Ontvangen 27 oktober 2009
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag. Op de daarin gestelde vragen ga ik hieronder graag in.
De leden van de CDA-fractie vroegen naar het verschil tussen het geschatte aantal afnemers met substantieel notanadeel en het aantal afnemers dat naar verwachting voor een tegemoetkoming in aanmerking zal komen. Het verschil wordt verklaard doordat in het voorstel is uitgegaan van de toepassing van drempelbedragen. Voorgesteld wordt om geen forfaitaire tegemoetkoming uit te keren als het notanadeel van een afnemer onder het drempelbedrag blijft. Hiermee wordt voorkomen dat er in verhouding hoge uitvoeringslasten ontstaan bij de uitbetaling van kleine bedragen aan afnemers. Voor de hoogte van deze drempelbedragen zij verwezen naar de tabel in paragraaf 5.1 van de memorie van toelichting.
De leden van de CDA-fractie vroegen naar het aantal afnemers dat gebruik zal maken van de coulanceregeling. Volgens opgave van de netbeheerders hebben in de afgelopen periode circa 15 000 afnemers verlaging van de doorlaatwaarde van hun aansluiting aangevraagd in het kader van de coulanceregeling. De netbeheerders verwachten dat dit aantal in de komende maanden nog zal oplopen tot ongeveer 19 000. Dit aantal zal naar verwachting nog toenemen als gevolg van een wijziging van Hoofdstuk 7 van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie, waarin investeringen voor verlaging van de elektriciteitsaansluiting worden gesubsidieerd voor warmtepomphouders. Deze subsidieregeling is per 1 september 2009 in werking getreden.
De leden van de CDA-fractie stelden de vraag op welke wijze de afnemers die substantieel nadeel ondervinden zijn geïnformeerd over de coulanceregeling en de mogelijke tegemoetkoming. Netbeheerders hebben de coulanceregeling op verschillende manieren onder de aandacht gebracht, waaronder door een op naam bestelde brief aan afnemers met een relatief laag elektriciteitsverbruik en een aansluiting met doorlaatwaarde van 3*35A tot maximaal 3*80A. Daarnaast hebben sommige netbeheerders de coulanceregeling bekend gemaakt op hun websites en in huis-aan-huis bladen. Tevens hebben netbeheerders extra informatie op de energienota verstrekt. Ook op www.consuwijzer.nl is informatie beschikbaar over het capaciteitstarief en de mogelijkheid om de doorlaatwaarde te verlagen. Over een mogelijke tegemoetkoming van afnemers die substantieel nadeel ondervinden als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief zijn de netbeheerders tot op heden in hun communicatie terughoudend geweest, om te voorkomen dat er mogelijk verkeerde verwachtingen worden gewekt.
De leden van de CDA-fractie vroegen een toelichting op de stelling dat slechts een deel van de verwachte jaarlijkse besparingen bij de netbeheerders wordt behaald. De besparingen als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief vallen deels bij de netbeheerders, deels bij leveranciers. Dit is te verklaren doordat de invoering van het capaciteitstarief een onderdeel vormt van een reeks nauw met elkaar verbonden maatregelen in het voorstel tot invoering van een model, dat is gericht op het vereenvoudigen van administratieve processen in de energiesector (Kamerstukken 31 374). Het gaat daarbij, naast invoering van een vast capaciteitstarief, ook om de invoering van een verplicht leveranciersmodel voor kleinverbruikers. Hierdoor zal voor alle kleinverbruikers de leverancier als primair aanspreekpunt dienen en ontvangen alle kleinverbruikers één energiefactuur voor zowel levering als netbeheer. Door het verleggen van de facturering van netbeheerders naar leveranciers is voor de administratieve klantprocessen een aanzienlijke reductie van het berichtenverkeer mogelijk en is geen afstemming meer noodzakelijk van meetgegevens tussen netbeheerders en leveranciers. De hiermee te behalen besparingen vallen deels bij netbeheerders en deels bij leveranciers.
Het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie wie nog meer profiteert van de besparingen is dat naast netbeheerders ook de leveranciers een deel van de besparing kunnen boeken. Deze besparingen vloeien vervolgens terug naar de afnemers. Bij de netbeheerders zal dit via de reguleringssystematiek gebeuren. Ingevolge de voorgestelde wijziging van artikel 41c van de Elektriciteitswet 1998 (zie artikel I, onder D) kan bij de vaststelling van de tarieven rekening worden gehouden met wijzigingen in diensten door een netbeheerder tijdens een reguleringsperiode. Bij de leveranciers zullen de besparingen door de concurrentie op de vrije markt uiteindelijk in de prijzen tot uitdrukking komen en zo de afnemers ten goede komen.
