit te leggen hoe dat zo gekomen is: de initiatiefnemer, de heer Omtzigt, heeft mijn partij niet gevraagd. Maar die transparantie heb je inderdaad nodig. Ik hoop dat dit misverstand hiermee is opgehelderd.
De grote fondsen hebben het knap gedaan in de crisis. De kleinere fondsen hebben het het moeilijkst gehad. We hebben de multi-opf'en gehad. De bedrijfstak van de schilders is bijvoorbeeld een van de bedrijfstakken waarin gekort moest worden. Is de minister van plan het mogelijk te maken dat fondsen van kleinere bedrijfstakken kunnen fuseren of zich kunnen aansluiten bij grotere pensioenfondsen?
Er zijn heel veel oude slapers die sinds het bestaan van mijnpensioenoverzicht.nl erachter zijn gekomen dat ze op veel plekken pensioen hebben. Deze mensen kunnen niet meer overdragen. Is het een idee dat oude slapers alsnog overgedragen kunnen worden naar het pensioenfonds waarin men nu zit?
De Nederlandse regering heeft ook na ferm aandringen van het parlement gezegd: Europa, blijf met je vingers van onze pensioenfondsen af. Nu worden er toch allerlei akkoorden gesloten met indicatoren. Het woord «pensioen» staat ook in het groenboek. Wat gaat dit nu voor ons pensioenstelsel betekenen? Wordt het standpunt van het Nederlandse parlement en de Nederlandse regering overgenomen en weten we gewoon baas te blijven over ons eigen pensioen?
Iedereen heeft het over het pensioenakkoord. Ik ben ook voor een akkoord, maar het moet wel een goed akkoord zijn. Wat te lachen is geen goed akkoord. Laat de partijen er maar lekker over praten. De minister moet er helemaal geen druk op zetten. De wind is gaan liggen en dan kun je rustig naar je bootje kijken en er wat aan verbeteren, maar laten we alstublieft de paniekreacties die de vorige minister twee jaar geleden had, achterwege laten. Laten we gewoon als nuchtere Nederlanders naar ons prachtige pensioenschip blijven kijken en het een beetje aanpassen.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Volgens mij gaat het niet over twee jaar geleden maar over zomer 2010. Verder wil ik graag weten waar het woordje «paniek» staat in de rapporten van Frijns en Goudswaard. De heer Ulenbelt geeft aan dat er wat problemen zijn en dat we wat onderhoud moeten verrichten. Welke problemen zijn er en welk onderhoud moeten we verrichten om de pensioenen voor de kinderen en kleinkinderen van de heer Ulenbelt overeind te houden? We weten zeker dat niets doen door de jongere generatie betaald moet worden. Ik kan me niet voorstellen dat de SP daar een groot voorstander van is.
De heer Ulenbelt (SP): Het is inderdaad een jaar geleden. Als je in een jaar je dekkingsgraad zo gigantisch weet te verhogen betekent dat dus – om even in de beeldspraak van het scheepje door te gaan – dat het schip tegen golven van 10 tot 15 meter kon. Nu bedenken we een pensioenstelsel dat in de toekomst tegen golven van 25 meter kan. Dat is niet verstandig. Het pensioenstelsel voorziet erin dat de lusten en lasten verdeeld worden over drie partijen als het schip averij oploopt. Dat zit in ons pensioenstelsel. Ook korten behoort tot de mogelijkheden.
De PvdA moet niet meedoen aan het zaaien van paniek omdat ons stelsel te kort zou schieten. Per jaar gaat er 24 mld. aan pensioen uit. Per jaar komt er 29 mld. aan premies binnen. Er is ondertussen niet een buffer van 700 mld., maar van 850 mld. Als ik tegen mijn zoon, die nu aan het pensioensparen is, zeg dat hij over 25 tot 30 jaar net zo'n pensioen heeft als ik, dat werkgevers en werknemers daarvoor zullen zorgen, dan gelooft hij me. Ik kan het hem namelijk ook nog voorrekenen. Mevrouw Verweij moet niet meedoen aan het paniek zaaien in de lijn van Donner, Bos en noem de anderen maar op.
Welke problemen moeten dan wel opgelost worden? Frijns en Goudswaard noemen er een aantal. Ze zeggen ook dat er geen premies verhoogd zouden worden. Daarvan is mijn fractie absoluut niet overtuigd. De afgelopen crisis zijn de premies verhoogd; dat heeft bijgedragen aan een oplossing. In de afgelopen crisis hebben bedrijven fors bijgestort; dat heeft bijgedragen aan een oplossing. Ik zeg niet dat er geen vuiltje aan de lucht is.
De transparantie wordt genoemd. Ik ben ervan overtuigd dat als heel veel Nederlanders al niet precies weten hoeveel pensioen ze krijgen, ze nog minder geïnteresseerd zijn in de manier waarop het tot stand komt. Ik vind het interessant om te weten hoe een energiecentrale werkt, maar ik heb maar één belang. Dat is dat er altijd 220 volt uit het stopcontact komt. Als het hapert, wil ik me er wel in verdiepen. Zolang er 220 volt uit komt, who cares?
Mevrouw Vermeij (PvdA): Er worden mij woorden in de mond gelegd. Als u mijn bijdragen de afgelopen tijd hebt gehoord, ben ik de eerste geweest om de grote waarde van ons Nederlandse pensioenstelsel te benadrukken. Ik stel hierbij wel vast dat bij de SP achterom kijken schering en inslag is. De heer Ulenbelt komt alleen op voor het belang van de huidige gepensioneerden maar kijkt niet naar de generaties van de toekomst. Dat betreur ik zeer. De heer Ulenbelt zegt wel steeds dat er problemen zijn. Het zou hem sieren om die ook een keer te benoemen. In zijn bijdrage heeft hij er werkelijk niet een benoemd.
De heer Ulenbelt (SP): Als je vooruit wilt rijden is het verstandig om zo nu en dan ook in de achteruitkijkspiegel te kijken. Dat doe ik ook, maar ik kijk ook naar voren. Ik lees gewoon dat Goudswaard zegt dat als je in 2025 dezelfde pensioengaranties als nu wilt, de premie gemiddeld van 13% naar 17% moet. En dat over een periode van de komende veertien jaar. Dat lijkt me alleszins reëel. Als er in de cao metaal een loonstijging van 4% wordt afgesproken over twee jaar, kan er best een procentje af om die pensioenen voor de jongere metaalarbeider in de toekomst zeker te stellen. Dan moet je die weg wel kiezen. Ze hebben daar inmiddels het besluit genomen dat de premies voor de VUT voor rekening van de werkgever komen. Dat is dus een vooruitgang. Laten we alstublieft trots zijn. De PvdA omarmt dat pensioenakkoord nog steeds, terwijl het akkoord de facto van tafel is. Mevrouw Vermeij zou wijzer moeten zijn en zich moeten aansluiten bij mevrouw Jongerius.
De voorzitter: Dit is een punt van orde. We gaan nu niet het debat openen over een pensioenakkoord dat er nog niet ligt.
De heer Ulenbelt (SP): Dat komt er ook niet.
De voorzitter: Dat is uw opvatting. Dat mag u vinden maar het is niet zinvol hierover op dit moment te discussiëren. Die kans krijgen we nog.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik vind dat mevrouw Vermeij even mag reageren.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik sluit me bij mevrouw Koşer Kaya aan. Ik vind het niet netjes wat hier gebeurde. Ik hoor graag de reactie van mevrouw Vermeij.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Het pensioenakkoord van juni 2010 hebben wij gesteund. Wij wachten op de uitwerking van het nieuwe pensioenakkoord. Mijn partij hoopt dat er een goed akkoord wordt gesloten met een eerlijke risicoverdeling tussen werknemers en werkgevers. Ik vertrouw erop dat die uitkomst er snel komt en dat werkgevers, werknemers en de minister zich daarvoor inspannen.
De heer Ulenbelt (SP): Het spijt me dat ik uw woorden verkeerd heb begrepen. U omarmde het pensioenakkoord 2010, maar u zegt nu wat anders. Daar ben ik blij mee. Een eerlijke risicoverdeling stond niet in dat akkoord.
De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb mevrouw Vermeij anders verstaan dan de heer Ulenbelt, maar ik heb ook de heer Ulenbelt verstaan. Hij zegt geen paniek te willen veroorzaken, maar ik schrik enorm van de manier waarop hij spreekt over het Nederlandse pensioenstelsel. De rapporten van Frijns en Goudswaard hebben iets duidelijk gemaakt over de kwaliteit van ons stelsel, welke waarde daarin schuilt en hoe belangrijk die is. Zij maken duidelijk dat het Nederlandse pensioenstelsel is gebaseerd op drie heel belangrijke kernwaarden: collectiviteit, solidariteit en verplichtstelling. Deze drie kernwaarden zijn de succesformule van ons pensioenstelsel. Daarom loopt Nederland voorop. Er zijn verschillende bedragen genoemd, maar het is een feit dat de potten goed gevuld zijn. Dezelfde rapporten stellen ook dat de kernwaarden onder druk komen te staan als wij niet ingrijpen. Daarover wordt gesproken met sociale partners. Wij zouden daar vandaag ook over moeten spreken. Hoe kunnen wij deze kernwaarden bewaren? Wij hebben het beter voor elkaar dan andere landen, maar het was schrikken toen de pensioenpotten massaal door hun dekkingsgraad zakten. Gepensioneerden dachten het mooi voor elkaar te hebben. Niet dus. Ook jongeren maken zich zorgen; werken zij die ene dag per week voor hun eigen pensioen of voor het pensioen van de huidige gepensioneerden? Hebben zij straks het nakijken?
De overheid zet deze drie belangrijke kernwaarden onder druk, maar wat GroenLinks betreft staan deze rotsvast overeind. Dit is de basis onder ons stelsel. Het vertrouwen in onze pensioenen is aangetast. Dat vind ik begrijpelijk, wat iets anders is dan terecht. De gedegen onderzoeksrapporten van Frijns en Goudswaard en een rondetafelgesprek met mensen in het veld hebben ons duidelijk gemaakt dat het niet alleen gaat om de effecten van de kredietcrisis op de beleggingsresultaten, maar dat ons pensioensysteem op termijn niet houdbaar is. De belangrijkste oorzaak hiervan is het goede nieuws dat wij steeds langer leven. Helaas hangt daar een prijskaartje aan en is er in het verleden niet betaald voor deze extra jaren pensioen. Sterker nog, de premieholiday van de jaren negentig heeft de pensioenpotten uitgehold. Ik sluit mij aan bij de vragen die de heer Omtzigt daarover stelde.
Daarnaast zijn of gaan er steeds meer Nederlanders met pensioen, terwijl het aantal jongeren afneemt. Hierdoor zullen steeds minder mensen werken. Het doorschuiven van de rekening naar volgende generaties wordt daardoor onbetaalbaar. Uit de onderzoeken blijkt dat het hier niet alleen om overgangsproblemen gaat, maar dat ook mijn generatie een welvaartsvast pensioen kan vergeten, tenzij zij langer doorwerkt en bereid is beleggingsrisico's te accepteren. Een verdere verhoging van de pensioenpremies is niet realistisch. Wij moeten kiezen tussen zekere en lage pensioenen of onzekere maar potentieel welvaartsvaste pensioenen. Die laatste worden bereikt via de gemiddeld hogere rendementen door beleggingen van onze pensioenpremies. Wij staan dus voor een groot verschil tussen de verwachtingen van gepensioneerden en werknemers en de realiteit waarin de hoogte van de pensioenen mede afhankelijk is van de beleggingsresultaten. Welke maatregelen ziet de minister om de transparantie te vergroten over de werkelijk te verwachten pensioenen? Hoe staat de minister ertegenover om meer te sturen op reële in plaats van op nominale pensioenzekerheden?
Ik begrijp maar al te goed hoe lastig het op dit moment voor de sociale partners is om een gedegen pensioenakkoord te bereiken. Uitstel is uit den boze, want dat betekent afstel van een welvaartsvast pensioen voor de jongeren van nu. Als oud-voorzitter van CNV Jongeren was ik trots op het pensioenakkoord uit 2010; het leek een mooi evenwicht. Er was een oplossing voor zware beroepen, voor de vergrijzing en voor de verdeling van de rekening tussen generaties en de risico's tussen werknemers en werkgevers. Helaas zit de duivel in het detail en wachten wij nog steeds. Bij het akkoord uit 2010 werd aangegeven dat bij een verhoging van de pensioenleeftijd een hogere AOW-uitkering hoort. Dat zou een goede oplossing kunnen zijn om voor meer zekerheid te zorgen voor mensen met kleinere pensioenen en het zou de flexibiliteit te vergroten, zodat ook die mensen de mogelijkheid krijgen om eerder uit te treden. Ik ben wel bang: wie gaat deze rekening betalen? Ook de heer Slob had het over het houdbaarheidstekort. Dit kost veel geld. Wat mij betreft betalen niet de jongeren. Wil de minister nadenken over manieren waarop rijkere ouderen deze rekening kunnen betalen?
