Gepubliceerd: 28 augustus 2009
Indiener(s): Marja van Bijsterveldt (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA), Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA), Sharon Dijksma (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Ronald Plasterk (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: basisonderwijs beroepsonderwijs hoger onderwijs onderwijs en wetenschap overige vormen van onderwijs voortgezet onderwijs
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32040-2.html
ID: 32040-2

32 040
Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het invoeren van een fusietoets in het onderwijs (fusietoets in het onderwijs)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te voorzien in een wettelijke regeling van een fusietoets in het onderwijs, teneinde voldoende keuzevrijheid binnen het onderwijsstelsel te kunnen blijven garanderen en de zorgvuldigheid bij de totstandkoming van fusies te waarborgen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

Na het opschrift van Titel III van Hoofdstuk 1 wordt ingevoegd:

AFDELING 1. FUSIETOETS

Artikel 64. Begripsbepalingen

1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. fusie: een bestuurlijke of institutionele fusie,

b. institutionele fusie: een fusie waarbij een school ontstaat door samenvoeging van twee of meer scholen,

c. bestuurlijke fusie: een fusie waarbij een of meer rechtspersonen de instandhouding van een school, een school als bedoeld in de Wet op de expertisecentra dan wel de Wet op het voortgezet onderwijs overdragen.

2. Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op het instellen van een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 47, eerste lid, eerste volzin, of de instandhouding van een of meer openbare scholen door een stichting als bedoeld in artikel 48, eerste lid.

Artikel 64a. Toestemmingsplichtige fusies en verplichte fusie-effectrapportage

1. Fusies worden niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is verleend door Onze minister.

2. De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, is niet vereist voor:

a. een institutionele fusie waarbij het totaal aantal leerlingen van de betrokken scholen minder dan 500 bedraagt, of

b. een bestuurlijke fusie, met uitzondering van de bestuurlijke fusie bedoeld in artikel 17, waarbij het aantal betrokken scholen minder dan 10 bedraagt.

3. De rechtspersoon dan wel de betrokken rechtspersonen stellen een fusie-effectrapportage op voor iedere institutionele of bestuurlijke fusie.

Artikel 64b. Aanvraag en fusie-effectrapportage

1. De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen een aanvraag in bij Onze minister voor het verkrijgen van de goedkeuring, bedoeld in artikel 64a, eerste lid. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde fusie-effectrapportage, en

b. een schriftelijke verklaring van instemming met de fusie door de medezeggenschapsraden dan wel de gemeenschappelijke medezeggenschapsraden die is voorafgegaan door de kennisname van de fusie-effectrapportage door de medezeggenschapsraden, dan wel

c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de bindende uitspraak van de ondernemingskamer, bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen.

2. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:

a. de motieven voor de fusie,

b. de alternatieven voor de fusie,

c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,

d. de te bereiken doelen,

e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de rechtspersonen en scholen in het voedingsgebied en de onderwijskundige en bestuurlijke diversiteit van het onderwijsaanbod in het voedingsgebied,

f. de kosten en baten van de fusie,

g. de gevolgen van de fusie voor het personeel en leerlingen, waaronder begrepen de gevolgen voor de voorzieningen,

h. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd, en

i. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd.

3. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de fusie-effectrapportage vastgesteld.

Artikel 64c. Toets

1. Onze minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de fusie de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, zowel in het opzicht van richting en pedagogisch-didactische aanpak binnen het voedingsgebied van de te fuseren scholen of rechtspersonen, op significante wijze wordt belemmerd.

2. Onze minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 17, indien een of meer bij de fusie betrokken scholen onder de opheffingsnorm van artikel 153 raakt.

3. Onze Minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in het eerste en tweede lid, adviseren door een onafhankelijke adviescommissie, tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wanneer er geen sprake is van de noodzaak bedoeld in de eerste volzin.

Artikel 64d. Toetsingstermijn en verlenging

1. Onze minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 64b.

2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan ten hoogste met 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 64e.

1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van de beschikking, bedoeld in artikel 64d, is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.