De leden van de CDA-fractie vroegen waarom een verhoging van de tarieven voor alle afnemers aan de orde is bij een jaarlijkse besparing van € 30 miljoen. De voorgestelde wijziging van artikel 41c van de Elektriciteitswet 1998 (zie artikel I, onderdeel D) maakt het mogelijk voor de NMa om gedurende een reguleringsperiode rekening te houden met wijzigingen in diensten door netbeheerders bij de vaststelling van de tarieven. Deze mogelijkheid heeft weliswaar praktisch gezien een relatie met de tegemoetkoming die op grond van dit wetsvoorstel wordt geregeld, maar staat binnen de reguleringssystematiek in wettelijk opzicht los van de verhoging van het transporttarief die nodig is om de kosten van de tegemoetkomingsregeling te dekken. Enerzijds zullen de transporttarieven tijdelijk stijgen als gevolg van de opslag op de transporttarieven ten behoeve van deze tegemoetkomingsregeling, maar anderzijds zullen de transporttarieven weer licht dalen als gevolg van kostenbesparingen bij de netbeheerders door de invoering van het capaciteitstarief. Zoals aangegeven is de stijging van de transporttarieven tijdelijk van aard. Gelet op de verwachte totale kosten van de tegemoetkomingsregeling (€ 30 + € 15 miljoen) zullen de transporttarieven voor kleinverbruikers voor 2011 landelijk gemiddeld met ongeveer € 4 stijgen en in 2012 met ongeveer de helft daarvan.
In lijn met het bovenstaande moet een ontkennend antwoord worden gegeven op de vraag van de CDA-fractie om de tegemoetkomingsregeling te dekken uit de besparing die over meerdere jaren wordt gerealiseerd. Dit hangt samen met het wettelijke reguleringskader. De hoofdregel is dat de transporttarieven zijn gebaseerd op de redelijke kosten van de wettelijke taken van een netbeheerder. Bij dit wetsvoorstel is sprake van een tijdelijke wettelijke taak van netbeheerders. Middels dit wetsvoorstel worden de kosten van deze tijdelijke wettelijke taak buiten de reguliere transporttarieven gehouden – door een opslag op de transporttarieven – en werken zo niet jarenlang door in de reguliere transporttarieven. Het is dan ook niet wenselijk om artikel I, onder C (invoeging van artikel 41ba in de Elektriciteitswet 1998) uit het wetsvoorstel te schrappen. De NMa zou dan wel de bevoegdheid krijgen om bij de vaststelling van de tarieven tijdens een lopende reguleringsperiode rekening te houden met wijzigingen in diensten door een netbeheerder, maar een netbeheerder zou de kosten van de tijdelijke wettelijke taak die hij met dit wetsvoorstel krijgt opgedragen niet direct kunnen verwerken in het voorstel voor de tarieven.
In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over het begrip «substantieel nadeel» wordt opgemerkt dat deze term als zodanig niet gedefinieerd wordt in het wetsvoorstel. Om te bepalen in hoeverre een afnemer substantieel nadeel heeft als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief, is gekeken naar de effecten van de invoering van het capaciteitstarief voor afnemers met een zwaardere aansluiting en een laag verbruik. De combinatie van doorlaatwaarde van een aansluiting en het verbruik in kilowattuur op die aansluiting bepalen of iemand nadeel heeft van de invoering van het capaciteitstarief. Dit komt ook tot uitdrukking in de tabel die is opgenomen in paragraaf 5.1 van de toelichting bij het wetsvoorstel. Daarbij wordt voorgesteld om drempelbedragen te hanteren. Op basis van gegevens van de netbeheerders is geschat dat als gevolg van deze drempelbedragen circa 30 000 kleinverbruikers geen tegemoetkoming krijgen. Daarmee wordt voorkomen dat er in verhouding hoge uitvoeringskosten ontstaan bij de uitbetaling van kleine bedragen aan afnemers. Feitelijk worden daarmee alleen de bedragen die boven de drempelwaarde uitkomen als substantieel beschouwd.