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Is het niet veel effectiever om het CPB naar de generationele effecten te laten kijken? Dan weten wij precies wie wat draagt en hoe dat eruit ziet.
De heer Klaver (GroenLinks): Als het nieuwe pensioenakkoord er ligt, ben ik er groot voorstander van dat het CPB de effecten daarvan doorrekent. Voor mij is het onbespreekbaar dat de rekening bij jongeren en werkenden wordt gelegd. Wij moeten bekijken hoe wij rijke gepensioneerden kunnen laten meebetalen aan die AOW-leeftijdsverhoging.
Voorzitter. Er ligt nog geen akkoord. Ik hoop dat dit er heel snel komt, want mijn geduld raakt op. Op 4 juni 2010 is het vorige akkoord gesloten en ik zou zeggen: 4 juni 2011 is een mooie datum om met een nieuw pensioencontract te komen. De tweedepijlerpensioenen zijn een primaire verantwoordelijkheid van sociale partners. Ik geef het signaal af dat ze het primaat snel verliezen als ze op deze manier doorgaan.
De heer Van den Besselaar (PVV): De heer Klaver luisterde in het verleden als vakbondsbestuurder van CNV Jongeren goed naar zijn achterban. Waar denkt hij dat zijn achterban voor kiest: een lager vast pensioen of het behouden van het huidige pensioen met veel meer risico's?
De heer Klaver (GroenLinks): De heer Omtzigt had het daar eerder al over. Mensen neigen naar meer zekerheid.
De heer Van den Besselaar (PVV): Wat zou dat dan betekenen voor een nieuw contract?
De heer Klaver (GroenLinks): Als ik mijn ratio laat spreken, ga ik voor meer risico omdat ik geloof dat je dan hogere rendementen kunt halen.
De heer Ulenbelt (SP): De heer Klaver wil de sociale partners tot 4 juni 2011 de tijd geven en zegt dat het anders over is met het primaat van de verantwoordelijkheid van sociale partners. Wat bedoelt hij daar precies mee?
De heer Klaver (GroenLinks): Ik zei dat 4 juni 2011 een mooie datum is. Ik zei niet dat het dan over is. Het primaat voor de tweede pijler ligt absoluut bij de sociale partners, maar hoe langer het duurt, hoe meer kans zij lopen dat primaat te verliezen.
De heer Ulenbelt (SP): Wat stelt u zich dan voor als zij het primaat verliezen? Neemt GroenLinks het primaat dan over? Wat gaat GroenLinks dan doen?
De heer Klaver (GroenLinks): Dan komt de verantwoordelijkheid niet alleen bij GroenLinks te liggen, maar bij de politiek. Hier zitten partijen aan tafel die de verantwoordelijkheid willen oppakken. Dan zullen wij het financiële toetsingskader en het Witteveenkader bekijken en zullen wij zelf het initiatief moeten nemen. Ik benadruk dat ik hoop dat dit niet gebeurt, want het is niet onze taak of verantwoordelijkheid. Als de sociale partners echter zo doorgaan, verliezen ze wel snel het initiatief.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik heb altijd gezegd dat de minister leiderschap moet tonen en een deadline moet geven. De minister heeft een brief naar de Kamer gestuurd waarin hij een wetsvoorstel aankondigt om de AOW-leeftijd te verhogen. Hij geeft aan de werknemers en werkgevers de mogelijkheid om te amenderen als er een akkoord komt. Vindt de heer Klaver ook dat die mogelijkheid er moet komen?
De heer Klaver (GroenLinks): Ja. We hebben namelijk een eerste, een tweede en een derde pijler. Vooral de eerste en de tweede pijler hangen onlosmakelijk met elkaar samen. Dat was ook het idee van het pensioenakkoord. Ik hoop dat er een akkoord is voordat de wetsvoorstellen naar de Kamer komen, zodat er een integraal pakket kan ontstaan. De enige mogelijkheid is dan dat het wetsvoorstel geamendeerd kan worden.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Maar u gaf net aan dat het over en uit is als men niet met een pensioenakkoord komt. Dan moet minister Kamp leiderschap tonen en bepalen hoe het pensioenakkoord eruit ziet. Laat u uw eis los als de werkgevers en werknemers alsnog mogen amenderen?
De heer Klaver (GroenLinks): Nee. Voor de goede orde wil ik zeggen dat ik hoop dat het niet zover komt dat de minister zijn leiderschap moet tonen of dat de politiek het initiatief moet nemen. Ik hoop dat de sociale partners eruit komen en dat op basis daarvan de wetsvoorstellen van de minister aangepast kunnen worden.
Voorzitter: Omtzigt
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Voorzitter. Het pensioen was lang het best bewaarde geheim van Nederland en zeker het eigen pensioen. Dat is op dit moment aan het kantelen. Gelukkig maar, want dat is hard nodig. Er moet veel gebeuren en communicatie zal daarbij cruciaal zijn. Er wordt nog wel eens aan voorbijgegaan dat het pensioen uitgesteld loon is. Niet iedereen is zich dat voldoende bewust. Ik wil in de Kamer op zoek gaan naar overeenkomsten en niet naar verschillen in de opvattingen over de toekomst van ons pensioenstelsel. Het is een heel belangrijk onderwerp. Ik constateer dat de SP met de weerberichten van storm en windstilte steeds meer met het bootje naar een onbewoond eiland dobbert en zich daarmee isoleert van de discussie. Zij is wellicht nog meer in de ontkennende fase dan zij zich bewust is.
De heer Ulenbelt (SP): Misschien ontgaat het de vertegenwoordigster van de VVD dat zij in een isolement verkeert? Wie in de samenleving luistert, hoort wat het CNV, de Unie, FNV Bondgenoten, de Abvakabo, FNV Bouw, de politievakbonden en een aantal werkgeversorganisaties zeggen. Die steunen allemaal het standpunt van mijn partij van een jaar geleden. Ik voel mij niet alsof ik in isolement verkeer. Dat mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink dat denkt, komt omdat zij in isolement zit. Ik sta tussen de mensen en voel mij daar heel prettig bij.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Ik weet niet welk standpunt u precies bedoelt. Als u bedoelt: 65 is 65, dan is dat volgens mij ruimschoots achterhaald door een meerderheid in de Kamer. Als u bedoelt dat het pensioenakkoord er niet komt, staat u daar ook alleen in.
Voorzitter. Er liggen twee belangwekkende rapporten van Frijns en Goudswaard. Ik ga in op het risicobeheer. Uit het rapport van Frijns en uit de hoorzitting blijkt dat er vaak te veel risico's in de beleggingssfeer zijn genomen. Ook nu domineert de angst voor risico's, zo blijkt uit alle persuitingen. Ze domineren ook een beetje de discussie over de toekomst van het pensioenstelsel. Het gaat natuurlijk om goed risicobeheer. Ik ben nieuwsgierig naar de opvattingen van de minister hoe om te gaan met dat risicobeheer. Hoe kan hij dat plaatsen in de behoefte aan meer deskundigheid in fondsbesturen en good governance?
Over de kosten van de pensioenfondsen is het nodige gezegd. In mijn ideale wereld worden niet alleen de kosten transparant, maar ook de prestaties van de pensioenfondsen. Het moet ook mogelijk zijn om de rendementen goed met elkaar te kunnen vergelijken. Als je van baan wisselt en naar een andere werkgever gaat, moet je goed kunnen afwegen welk pensioenfonds het beste bij jou past. Automatisch kom ik dan op het punt van de waardeoverdrachten. Ik stel vast dat door de lage dekkingsgraden de waardeoverdrachten vrijwel tot stilstand zijn gekomen omdat je je pensioen niet eens kan overdragen aan het pensioenfonds van je werkgever als dat een te lage dekkingsgraad heeft. Soms moeten kleine bedrijven € 15 000 tot € 30 000 bijbetalen voor een werknemer. Dat kan aardig oplopen en er zelfs toe leiden dat iemand niet in dienst wordt genomen. In de brief van de minister wordt dit nogal gebagatelliseerd. Ik wil daar aandacht voor vragen. Hij geeft in zijn planningsbrief aan hierover in het najaar met een uitwerking te komen, maar misschien kan hij een schot voor de boeg geven. Het is idioot dat mensen niet worden aangenomen omdat werkgevers aanhikken tegen een pensioenoverdracht. Het gaat om 115 000 werknemers per jaar. Jaarlijks wisselen er 500 000 werknemers van baan. 290 000 daarvan wisselen van pensioenuitvoerder en 115 000 doen aan waardeoverdracht. Het gaat wel ergens over.
Mevrouw Koşer Kaya heeft gesproken over de zzp'ers. Omwille van de tijd laat ik dat achterwege. Het is de bedoeling om een vrije interne pensioenmarkt tot stand te brengen. Ik hoor geluiden dat Nederlandse multinationals gebruik willen maken van een API. Het is nog niet mogelijk om in Nederland zoiets te starten als nieuw pensioenvehikel. Ik dring er bij de minister op aan om vaart te maken. Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Omtzigt naar een nadere toelichting.
Voorzitter: Dezentjé Hamming-Bluemink
Minister Kamp: Voorzitter. Ik begin met hetgeen waar wij niet over zouden spreken: het pensioenakkoord. De problemen die er zijn met de uitwerking van het akkoord van juni vorig jaar, zijn niet veroorzaakt door de Kamer. De Kamer stelt zich zeer terughoudend op en biedt alle ruimte aan sociale partners om eruit te komen. Ik vind dat ook vandaag sprake is van beheerst ongeduld. Men ontkent niet dat het aanvullend pensioen iets is van de sociale partners. Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink zei terecht dat het gaat om uitgesteld loon dat is opgebracht door werkgevers en werknemers. Het zijn hun pensioenfondsen en zij moeten het voortouw hebben en de besluiten nemen. Tot dusver hebben zij altijd laten blijken dat zij daartoe in staat zijn. Ook vorig jaar oktober hebben ze een gezamenlijk akkoord afgesloten. Als er bij de uitwerking problemen zijn, is dat heel jammer. Wij willen geen van allen dat het te lang duurt, maar er is op dit moment geen reden om te zeggen: het zijn weliswaar jullie pensioenfondsen en het is jullie uitgesteld loon, maar wij schuiven jullie opzij en stellen orde op zake. Dat is een verkeerde lijn. Het is duidelijk dat de Kamer de eigen verantwoordelijkheid van de sociale partners respecteert.
Het pensioenakkoord van vorig jaar was een akkoord van de gezamenlijke werkgevers- en werknemersorganisaties. Bij de uitwerking is er intern, met name bij de FNV, een brede discussie ontstaan. Dat is heel begrijpelijk; het gaat om een grote organisatie met heel veel leden die allemaal belang hebben bij het pensioen, zich ermee bemoeien en druk zetten op hun bestuurders. Bestuurders geven dat vervolgens, al dan niet gefilterd, door naar boven. Die discussie lijkt voor een deel uitgepraat te zijn. Dat betekent dat de werknemersclub naar de stand van zaken kan gaan kijken. Vervolgens zullen de werknemers weer met de werkgevers verder moeten praten om te proberen alsnog tot overeenstemming te komen over de uitwerking van het pensioenakkoord 2010. Het ministerie van Sociale Zaken is daarbij vooral faciliterend betrokken. Wij worden geconsulteerd, geven antwoorden en maken juridische adviezen. Wij zijn geïnformeerd over wat in Brussel speelt en zorgen dat ook die informatie beschikbaar is.
Gelijktijdig gaat het om de koppeling aan de AOW. De sociale partners denken dat een deel van het probleem in de aanvullende pensioenen via de AOW kan worden opgelost. Zij hebben daarvoor constructieve voorstellen gedaan en wij zijn daarover in gesprek. Bovendien realiseren de sociale partners zich dat er een waarborgfunctie voor de aanvullende pensioenen ligt bij de overheid. Als de afspraken gemaakt worden, zullen wij vanuit die waarborgfunctie kritisch bezien of wij die zo in de wet willen opnemen of dat er dingen niet te verteren zijn. Zij willen dat graag tijdig weten, vandaar dat zij daarover contact onderhouden. Dat contact vindt dagelijks plaats. Zelf ben ik al maanden meerdere malen per week op alle niveaus bij de sociale partners betrokken om de zaken door te spreken en te bekijken wat er gedaan kan worden om te komen tot een goed resultaat.
