Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet op de accijns aan te passen ter uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 (PbEU L 9);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 1, tweede lid, wordt «ter zake van de uitslag en van de invoer» vervangen door: ter zake van de uitslag tot verbruik.
B. Artikel 1a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder:
a. accijnsgoed: een goed als bedoeld in artikel 1;
b. accijnsgoederenplaats: iedere plaats in Nederland waar op grond van de bepalingen van deze wet accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogen worden vervaardigd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden ontvangen en mogen worden verzonden;
c. accijnsschorsingsregeling: belastingregeling die geldt voor het onder schorsing van accijns produceren, verwerken, voorhanden hebben en overbrengen van niet onder een douaneschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen;
d. belastingentrepot: iedere plaats op het grondgebied van de Gemeenschap buiten Nederland waar op grond van de wettelijke bepalingen van de lidstaat waar de plaats zich bevindt, accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogen worden vervaardigd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden ontvangen en mogen worden verzonden;
e. derde land: elke staat of elk grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap niet van toepassing is;
f. derdelandsgebieden: de gebieden die in artikel 5, tweede en derde lid, van Richtlijn nr. 2008/118/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 (PbEU L 9) worden genoemd;
g. douaneschorsingsregeling: iedere in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) vastgestelde bijzondere procedure inzake douanetoezicht ter zake van niet-communautaire goederen die het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, tijdelijke opslag, vrije zones of vrije entrepots, en iedere in artikel 84, eerste lid, onderdeel a, van die verordening bedoelde regeling;
h. elektronisch administratief document: een document dat op grond van de bepalingen van deze wet dan wel op grond van de wettelijke bepalingen van een andere lidstaat moet worden opgesteld ten behoeve van het onder een accijnsschorsingsregeling overbrengen van accijnsgoederen;
i. Gemeenschap en grondgebied van de Gemeenschap: het geheel van de grondgebieden van de lidstaten in de zin van onderdeel n;
j. geregistreerde afzender: een natuurlijke of rechtspersoon die op grond van een ingevolge deze wet afgegeven vergunning dan wel ingevolge de wettelijke bepalingen van een andere lidstaat van invoer alleen toestemming heeft gekregen om, onder de door de inspecteur onderscheidenlijk de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat vastgestelde voorwaarden, bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling te verzenden wanneer zij overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) in het vrije verkeer worden gebracht;
k. geregistreerde geadresseerde: een natuurlijke of rechtspersoon die op grond van een ingevolge deze wet dan wel een ingevolge de wettelijke bepalingen van een andere lidstaat afgegeven vergunning gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen in ontvangst te nemen die vanuit een andere lidstaat onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht;
l. GN-code: de code als bedoeld in verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256), zoals deze luidt op 19 oktober 1992 onderscheidenlijk, indien het minerale oliën betreft, op 1 januari 2002;
m. invoer van accijnsgoederen: het in Nederland binnenbrengen van accijnsgoederen die bij hun binnenkomst in Nederland niet onder een douaneschorsingsregeling worden geplaatst, alsmede het in Nederland vrijgeven van onder een douaneschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen;
n. lidstaat en grondgebied van een lidstaat: het grondgebied van iedere lidstaat van de Gemeenschap waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap overeenkomstig artikel 299 van dat verdrag van toepassing is, met uitzondering van derdelandsgebieden;
o. ondernemer: een ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968;
p. plaats van invoer: de plaats waar de goederen zich bevinden wanneer zij overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) in het vrije verkeer worden gebracht;
q. plaats van rechtstreekse aflevering: een plaats die op grond van een ingevolge deze wet afgegeven vergunning door de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of door de geregistreerde geadresseerde is aangewezen als plaats waarnaar accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling mogen worden overgebracht;
r. plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten: het douanekantoor van uitgang, bedoeld in artikel 793, tweede lid, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 juli 1993, houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 253) of het kantoor waar de douaneformaliteiten worden vervuld die van toepassing zijn op de uitgang van accijnsgoederen uit de Gemeenschap naar een in artikel 5, tweede lid, van Richtlijn nr. 2008/118/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 (PbEU L 9) bedoeld gebied;
s. vervaardigen van een accijnsgoed: elk handelen waarbij of waardoor een accijnsgoed ontstaat of de samenstelling van een accijnsgoed wordt gewijzigd.