2. De verlening van rechtswege geldt als een beschikking.

3. In afwijking van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de beschikking in werking op de derde dag na afloop van de beslistermijn.

Artikel 64f.

1. Onze minister maakt de beschikking, bedoeld in artikel 64d, bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven.

2. Bij de bekendmaking en mededeling van de beschikking wordt vermeld dat de beschikking van rechtswege is gegeven.

Artikel 64g.

1. Indien Onze minister de beschikking niet overeenkomstig artikel 64f binnen twee weken heeft bekendgemaakt, verbeurt het na een daarop volgende ingebrekestelling door de aanvrager een dwangsom vanaf de dag dat twee weken zijn verstreken sinds die ingebrekestelling.

2. De dwangsom wordt berekend overeenkomstig artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

3. De artikelen 4:17, vierde lid, en zesde lid, onder a en b, 4:18, eerste lid, 4:19 en 4:20, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 64h.

Indien in een wettelijk voorschrift of een beleidsregel is bepaald dat in een beschikking steeds bepaalde voorschriften worden opgenomen, dan maken deze ook deel uit van de beschikking van rechtswege.

Artikel 64i.

1. Onze minister kan aan de beschikking van rechtswege alsnog voorschriften verbinden of de beschikking intrekken voor zover dit nodig is om ernstige gevolgen voor het algemeen belang te voorkomen.

2. Een beschikking als bedoeld in het eerst lid kan slechts worden genomen binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking van rechtswege.

3. Onze minister vergoedt de schade die door de wijziging of intrekking bedoeld in het eerste lid wordt veroorzaakt.

AFDELING 2. OVERIGE BEPALINGEN

ARTIKEL II. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

Na het opschrift van Titel III wordt ingevoegd:

AFDELING 1. FUSIETOETS

Artikel 66. Begripsbepalingen

1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. fusie: een bestuurlijke of institutionele fusie,

b. institutionele fusie: een fusie waarbij een school ontstaat door samenvoeging van twee of meer scholen,

c. bestuurlijke fusie: een fusie waarbij een of meer rechtspersonen de instandhouding van een school, een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs dan wel de Wet op het voortgezet onderwijs overdragen.

2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op het instellen van een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 50, eerste lid, eerste volzin of de instandhouding van een of meer openbare scholen door een stichting als bedoeld in artikel 51, eerste lid.

Artikel 66a. Goedkeuring

Fusies worden niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is verleend door Onze minister.

Artikel 66b. Aanvraag en fusie-effectrapportage

1. De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen een aanvraag in bij Onze minister voor het verkrijgen van de goedkeuring, bedoeld in artikel 66a. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde fusie-effectrapportage, en

b. een schriftelijke verklaring van instemming met de fusie door de medezeggenschapsraden dan wel de gemeenschappelijke medezeggenschapsraden die is voorafgegaan door de kennisname van de fusie-effectrapportage door de medezeggenschapsraden, dan wel

c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de bindende uitspraak van de ondernemingskamer, bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen.

2. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:

a. de motieven voor de fusie,

b. de alternatieven voor de fusie,

c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,

d. de te bereiken doelen,

e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de rechtspersonen en scholen in het voedingsgebied, de onderwijskundige en bestuurlijke diversiteit van het onderwijsaanbod in het voedingsgebied,

f. de kosten en baten van de fusie,

g. de gevolgen van de fusie voor het personeel en leerlingen, waaronder begrepen de gevolgen voor de voorzieningen,

h. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd, en

i. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd.

3. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de fusie-effectrapportage vastgesteld.

Artikel 66c. Toets

1. Onze minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de fusie de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, in het bijzonder ten aanzien van de evenwichtige spreiding van de onderwijsvoorzieningen binnen het voedingsgebied, op significante wijze wordt belemmerd.

2. Onze minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 28 indien een of meer bij de fusie betrokken scholen onder de opheffingsnorm van de artikelen 147 en 148 raakt.

3. Onze minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in het eerste en tweede lid, adviseren door een onafhankelijke adviescommissie, tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wanneer er geen sprake is van de noodzaak bedoeld in de eerste volzin.