Ik weet heel goed dat er problemen zijn bij de aanvullende pensioenen, maar het is goed om te praten over wat er allemaal speelt bij de AOW. Het aanvullende pensioen betreft gemiddeld € 10 000. De AOW voor personen die samenwonen is € 9 000 per persoon en als je alleen staat, is het € 13 000. Bij de AOW gaat het dus ook om vergelijkbare of hogere bedragen. De AOW is er voor vrijwel iedereen. De aanvullende pensioenen zijn er voor 90% van de werknemers. Bij de sociale partners is 800 mld. gespaard voor de aanvullende pensioenen. Voor de AOW is niets gespaard; die moet via het omslagstelsel door de werkenden worden opgebracht. De oorspronkelijke gedachte was: je betaalt AOW-premie en die is genoeg om de uitkering te voldoen voor degenen die in dat jaar recht hebben op AOW. Op dit moment wordt 35% van het geld dat nodig is voor de AOW uit de algemene middelen gehaald. De komende jaren zal het aantal mensen dat recht heeft op een AOW-uitkering groeien, terwijl het aantal mensen dat premie betaalt, afneemt. Het bedrag dat aan AOW-premie beschikbaar komt, is lang niet genoeg voor al die AOW-uitkeringen. Uit berekeningen blijkt dat het in enkele decennia oploopt tot 60%. Dat moet jaarlijks uit de algemene middelen worden bijgeplust om de AOW te betalen. De overheid heeft nog heel veel te doen om voor die grote groeiende groep ouderen de AOW voort te kunnen zetten. Als er vanuit de sociale partners gevraagd wordt om de AOW extra te verhogen, willen wij daarover wel praten. Wij zien dat zij daarvoor financieringsmiddelen aandragen, maar die financieringsmiddelen zijn beperkt in de tijd. Daarna gaat het AOW-betalen door en groeit de groep AOW'ers heel sterk. Wij moeten kritisch bekijken of die financiële effecten voor de overheid te dragen zijn. De problemen van de sociale partners zijn groot, maar zij hebben die 800 mld. Onze problemen zijn mogelijk nog iets groter. Wij moeten aan de belastingbetaler en de premiebetaler verantwoorden wat wij doen.
De heer Slob (ChristenUnie): De minister legt hier terecht een dilemma op tafel. Ik heb zelf een verband gelegd met de fiscale agenda van staatssecretaris Weekers, die vorige week naar de Kamer is gekomen. Was dat verband terecht?
Minister Kamp: Ik kan niet op alle niveaus bezien welke links er zijn. Ik heb mij wel met die fiscale agenda bemoeid en daarover gesproken. Dat verband is door mij niet gelegd. Van alle kanten komen koopkrachteffecten op ons af. Het is mijn taak die effecten te bundelen. In augustus, bij de besluiten over de begroting voor het volgend jaar, moeten ze inzichtelijk zijn. Er moet bekeken worden of ze acceptabel zijn en of er reparatiemogelijkheden zijn. Staatssecretaris Weekers heeft bovendien de fiscale agenda de vorm gegeven van een overlegstuk met de Kamer. Hij geeft aan wat hij denkt dat er moet gebeuren en hoort graag van de Kamer wat zij daarvan vindt. Op grond van die consultatie wil hij met de uitwerking van zijn agenda doorgaan.
De heer Slob (ChristenUnie): Er is dus geen uitruil? Is het de inzet van de minister om te voorkomen dat men weer met allerlei koopkrachtreparaties, die uitermate vervelend zijn, aan de gang moet? Als die reparaties mislukken, wordt een groep kwetsbare ouderen de dupe.
Minister Kamp: Het antwoord op de eerste vraag van de heer Slob is nee. Wat betreft de koopkracht wordt het een heel lastig jaar. Er zitten veel maatregelen in het regeerakkoord die koopkrachteffecten hebben. Die maatregelen zullen voor het grootste deel in 2012 ten uitvoer worden gebracht. In augustus moet het kabinet goed daarom onder ogen zien wat de optelsom van die effecten is, wat door kan gaan, wat eventueel gerepareerd moet worden en wat daarvoor de mogelijkheden zijn. Onze ambitie is om dat niet aan de Kamer over te laten, maar zelf te doen wat mogelijk en redelijk is.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Ik heb het pensioenakkoord van juni 2010 goed gelezen en daarin staat een voetnoot bij het welvaartsvast maken van de AOW. Daarin staat: «Hierbij is bijzondere aandacht gewenst voor de koopkrachteffecten..» Ik neem aan dat in de uitwerking van het pensioenakkoord overleg met de minister plaatsvindt, zeker over de AOW, en dat hij dit een warm hart toedraagt.
Minister Kamp: Ja, dat is zo.
Voorzitter. Ik vind de opstelling van de PvdA-fractie goed te begrijpen. Zij heeft destijds het pensioenakkoord positief bejegend en gezegd dat zij de resultaten van het nieuwe pensioenakkoord afwacht. Als dat nieuwe pensioenakkoord binnen de lijnen en de marges ligt die voor de PvdA gelden, zal zij het nieuwe pensioenakkoord mogelijk steunen. Voor mij is dat een heldere opvatting. De heer Ulenbelt zei aan het slot van zijn betoog, dat het pensioenakkoord voor hem niet hoeft. Dat vind ik een onbegrijpelijke opvatting. Als 90% van de werknemers met aanvullend pensioen te maken heeft en daar een reëel probleem mee is, heeft iedereen er toch belang bij dat de sociale partners die de pensioenfondsen aansturen tot een gezamenlijke analyse en conclusie over de gewenste aanpak komen? Wij moeten toch blij zijn als er een pensioenakkoord komt waarbij de partners zien hoe de problemen opgelost moeten worden en willen samenwerken? Hoe kan iemand daar tegen zijn?
De heer Ulenbelt (SP): Inderdaad heeft mijn partij na het sluiten van het pensioenakkoord afstand genomen van dit akkoord. Het haalde namelijk de kern uit het pensioenstelsel: vaste premies voor werkgevers en alle risico's voor werknemers, terwijl het pensioenstelsel was gebaseerd op «samen de lusten, samen de lasten». Ik heb niets tegen een nieuw pensioenakkoord dat het uitgangspunt van «samen de lusten, samen de lasten» wel op een fatsoenlijke manier regelt en waaraan de minister ook een beetje bijdraagt. Laten wij wel wezen: wij praten allang niet meer over het pensioenakkoord van toen. Voor de lieve vrede wordt nog gezegd dat het de uitwerking is van dat akkoord, maar in essentie wordt het een ander akkoord. Wij zullen de inhoud beoordelen.
Minister Kamp: Dit klinkt allemaal al wat redelijker. Zonet zei de heer Ulenbelt glunderend dat het pensioenakkoord er niet zal komen. Dan hebben wij een groot probleem. Ik vind dat hij een karikatuur maakt van het vorige pensioenakkoord. Het is niet zo dat alle risico's weggehaald worden bij de werkgevers. Over een periode van 30 jaar lagen de premies die de werkgevers hebben betaald eerst op een niveau van 12% van het brutoloon. Dat is weggezakt naar 8% en doorgestegen van 10%, naar 12% en naar 16%. Dat is het dubbele van wat men betaalt in het Verenigd Koninkrijk. Er is afgesproken in het pensioenakkoord dat dit gestabiliseerd wordt op dat hoge niveau. Dat betekent een blijvende bijdrage vanuit de werkgevers aan het pensioen. Die betalen twee derde deel van de premies. De risico's lagen en liggen natuurlijk bij de werknemers; dat kan niet anders. Als je recht hebt op AOW en er door de overheid niet gespaard is, moet je als AOW-gerechtigde afwachten of de overheid in staat blijft om die AOW in de toekomst te betalen. In Nederland kan dat, maar in Griekenland, Portugal en Ierland hoor je heel andere verhalen, net als in Spanje, Italië en Frankrijk. Daar is onzekerheid. Dat er een zekere mate van onzekerheid is over de aanvullende pensioenen is logisch. Het is wel zeker dat er 800 mld. is gespaard en dat dit geld op een nette manier beheerd wordt. Dat is een basis voor zekerheid waar je met elkaar op door kunt bouwen.
De heer Ulenbelt (SP): Voor alle helderheid verduidelijk ik nogmaals het idee waarvoor mijn partij staat. Wij wezen het toenmalige pensioenakkoord af. Als er nu een pensioenakkoord komt waarin lusten en lasten eerlijk worden verdeeld, handhaven wij zo veel mogelijk het oude pensioenstelsel. In 2009 hebben wij aan de minister gevraagd of de AOW in de toekomst betaalbaar is. Ja, was het antwoord, want over de pensioenen wordt belasting betaald en dat is meer dan er aan AOW wordt uitgekeerd. De minister moet niet opnieuw proberen de betaalbaarheid van de AOW ter discussie te stellen.
Minister Kamp: Ik probeer helemaal niets. Ik leg feiten op tafel. Er is een probleem met de AOW. Het beslag dat door de AOW-uitkeringen gelegd wordt op de collectieve middelen zal doorgroeien naar meer dan 8%, terwijl het nu boven de 5% is. Daar komt ook nog de groei van de zorgkosten bij. Van het overheidsbudget gaat een groter deel naar zorg, een groter deel naar de AOW en de andere onderdelen zoals onderwijs en infrastructuur komen onder druk te staan.
Voorzitter. Ik wil absoluut niet de zaken overnemen van de sociale partners. Dat zou niet goed zijn. De sociale partners zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid en proberen er met elkaar uit te komen. Ze zetten zich niet af tegen elkaar of de overheid en zijn oplossingsgericht. Gelet op de grote ervaring die er in Nederland is bij sociale partners om ingewikkelde problemen samen op te lossen, denk ik dat ruimte moet worden geboden. Als ik de verantwoordelijkheid probeer over te nemen, is het niet gezegd dat ik tot een beter resultaat kan komen dan zij. Het primaat ligt bij hen. Als het nodig is, stimuleer ik het proces, maar ik doe dat achter de schermen en koers daarmee aan op besluitvorming door hen en overeenstemming met mij. Ik ga de zaken niet afnemen en het op eigen houtje doen. Ik stel geen einddatum voor het pensioenakkoord. De heer Klaver is heel redelijk als hij begin juni noemt. Dat kan voor de sociale partners een aansporing zijn. Ik onderschrijf die datum als iets waar je naartoe kunt werken.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Is de minister bereid om een mogelijk pensioenakkoord te laten doorrekenen door het CPB vanwege de generationele effecten?
Minister Kamp: De generationele effecten vind ik van groot belang. Als je een onverantwoord handelende vakbeweging zou hebben, zit het risico erin dat ze alleen kijken naar de ouderen en de mensen die nu pensioen hebben of binnenkort pensioen krijgen. Je schuift dan de rekening door naar toekomstige generaties. Wij hebben geen onverantwoord handelende vakbeweging, maar de overheid moet er vanuit de waarborgfunctie aandacht voor hebben. Vandaar dat ik die aandacht er ook aan wil geven. Als het pensioenakkoord er is, bekijk ik of ik die generationele effecten goed kan inschatten. Als het nodig is, laat ik mij daarover adviseren, bijvoorbeeld door het CPB.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): De minister zei 28 februari jl. dat het akkoord er een week later zou zijn. Inmiddels wil hij nog langer wachten en geeft hij de teugels voor een groot deel uit handen. Als je een zuivere discussie wilt houden, moet je precies weten wat de feiten zijn. Dan hoor je toch te weten welke effecten de invulling van het pensioenakkoord op de verschillende generaties heeft? Waarom wil de minister niet dat het CPB dat doorrekent?
Minister Kamp: Voor het beoordelen van de generationele effecten ligt er al het nodige voorwerk en hebben wij de deskundigheid in huis. Ik geef het onderwerp de aandacht die mevrouw Koşer Kaya vraagt. Als ik aanvullend advies nodig heb, vraag ik dat. Dat kan ook een analyse van het CPB zijn.