2. In het tweede lid wordt «71, eerste lid» vervangen door «71d, eerste lid». Voorts wordt «in overeenstemming met artikel 2, lid vijf, van die richtlijn zijn aangepast» vervangen door «in overeenstemming met artikel 2, vijfde lid, van die richtlijn zijn aangepast». Ten slotte wordt «datum in het eerste lid, onderdeel q» vervangen door: datum in het eerste lid, onderdeel l.
C. Artikel 2 komt te luiden:
1. In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder uitslag tot verbruik:
a. het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken, daaronder begrepen het onregelmatig onttrekken, van accijnsgoederen;
b. het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving;
c. de productie, met inbegrip van onregelmatige productie, van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling;
d. de invoer, met inbegrip van onregelmatige invoer, van accijnsgoederen die niet onmiddellijk bij invoer onder een accijnsschorsingsregeling worden geplaatst.
2. Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het verbruik, anders dan als grondstof, van een accijnsgoed binnen een plaats die voor dat soort accijnsgoed als accijnsgoederenplaats is aangewezen.
3. Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het verbruik, anders dan als grondstof, in Nederland van een accijnsgoed dat onder een douaneschorsingsregeling is geplaatst.
4. Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het in strijd met wettelijke bepalingen voorhanden hebben of gebruiken van minerale oliën waaraan herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid, zijn toegevoegd.
5. De algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van onder een accijnsschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen door een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt, dan wel door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, of ingevolge instructies van de inspecteur dan wel van de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat, wordt niet aangemerkt als uitslag tot verbruik. Voor de toepassing van deze bepaling worden goederen geacht totaal vernietigd of onherstelbaar verloren te zijn wanneer zij als accijnsgoed onbruikbaar zijn geworden.
6. De algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van de accijnsgoederen in kwestie wordt aangetoond ten genoegen van de inspecteur dan wel, indien van toepassing, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies zich heeft voorgedaan of, indien niet is vast te stellen waar het verlies zich heeft voorgedaan, van de lidstaat waar het verlies is geconstateerd.
7. Het vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot accijnsgoederen die onder een douaneschorsingsregeling zijn geplaatst.
8. Als uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, verbruik van minerale oliën als brandstof voor het vervaardigen van minerale oliën in een accijnsgoederenplaats.
9. Als uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het vervaardigen en het voorhanden hebben van een accijnsgoed, bedoeld in artikel 5, tweede en derde lid.
10. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
D. Artikel 2a komt te luiden:
1. Als uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, brengen van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar:
a. een andere accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen;
b. een belastingentrepot;
c. een in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde geadresseerde;
d. een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten;
e. een in een andere lidstaat gevestigde geadresseerde als bedoeld in artikel 69.
2. Als uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, brengen van een accijnsgoed vanuit een belastingentrepot of door een in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde afzender naar:
a. een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen;
b. een in Nederland gevestigde geregistreerde geadresseerde;
c. een in Nederland gevestigde geadresseerde als bedoeld in artikel 69.
3. Als uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, door een in Nederland gevestigde geregistreerde afzender brengen van een accijnsgoed van de plaats van invoer naar:
a. een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen;
b. een belastingentrepot;
c. een in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde geadresseerde;
d. een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten;
e. een in een andere lidstaat gevestigde geadresseerde als bedoeld in artikel 69.
4. De voorwaarden, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, hebben betrekking op formaliteiten waaraan bij de overbrenging van accijnsgoederen moet worden voldaan.
5. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, tweede lid, onderdelen a en b, en derde lid, onderdeel a, kan, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, worden toegestaan dat de accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht naar een plaats van rechtstreekse aflevering in Nederland.
6. Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden, voor minerale oliën waarvoor in artikel 27 geen tarief is vermeld, ontheffing worden verleend van de formaliteiten, bedoeld in het vierde lid.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
E. Artikel 2b komt te luiden:
1. De overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling vangt aan, in de in artikel 2a, eerste en tweede lid, bedoelde gevallen, wanneer de accijnsgoederen de accijnsgoederenplaats onderscheidenlijk het belastingentrepot van verzending verlaten en, in de in artikel 2a, derde lid, bedoelde gevallen, wanneer zij overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) in het vrije verkeer worden gebracht.
2. De overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling eindigt, in de in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a, b, c en e, tweede lid, en derde lid, onderdelen a, b, c en e, bedoelde gevallen, op het tijdstip waarop de geadresseerde de accijnsgoederen in ontvangst heeft genomen, en, in de in artikel 2a, eerste lid, onderdeel d, en derde lid, onderdeel d, bedoelde gevallen, op het tijdstip waarop de goederen het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten.
F. Artikel 2c komt te luiden:
1. Indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in Nederland een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden die resulteerde in uitslag tot verbruik van deze goederen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, vindt de uitslag tot verbruik plaats in Nederland.
2. Indien in Nederland wordt geconstateerd dat zich tijdens een overbrenging van accijnsgoederen als bedoeld in het eerste lid een onregelmatigheid heeft voorgedaan die resulteerde in uitslag tot verbruik van deze goederen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, en er niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond, wordt deze geacht te hebben plaatsgevonden in Nederland op het tijdstip waarop de onregelmatigheid werd geconstateerd.
3. Indien vanuit Nederland onder een accijnsschorsingsregeling overgebrachte accijnsgoederen niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen en er tijdens de overbrenging geen onregelmatigheid is geconstateerd die resulteerde in uitslag tot verbruik van de accijnsgoederen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt de onregelmatigheid geacht te hebben plaatsgevonden in Nederland op het tijdstip van aanvang van de overbrenging, tenzij binnen een termijn van vier maanden na de aanvang van de overbrenging als bedoeld in artikel 2b, eerste lid, ten genoegen van de inspecteur wordt aangetoond dat de overbrenging is geëindigd overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, of dat is vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond.
4. Indien de persoon die de in artikel 56 bedoelde zekerheid heeft gesteld, niet op de hoogte was of mogelijk niet op de hoogte was van het feit dat de goederen niet ter bestemming zijn aangekomen, wordt hem een termijn van een maand, te rekenen vanaf het tijdstip van de verstrekking van die informatie door de inspecteur, gegund om het eindigen van de overbrenging overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, of de plaats waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, aan te tonen.
5. Indien in de in het tweede en derde lid bedoelde situaties binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum waarop de overbrenging overeenkomstig artikel 2b, eerste lid, is aangevangen, wordt vastgesteld dat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in een andere lidstaat, is de accijns in die lidstaat verschuldigd.
6. Indien de accijns in een andere lidstaat verschuldigd is geworden op grond van het feit dat de onregelmatigheid werd geacht te hebben plaatsgevonden in die lidstaat en binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum waarop de overbrenging overeenkomstig artikel 2b, eerste lid, is aangevangen, wordt vastgesteld dat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in Nederland, is het eerste lid van toepassing.
7. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder onregelmatigheid verstaan, een andere dan de in artikel 2, vijfde lid, bedoelde situatie die zich tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling voordoet en als gevolg waarvan een overbrenging of een onderdeel van een overbrenging van accijnsgoederen niet overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, is geëindigd.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
G. Artikel 2d komt te luiden:
1. Ter zake van door particulieren voor eigen behoeften verkregen en door henzelf vanuit een andere lidstaat naar Nederland vervoerde accijnsgoederen wordt geen accijns verschuldigd.
2. Indien de hoeveelheid accijnsgoederen een bij ministeriële regeling vastgestelde hoeveelheid overschrijdt, worden de goederen geacht anders dan voor eigen behoeften voorhanden te worden gehouden, tenzij het tegendeel wordt aangetoond.
3. Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het door de particulier, bedoeld in het eerste lid, voorhanden hebben van voor eigen behoeften verkregen accijnsgoederen, die hij heeft laten vervoeren vanuit een andere lidstaat naar Nederland.
4. Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt de verkrijging door particulieren van minerale oliën die in een andere lidstaat reeds tot verbruik zijn uitgeslagen, indien deze producten op een atypische wijze worden vervoerd door particulieren of voor hun rekening.
5. Voor de toepassing van het vierde lid wordt onder atypisch vervoer verstaan het vervoer van brandstof anders dan in de tank van voertuigen of in een passend reserveblik, alsmede het vervoer van vloeibare verwarmingsproducten anders dan in tankwagens die voor rekening van bedrijven worden gebruikt.
H. Artikel 2e komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 2f wordt als uitslag tot verbruik mede aangemerkt het in Nederland, om aldaar te worden geleverd of gebruikt, voor commerciële doeleinden voorhanden hebben van accijnsgoederen die in een andere lidstaat reeds tot verbruik zijn uitgeslagen.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder voor commerciële doeleinden voorhanden hebben verstaan het voorhanden hebben van accijnsgoederen door anderen dan particulieren of het voorhanden hebben door een particulier anders dan voor eigen behoeften van door hem vervoerde accijnsgoederen als bedoeld in artikel 2d, tweede lid.
3. Het eerste lid vindt geen toepassing tijdens de overbrenging van de accijnsgoederen, bedoeld in het eerste lid, van een andere lidstaat naar Nederland, indien die overbrenging geschiedt overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden, ter verzekering van de heffing, regels gesteld met betrekking tot de verplichtingen waaraan degene die de accijnsgoederen voor commerciële doeleinden voorhanden heeft, moet voldoen.
5. Accijnsgoederen die aan boord van een schip of een vliegtuig dat een verbinding tussen een andere lidstaat en Nederland verzorgt, voorhanden worden gehouden maar die niet beschikbaar zijn voor de verkoop wanneer dit schip of vliegtuig zich op het grondgebied van Nederland bevindt, worden niet geacht in Nederland voor commerciële doeleinden voorhanden te worden gehouden.
6. In afwijking van het eerste lid wordt niet als uitslag tot verbruik aangemerkt het voorhanden hebben van minerale oliën die in een andere lidstaat zijn uitgeslagen tot verbruik, in de normale reservoirs van bedrijfsmotorrijtuigen en die bestemd zijn als brandstof voor deze motorrijtuigen of in de normale reservoirs van containers voor speciale doeleinden en die bestemd zijn voor de werking tijdens het vervoer van specifieke systemen die tot de uitrusting van deze containers behoren.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
I. Artikel 2f komt te luiden:
1. Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het kopen door een in Nederland gevestigde persoon, niet zijnde een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats, een geregistreerde geadresseerde of een zelfstandig bedrijf, van in een andere lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen, die door de in een andere lidstaat gevestigde verkoper of voor diens rekening direct of indirect naar Nederland worden verzonden of vervoerd.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
J. De artikelen 2g en 2h vervallen.
K. Artikel 3 komt te luiden:
1. Indien in de situaties als bedoeld in de artikelen 2e en 2f, de accijnsgoederen tijdens het vervoer in Nederland of in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de accijnsgoederen tot verbruik zijn uitgeslagen, algeheel vernietigd of onherstelbaar verloren gegaan zijn door een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt, dan wel door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, of ingevolge instructies van de inspecteur dan wel, indien van toepassing, de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat, is geen sprake van uitslag tot verbruik als bedoeld in de artikelen 2e en 2f.
2. Voor de toepassing van dit artikel worden goederen geacht totaal vernietigd of onherstelbaar verloren te zijn wanneer zij als accijnsgoed onbruikbaar zijn geworden.
3. De algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van de accijnsgoederen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond ten genoegen van de inspecteur dan wel, indien van toepassing, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies zich heeft voorgedaan of, indien niet is vast te stellen waar het verlies zich heeft voorgedaan, van de lidstaat waar het verlies is geconstateerd.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
L. Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 2e of 2f, in Nederland een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, is artikel 2e, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 2f, eerste lid, van toepassing.
2. Indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 2e of 2f, in Nederland een onregelmatigheid is geconstateerd, en er niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond, wordt deze geacht te hebben plaatsgevonden in Nederland.