De leden van de CDA-fractie vroegen waarom aansluitingen met een doorlaatwaarde van maximaal 3*25A niet worden gecompenseerd. Daarnaast vroegen de leden van de CDA-fractie of er in deze gevallen sprake is van substantieel nadeel. Aansluitingen kleiner dan of gelijk aan 3*25A vallen buiten de werking van dit wetsvoorstel, omdat bij de invoering van het capaciteitstarief al is voorzien in een compensatieregeling voor deze aansluitingen. Deze compensatieregeling, die via de energiebelasting loopt, zorgt dat afnemers met een aansluiting kleiner dan of gelijk aan 3*25A – ongeacht hun verbruik – landelijk gemiddeld er niet op achteruit gaan. Alleen aansluitingen met deze doorlaatwaarde zonder verblijfsfunctie (waaronder gezamenlijke aansluitingen in wooncomplexen) kunnen dit jaar nog niet worden gecompenseerd via de energiebelasting. Om deze aansluitingen vanaf 1 januari 2010 wel te kunnen compenseren, dient de Wet belastingen op milieugrondslag te worden aangepast. Een voorstel hiertoe is opgenomen in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 32 129). Er zijn daarmee geen verdere maatregelen nodig voor aansluitingen met een maximale doorlaatwaarde van 3*25A, omdat deze aansluitingen reeds zijn of nog zullen worden gecompenseerd.
De leden van de CDA-fractie vroegen of het juist is dat voor een 1*25A aansluiting hetzelfde tarief moet worden betaald als voor een 3*25A aansluiting. Verder stelden zij de vraag waarom er niet is gekozen voor aparte tarieven gebaseerd op de werkelijke kosten. Het is juist dat voor een aansluiting met doorlaatwaarde van 1*25A hetzelfde tarief moet worden betaald als voor een aansluiting met een doorlaatwaarde van 3*25A. Omwille van de eenvoud is ervoor gekozen om slechts een beperkt aantal categorieën te hanteren bij het capaciteitstarief. Bij huishoudens komen namelijk aansluitingen met allerlei verschillende doorlaatwaardes voor, waaronder 3*10A, 3*16A, 3*25A, 1*25A, 1*50A, 1*63A en 1*80A. Dit heeft te maken met heersende ideeën ten tijde van de oplevering van de woning en het aansluitbeleid van de (vroegere) plaatselijke energiebedrijven. Al deze aansluitingen vallen nu onder de categorie aansluitingen met een doorlaatwaarde tot en met 3*25A. Ook alle één fase kleinverbruikersaansluitingen, dat wil zeggen alle aansluitingen tot 1*80A (behalve 1*6A geschakeld, waartoe onder meer lantaarnpalen en abri’s behoren), vallen in deze categorie. Voor een normaal huishouden maakt de doorlaatwaarde van de aansluiting vaak niet uit en het energieverbruik zal meestal ook niet veel afwijken. Omdat de doorlaatwaarde van een aansluiting van een woning meestal geen keuze is van de bewoner is het niet redelijk om voor al deze verschillende typen aansluitingen bij huishoudens een ander tarief te hanteren. Het is bovendien administratief ingewikkelder (meer categorieën) en huishoudens zouden dan ook niet meer volledig kunnen worden gecompenseerd via de energiebelasting. Juist omdat het leeuwendeel van de huishoudens een aansluiting met een maximale doorlaatwaarde van 3*25A heeft, konden bijna alle huishoudens worden gecompenseerd via de energiebelasting. Door twee (t/m 1*25A en t/m 3*25A) of meer verschillende capaciteitsafhankelijke transporttarieven te hanteren, is het niet meer mogelijk om de tariefseffecten van de invoering van het capaciteitstarief – landelijk gemiddeld – volledig te compenseren via de energiebelasting. De energiebelasting is namelijk gekoppeld aan het verbruik en niet aan de doorlaatwaarde van de aansluiting. Huishoudens (afnemers met een verbruik tot 10 000 kWh per jaar) betalen een bepaald bedrag per kWh belasting en krijgen allemaal dezelfde belastingvermindering. Ter compensatie van de invoering van het capaciteitstarief is het kWh afhankelijke tarief van de energiebelasting verhoogd met het gemiddelde kWh afhankelijke transporttarief in Nederland (dat weg valt als gevolg van het capaciteitstarief) en is de belastingvermindering voor de energiebelasting verhoogd met het gemiddelde capaciteitstarief in Nederland (€ 119,62). Door deze compensatie via de energiebelasting heeft de invoering van het capaciteitstarief voor vrijwel alle huishoudens – landelijk gemiddeld – geen bestedingseffect.