De heer Slob (ChristenUnie): Ook bij de minister constateer ik beheerst ongeduld. Hij wil wachten, maar moet ook verder omdat hij te maken heeft met trajecten en termijnen voor wetsbehandelingen en het aanpassen van pensioencontracten. Wat is de uiterlijke termijn dat wij het wetsvoorstel kunnen verwachten zodat het tijdig in de Kamer besproken kan worden?
Minister Kamp: Ik streef ernaar dat het wetsvoorstel voor de verhoging van de pensioenleeftijd naar 66 jaar deze maand nog in procedure komt. Het is naar de Raad van Staten en komt in de ministerraad. Mijn ideaal is dat er een pensioenakkoord komt waarin dingen worden opgenomen over de koppeling van de pensioenleeftijd aan de levensverwachting. Dezelfde koppeling kiezen wij dan ook voor de AOW. Ik wil voor elkaar krijgen dat alles optimaal op elkaar wordt afgestemd, ook wat betreft de hoogte van de uitkering.
De heer Slob (ChristenUnie): Dit schreef de minister ook in zijn brief van 5 april 2011. Kan dit in theorie betekenen dat de leeftijd toch naar 67 jaar moet, conform het oude wetsvoorstel? Of staat de afspraak in het regeerakkoord van 66 jaar vast, ook al worden er andere afspraken aan de onderhandelingstafel gemaakt?
Minister Kamp: Als ik uitga van een koppeling van de pensioenleeftijd aan de levensverwachting heb ik op dit moment in gedachten: 66 jaar in 2020, 67 jaar in 2025 en op de langere termijn, in 2 040, is 68 jaar ook in beeld. Sinds 1950 is het aantal jaren dat mensen leven gestegen met negen jaar en het aantal jaren dat mensen na het 65stejaar leven met vijf jaar. Er is nooit een aanpassing van die pensioenleeftijd geweest. Wij kunnen ons dat niet meer permitteren. Ik heb niet de ambitie alles uit het verleden in te halen, maar ik heb wel de ambitie om bij te blijven bij de ontwikkelingen. Dit groeipad wijkt af van het wetsvoorstel dat nu in procedure wordt gebracht, maar het is wel iets dat in het belang is van de mensen in het land.
De heer Klaver (GroenLinks): Hoe wordt de verhoging van de AOW-uitkering betaald? Wordt dat volledig afgewenteld op de werkende generatie of wordt er gedacht aan het laten meebetalen van rijke ouderen? In het regeerakkoord staat hier niets over.
Minister Kamp: Ik ben van mening dat de oudere en jongere rijken, de sterkste schouders, de zwaarste lasten moeten dragen. Dat gebeurt al volop. Alle collectieve uitgaven worden betaald door de 30% mensen met de hoogste inkomens. Mijn voorkeur is om daar niet verder in te gaan.
De heer Klaver (GroenLinks): Wij kunnen erover discussiëren wat de sterkste schouders zijn. Dan moet ook de hypotheekaftrek daarin worden meegenomen. Hoe wordt dan die verhoging van de uitkering betaald en gezorgd dat de intergenerationele gelijkheid blijft? De verhoging zal betaald worden door alle werkenden en die groep neemt af door de vergrijzing. Een onevenredig groot deel wordt dan bij «mijn» generatie neergelegd. Is de minister bereid om te bekijken of door fiscalisering van de AOW rijkere ouderen kunnen meebetalen?
Minister Kamp: Ik heb daar geen plannen voor en ik denk dat het niet verstandig is. 30% van de hoogste inkomens betalen alle collectieve uitgaven en de hypotheekaftrek is daarin meegenomen. De laagste inkomens ontvangen per saldo van de overheid en de middengroep speelt gelijk. Daar is veel voor te zeggen, maar er is ook veel voor te zeggen om daar een keer mee op te houden. Op dit moment wordt 35% van de AOW-uitkeringen gedragen door de algemene middelen. Dat wordt in de toekomst 60%. Er zal minder worden betaald door de premiebetalenden, de werkenden tussen de 20 en 65 jaar, en meer door de belastingbetalers; alle mensen inclusief de ouderen. Er is dus al een verschuiving van de druk richting ouderen. Dat wil niet zeggen dat ik het probleem van de generatie van de heer Klaver niet zie. Hij wil niet dat zijn generatie benadeeld wordt, maar dat er een evenwicht is van de lasten die op de verschillende generaties drukken. Dat is een zorgpunt; zijn generatie komt in het gedrang.
Voorzitter. De heer Van den Besselaar vroeg om te komen met een analyse van de vergrijzing. Die analyse is in het rapport-Goudswaard gemaakt. Inmiddels is er een heleboel informatie beschikbaar. Wij hebben een goed beeld. Op dit moment is er een groep werkenden, mensen tussen de 20 en de 65 jaar, die in de periode tot 2 040 met 700 000 afneemt. Er is een groep mensen van boven de 65 jaar die niet meer werkt en die groep neemt in dezelfde periode met 2,1 miljoen toe. De groep ouderen wordt veel groter en de groep werkenden of mensen die kunnen werken, wordt veel kleiner. Bovendien is van die kleinere groep 20% nodig om die ouderen de zorg te kunnen verlenen die zij nodig hebben. Wat overblijft van die groep werkenden moet de rest van de economie aan de gang houden. Die groep komt onder druk te staan. Vandaar dat het heel verstandig is niet alleen te kijken naar de gepensioneerden en de mensen die binnenkort gepensioneerd worden, maar ook naar de mensen die nu jong zijn. Het moet niet zo zijn dat de jongeren, als zij jarenlang pensioenpremie hebben betaald en een pensioenuitkering willen, met lege handen staan omdat de pensioenfondsen door de ouderen zijn leeggegeten. Wij weten de effecten, Goudswaard heeft ze nog eens netjes opgeschreven, en het is niet nuttig om daar een nieuw onderzoek naar te doen.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Ik wil nog even terug naar de koppeling van de AOW aan de levensverwachting. Ik geef de tip dat er sinds anderhalf, twee jaar een wetsvoorstel op de plank ligt dat de AOW naar 66 jaar brengt in 2020 en naar 67 jaar in 2025.
Minister Kamp: Als het pensioenakkoord er is, is het verstandig om de wetsvoorstellen die er liggen op elkaar af te stemmen. Dan maken wij één wetsvoorstel.
De heer Van den Besselaar (PVV): De cijfers van de minister waren mij bekend. Als de participatiegraad van het arbeidsproces wordt verhoogd – dat kan want er staan 2,5 miljoen mensen aan de kant – kunnen wij het probleem van twee kanten oplossen: er gaan meer mensen premie betalen en het tekort van de beroepsbevolking neemt af. Die cijfers wil ik graag zien.
Minister Kamp: De arbeidsdeelnamecijfers weten wij heel precies. Wij hebben ze van vrouwen, allochtonen, ouderen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Wij kennen ook de ontwikkelingen van de laatste jaren. Maar met al die cijfers en nuances praat je de hoofdlijn niet weg. Toen de heer Van den Besselaar en ik in de jaren vijftig werden geboren, stonden er tegenover iedere gepensioneerde zeven werkenden. Als wij overlijden – ik hoop dat wij 2 040 halen – staan er tegenover iedere gepensioneerde twee werkenden. Op die situatie moeten de werkgevers en de werknemers ons pensioenstelsel inrichten.
De heer Van den Besselaar (PVV): Toen de minister en ik klein waren, waren er nog zeven bouwvakkers nodig om een huis te bouwen. Nu heb je nog maar een halve nodig.
Minister Kamp: Die halve bouwvakker die een huis kan bouwen, wil ik graag inhuren.
Voorzitter. Het rapport-Goudswaard bevat een heel deugdelijke analyse die door de Kamer steeds positief is bejegend. Er zijn structurele ontwikkelingen die het pensioenstelsel onder druk zetten. Het eerste element is de stijging van de levensverwachting. Vijf jaar langer leven tikt flink aan. Het tweede element is de dalende rente. De afgelopen dertig jaar daalde de rente voortdurend. Als je jarenlang een heel hoge rente hebt, heb je maar een heel klein bedrag nodig om met «rente op rente» een hoog eindbedrag te halen. Als die rente laag is, heb je een hoger bedrag nodig om het eindbedrag te halen. Die lage rente is een bepalende factor. Het derde element is de zeer grote schommelingen op de beurzen. Een dalperiode heeft grote effecten op de pensioenfondsen.
De heer Ulenbelt zegt eigenlijk dat er niets aan de hand is en dat de 107% dekking mooi is. Bij 100% is zijn de nominale pensioenen afgedekt. Stel ik ben 45 jaar en er is geen geld voor indexatie. Dan krijg ik 22 jaar geen indexatie; ook niet als ik gepensioneerd ben. Ik houd dan niets over aan pensioen. Het gaat naast die nominale dekking dus ook om de vraag of je kunt indexeren. Bij 100% is er geen indexatie en bij 107% heb je nauwelijks indexatie. Bij 130% denken de pensioenfondsen dat ze behoorlijk kunnen indexeren. Zolang wij nog niet op die 130% zitten, hebben wij een groot probleem. Daar gaat de discussie over. Goudswaard zegt het heel scherp: de combinaties van hoge pensioenambities en een hoge mate van zekerheid zijn niet langer mogelijk. Als ik iemand vraag of hij een zeker pensioen wil, zegt hij ja. Als ik vraag of hij jaarlijkse indexatie wil, zegt hij ook ja. Goudswaard zegt dat die beide dingen niet gelijktijdig kunnen. Hoe maak je een mix van zekerheid en behoorlijk rendement met zicht op indexatie? Die discussie vindt nu plaats tussen werkgevers en werknemers, en tussen werknemers onderling. Als er risico's worden gelopen, moeten de werknemers tegen de leden zeggen dat dit verstandig is. Dan is er kans op rendement en indexatie. Ik ben dat nagegaan voor de afgelopen dertig jaar. Gedurende die dertig jaar was er een permanent voordeel als je op de beurzen belegde. De verschillen met vastzetten van een bedrag op de bank zijn soms spectaculair. In de jaren negentig had je een jaarlijks gemiddeld rendement op de beurs van meer dan 15%. Zelfs in de jaren met de grote problemen, tussen 2000 en 2010, was het rendement van aandelen hoger dan dat van vastzetten. Er moet een mix gekozen worden van een redelijke zekerheid, een redelijk rendement en een redelijke kans op indexatie.
De commissie-Frijns heeft aangegeven dat pensioenfondsen steeds risicovoller beleggen. Daar kunnen goede overwegingen voor zijn, maar de commissie zei dat de kwaliteit van het risicobeheer en de uitvoering van het beleggingsbeleid steeds belangrijk worden. De Kamer stuurt aan op meer transparantie. De heer Ulenbelt zei zelfs dat de letters «SP» uit het begrip «transparantie» komen. Die transparantie is cruciaal. Het moet duidelijk zijn welke kosten pensioenfondsen maken om een zo hoog mogelijk rendement te halen. Lage kosten voor het beheer van het vermogen betekenen niet dat men het geweldig doet. Het kan best zijn dat als je meer kosten maakt, je goed laat adviseren en goede beslissingen neemt, je een veel hoger rendement haalt en die kosten makkelijk kunt dragen. Voor het rendement zijn er al voorschriften; het moet jaarlijks inzichtelijk worden gemaakt. De directe en indirecte beheerskosten gerelateerd aan het rendement moeten daarnaast inzichtelijk zijn. Inzichtelijk voor ons, maar allereerst voor de belanghebbenden van de pensioenfondsen. Die krijgen in ons nieuwe governancevoorstel meer inzicht en inspraak, maar moeten ook over betere cijfers beschikken. Tegelijkertijd moeten de transparantievoorschriften worden aangescherpt. Daar zijn wij mee bezig.
De heer Omtzigt (CDA): Wanneer kan de Kamer de voorstellen inzake transparantie en governance ontvangen?
Minister Kamp: Het is het beste als wij die transparantie gelijktijdig met de informatievoorschriften bij de Kamer brengen. Wij zullen duidelijk maken op welke wijze pensioenfondsen informatie moeten verschaffen over hetgeen er allemaal speelt en waarmee hun gerechtigden en hun deelnemers te maken hebben. Ik wil dat gehele pakket over transparantie en informatiebepalingen nog in het vierde kwartaal van dit jaar bij de Kamer hebben. Dat is de planning.