3. Indien in de in het tweede lid bedoelde situatie binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum waarop de accijnsgoederen zijn verkregen, wordt vastgesteld dat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in een andere lidstaat, is de accijns in die lidstaat verschuldigd.
4. Indien de accijns in een andere lidstaat verschuldigd is geworden op grond van het feit dat de onregelmatigheid werd geacht te hebben plaatsgevonden in die lidstaat en binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum waarop de accijnsgoederen zijn verkregen, wordt vastgesteld dat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in Nederland, is het eerste lid van toepassing.
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder onregelmatigheid verstaan een niet onder artikel 3 vallende situatie die zich tijdens een overbrenging van accijnsgoederen als bedoeld in het eerste lid voordoet en als gevolg waarvan een overbrenging of een onderdeel van een overbrenging van accijnsgoederen niet op regelmatige wijze is geëindigd.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
M. Het opschrift van Hoofdstuk III komt te luiden:
HOOFDSTUK III. UITSLAG TOT VERBRUIK
N. Het opschrift van afdeling 2a van Hoofdstuk III komt te luiden:
AFDELING 2A. GEREGISTREERDE GEADRESSEERDE EN GEREGISTREERDE AFZENDER
O. Artikel 50a komt te luiden:
1. Een onderneming wordt alleen als geregistreerde geadresseerde aangemerkt indien daartoe een vergunning is verstrekt door de inspecteur.
2. Een vergunning als geregistreerde geadresseerde wordt met betrekking tot tabaksproducten uitsluitend verleend, indien deze producten in een andere lidstaat van Nederlandse accijnszegels zijn voorzien.
3. Voor een geregistreerde geadresseerde die slechts incidenteel accijnsgoederen ontvangt, wordt de vergunning, bedoeld in het eerste lid, verleend voor een welomschreven hoeveelheid accijnsgoederen, één afzender en een welomschreven tijdvak. De inspecteur kan de vergunning beperken tot één overbrenging.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
P. In artikel 50b, eerste lid, wordt «een geregistreerd bedrijf of een niet-geregistreerd bedrijf» vervangen door: een geregistreerde geadresseerde.
Q. Artikel 50c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «vergunning voor een geregistreerd bedrijf of voor een niet-geregistreerd bedrijf» vervangen door: vergunning als geregistreerde geadresseerde.
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «door het geregistreerde bedrijf of door het niet-geregistreerde bedrijf per jaar uit een andere lid-staat» vervangen door: door de geregistreerde geadresseerde per jaar uit een andere lidstaat.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
R. Artikel 50d komt te luiden:
1. Een onderneming wordt alleen als geregistreerde afzender aangemerkt indien daartoe een vergunning is verstrekt door de inspecteur.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering van de heffing, regels worden gesteld waaraan een geregistreerde afzender moet voldoen ten aanzien van:
a. de administratie; en
b. het stelsel van toezicht.
3. Degene die een vergunning voor een geregistreerde afzender wil verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.
4. In het verzoek worden gegevens verstrekt met betrekking tot:
a. de soort of de soorten accijnsgoederen waarvoor de vergunning is bestemd;
b. de hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar soort, die naar verwachting door de geregistreerde afzender per jaar zal worden verzonden;
c. de persoon op wiens naam de vergunning moet worden gesteld; en
d. de administratie van de desbetreffende accijnsgoederen.
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
S. Artikel 50f wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen moet de verkoper, bedoeld in artikel 2f, eerste lid, een fiscaal vertegenwoordiger in Nederland aanstellen, die niet de geadresseerde van de accijnsgoederen is.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De fiscaal vertegenwoordiger moet in het bezit zijn van een vergunning van de inspecteur.