De leden van de PvdA-fractie vroegen of het wetsvoorstel de kosten van de tegemoetkoming neerlegt bij kleinverbruikers en waarom hiervoor wordt gekozen. Ook stelden de leden van de PvdA-fractie de vraag waarom grootverbruikers niet meebetalen aan de kosten van de tegemoetkomingsregeling. Het is juist dat de kosten voor de tegemoetkoming leiden tot een tijdelijke verhoging van het transporttarief voor kleinverbruikers, de categorie waarvoor het capaciteitstarief is ingevoerd. Voorgesteld wordt om de kosten van de tegemoetkoming uitsluitend bij deze categorie afnemers in rekening te brengen, omdat de invoering van het capaciteitstarief ook alleen effect heeft voor kleinverbruikers. Voor grootverbruikers bestaat immers al langer een tariefsystematiek die voor een belangrijk deel is gebaseerd op de doorlaatwaarde van de aansluiting. Overigens zal de invoering van het capaciteitstarief, zoals ook in antwoord op eerdere vragen is aangegeven, leiden tot lagere kosten voor netbeheerders. Deze lagere kosten van netbeheerders zullen via de regulering van de transporttarieven ten goede komen aan kleinverbruikers.
De leden van de PvdA-fractie vroegen waarom de kosten van de tegemoetkomingsregeling hoog zijn in vergelijking met de besparing die voortvloeit uit de invoering van het capaciteitstarief. De kosten van de tegemoetkomingsregeling worden in totaal geschat op € 45 miljoen (€ 30 + € 15 miljoen). Daarbij is uitgegaan van maximaal 170 000 afnemers die in aanmerking komen voor de tegemoetkoming. De daadwerkelijke kosten zullen afhankelijk zijn van het aantal afnemers dat de doorlaatwaarde van de aansluiting laat verlagen. Hoe meer afnemers dit zullen laten doen, des te lager zullen de kosten van de regeling zijn. Bij het uitwerken van de tegemoetkomingsregeling is ook expliciet gekeken naar de verwachte besparingen binnen de energiesector als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief. Deze besparingen zijn geprognosticeerd op – structureel – € 30 miljoen per jaar. De kosten van de tegemoetkomingsregeling zijn daarmee in verhouding met de besparingen als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief.
De leden van de PvdA-fractie vroegen welk gedeelte van de 170 000 klanten die er substantieel op achteruit gaan betrekking heeft op de in de brief van 11 maart genoemde bezitters van warmtepompen. In de brief is aangegeven dat er in Nederland ongeveer 12 000 huishoudens met een warmtepomp voor ruimteverwarming zijn. Bijna al deze huishoudens hebben een aansluiting met een doorlaatwaarde van 3*35A en zouden er zonder aanvullende maatregelen ongeveer € 400 exclusief btw per jaar op achteruit gaan. Een klein deel van deze bezitters van een warmtepomp (ongeveer 1 200) heeft een dusdanig laag elektrisch vermogen (tot 6 KW elektrisch) dat zij zonder aanpassingen van hun installatie de doorlaatwaarde van hun aansluiting kunnen laten verlagen. Het grootste deel van de bezitters van een warmtepomp kan na aanpassingen aan hun warmtepomp of hun elektrische installatie de doorlaatwaarde van hun aansluiting laten verlagen. Het gaat om warmtepompen met een totaal vermogen tussen de 6 en 10 kW elektrisch. Dit zijn ongeveer 9 600 warmtepompen. Zoals aangekondigd, is hiervoor een subsidieregeling (hoofdstuk 7 van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie) vastgesteld. Na aanpassing van de warmtepomp of de installatie kan de doorlaatwaarde worden verlaagd naar 3*25A en ondervinden ook deze afnemers geen nadeel van de invoering van het capaciteitstarief. Ten slotte zijn er nog ongeveer 1 200 afnemers met een zware warmtepomp (groter dan 10 kW elektrisch). Een deel van deze afnemers zal na aanpassing van de warmtepomp of de elektrische installatie de doorlaatwaarde van hun aansluiting kunnen verlagen naar 3*25A. Ook zij kunnen hiervoor gebruik maken van de voornoemde subsidieregeling. Voor een deel van deze bezitters van een zware warmtepomp zal het niet mogelijk zijn om het piekverbruik van de warmtepomp voldoende te verlagen. Gelet op de belasting van het netwerk is het dan redelijk dat deze afnemers een hoger transporttarief betalen. Deze afnemers komen dan wel in aanmerking voor de tijdelijke tegemoetkoming die bij dit wetsvoorstel is voorzien. Naar verwachting zal dus slechts een klein deel van de bezitters van een warmtepomp gebruik hoeven te maken van deze tegemoetkomingsregeling.