Ik kom op het onderwerp governance. Volgens de commissie-Frijns hebben de besturen van pensioenfondsen onvoldoende oog voor de risico's die de fondsen lopen, geven ze te weinig sturing aan de vermogensbeheerders en zijn ze niet altijd in control. Het is dus zaak om ervoor te zorgen dat je een en ander voor elkaar krijgt. Dat doe je aan de hand van informatieregels en transparantiebepalingen, maar ook door de governance van de pensioenfondsen goed te regelen. De overheid mag dat vanuit haar waarborgfunctie ook doen. Wij zijn er voor het algemeen belang van alle Nederlanders. Als 90% van de werknemers aanvullend pensioen heeft, is dat een onderdeel van het algemeen belang en mogen wij ons daarmee bemoeien. Wij zijn bezig met voorstellen om de governance te verbeteren en wijzigingen daarin door te voeren. Die voorstellen zullen de rechten van de sociale partners overeind laten. Onder alle omstandigheden blijf ik het waarderen dat de pensioenfondsen gevuld zijn met sociale partners, die een voortdurende positieve betrokkenheid hebben. In mijn voorstellen zal ik dat ook altijd blijven respecteren. Er zijn wel aanmerkelijke verbeteringen mogelijk. Die zullen in onze voorstellen worden opgenomen en naar de Kamer worden gebracht.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Wanneer kunnen we die voorstellen verwachten?
Minister Kamp: Wij denken dat het goed is om deze niet direct naar de Kamer te sturen, maar om daar een internetconsultatie aan vooraf te laten gaan. We werken het helemaal uit en zetten het dan op internet. We geven iedereen de gelegenheid om daarop te reageren. Vervolgens maken we een analyse van die reacties. We kijken of de voorstellen aangepast moeten worden. Vervolgens geven we de Kamer inzicht in onze conclusies, ons voorstel en in de inbreng die via internet is geleverd. We hebben dan een zorgvuldig proces. Voor de zomer komt het dus in de consultatie.
Voorzitter. Een van de Kamerleden vond het prachtig dat er vanaf 2008 allerlei stoere maatregelen worden genomen inzake toezicht en alles wat daarbij komt kijken. Het was echter veel mooier geweest als dat allemaal van tevoren was gebeurd. Wij zijn daar met ons allen niet in tekort geschoten. Wij hebben het hele toezicht op de pensioenfondsen in 2007 vernieuwd. In 2007 is ook een financieel toetsingskader gekomen, dat in een wet is vastgelegd. Indertijd is besloten dat de kostendekkende premies moeten worden ingevoerd. Ook voordat de crisis kwam, is er al het nodige gedaan. Het is heel verstandig dat we op dit moment lessen trekken uit de dingen die daarna zijn gebeurd. De hele omgeving verandert. In de jaren tachtig en negentig was er volatiliteit op de beurzen. Er was toen sprake van een rechte lijn of kleine schommelingen. In de periode van 2000 tot 2010 waren er echter enorme schommelingen. Je moet daarover op een heel andere manier worden geïnformeerd en je moet daarop op een heel andere wijze reageren dan vroeger. Al die zaken hebben we nu in beeld. Wij doen ook voorstellen om daarop adequaat te reageren. Voor 2008 hebben we al het nodige gedaan en nu doen we ook met elkaar de dingen die nodig zijn op dit punt.
We moeten lessen trekken uit de gebeurtenissen die recent hebben plaatsgevonden. Ik heb deze al opgenoemd, maar zet ze nog even op een rijtje. In de eerste plaats moet de communicatie worden verbeterd. In de tweede plaats is de kostendekkendheid van de premies een grote verbetering, hetgeen we ons goed moeten blijven realiseren. In de derde plaats is het heel verstandig geweest om een en ander vast te leggen in het ftk. Het nieuwe pensioencontract dat er komt moet ook goed worden vastgelegd in een aangepaste Pensioenwet. In de vierde plaats moet er meer aandacht komen voor het risicobeheer, de kwaliteit van het risicobeheer bij de fondsen en de kwaliteit van de informatie waarover men bij de fondsen beschikt. Deelnemers moet de mogelijkheid worden geboden om daarbij betrokken te raken. In de laatste plaats moet in de pensioencontracten goed duidelijk worden gemaakt welke risico's men bewust neemt bij een pensioenfonds en waarom men dat doet, zodat ook dat kan worden beoordeeld.
De heer Van den Besselaar heeft gezegd dat slechts 20% van de mensen is georganiseerd in een vakbeweging. Die vakbewegingen matigen zich heel wat aan betreffende de pensioenfondsen, opdat zij de zaken daar kunnen regelen. Ik sluit me daarbij aan. Niet iedereen is georganiseerd; het betreft een minderheid. In de politiek is dat ook het geval. Een minderheid van de mensen is lid van een politieke partij. Bij mijn partij betreft het circa 50 000 mensen, bij de SP ligt dat aantal misschien al hoger. Bij de PvdA en het CDA zijn het ook behoorlijke aantallen. Slechts een minderheid van de mensen is echter georganiseerd in een politieke partij. Toch behouden de Kamerleden zich het recht voor om te spreken over het belang van alle Nederlanders. Zij houden het belang van alle Nederlanders in de gaten en geven zichzelf het recht om daarover een opvatting te hebben. Wij mogen blij zijn met de medewerkers die zich georganiseerd hebben en met de vertegenwoordigers van die werknemers die verantwoordelijkheid dragen. We moeten bekijken op welke wijze we degenen die niet georganiseerd zijn via onze nieuwe governanceregels toch bij de zaak kunnen betrekken. Dat lijkt me heel verstandig. We moeten de vakbeweging en de sociale partners blijven accepteren. Tevens moeten we bekijken op welke wijze we die niet-georganiseerden recht kunnen doen.
De heer Van den Besselaar (PVV): Ik constateer dat bijna 1,5 miljoen mensen op de PVV hebben gestemd, maar er hebben ook heel veel mensen op andere partijen gestemd. Zij hebben de mogelijkheid gehad om te stemmen. In casu krijgen de mensen niet de mogelijkheid om iets te zeggen over hetgeen er plaatsvindt. Ik heb het gehad over de inrichting van de pensioenregeling. Gepensioneerden, niet-georganiseerden en eventuele slapers moeten allemaal over de inrichting van hun pensioenregeling kunnen meepraten.
Minister Kamp: Dat is helder. Dit kabinet profiteert momenteel mede van het feit dat de heer Van den Besselaar en zijn partij zoveel stemmen hebben gekregen. Ik realiseer mij dat heel goed. Hetgeen er nu in de nieuwe governancevoorstellen komt te staan, doet ook recht aan de wens van de heer Van den Besselaar, namelijk dat niet-georganiseerden op een andere wijze een stem en invloed krijgen. Dat gaan we dus proberen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): In de Eerste Kamer ligt een initiatiefwetsvoorstel van Stef Blok en mij voor, dat de PVV enkel hoeft goed te keuren. Daarin wordt alles precies geregeld.
Minister Kamp: Ik bedank mevrouw Koşer Kaya. Ik ben altijd blij met haar steun.
De heer Slob zei over de uitvoeringskosten dat kleinere pensioenfondsen moeten kunnen fuseren. Dat proces kan zeker als wenselijk worden beoordeeld en is reeds gaande. In de jaren negentig hadden we 1000 pensioenfondsen. Inmiddels zijn het er nog nauwelijks 500. Heel veel pensioenfondsen besluiten om samen te gaan. Sommige pensioenfondsen sluiten zich aan bij een ander en andere herverzekeren heel hun risico bij een verzekeraar. Er gebeurt dus al heel veel.
De heer Omtzigt vroeg mij te bekijken welke zaken zich allemaal hebben afgespeeld in die pensioenfondsen. Wat is er destijds te weinig aan premiebedragen in gegaan? Zijn er wellicht bedragen uitgehaald? Zijn er te weinig aanvullende pensioenpremies door werkgevers gestort? De heer Omtzigt wil eigenlijk die hele geschiedenis reconstrueren van hetgeen zich bij die pensioenfondsen heeft afgespeeld. Dat moeten we absoluut niet doen. Ik moet er niet aan denken dat ik van al die 1 000 pensioenfondsen die er in de jaren negentig nog waren, en waarvan er inmiddels 500 zijn verdwenen, alle dossiers zou moeten lichten om te kijken wat er precies gebeurd is, wat er wel of niet aan premie is ingekomen en welke bedragen al dan niet zijn in- of uitgegaan. Het is een onvoorstelbare hoeveelheid werk waaraan we weinig hebben. Op dit moment kennen we de situatie heel goed; die hebben we laten analyseren. De sociale partners weten ook wat de situatie is. We moeten ons concentreren op de huidige situatie en op hetgeen we geleerd hebben van de gebeurtenissen uit het verleden, waarvoor allerlei wijzigingen, ook wettelijk, zijn doorgevoerd. We moeten onze energie niet verliezen aan een reconstructie van het verleden, die niet of nauwelijks mogelijk is en die weinig meerwaarde heeft.
De heer Omtzigt (CDA): In het begin sprak de minister wijze woorden over lessen die we uit het verleden trekken. Ik vroeg om een beperkt overzicht van enkel de terugstortingen. Als we achteraf berekenen wat de echte premie had moeten zijn, ontstaat een heel leuke, actuariële discussie. Dat moeten we niet hebben. Terugstortingen zijn echter goed in kaart te brengen. De ambtsvoorganger van de minister, toenmalig staatssecretaris Rutte, heeft in 2002 de toezegging gedaan dat daarvan een overzicht naar de Kamer zou worden gezonden. Er kan gestalte worden gegeven aan die toezegging. Een inschatting van de vraag hoe de beleggingen ten opzichte van de benchmark zijn geweest tussen 2000 en 2010 vind ik wel relevant. De heer Frijns heeft immers opgemerkt dat er in het enkele jaar 2008 20 mld. meer verlies is geweest. Ik sluit even aan bij mevrouw Vermeij. Er wordt in de Kamer over minder relevante zaken gedebatteerd. Deze zaken mogen boven tafel komen. Ik vraag de minister met klem om DNB op deze twee vragen antwoord te geven.
Minister Kamp: Ik weet niet hoeveel terugstortingen er zijn geweest. Van de 1 000 pensioenfondsen die er waren, zijn er nog 500 over. Ik heb geen trek om dossiers van decennia terug te doorlopen en bedragen eruit te halen, terwijl dat weinig effect heeft. In het verleden was de dekkingsgraad van pensioenfondsen op een gegeven moment 200%. Aangezien er voor indexatie slechts 140% nodig was, vroegen de werkgevers zich af waarom ze zouden doorgaan met het storten van premies. Ik kan mij dat onder die omstandigheden wel voorstellen. Sommige werkgevers haalden de bedragen uit zo'n pensioenfonds. Dat kan ik mij ook wel voorstellen. Inmiddels hebben we geleerd dat er grote fluctuaties zijn en dat je dat soort dingen dus niet moet doen. We hebben dat wettelijk allemaal afgeschermd. Een en ander kan dus ook niet meer. Wat heeft het voor zin om dat allemaal te reconstrueren? Dat kost ons heel veel energie en die kunnen we beter toekomstgericht besteden. De lessen die we moeten leren, hebben we al geleerd. We hebben een en ander al vastgelegd in de wetgeving. Hetgeen er nog moet gebeuren, gaan we ook doen. Ik zou niet weten welke dingen we op dit moment nog verkeerd kunnen doen en zouden kunnen voorkomen door nog meer informatie te verzamelen. Het lijkt mij derhalve niet zinvol.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Als we kijken naar het rapport-Frijns, hebben we van één groot crisisjaar de verliezen in zicht. Tijdens de hoorzitting werd duidelijk dat deze waarschijnlijk deels weer zijn goedgemaakt in 2009. Wij weten het echter niet. Het is vrij eenvoudig om dat over de periode van 2000 tot 2010 bij de bank na te vragen. Er zit namelijk nog een andere dip in 2001 en 2002. Voor de Kamer is het buitengewoon nuttig om daar inzicht in te krijgen.
Bij de tweede vraag over de terugstortingen wil ik verwijzen naar een brief van de minister, waarin hij heel duidelijk aangeeft wat bijvoorbeeld de premiestelling bij het ABP vanaf 1990 is geweest. Welke terugstortingen zijn er geweest en wat is er te weinig aan premie betaald? Die vraag is heel reëel, mede met het oog op de toekomst. We moeten bekijken op welke wijze we daarmee omgaan. In navolging van de heer Omtzigt doe ik dus nog een dringend beroep op de minister.