3. Het zevende lid komt te luiden:
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
T. Artikel 51 komt te luiden:
1. De accijns wordt geheven van:
a. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel a:
1°. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats, de geregistreerde geadresseerde of enig andere persoon die de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling onttrekt of voor wiens rekening de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling worden onttrokken of, in geval van onregelmatige onttrekking aan de accijnsgoederenplaats, enig andere persoon die bij die onttrekking betrokken is geweest;
2°. in geval van een onregelmatigheid tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in de zin van artikel 2c, eerste, tweede en derde lid: de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats, de vergunninghouder van het belastingentrepot, de geregistreerde afzender, de vervoerder of de eigenaar van de accijnsgoederen, bedoeld in artikel 56, derde lid, of enig andere persoon die ingevolge de wettelijke bepalingen van een andere lidstaat zekerheid heeft gesteld en alle personen die bij de onregelmatige onttrekking betrokken zijn geweest terwijl zij wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige wijze geschiedde;
b. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel b: de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft of enig andere persoon die bij het voorhanden hebben ervan betrokken is;
c. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel c: de persoon die de accijnsgoederen produceert of, in geval van onregelmatige productie, enig andere persoon die bij de productie ervan betrokken is geweest;
d. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel d: de persoon die de accijnsgoederen bij invoer aangeeft of voor wiens rekening de goederen bij invoer worden aangegeven of, in geval van onregelmatige invoer, enig andere persoon die bij de invoer betrokken is geweest;
e. bij toepassing van artikel 2, vierde lid: de persoon die de minerale oliën voorhanden heeft of gebruikt;
f. bij toepassing van artikel 2d, derde lid: de particulier, bedoeld in artikel 2d, derde lid;
g. bij toepassing van artikel 2d, vierde lid: de particulieren, bedoeld in artikel 2d, vierde lid;
h. bij toepassing van artikel 2e, eerste lid: de persoon die de levering verricht, die de voor levering bestemde goederen voorhanden heeft of aan wie de goederen worden geleverd in Nederland, of de particulier, bedoeld in artikel 2e, tweede lid;
i. bij toepassing van artikel 2f, eerste lid: de door de verkoper, bedoeld in artikel 2f, eerste lid, aangewezen fiscaal vertegenwoordiger;
j. bij toepassing van artikel 4, eerste en tweede lid: de personen, bedoeld in onderdeel h en i, en eenieder die bij de onregelmatigheid betrokken is geweest.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt, in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen en onder daarbij te stellen voorwaarden, de accijns van accijnsgoederen die zijn uitgeslagen uit een accijnsgoederenplaats in opdracht van een vergunninghouder van een andere accijnsgoederenplaats voor dezelfde soort accijnsgoederen, geheven van de vergunninghouder van die andere accijnsgoederenplaats.
3. Indien er voor eenzelfde accijnsschuld verscheidene schuldenaren zijn, zijn zij hoofdelijk tot betaling van deze schuld gehouden.
U. Artikel 51a vervalt.
V. Artikel 52 komt te luiden:
1. De accijns wordt verschuldigd op het tijdstip van de uitslag tot verbruik.
2. Onder het tijdstip van de uitslag tot verbruik wordt verstaan:
a. in de in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedoelde situatie: het tijdstip van de aanvang van het voorhanden hebben;
b. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel c: het tijdstip van de productie;
c. in de in artikel 2a, tweede lid, onderdeel b, bedoelde situatie: het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen door de geregistreerde geadresseerde;
d. in de in artikel 2a, tweede lid, onderdeel c, bedoelde situatie: het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen door de geadresseerde;
e. in de in artikel 2a, vijfde lid, bedoelde situaties: het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen op de plaats van rechtstreekse aflevering.
3. In afwijking van het eerste lid wordt de accijns verschuldigd:
a. bij toepassing van artikel 2, vierde lid: op het tijdstip van de aanvang van het voorhanden hebben of het gebruik van de minerale oliën;
b. bij toepassing van artikel 2d, derde lid: op het tijdstip van de aanvang van het voorhanden hebben van de accijnsgoederen in Nederland;
c. bij toepassing van artikel 2d, vierde lid: op het tijdstip van de verkrijging van de minerale oliën in Nederland;
d. bij toepassing van artikel 2e, eerste lid: op het tijdstip van de aanvang van het voorhanden hebben van de accijnsgoederen in Nederland;
e. bij toepassing van artikel 2f, eerste lid: op het tijdstip van de levering van de accijnsgoederen;
f. bij toepassing van artikel 4: op het tijdstip van de vaststelling van de in artikel 4 bedoelde onregelmatigheid.