Artikel 66d. Toetstermijn en verlenging

1. Onze minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 66b.

2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan ten hoogste met 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 66e

1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van de beschikking, bedoeld in artikel 66d, is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.

2. De verlening van rechtswege geldt als een beschikking.

3. In afwijking van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de beschikking in werking op de derde dag na afloop van de beslistermijn.

Artikel 66f

1. Onze minister maakt de beschikking, bedoeld in artikel 66d, bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven.

2. Bij de bekendmaking en mededeling van de beschikking wordt vermeld dat de beschikking van rechtswege is gegeven.

Artikel 66g

1. Indien Onze minister de beschikking niet overeenkomstig artikel 66f binnen twee weken heeft bekendgemaakt, verbeurt het na een daarop volgende ingebrekestelling door de aanvrager een dwangsom vanaf de dag dat twee weken zijn verstreken sinds die ingebrekestelling.

2. De dwangsom wordt berekend overeenkomstig artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

3. De artikelen 4:17, vierde lid, en zesde lid, onder a en b, 4:18, eerste lid, 4:19 en 4:20, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 66h

Indien in een wettelijk voorschrift of een beleidsregel is bepaald dat in een beschikking steeds bepaalde voorschriften worden opgenomen, dan maken deze ook deel uit van de beschikking van rechtswege.

Artikel 66i

1. Onze minister kan aan de beschikking van rechtswege alsnog voorschriften verbinden of de beschikking intrekken voor zover dit nodig is om ernstige gevolgen voor het algemeen belang te voorkomen.

2. Een beschikking als bedoeld in het eerst lid kan slechts worden genomen binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking van rechtswege.

3. Onze minister vergoedt de schade die door de wijziging of intrekking bedoeld in het eerste lid wordt veroorzaakt.

AFDELING 2. OVERIGE BEPALINGEN

ARTIKEL III. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 53c wordt ingevoegd:

Hoofdstuk IVa. Fusies

Artikel 53d. Begripsbepalingen

1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. fusie: een bestuurlijke of institutionele fusie,

b. institutionele fusie: een fusie als bedoeld in artikel 71, tweede en derde lid, waarbij een school ontstaat door samenvoeging van twee of meer scholen dan wel instellingen als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs,

c. bestuurlijke fusie: een fusie waarbij een of meer rechtspersonen de instandhouding van een school, een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs dan wel de Wet op de expertisecentra, een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs of een instelling als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek overdragen.

2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op het instellen van een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, eerste volzin of de instandhouding van een of meer openbare scholen door een stichting als bedoeld in artikel 42b, eerste lid.

Artikel 53e. Goedkeuring

Fusies worden niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is verleend door Onze Minister.

Artikel 53f. Aanvraag en fusie-effectrapportage

1. De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen een aanvraag in bij Onze Minister voor het verkrijgen van de goedkeuring, bedoeld in artikel 53e. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde fusie-effectrapportage, en

b. een schriftelijke verklaring van instemming met de fusie door de medezeggenschapsraden dan wel de gemeenschappelijke medezeggenschapsraden die is voorafgegaan door de kennisname van de fusie-effectrapportage door de medezeggenschapsraden, dan wel

c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de bindende uitspraak van de ondernemingskamer, bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen.

2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid geldt eveneens als een aanvraag om voor bekostiging in aanmerking te komen als bedoeld in artikel 71.

3. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:

a. de motieven voor de fusie,

b. de alternatieven voor de fusie,

c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,

d. de te bereiken doelen,

e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de rechtspersonen en vestigingen van scholen in de gemeenten waarin de huidige leerlingen van die scholen woonachtig zijn, de onderwijskundige en bestuurlijke diversiteit van het onderwijsaanbod in de betreffende gemeenten,

f. de financiële en personele gevolgen en de gevolgen voor leerlingen van de fusie, waaronder begrepen de gevolgen voor de voorzieningen,

g. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd, en

h. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd.

4. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de fusie-effectrapportage vastgesteld.