Minister Kamp: Wat schieten we ermee op als we voor het ABP weer allerlei bedragen tevoorschijn halen? Je krijgt enorme discussies en vervolgens gebeurt er niets nieuws. Het ABP is het overheidspensioenfonds. Toen en nu hebben we dat wettelijk geregeld, nu heel anders dan toen. Dingen die toen gebeurden, gebeuren op dit moment niet meer. Ik zie er derhalve niet de meerwaarde van in om die oude informatie naar boven te halen.
De heer Omtzigt stelde voor om een bepaalde periode te vergelijken met de benchmark. Ieder jaar moet het bedrag dat aan rendement wordt gerealiseerd, bekend worden gemaakt. Bij een benchmark krijg je echter ook eindeloze discussies over de vraag wat die benchmark nu wel of niet is. Als je van een bepaalde benchmark afwijkt, volgt de vraag of je bij een andere benchmark niet beter zit en of er niet een heel goede verklaring voor is. Wat schiet ik met al die dingen op? De problematiek is heel helder in beeld. Het gaat nu om het maken van keuzes. We moeten de zaak niet onnodig ingewikkeld maken en niet op korte termijn veel meer informatie willen hebben. Dat is niet zinvol. De extra informatie waar de heer Omtzigt om vraagt, zou ik niet willen leveren.
De heer Van den Besselaar (PVV): Ik heb eveneens behoefte aan een kort onderzoek waarmee die cijfers boven tafel komen, ook al heeft de minister dat niet. De minister doet wel erg badinerend over die 20 mld. verlies in 2008. Hij heeft geen behoefte om te weten hoe het was tussen 2008 en 2010. Dat waren redelijk uniforme jaren, waarvan je volgens de methodiek van de commissie-Frijns de cijfers boven water kunt halen. DNB had die terugstortingen allang in kaart moeten brengen, maar dat heeft zij verzuimd. Ik zou een en ander toch dolgraag willen weten.
Minister Kamp: In een bepaald jaar donderden de beurzen in elkaar en raakten de pensioenfondsen hun geld kwijt. Vervolgens gingen de beurzen omhoog en kregen de pensioenfondsen weer geld. Dat ligt toch voor de hand? Het heeft toch helemaal geen zin om dat precies tot achter de komma uit te rekenen? Ik heb de volatiliteit genoemd; vroeger was dat een rechte lijn. Op de beurzen had je een gemiddeld rendement van 6%, 7% of 8%. Dat groeit het ene jaar door naar plus 18% en het andere jaar zakt het in elkaar tot min 15%. In een jaar dat het min 15% is, hebben die pensioenfondsen grote problemen. Als het rendement plus 18% bedraagt, gaat het hen weer heel goed. Daarmee schieten we toch niet veel op? Die informatie zou ik evenmin willen aanleveren, omdat die niet waardevol is.
De heer Ulenbelt (SP): Op 27 november 2010 was de uitzending over de grote pensioenroof. Naar aanleiding daarvan zijn er in de Kamer vragen gesteld. Inmiddels weten we dat het bij het ABP om 25 mld. gaat. Tijdens de hoorzitting in de Kamer gaven deskundigen aan dat het naar schatting om een bedrag van 80 mld. voor heel Nederland zou gaan. Als de minister dat cijfer bevestigt, hoeven we het onderzoek niet te doen. Als de minister dat cijfer niet bevestigt, moet het alsnog worden uitgezocht.
Minister Kamp: Ik ga dat cijfer niet bevestigen. Waarom zou ik zomaar cijfers bevestigen? Iedereen heeft zo zijn eigen cijfers. De een beweert dit en de ander beweert dat. Zodra er consensus is bereikt, is er wel weer iemand die een artikel in de krant wil schrijven, omdat hij het geheel anders ziet. Zo kunnen we elkaar de hele tijd met cijfers bestoken. Met deze cijfers is het volgende aan de hand. Op een gegeven moment is de dekking in het pensioenfonds zo'n 200%. Ook bij het ABP is er sprake van een heel hoge dekking. De overheid, oftewel de regering die gecontroleerd wordt door het parlement, denkt dat als er zo veel geld in het pensioenfonds zit er wel een VUT-regeling in kan worden gestopt. Ze meent dat er op het gebied van prepensioen wel iets mee kan worden gedaan en dat die premie gelaagd kan worden, omdat er veel problemen zijn met de loonkosten. Dat is destijds allemaal door de regering en het parlement bedacht. Later blijkt dat de beurzen naar beneden gaan en we opnieuw met een probleem zitten, ook bij het ABP. Dan hadden we een en ander maar niet moeten doen. Inmiddels hebben we die les geleerd. We hebben de zaak veranderd; alles is in een wet vastgelegd. De Kamer en de regering zijn van mening dat het anders moet. We kunnen wel terugkijken op hetgeen er in dit en dat jaar bij het ABP is gebeurd, maar wat kopen we ervoor? Wat kopen we ervoor als we weten dat in het jaar dat de beurzen in elkaar donderden de pensioenfondsen 20 mld. kwijtraakten? Een jaar later, toen de beurzen omhoog gingen, werd volgens Frijns dat geld voor het grootste gedeelte weer teruggehaald. In het kader van het oplossen van de problemen is dat toch allemaal non-informatie?
De heer Ulenbelt (SP): De politieke antenne van de minister is dan toch te kort? Alle mails die alle fracties krijgen wijzen het zelf dragen van de risico's af met een beroep op het tekort van 25 mld. dat er door werkgevers is gestort. Dat geldt ook voor privéwerkgevers. Heel veel Nederlands zeggen derhalve dat er niet aan hun pensioen mag worden gekomen als er te weinig in de kas is gestort. Mensen willen dat weten. Ik neem aan dat de heren een motie zullen indienen. Ik wil ze dat vragen. Als een en ander niet is gebeurd, dan weten we dat. Als die schatting van 80 mld. klopt, dan weten we dat ook. Als de minister het niet wil, stel ik mijn collega's voor om het zelf uit te zoeken via een parlementair onderzoek. Wie zijn geschiedenis niet kent, loopt blind de toekomst in. Dat is niet verstandig.
Minister Kamp: Het verandert echt niets als de heer Ulenbelt met zo'n uitspraak van de Kamer komt. Hij kan wel zeggen dat de werkgevers het niet goed doen. De overheid als werkgever heeft destijds precies hetzelfde gedaan. Iedereen maakte toen naar beste kunnen inschattingen en nam besluiten. Achteraf kan blijken dat dit onverstandig is geweest. Het is altijd heel gemakkelijk om met de kennis van nu het verleden opnieuw te beoordelen. Destijds is getracht het zo goed mogelijk te doen. We hebben er ook belang bij om met elkaar de pensioenpremies niet te veel te laten stijgen. Op dit moment betalen de werkgevers, die mogelijk net als wij in het verleden te weinig hebben betaald, een hoge premie van 16%. Die komt bovenop de brutoloonkosten. In het Verenigd Koninkrijk is dat de helft. Het feit dat wij zulke hoge pensioenpremies moeten betalen, beïnvloedt onze concurrentiepositie, Als je als werknemer een derde van de pensioenpremie betaalt – bij sommige pensioenfondsen betaal je zelfs de helft van de pensioenpremie – dan raakt dat echt jouw koopkracht. De koopkracht staat voor mensen al onder druk. Het zomaar verder verhogen van die pensioenpremie is ook voor de koopkracht van die mensen heel slecht. We weten wat er in het verleden allemaal is gebeurd en we hebben onze lessen getrokken. Laten we ons met de informatie die we hebben op de toekomst richten. Laten we niet proberen om nog meer informatie te halen die voor de toekomst geen relevantie meer heeft.
De heer Klaver (GroenLinks): De minister zegt iedere keer dat we ervan hebben geleerd, maar dat moet nog maar blijken. Wat gebeurt er straks als die dekkingsgraden inderdaad weer richting de 200% gaan? Als we bewijzen dat we er dan vanaf kunnen blijven, kan pas worden geconcludeerd dat we er werkelijk van hebben geleerd. Volgen mij wordt er Kamerbreed een heel redelijke vraag gesteld. De minister legt die voortdurend naast zich neer. Het vertrouwen in ons pensioenstelsel neemt af. Dat komt ook door de verhalen die er zijn over premieholidays; de grepen die er in de kas zijn genomen. Voor het herstel van het vertrouwen is het belangrijk dat er een grote mate van transparantie is en dat duidelijk zal worden gemaakt wat er in de jaren negentig is gebeurd. Ik sluit mij dan ook aan bij het voorstel dat er lag. Ik vind het jammer dat de minister, die ziet dat het Kamerbreed wordt gedeeld, daar niet op wil ingaan noch dat hij het wil uitzoeken. De Kamer moet dan maar haar verantwoordelijkheid nemen en het zelf uitzoeken.
Minister Kamp: Een dekkingsgraad van meer dan 200% zal er vermoedelijk niet meer komen. In het pensioenakkoord waartoe vorig jaar door werkgevers en werknemers is besloten, staat dat er een koppeling moet worden gemaakt tussen het pensioen en de financiële markten. Als er heel positieve ontwikkelingen op de financiële markten zijn, behoren die ook te worden doorvertaald in de hoogte van de pensioenen. Dan krijg je dus niet langer zo'n overdekking. Dat is een van de dingen die wij al veranderd hebben en die de sociale partners onder ogen zien. We hebben al zo veel geleerd, we hebben al zo veel informatie. Het is de kunst om op een gegeven moment op grond van die informatie verder te gaan, beslissingen te nemen en door te pakken. De Kamer kan niet aandringen op spoed en gelijktijdig zeggen dat er nog veel meer informatie beschikbaar moet komen, want dat wringt.
De heer Klaver (GroenLinks): Snelheid en het ondertussen verzamelen van meer informatie hoeven helemaal niet wringen.
Minister Kamp: De waardeoverdracht was in het verleden een belangrijk punt. Dat belang van die waardeoverdracht is behoorlijk verminderd, omdat we zijn overgestapt op een middenloonsysteem. Met het eindloonsysteem moest altijd de backservice worden gegeven, maar die is nu weg. De waardeoverdracht is derhalve veel minder een probleem geworden. Dat wil echter niet zeggen dat er geen problemen meer zijn. Er is met name sprake van bijbetalingsproblematiek. Je kan wel zeggen dat het om kleine bedragen gaat waarvoor meestal wel oplossingen worden gevonden. Desalniettemin vormt het een probleem voor nieuwe werkgevers. Sommige Kamerleden hebben reeds aangeven dat dit werkgevers ervan kan weerhouden om oudere werknemers in dienst te nemen. De problematiek van die waardeoverdracht zal goed moeten worden geregeld. De urgentie is er enigszins af. Wij zullen dat eind van dit jaar oppakken en proberen daar in de loop van het tweede kwartaal van volgend jaar een eind mee verder te zijn. Wat betreft de bijbetalingsproblematiek die op dit moment speelt, kan ik niet zo lang wachten. Daarvoor moet op korte termijn iets komen. Ik wil de Kamer deze maand nog aangeven op welke wijze een en ander kan worden aangepakt. Dat gebeurt ook in overleg met de pensioenuitvoerders waarmee wij de gesprekken bijna hebben afgerond. Het is een reëel probleem dat de Kamer heeft voorgelegd en wij zullen dat deze maand nog adresseren.
Ik kom op het groenboek voor pensioenen. De Kamer heeft daar in het bijzonder bij monde van de heer Omtzigt veel aandacht voor gevraagd en druk op gezet. Met alle respect voor de Kamer en zeker voor de heer Omtzigt, maar ik voelde die druk zelf ook al. Wij hebben een goed pensioenstelsel. Europa mag zich met van alles en nog wat bemoeien, zolang ze het ons maar niet lastig maakt betreffende ons pensioenstelsel. Ik heb dat zowel conform de gevoelens van de Kamer als ook los van de Kamer op alle mogelijke manieren naar voren gebracht in contacten met ambtelijke vertegenwoordigers in Brussel en meerdere commissarissen. Ik ben op dat punt immers zeer gemotiveerd. Ik heb het bij informele en formele raden naar voren gebracht. Ik zal daarmee moeten doorgaan omdat we hier een reëel probleem hebben. Europa legt een link met Solvency II, de regels die gelden voor de verzekeraars, en heeft de neiging om te zeggen dat deze vanwege het level playing field ook moeten gelden voor de pensioenfondsen. Voor die verzekeraars geldt een 99,5% zekerheidseis. Diezelfde eis wil Europa ook hebben voor de pensioenfondsen. Wij vinden dat zeer onredelijk, omdat het grote negatieve effecten voor Nederland heeft. Wij verzetten ons daartegen. Hetgeen Brussel doet, mag er niet toe leiden dat het land dat het het beste voor elkaar heeft er last van krijgt. Integendeel, Nederland moet juist als voorbeeld worden gezien voor andere landen. Brussel is, ondanks alles wat wij hebben gedaan, inmiddels met een call for advice richting de Europese toezichthouders gekomen. Daaruit blijkt dat Europa wel degelijk forse regelgevingsambities heeft, waarover wij nog flink in de slag zullen moeten. Dat doen we op dit moment en dat blijven we doen. We zijn daar bezorgd over. We zijn blij dat ons gevoel door de Kamer wordt gedeeld. Nu moeten we nog nadere brieven naar Brussel sturen. In reactie op het groenboek is dat absoluut niet nodig. Wij hebben onze gevoelens en die van de Kamer op alle mogelijke manieren zeer indringend naar voren gebracht. Daarover bestaat ook geen misverstand.