De leden van de PvdA-fractie vroegen of er een verdere onderverdeling is te maken binnen de categorie afnemers die er substantieel op achteruit gaan. Dit is niet mogelijk, omdat de toepassing van de aansluiting niet wordt geregistreerd. Het energiebedrijf registreert de doorlaatwaarde van de aansluiting en het energieverbruik op de aansluiting. Op grond hiervan kan worden berekend of een afnemer er als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief substantieel op achteruit gaat. Daarnaast houdt het energiebedrijf, ten behoeve van de uitvoering van de energiebelasting, bij of er wel of geen verblijfsfunctie is op de aansluiting. Het energiebedrijf registreert echter niet welk type bedrijf, welk beroep of welke hobby er op het adres van de aansluiting wordt uitgeoefend. Het energiebedrijf weet ook niet of er een lift is op de aansluiting of niet.
De leden van de PvdA-fractie vroegen of de gegevens over het jaarverbruik, die nodig zijn voor de uitvoering van deze regeling, bij de netbeheerders aanwezig zijn. Het betreft hier het zogenaamde standaardjaarverbruik. Deze gegevens heeft de netbeheerder inderdaad voorhanden.
De leden van de PvdA-fractie stelden de vraag of het niet curieus is dat netbeheerders nog één laatste maal gebruik moeten maken van de verbruiksgegevens, terwijl het doel van het capaciteitstarief is dat dit niet meer nodig is. Het capaciteitstarief is één van de maatregelen in het voorstel tot invoering van een model, dat is gericht op het vereenvoudigen van administratieve processen in de energiesector (Kamerstukken 31 374). Dat wetsvoorstel is nog in parlementaire behandeling. Voor de uitvoering van de met dit wetsvoorstel beoogde wettelijke taak kunnen de netbeheerders derhalve over deze gegevens beschikken. Overigens blijven de verbruiksgegevens ook ingevolge het hiervoor genoemde wetsvoorstel beschikbaar voor netbeheerders, maar de netbeheerder heeft deze dan niet meer nodig voor klantkritische processen zoals de facturering.
De leden van de PvdA-fractie vroegen hoeveel de NMa de transporttarieven kan verlagen, omdat de netbeheerders geen kosten meer maken voor facturering en inning van de tarieven. De besparingen als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief vallen deels bij de netbeheerders, deels bij leveranciers. Bij de netbeheerders zullen de besparingen via de reguleringssystematiek terugvloeien naar afnemers. In dit wetsvoorstel is voorzien in de mogelijkheid om al tijdens een lopende reguleringsperiode rekening te houden met wijzigingen in diensten door een netbeheerder als gevolg van onder meer de invoering van het capaciteitstarief. Bij de leveranciers zullen de besparingen door de concurrentie op de vrije markt uiteindelijk in de prijzen tot uitdrukking komen. Op dit moment is het nog niet duidelijk welk deel van de verwachte besparingen van de invoering van het capaciteitstarief aan de kant van de netbeheerders zal worden behaald.
De leden van de SP-fractie stelden de vraag of het onderscheid in compensatie tussen aansluitingen met en aansluitingen zonder verblijfsfunctie in de energiebelasting zal worden weggenomen. Zonder compenserende maatregelen zou de invoering van het capaciteitstarief leiden tot negatieve financiële effecten bij huishoudens met een laag elektriciteitsverbruik en nadelig kunnen zijn voor de energiebesparingsprikkel. Om deze nadelige effecten te ondervangen is per 1 januari 2009 een compensatieregeling via de energiebelasting ingevoerd. Onderdeel van die regeling was het verhogen van de belastingvermindering met een bedrag dat gelijk is aan het gewogen landelijke gemiddelde van het capaciteitstarief voor aansluitingen met een doorlaatwaarde van maximaal 3*25 A, namelijk € 119,62. Aansluitingen zonder verblijfsfunctie (waaronder gemeenschappelijke aansluitingen van flats en appartementen voor hallen, gangen, trappenhuizen, liften en garages) komen echter niet in aanmerking voor de belastingvermindering in de energiebelasting en daardoor ook niet voor de genoemde verhoging. Om dergelijke aansluitingen alsnog te compenseren is voorgesteld om voor aansluitingen zonder verblijfsfunctie, niet zijnde een aansluiting met een doorlaatwaarde tot en met 1*6A op het geschakeld net, een afzonderlijke belastingvermindering ter hoogte van € 119,62 per jaar te introduceren in de energiebelasting. De hiervoor benodigde aanpassing van de Wet belastingen op milieugrondslag is opgenomen in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 32 129).