Artikel 53g. Toets

1. Onze Minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de institutionele of bestuurlijke fusie:

a. de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, zowel in het opzicht van richting als van pedagogisch-didactische aanpak en schoolsoort binnen de gemeenten waarin de huidige leerlingen van die scholen of rechtspersonen woonachtig zijn, op significante wijze wordt belemmerd, of

b. het aandeel per schoolsoort van de bij de fusie betrokken scholen in het aantal leerlingen in de gemeenten waarin de huidige leerlingen van die scholen woonachtig zijn een nader bij ministeriële regeling vast te stellen percentage overschrijdt.

2. Onze Minister kan bovendien goedkeuring onthouden aan een institutionele fusie indien de percentages leerlingen betrokken bij de fusie minder zijn dan de percentages bedoeld in artikel 71, tweede lid, onder a of b.

3. Onze Minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 53c indien één of meer bij de bestuurlijke fusie betrokken scholen onder de opheffingsnorm van artikel 107 raakt.

4. Onze Minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, adviseren door een onafhankelijke adviescommissie, tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wanneer er geen sprake is van de noodzaak bedoeld in de eerste volzin.

Artikel 53h. Toetsingstermijn en verlenging

1. Onze Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 53e.

2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan ten hoogste met 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 53i

1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van de beschikking, bedoeld in artikel 53h, is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.

2. De verlening van rechtswege geldt als een beschikking.

3. In afwijking van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de beschikking in werking op de derde dag na afloop van de beslistermijn.

Artikel 53j

1. Onze Minister maakt de beschikking, bedoeld in artikel 53h, bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven.

2. Bij de bekendmaking en mededeling van de beschikking wordt vermeld dat de beschikking van rechtswege is gegeven.

Artikel 53k

1. Indien Onze Minister de beschikking niet overeenkomstig artikel 53j binnen twee weken heeft bekendgemaakt, verbeurt het na een daarop volgende ingebrekestelling door de aanvrager een dwangsom vanaf de dag dat twee weken zijn verstreken sinds die ingebrekestelling.

2. De dwangsom wordt berekend overeenkomstig artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

3. De artikelen 4:17, vierde lid, en zesde lid, onder a en b, 4:18, eerste lid, 4:19 en 4:20, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 53l

Indien in een wettelijk voorschrift of een beleidsregel is bepaald dat in een beschikking steeds bepaalde voorschriften worden opgenomen, dan maken deze ook deel uit van de beschikking van rechtswege.

Artikel 53m

1. Onze Minister kan aan de beschikking van rechtswege alsnog voorschriften verbinden of de beschikking intrekken voor zover dit nodig is om ernstige gevolgen voor het algemeen belang te voorkomen.

2. Een beschikking als bedoeld in het eerst lid kan slechts worden genomen binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking van rechtswege.

3. Onze Minister vergoedt de schade die door de wijziging of intrekking bedoeld in het eerste lid wordt veroorzaakt.

B

In artikel 71, zesde lid, vervalt de tweede volzin.

ARTIKEL IV. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1.3, tweede lid, wordt na «1.7.1,» ingevoegd: 2.1.9,.

B

Artikel 2.1.3, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt «10 maanden» vervangen door: 26 weken.

2. De tweede volzin komt te luiden: Indien na afloop van de termijn, bedoeld in de eerste volzin, geen besluit is genomen door Onze Minister, zijn de artikelen 2.1.13 tot en met 2.1.17 van toepassing.

C

In hoofdstuk 2 wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:

Titel Ib. Fusietoets

Artikel 2.1.8. Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. fusie: een bestuurlijke of institutionele fusie,

b. institutionele fusie: een fusie waarbij een instelling ontstaat door samenvoeging van twee of meer instellingen,

c. bestuurlijke fusie: een fusie waarbij een of meer rechtspersonen de instandhouding van een instelling, een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel een instelling als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek overdragen.

Artikel 2.1.9. Goedkeuring

Fusies worden niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is verleend door Onze Minister.