Ik kom op de wetgevingsbrieven die we inmiddels hebben gekregen van DNB en de AFM. Die brieven gaan over het transparanter functioneren van de toezichthouder. Wij als kabinet, maar in het bijzonder als verantwoordelijken voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de pensioenfondsen, zouden ook over die toezichthouders, DNB en de AFM, een visie moeten vaststellen. Er is reeds een visie op toezicht door het ministerie van Financiën ontwikkeld en met de Kamer besproken. Wij zullen die als een van onze bouwstenen nemen. We zullen ook onze eigen inzichten daaraan toevoegen en deze toespitsen op DNB en de AFM. We zullen daar in de loop van volgend jaar mee komen, zodat we op dat punt de transparantie, ook wat betreft het toezicht, kunnen vastleggen.
Mevrouw Vermeij sprak haar waardering uit voor de stabiliserende rol van de pensioenfondsen in de crisistijd betreffende de aandelenmarkten. Ik ben het zeer met haar eens. Die waardering strekt zich in twee richtingen uit. In de eerste plaats hebben de pensioenfondsen verantwoord gehandeld. Daarmee hebben zij hun eigen belang maar ook het belang van de Nederlandse samenleving als geheel goed behartigd. In de tweede plaats is de toezichthouder, DNB, op dat moment rustig gebleven. Zij heeft de pensioenfondsen geïnformeerd dat er op de beurs grote problemen en enorme koersdalingen zijn en dat dit grote effecten heeft voor de pensioenfondsen. DNB heeft gezegd dat de dekkingsgraad daalt, maar dat de pensioenfondsen hun aandelen niet hoeven te verkopen en deze rustig mogen vasthouden. Dat is een goede rol van de toezichthouder geweest. Ik deel de waardering die mevrouw Vermeij uitsprak.
Ik kom op de vragen van mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink over de API en PPI. De API heeft zich nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Brussel heeft op een gegeven moment gezegd dat er zo veel dingen in Europa zijn op pensioengebied: er zijn verzekeraars, pensioenfondsen en pensioenfondsen die hun risico's hebben ondergebracht bij verzekeraars. Brussel stelde voor met één algemene definitie te komen. Dat is gebeurd. In Nederland noemen wij het de API. Deze ligt er nu en biedt op zich mogelijkheden. Als iets door de Europese Commissie voor heel Europa als zinvol wordt gezien en een bedrijf daarop inhaakt en zijn activiteiten in die vorm brengt, mag het verwachten dat het vervolgens in heel Europa activiteiten kan ontplooien. Multinationals hebben in het ene land een pensioenfonds, moeten het in een ander land bij een verzekeraar onderbrengen en hebben in nog een ander land een pensioenfonds dat weer op een heel andere manier werkt. Voor deze bedrijven is het interessant om een en ander binnen de gehele Europese Unie in één rechtsvorm te gieten. Dat is veel gemakkelijker. Er staat echter ook een aantal dingen tegenover. De Europese Commissie vindt dat je van de verzekeraars de hogere buffereisen moet overnemen en van de pensioenfondsen het uitgangspunt van minder vaste contracten. Daarmee probeert zij eigenlijk onverenigbare dingen met elkaar te verenigen. Dat is weer heel moeilijk. Die discussie over de API is nog niet uitgekristalliseerd. Deze biedt mogelijkheden. Gezien alle expertise die we in Nederland op pensioengebied hebben en het feit dat veel multinationals ook vanuit een Nederlandse rechtsvorm functioneren, moeten die mogelijkheden worden benut. Wij zijn van plan om alles wat op dit punt speelt vast te leggen in een brief aan de Kamer. Daarin verwoorden we de Europese dimensie, de Nederlandse kansen die we zien en de bezwaren die eraan vastzitten. Daaraan verbinden we conclusies. De Kamer kan een en ander vervolgens beoordelen. Wij willen de brief daarover deze zomer bij de Kamer hebben.
Hetgeen mevrouw Koşer Kaya ook namens mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink zei over de zzp'er klinkt heel goed. Hetgeen beide woordvoersters zeggen, is vaak ook goed. Op dit punt proberen ze misschien toch dingen te verenigen die niet helemaal verenigd kunnen worden. De essentie van een pensioenfonds is de solidariteit, de collectiviteit en het feit dat je verplicht deelneemt. Je kunt een pensioenfonds willen hebben voor zpp'ers, waarbij laatstgenoemden niet verplicht zijn om deel te nemen, een flexibeler premie betalen en eruit kunnen stappen wanneer ze maar willen. Moet je daarvoor echter de vorm van een pensioenfonds nemen of ben je dan veel beter uit bij een verzekeraar? Ik ben daar niet uit. Mevrouw Koşer Kaya wil weer extra mogelijkheden voor zzp'ers, terwijl de huidige mogelijkheden die deze in de tweede en de derde pijler hebben, nog onvoldoende worden benut. Ik ben van plan om dat geheel ook voor de Kamer inzichtelijk te maken. Ik doe dat aan de hand van het SER-advies over zzp'ers waarvan de pensioenen een belangrijk onderdeel zijn. In mijn reactie op dat SER-advies zal ik ook uitdrukkelijk op dit punt ingaan. De Kamer kan dan beoordelen of onze conclusie en de argumenten daarvoor haar toets der kritiek zullen weerstaan.
De heer Van den Besselaar sprak over de wenselijkheid om tot één sterftetafel te komen. Ook op dat punt heeft hij gelijk. Het is beter om met één sterftetafel te werken. Wij zullen zien of we dat in het kader van de pensioenonderhandelingen die nu gevoerd worden voor het pensioenakkoord in onze inbreng kunnen meenemen, zodat we daartoe kunnen overgaan. De Kamer zal straks kunnen beoordelen of een en ander ons gelukt is.
De heer Van den Besselaar heeft geduld betracht bij het onderzoek dat ik heb toegezegd over een alternatieve rekenrente. Wij hebben destijds gekozen voor de swaprente. We zouden ook kunnen kiezen voor andere risicovrije rentesystemen. Ik heb gezegd dat ik met een analyse zou komen. De Kamer had die analyse eigenlijk al moeten hebben. Ik zeg toe dat zij deze binnen enkele weken ontvangt. Hiermee zou ik mijn eerste termijn willen afsluiten. Mocht ik tekortgeschoten zijn, dan hoor ik dat graag.
Mevrouw Vermeij (PvdA): Voorzitter. Dank aan de minister voor zijn beantwoording. Ik heb één opmerking. Volgens mij doet hij zijn rol in het tot stand komen van een pensioenakkoord tekort, als hij aangeeft dat de AOW minstens de helft bedraagt van hetgeen mensen overhouden na hun pensionering. Volgens mij moet de minister zijn rol in dat opzicht ook zo duiden. Het slagen van het pensioenakkoord is voor 50% afhankelijk van de inzet van deze minister. Ik heb hem in eerste termijn ertoe opgeroepen om daarbij te letten op de koopkracht van mensen, ook van mensen met een klein pensioen. Ik wil dat nogmaals onder zijn aandacht brengen.
De minister geeft aan dat voor de zomer informatie over de governance te verwachten is. Dat stemt mijn fractie gerust. Over de transparantie en informatievoorschriften informeert de minister de Kamer pas in het vierde kwartaal. Dat vind ik wat laat. Zou dat eerder kunnen? Dat zeg ik voorzichtig.
De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Dank voor de uitgebreide en inhoudelijke beantwoording van de minister en ook zijn volledige inzet om tot het pensioenakkoord te komen. Wat de transparantie betreft, sluit ik mij aan bij mevrouw Vermeij. Tenzij een en ander meedraait in een openbare internetconsultatie, zie ik niet in waarom dat tot het vierde kwartaal moet wachten. Als de minister een openbare consultatie wil doen, begrijp ik dat het iets langer duurt. Anders kan er eerder een voorstel liggen.
We verschillen van mening over de openbaarheid. Wellicht zal mijn fractie een VAO aanvragen over de beleggingen. Als het pensioenakkoord er ligt, zou ik misschien ook een antwoord willen hebben op de vraag of er meer of minder risico bij deelnemers moet liggen. Ik snap dat de minister dat antwoord vandaag niet heeft gegeven Tevens zou ik van de minister willen vernemen over de kabinetsreacties op het rapport-Goudswaard. Ik snap dat een en ander door elkaar loopt, maar graag ontvang ik hierop een reactie.
Wat het groenboek betreft, heeft de minister aangeboden de Kamer vertrouwelijk te briefen over de wijze waarop hij daarover met andere landen opereert. Die briefing zou de Kamer graag een keer ontvangen. Ik prijs de inzet van de minister, maar het zal nog een hele toer zijn. Bij de API en de PPI zou de Kamer ook graag een vergelijking willen hebben met de doelstellingen van de wet tijdens de wetsbehandeling en een beschrijving van de wijze waarop deze zijn uitgepakt. Datzelfde zou de Kamer graag ontvangen over het multi-opf. De minister hoeft die vragen nu niet te beantwoorden. Ik hoop wel dat hij deze meeneemt in zijn evaluatie.
De heer Van den Besselaar (PVV): Voorzitter. Ik had nog een vraag gesteld aan de minister over de wettelijke eisen voor pensioenfondsbestuurders. Hoe kijkt hij hiertegen aan?
Een van de belangrijke lessen die geleerd zijn uit het verleden hebben wij in 2007 geregeld door een pensioen met een kostendekkende premie. Deze wordt nu alweer verlaten, doordat we die premie hebben vastgezet.
De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Wat zijn de winstpunten van dit overleg? Allereerst zijn we weer een kleine drie uur dichterbij een pensioenakkoord dan op het moment dat wij met elkaar begonnen. De minister heeft zich niet laten verleiden tot het stellen van deadlines. Hij heeft wel aangegeven dat hij, wat zijn eigen agenda betreft, nog deze maand met het wetsvoorstel wil komen en dat hij daarin ook graag een pensioenakkoord verwerkt wil hebben. De door mij genoemde datum van 30 april was nog helemaal niet zo gek gekozen.
Het kan zijn dat ik iets over het hoofd heb gezien. Ik vond het echter bijzonder dat de minister een doorkijkje gaf naar een pensioenleeftijd van 66 jaar in 2020. Vervolgens noemde hij 67 jaar in 2025. De heer Van den Besselaar protesteerde niet. Dat zou kunnen betekenen dat er een kleine aanpassing van het coalitieakkoord heeft plaatsgevonden op dit punt. Dat zou ook betekenen dat we het wetsvoorstel dat er al ligt in behandeling kunnen nemen. Dat scheelt ontzettend veel gedoe. Uit zijn beantwoording begreep ik dat de minister niet op gedoe zit te wachten. De minister wil niet allerlei onnodige papieren en dat soort dingen. Hij wil geen dingen opzoeken, opsturen en opnieuw laten beoordelen. We kunnen dus tempo maken. Dat meen ik serieus. Dat is namelijk ongelooflijk hard nodig.
Ik wil het laatste winstpunt noemen. Er zal geen uitruil plaatsvinden tussen de wensen voor een hogere AOW en de verhoging van de pensioenleeftijd. Daarnaast worden al die ouderenkortingen en tegemoetkomingen in de fiscale agenda van staatssecretaris Weekers geschrapt. Dat is een geruststellende opmerking zijdens de regering. Ik vraag aandacht voor de koopkrachteffecten voor ouderen, maar daarop zullen we op een later moment terugkomen. De Kamer zal daarop heel erg scherp moeten zijn.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Ik vond het juist jammer dat de minister de teugels geheel uit handen heeft gegeven. Nu komt er mogelijk pas in juni een akkoord. Ik vind het ook jammer dat de minister zo lang wacht met het naar de Kamer sturen van het eigen wetsvoorstel om de AOW-leeftijd te verhogen. Ik hoop dat het wat sneller gebeurt, want dan kunnen we het daarover hebben. De minister zegt dat het deze maand al komt. Dat heb ik dan gemist. De minister schrijft in zijn brief dat de sociale partners wat betreft het Witteveenkader weer kunnen amenderen. Ik vind dat jammer, maar we zullen wel zien wat het wetsvoorstel wordt.