De leden van de ChristenUnie-fractie vroegen om een nadere onderbouwing van het voorstel om de tegemoetkoming alleen toe te kennen aan kleinverbruikers met een doorlaatwaarde tussen 3*25A en 3*80A. Hieraan ligt ten grondslag dat afnemers met een aansluiting met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3*25A geen substantieel nadeel ondervinden, omdat bij de invoering van het capaciteitstarief via de energiebelasting al is voorzien in een compensatieregeling voor deze aansluitingen. Afnemers met een aansluiting met een doorlaatwaarde boven de 3*80A worden tot de grootverbruikers gerekend. Zij worden niet geraakt door de invoering van het capaciteitstarief en vallen daarom buiten deze regeling die bedoeld is voor kleinverbruikers.
De leden van de ChristenUnie-fractie stelden de vraag waarom aansluitingen onder 3*25A geen nadeel ondervinden. Aansluitingen met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3*25A ondervinden geen substantieel nadeel, omdat bij de invoering van het capaciteitstarief al is voorzien in een compensatieregeling voor deze aansluitingen. Kortheidshalve wordt verder verwezen naar het antwoord op de vraag over aansluitingen met een doorlaatwaarde van 3*25A van de leden van de CDA-fractie.
De leden van de ChristenUnie-fractie stelden de vraag of de ratio van de tijdelijke regeling het verlagen van de doorlaatwaarde is. De tegemoetkomingsregeling geeft afnemers met een aansluiting met een relatief grote doorlaatwaarde en een laag verbruik de gelegenheid om na te gaan of zij deze zwaardere aansluiting nodig hebben en of zij hun piekverbruik naar beneden kunnen brengen. Alleen dan kunnen de transportkosten structureel worden verlaagd. Het doel van de regeling is om afnemers die substantieel meer moeten betalen als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief tijdelijk tegemoet te komen. De regeling kan dan ook beschouwd worden als een overgangsregeling.
De leden van de ChristenUnie-fractie vroegen of het voor iedereen mogelijk is om tijdens de looptijd van de tegemoetkomingsregeling aanpassingen aan de installatie te doen. Of dit voor een afnemer mogelijk is, is afhankelijk van de mogelijkheid om zijn piekverbruik te verlagen. Een deel van de afnemers heeft gelet op de benodigde piekbelasting een zwaardere aansluiting nodig. Soms kan het piekverbruik worden verlaagd door een apparaat met een hoog piekverbruik weg te doen of dit te vervangen door een apparaat met een lager piekverbruik. Soms zijn er ook technische oplossingen in de elektrische installatie van de afnemer mogelijk, bijvoorbeeld een piekregelingsysteem. Een deel van de afnemers heeft nu al een aansluiting waarvan de doorlaatwaarde hoger dan nodig is gelet op het verbruik. De tegemoetkomingsregeling geeft deze afnemers de tijd om samen met een installateur na te gaan wat de mogelijkheden zijn om het piekverbruik structureel te verlagen, zodat kan worden volstaan met een lagere doorlaatwaarde van de aansluiting. Deze afnemers kunnen de doorlaatwaarde van hun aansluiting tegen een gereduceerd tarief van € 50 exclusief btw laten verlagen. Afnemers kunnen hiertoe een verzoek doen bij de netbeheerder uiterlijk drie maanden na ontvangst van de eerste afrekening gebaseerd op het capaciteitstarief.
De leden van de ChristenUnie-fractie vroegen naar de gevolgen voor appartementen zonder gasaansluiting na afloop van de tijdelijke tegemoetkomingsregeling. Appartementen die volledig elektrisch worden verwarmd, komen bijna niet voor. Een appartementencomplex dat volledig elektrisch verwarmd wordt, heeft een elektrische aansluiting met een hogere doorlaatwaarde nodig, waarvoor als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief meer moet worden betaald. De afnemers van deze aansluitingen kunnen gebruik maken van de tegemoetkomingsregeling. Als de tijdelijke tegemoetkoming is beëindigd, zal het gewone capaciteitstarief verschuldigd zijn. Dit sluit aan bij de ratio van het capaciteitstarief dat de belasting van het net, en dus niet het gebruik, hoofdzakelijk van invloed is op de kosten.