Artikel 2.1.10. Aanvraag en fusie-effectrapportage

1. De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen een aanvraag in bij Onze Minister voor het verkrijgen van de goedkeuring bedoeld in artikel 2.1.9. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde fusie-effectrapportage, en

b. een schriftelijk advies over, of voor zover van toepassing de schriftelijke instemming met de fusie door de betrokken medezeggenschapsraden die is voorafgegaan door de kennisname van de fusie-effectrapportage door de medezeggenschapsraden.

2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, is eveneens een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1.3, vierde lid.

3. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:

a. de motieven van de fusie,

b. de alternatieven voor de fusie,

c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,

d. de te bereiken doelen,

e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de betrokken rechtspersonen in de regio, de onderwijskundige en bestuurlijke diversiteit van het onderwijsaanbod in de regio,

f. de kosten en baten van de fusie,

g. de personele en financiële gevolgen van de fusie, waaronder begrepen de gevolgen voor de dienstverlening aan deelnemers en de eventuele gevolgen voor andere belanghebbende partijen,

h. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd, en

i. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd.

4. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de fusie-effectrapportage vastgesteld.

Artikel 2.1.11. Toets

1. Onze Minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de fusie de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, in het opzicht van de diversiteit van onderwijsaanbieders in het middelbaar beroepsonderwijs, gelet op het geheel van de voorzieningen op het gebied van het onderwijs op significante wijze wordt belemmerd.

2. Onze Minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, adviseren door een onafhankelijke adviescommissie, tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wanneer er geen sprake is van de noodzaak bedoeld in de eerste volzin.

Artikel 2.1.12. Toetsingstermijn en verlenging

1. Onze Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1.9.

2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan ten hoogste met 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 2.1.13

1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van de beschikking, bedoeld in artikel 2.1.12, is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.

2. De verlening van rechtswege geldt als een beschikking.

3. In afwijking van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de beschikking in werking op de derde dag na afloop van de beslistermijn.

Artikel 2.1.14

1. Onze Minister maakt de beschikking, bedoeld in artikel 2.1.12, bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven.

2. Bij de bekendmaking en mededeling van de beschikking wordt vermeld dat de beschikking van rechtswege is gegeven.

Artikel 2.1.15

1. Indien Onze Minister de beschikking niet overeenkomstig artikel 2.1.14 binnen twee weken heeft bekendgemaakt, verbeurt het na een daarop volgende ingebrekestelling door de aanvrager een dwangsom vanaf de dag dat twee weken zijn verstreken sinds die ingebrekestelling.

2. De dwangsom wordt berekend overeenkomstig artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

3. De artikelen 4:17, vierde lid, en zesde lid, onder a en b, 4:18, eerste lid, 4:19 en 4:20, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.1.16

Indien in een wettelijk voorschrift of een beleidsregel is bepaald dat in een beschikking steeds bepaalde voorschriften worden opgenomen, dan maken deze ook deel uit van de beschikking van rechtswege.

Artikel 2.1.17

1. Onze Minister kan aan de beschikking van rechtswege alsnog voorschriften verbinden of de beschikking intrekken voor zover dit nodig is om ernstige gevolgen voor het algemeen belang te voorkomen.

2. Een beschikking als bedoeld in het eerst lid kan slechts worden genomen binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking van rechtswege.

3. Onze Minister vergoedt de schade die door de wijziging of intrekking bedoeld in het eerste lid wordt veroorzaakt.

ARTIKEL V. WIJZIGING WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoekwordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.10, tweede lid, onderdeel i, wordt na «16.15,» ingevoegd: 16.16,.

B

In artikel 10.22, onder b, wordt na «betreffen» ingevoegd: waaronder begrepen een institutionele fusie als bedoeld in artikel 16.16, eerste lid, en een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 16.16, tweede lid, en inzake.

C

In artikel 16.1 vervalt onder vervanging van de komma achter «16.8» door «en»: en 16.15 tot en met 16.19.

D

In het opschrift van Hoofdstuk 16, paragraaf 5 wordt onder vervanging van «Omzetting» in omzetting, voor omzetting het woord «Fusies» opgenomen.