Ik ben blij dat de minister naar de generationele effecten gaat kijken. Wat betekent het akkoord voor de verschillende generatie? We zouden toch ook alle discussies kunnen voorkomen door het CPB te laten doorrekenen? Die ruimte laat de minister open. Ik hoop dat hij die toezegging kan doen.
Ik ben blij met de toezegging betreffende de zzp'ers. We zullen het plan van de minister afwachten en de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen.
Er resteert nog één vraag, betreffende de motie die ik heb ingediend over pensioenfondsen die corrigerende maatregelen nemen. De Kamer zou daar binnen twee weken zicht op hebben of in ieder geval uitleg over krijgen. Die motie is tot op heden niet uitgevoerd. Hoe gaat de minister deze uitvoeren?
De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. Het is teleurstellend dat de minister niet wil onderzoeken wat er met de premiestortingen in het verleden is gebeurd. Ik wil daarover graag een VAO aanvragen. De minister noemde pensioenleeftijden en AOW-leeftijden van 66 en 67 jaar. Voor het eerst neemt de minister ook 68 jaar in de mond. Kan de minister zich voorstellen dat onder zijn verantwoordelijk een andere leeftijd dan 66 jaar in zijn voorstellen aan de Kamer komt te staan?
Voorzitter: Omtzigt
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Ik bedank de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik bedank hem tevens voor de toezeggingen over de zpp'ers en pensioen en over het risicobeheer en de erkenning van het feit dat de kwaliteit van het risicobeheer belangrijk is. We moeten tenslotte niet vergeten dat 1% meer rendement 30% meer pensioen betekent. Het omgekeerde is natuurlijk ook het geval. Dat is reden te meer om daar heel goed, ook in de governancesfeer, aandacht aan te besteden. Ik zie de voorstellen graag tegemoet.
Ik ben ook blij met de toezeggingen over de waardeoverdracht, want die vormt echt een groot probleem voor het mkb. Ik ben blij dat de minister dat nu ook als zodanig erkent.
Tot slot heb ik een paar weken geleden gehoord dat degene die 150 jaar wordt nu al geboren is. We moeten het afwachten, maar dat geeft wel aan met welke problematiek wij te maken gaan krijgen. Het kwam uit betrouwbare bron.
Het pensioen is geen politiek spelletje. Wat mij betreft is het allereerst een zaak voor de werkgevers en de werknemers en het stelsel als zodanig. Dat zou in deze Kamer in goede handen moeten zijn.
Voorzitter: Dezentjé Hamming-Bluemink
Minister Kamp: Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink zei dat aanvullende pensioenen allereerst kwesties zijn tussen werkgevers en werknemers. Dat is een waar woord. Ik zeg daarom ook tegen mevrouw Koşer Kaya dat ik de teugels nooit in handen heb gehad voor de aanvullende pensioenen. Die aanvullende pensioenen zitten in de pensioenfondsen en die worden bestuurd door de sociale partners; zij hebben de teugels in handen. Wij hebben als overheid een waarborgfunctie. Wij moeten een en ander wettelijk vastleggen en wij moeten ook zorgen voor de aansluiting bij de AOW. Op die manier zijn we erbij betrokken. De teugels laat ik echter graag in handen van degenen die het geld destijds ook hebben opgebracht.
Mevrouw Vermeij vroeg opnieuw aandacht voor mensen met een klein pensioen of soms mensen met alleen AOW. Het is heel terecht dat zij dat zegt. Ik heb aangegeven wat onze beperkingen zijn voor de AOW. Als we er desondanks in zouden slagen om nog iets extra's voor de AOW te doen, dan komt dat voordeel ook terecht bij degenen die alleen van die AOW afhankelijk zijn. Die hebben daarvan het meeste profijt. Ik hoop dat dit ook in lijn is met de opvatting van mevrouw Vermeij. Ik heb aangegeven dat het op grond van de analyse die ik net met de Kamer heb gedeeld moeilijk is iets extra's te doen in de AOW-sfeer.
Mevrouw Vermeij vindt aanlevering in het vierde kwartaal van de voorstellen over informatie en transparantie te laat. Dat is ook gedeeld door de heer Omtzigt, die meent dat het ook in het derde kwartaal moet kunnen. Ik ben van plan om dat in het derde kwartaal te doen; ik ga proberen om de voorstellen in het derde kwartaal bij de Kamer te hebben.
De motie van mevrouw Koşer Kaya gaat ook over de informatie. Die wordt meegenomen in dit pakket. Ik zal in dat pakket derhalve uitdrukkelijk aandacht geven aan die motie. Ik kom in mijn brief op die motie terug.
De heer Omtzigt wil van mij een antwoord op de kernvraag van de heer Goudswaard of er meer risico bij de deelnemers moet worden gelegd. Ik vind dat er een koppeling moet worden gemaakt tussen de hoogte van het pensioen en de levensverwachting en dat er een koppeling moet worden gemaakt tussen de hoogte van het pensioen en de ontwikkelingen op de financiële markten. Dat heeft mijn voorkeur. Ik denk dat dan optimaal en risicodragend belegd moet worden. Dat moet met verstand en voorzichtigheid worden gedaan. Het moet allemaal georganiseerd worden in de collectieve pensioenfondsen. Als we dat doen, hebben we het pensioen zo zeker mogelijk en hebben we ook een zo groot mogelijk perspectief op rendement en op indexering. Dat heeft mijn voorkeur. Het is de vraag wat er precies uitkomt bij de sociale partners. Het pensioenakkoord dat vorig jaar is gesloten, ging in deze richting. We zullen bekijken op welke wijze de uitwerking vorm krijgt. Is dat helemaal in diezelfde richting of komt er toch een wijziging op? Als het eindresultaat van de sociale partners er is, zullen wij bekijken of wij ook bereid zijn om dat vervolgens wettelijk vast te leggen. Mijn voorkeur heb ik net echter aangegeven.
De heer Omtzigt wil een briefing over hetgeen wij doen richting andere landen betreffende de betrokkenheid van de Europese Commissie, Europa, bij het pensioenstelsel. Wij zijn altijd bereid om een briefing te verzorgen. Ik zal even bekijken in welke vorm ik ervoor zorg dat de Kamer daarover geïnformeerd blijft. Ik denk dat we de Kamer voortdurend moeten informeren op dit punt, omdat hiermee grote Nederlandse belangen gemoeid zijn. Bovendien is in Brussel het nodige in beweging, wat ook negatieve effecten op Nederland zou kunnen hebben. Ik zoek naar een vorm om de Kamer de informatie te bieden waarom zij vraagt, opdat zij haar controlerende functie naar behoren kan uitoefenen.
De heer Omtzigt heeft een zinvolle opmerking gemaakt over de API. Dat aspect zullen wij ook meenemen in de brief over de API's die we in de zomer naar de Kamer zullen sturen.
De heer Van den Besselaar wil wettelijke eisen stellen aan pensioenfondsbestuurders. Ik ben vorig jaar ook een tijd pensioenfondsbestuurder geweest. Ik heb een pensioenfonds opgericht op het eiland Bonaire voor Bonaire, Sint-Eustasius en Saba. Hoewel er geen wettelijke eisen voor pensioenfondsbestuurders zijn, zit DNB erbovenop en heeft zij de touwtjes in handen. Desondanks denk ik dat die wettelijke eisen wel degelijk aan de orde moeten komen. Deze worden dus ook een onderdeel van de governancevoorstellen die we gaan doen.
De heer Slob zei dat als we voor 30 april met dat wetsvoorstel over de pensioenleeftijd van 66 jaar komen, het pensioenakkoord mooi daarin kan worden meegenomen. Dat gaat niet lukken. Ik zie dat pensioenakkoord niet voor 30 april verschijnen. Ik vind wel dat dit wetsvoorstel in procedure moet zijn aan het eind van deze maand. Als dat pensioenakkoord er vervolgens is, gaan wij zien hoe we dat pensioenakkoord in de wetstekst kunnen verwerken, mits we daarmee kunnen instemmen. Er zal derhalve een nieuwe of aangepaste wetstekst komen die dat pensioenakkoord afdekt.
Mevrouw Koşer Kaya zei dat de sociale partners kunnen amenderen, maar dat is niet zo. De sociale partners nemen hun eigen verantwoordelijkheid. Wij beoordelen het resultaat en bepalen vervolgens als wetgever wat er uiteindelijk mee wordt gedaan.
De heer Slob sprak over de leeftijd van 66 jaar. Er ligt een helder verschil tussen de gedoogpartner en de twee regeringsfracties. De gedoogpartner stemt in met de financiële paragraaf van het regeerakkoord. Daarin zijn ook aanpassingen op pensioengebied verwerkt. De PVV-fractie stemt in met een leeftijd van 66 jaar. Dat was het wat haar betreft. Dat verwerkt de regering in het wetsvoorstel dat voor het eind van deze maand naar de Kamer komt. Vervolgens blijft de mogelijkheid dat de regering tot de conclusie komt dat het voorstel van de sociale partners in een wetsvoorstel moet worden verwerkt. Ik vind ook dat je een koppeling moet maken tussen de pensioenleeftijd en de levensverwachting. Dat betekent dat de 66 jaar en 67 jaar in beeld komen. Ik neem die 67 jaar in de mond. Het is dus ook heel goed mogelijk dat die leeftijd in deze kabinetsperiode in een wetstekst wordt opgenomen. De gedoogpartner is daaraan echter niet gebonden. Hij heeft zich ergens aan gebonden en heeft alle vrijheid over het overige. Hij zal alsnog kunnen besluiten op grond van argumenten om ook nog iets anders te steunen. Hij zou ook kunnen besluiten om een en ander niet te doen. Het besluit daarover is geheel en al aan de PVV-fractie. Daarover zijn heldere afspraken gemaakt. Die zijn wat de regering betreft ook zeer uitvoerbaar.
De heer Slob (ChristenUnie): Er is een traject waarin wordt nageleefd wat is afgesproken. Voor de pensioenleeftijd van 66 jaar komt er een wetsvoorstel. Er kan eventueel ook nog een ander wetsvoorstel komen voor een pensioenleeftijd van 67 jaar. In dat geval mag de PVV afhaken en zoekt de minister steun bij andere partijen. Begrijp ik het zo goed?
Minister Kamp: Nee, ik zoek permanente steun bij alles en iedereen. Voor ieder wetsvoorstel waarmee ik kom, wil ik dolgraag de steun van de ChristenUnie hebben en ook van D66. Het wordt een feestdag als ook de SP een wetsvoorstel zou steunen. Dat zouden we allemaal heel graag willen hebben. We hebben echter met enkele fracties een bijzondere band. Twee partijen maken deel uit van de regering en de derde partij heeft gedoogafspraken gemaakt. Hetgeen ik net heb gezegd, is een onderdeel van de gedoogafspraken die we hebben gemaakt. Die hebben we vanaf het begin helder gecommuniceerd en zijn voor ons ook zeer uitvoerbaar. De PVV zal zelf de eindvorm bepalen van het al dan niet gewijzigde wetsvoorstel. Als het wetsvoorstel een een-op-een vertaling is van het regeerakkoord, dan is daar geen discussie over. Wijkt het af van de gronden waarop wij het pensioenakkoord willen overnemen, dan kan de PVV-fractie zich daardoor laten overtuigen. Doet zij dat niet, dan heeft zij het recht om de steun daaraan te onthouden. Die zaak is duidelijk. De steun van alle fracties in de Kamer was, is en blijft van harte welkom. Daarvoor zullen wij ook zeer ons best doen.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink gaf aan dat sommige mensen zelfs 150 jaar kunnen worden. In dat geval wil ik vastleggen dat het ook denkbaar is dat de pensioenleeftijd naar 111 jaar gaat.
De voorzitter: Ik dank de minister voor zijn beantwoording, de aanwezigen voor hun komst en de Kamerleden voor hun inbreng. Ik sluit dit algemeen overleg.