E

Artikel 16.16 wordt vervangen door:

Artikel 16.16.  Bestuurlijke, institutionele fusie en reikwijdte

1. De rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt, kan de instandhouding daarvan overdragen aan een andere rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt en die voldoet aan artikel 10.8, eerste lid of kan fuseren met een rechtspersoon die een andere bijzondere hogeschool in stand houdt. De overdracht van de instandhouding alsmede de fusie bedoeld in de eerste volzin wordt aangemerkt als bestuurlijke fusie.

2. Een rechtspersoon die twee of meer hogescholen in stand houdt, kan deze samenvoegen tot een hogeschool. Deze samenvoeging wordt aangemerkt als institutionele fusie.

3. Op het eerste en tweede lid is artikel 16.15, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing.

4. De artikelen 16.16 tot en met 16.16c, met uitzondering van artikel 16.16, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de rechtspersonen die bijzondere universiteiten in stand houden.

Artikel 16.16a. Fusievoorwaarden

1. Een institutionele dan wel bestuurlijke fusie wordt niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is verleend door Onze Minister. De eerste volzin geldt eveneens indien daarbij is betrokken een bestuursoverdracht van rechtspersonen die een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs in stand houden, of een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs aan een rechtspersoon die een instelling in stand houdt.

2. De rechtspersoon dan wel de rechtspersonen dan wel de instellingen dienen gezamenlijk een aanvraag in bij Onze Minister voor het verkrijgen van de goedkeuring bedoeld in het eerste lid. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een fusie-effectrapportage opgesteld door de betrokken rechtspersoon dan wel rechtspersonen dan wel door de betrokken instellingen, en

b. een schriftelijk advies van de medezeggenschapsraden, dan wel voor zover het betreft een bijzondere universiteit de universiteitsraden, over de voorgenomen fusie die is voorafgegaan door de kennisname van de fusie-effectrapportage door de medezeggenschapsraden respectievelijk de universiteitsraden.

3. Het schriftelijke advies, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, maakt onderdeel uit van de mededeling, bedoeld in artikel 1.8, derde lid.

4. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:

a. de motieven voor de fusie,

b. de alternatieven voor de fusie,

c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,

d. de te bereiken doelen,

e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de effecten van de fusie op de spreiding van voorzieningen en de diversiteit van het onderwijsaanbod in het hoger beroepsonderwijs,

f. de kosten en baten van de fusie,

g. de gevolgen van de fusie voor het personeel en de studenten, waaronder begrepen de gevolgen voor de dienstverlening en de voorzieningen en de eventuele gevolgen voor andere belanghebbende partijen,

h. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd, en

i. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd.

5. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de fusie-effectrapportage vastgesteld.

Artikel 16.16b. Toets

1. Onze Minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de fusie, de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, zowel in het opzicht van de spreiding van voorzieningen als de diversiteit van het opleidingenaanbod in het hoger onderwijs, gelet op het geheel van de voorzieningen op het gebied van het onderwijs op significante wijze wordt belemmerd.

2. Onze Minister verleent zijn goedkeuring aan een institutionele fusie indien dit noodzakelijk is voor de voortzetting van de uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van een of meer betrokken hogescholen.

3. Onze Minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, adviseren door de adviescommissie, bedoeld in artikel 6.2, tweede lid.

Artikel 16.16c. Toetstermijn en verlenging

1. Onze Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 16.16b.

2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan ten hoogste met 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 16.16d

1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van de beschikking, bedoeld in artikel 16.16c, is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.

2. De verlening van rechtswege geldt als een beschikking.

3. In afwijking van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de beschikking in werking op de derde dag na afloop van de beslistermijn.

Artikel 16.16e

1. Onze Minister maakt de beschikking, bedoeld in artikel 16.16c, bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven.

2. Bij de bekendmaking en mededeling van de beschikking wordt vermeld dat de beschikking van rechtswege is gegeven.

Artikel 16.16f

1. Indien Onze Minister de beschikking niet overeenkomstig artikel 16.16e binnen twee weken heeft bekendgemaakt, verbeurt het na een daarop volgende ingebrekestelling door de aanvrager een dwangsom vanaf de dag dat twee weken zijn verstreken sinds die ingebrekestelling.

2. De dwangsom wordt berekend overeenkomstig artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

3. De artikelen 4:17, vierde lid, en zesde lid, onder a en b, 4:18, eerste lid, 4:19 en 4:20, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.16g

Indien in een wettelijk voorschrift of een beleidsregel is bepaald dat in een beschikking steeds bepaalde voorschriften worden opgenomen, dan maken deze ook deel uit van de beschikking van rechtswege.

Artikel 16.16h

1. Onze Minister kan aan de beschikking van rechtswege alsnog voorschriften verbinden of de beschikking intrekken voor zover dit nodig is om ernstige gevolgen voor het algemeen belang te voorkomen.

2. Een beschikking als bedoeld in het eerst lid kan slechts worden genomen binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking van rechtswege.

3. Onze Minister vergoedt de schade die door de wijziging of intrekking bedoeld in het eerste lid wordt veroorzaakt.

F

In artikel 16.19, eerste lid, wordt «bestuursoverdracht» telkens vervangen door «fusie, bedoeld in artikel 16.16» en «hogeschool» vervangen door: instelling.

ARTIKEL VI. WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN

In artikel 8, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidend:

i. voorafgaand aan de instemming met een fusie de door het bevoegd gezag opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 64b, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 66b, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 53f, derde lid van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL VII. WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP ONDERWIJS 1992

Na artikel 7 van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a. Kennisneming fusie-effectrapportage bij fusies

Voorafgaand aan de advisering ten aanzien van de fusie bedoeld in artikel 7, onderdeel e, wordt de medezeggenschapsraad door het bevoegd gezag in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 2.1.10, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

ARTIKEL VIII. WIJZIGING IN VERBAND MET VOORSTEL VAN WET MEDEZEGGENSCHAP EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

A

Indien het bij koninklijke boodschap van 8 november 2007 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de medezeggenschap van personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs (medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs; Kamerstukken II 2007/08, 31 266, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt voor deze wet, wordt in de Wet educatie en beroepsonderwijs na artikel 8a.2.2 ingevoegd:

Artikel 8a.2.3. Fusie-effectrapportage

De deelnemersraad neemt voorafgaand aan de uitoefening van de adviesbevoegdheid, bedoeld in artikel 8a.2.2, vierde lid, onder a, voor zover het betreft fusie en overdracht van de instelling, kennis van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 2.1.10, derde lid.

B

Indien het bij koninklijke boodschap van 8 november 2007 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de medezeggenschap van personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs (medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs; Kamerstukken II 2007/08, 31 266, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt na deze wet, wordt in die wet artikel I, onderdeel D, na artikel 8a.2.2 ingevoegd:

Artikel 8a.2.3. Fusie-effectrapportage

De deelnemersraad neemt voorafgaand aan de uitoefening van de adviesbevoegdheid, bedoeld in artikel 8a.2.2, vierde lid, onder a, voor zover het betreft fusie en overdracht van de instelling, kennis van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 2.1.10, derde lid.

ARTIKEL IX. WIJZIGING IN VERBAND MET VOORSTEL VAN WET HOUDENDE VERSTERKING BESTURING

A

Indien het bij koninklijk boodschap van 18 december 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing; Kamerstukken I, 2008/09, 31 821, A) tot wet wordt verheven en in werking treedt voor deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

In artikel V, onderdeel E komt artikel 16.16 als volgt te luiden:

Artikel 16.16. Bestuurlijke, institutionele fusie en reikwijdte

1. De rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt, kan de instandhouding daarvan overdragen aan een andere rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt en die voldoet aan artikel 10.8, eerste lid of kan fuseren met een rechtspersoon die een andere bijzondere hogeschool in stand houdt. De overdracht van de instandhouding alsmede de fusie bedoeld in de eerste volzin wordt aangemerkt als bestuurlijke fusie.

2. Een rechtspersoon die twee of meer hogescholen in stand houdt, kan deze samenvoegen tot een hogeschool. Deze samenvoeging wordt aangemerkt als institutionele fusie.

3. De overdracht, bedoeld in het eerste lid, geschiedt bij notariële akte. Bij die akte verbindt de overdragende rechtspersoon zich tevens de rechten ten aanzien van de gebouwen, terreinen en roerende zaken over te dragen. Die akte geldt tevens als akte van levering bedoeld in boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. In de akte wordt tevens bepaald dat het lichaam waaraan of de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het personeel in gelijke betrekkingen aan de instelling aanstelt met ingang van de datum van overdracht.

4. Door overdracht met inachtneming van het eerste en derde lid treedt het verkrijgende lichaam op of de verkrijgende rechtspersoon in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger, onverminderd hetgeen verder voor de overgang daarvan naar burgerlijk recht is vereist.

5. De artikelen 16.16 tot en met 16.16c, met uitzondering van artikel 16.16, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de rechtspersonen die bijzondere universiteiten in stand houden.

B

Indien het bij koninklijk boodschap van 18 december 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing; Kamerstukken I, 2008/09, 31 821, A) tot wet wordt verheven en in werking treedt na deze wet, komt in die wet artikel I, onderdeel EW, als volgt te luiden:

Artikel 16.16 komt te luiden:

Artikel 16.16.  Bestuurlijke, institutionele fusie en reikwijdte

1. De rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt, kan de instandhouding daarvan overdragen aan een andere rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt en die voldoet aan artikel 10.8, eerste lid of kan fuseren met een rechtspersoon die een andere bijzondere hogeschool in stand houdt. De overdracht van de instandhouding alsmede de fusie bedoeld in de eerste volzin wordt aangemerkt als bestuurlijke fusie.

2. Een rechtspersoon die twee of meer hogescholen in stand houdt, kan deze samenvoegen tot een hogeschool. Deze samenvoeging wordt aangemerkt als institutionele fusie.

3. De overdracht, bedoeld in het eerste lid, geschiedt bij notariële akte. Bij die akte verbindt de overdragende rechtspersoon zich tevens de rechten ten aanzien van de gebouwen, terreinen en roerende zaken over te dragen. Die akte geldt tevens als akte van levering bedoeld in boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. In de akte wordt tevens bepaald dat het lichaam waaraan of de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het personeel in gelijke betrekkingen aan de instelling aanstelt met ingang van de datum van overdracht.

4. Door overdracht met inachtneming van het eerste en derde lid treedt het verkrijgende lichaam op of de verkrijgende rechtspersoon in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger, onverminderd hetgeen verder voor de overgang daarvan naar burgerlijk recht is vereist.

5. De artikelen 16.16 tot en met 16.16c, met uitzondering van artikel 16.16, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de rechtspersonen die bijzondere universiteiten in stand houden.

ARTIKEL X. WIJZIGING IN VERBAND MET VOORSTEL VAN WET HOUDENDE DIENSTENWET

Indien het bij koninklijk boodschap van 5 september 2008 ingediende voorstel van wet tot implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt (Dienstenwet; Kamerstukken II, 2008/09, 31 579, A) tot wet wordt verheven en in werking treedt voor deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. De artikelen 64e tot en met 64i vervallen.

2. Aan artikel 64d wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

B

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. De artikelen 66e tot en met 66i vervallen.

2. Aan artikel 66d wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

C

Artikel III, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

1. De artikelen 53i tot en met 53m vervallen.

2. Aan artikel 53h wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

D

Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel B wordt het tweede lid vervangen door:

2. De tweede volzin komt te luiden: Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

2. In onderdeel C vervallen de artikelen 2.1.13 tot en met 2.1.17 en aan artikel 2.1.12 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

E

Artikel V, onderdeel D, wordt als volgt gewijzigd:

1. De artikelen 16.16d tot en met 16.16h vervallen.

2. Aan artikel 16.16c wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

ARTIKEL XI. EVALUATIEBEPALING

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL XII. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,