W. Artikel 52a vervalt.
X. Artikel 53a komt te luiden:
1. Bij toepassing van artikel 52, tweede lid, onderdelen a tot en met d, tweede lid, onderdeel e, voor zover het een geregistreerde geadresseerde betreft, en derde lid, onderdelen a, b, c, d en f, wordt in afwijking van artikel 53, eerste lid, en van artikel 10, tweede lid, en artikel 19, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen uiterlijk op de dag na het in artikel 52, tweede lid, onderdelen a tot en met e, en derde lid, onderdelen a, b, c, d en f, bedoelde tijdstip de accijns op aangifte voldaan.
2. In het tweede lid wordt «doet de vergunninghouder van een geregistreerd bedrijf aangifte van de in een week op de voet van artikel 52a, onderdeel a, verschuldigd geworden accijns» vervangen door: doet de geregistreerde geadresseerde aangifte van de in een week op de voet van artikel 52, tweede lid, onderdelen c en e, verschuldigd geworden accijns.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt bij toepassing van artikel 52, derde lid, onderdeel f, de accijns op aangifte voldaan binnen één maand na het in artikel 52, derde lid, onderdeel f, bedoelde tijdstip.
Y. In artikel 54 wordt «uitgeslagen» vervangen door: uitgeslagen tot verbruik.
Z. Artikel 55 komt te luiden:
1. De accijns wordt berekend naar het tarief dat geldt op het tijdstip van de uitslag tot verbruik.
2. In de situatie, bedoeld in artikel 2, vierde lid, wordt de accijns berekend als het verschil tussen het bedrag aan accijns dat is geheven en het bedrag dat zou zijn geheven indien geen herkenningsmiddelen zouden zijn toegevoegd.
AA. Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats en de geregistreerde afzender stellen zekerheid voor de accijns die zij verschuldigd zijn of kunnen worden in Nederland dan wel in een andere lidstaat.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De geregistreerde geadresseerde en de fiscaal vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 50f, stellen zekerheid voor de accijns die zij verschuldigd zijn of kunnen worden.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. In afwijking van het eerste lid kan de inspecteur, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, toestaan dat de vervoerder of de eigenaar van de accijnsgoederen zekerheid stelt in plaats van de vergunninghouder en de geregistreerde afzender, bedoeld in het eerste lid. De zekerheid wordt gesteld voor het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid accijnsgoederen die door of namens de vervoerder of de eigenaar wordt vervoerd naar de in artikel 2a, eerste en derde lid, bedoelde bestemmingen.
4. In het vierde lid wordt «overgebracht naar een andere lid-staat» vervangen door: overgebracht. Voorts wordt «besluit op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking» vervangen door: beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
BB. Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «De vergunninghouder» vervangen door: Degene die op grond van artikel 56 zekerheid heeft gesteld.
2. In het derde lid wordt «draagt de vergunninghouder zorg» vervangen door: draagt degene die zekerheid heeft gesteld zorg.
CC. In artikel 59, tweede lid, wordt «die de vergunninghouder aanbiedt» vervangen door: die degene die zekerheid moet stellen, aanbiedt.
DD. In artikel 60, eerste lid, wordt «de vergunninghouder» vervangen door: degene die zekerheid moet stellen.
EE. Artikel 61a komt te luiden:
De vervoerder van accijnsgoederen is hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid accijnsgoederen die door hem wordt vervoerd vanuit een accijnsgoederenplaats of van de plaats van invoer, bedoeld in artikel 2a, derde lid, naar een andere accijnsgoederenplaats, naar een belastingentrepot, naar een geregistreerde geadresseerde in een andere lidstaat of naar een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten, indien tijdens dat vervoer door hem of door zijn toedoen een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden.
FF. In artikel 62 wordt «Ter zake van de accijns bij invoer zijn» vervangen door: Onverminderd artikel 51, eerste lid, onderdeel d, zijn ter zake van de uitslag tot verbruik, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d.
GG. In de artikelen 64, eerste lid, 65, eerste lid, 66, eerste lid, 66a, eerste lid, 67, eerste lid, en 68, eerste lid, wordt «ter zake van de uitslag en de invoer» telkens vervangen door: ter zake van de uitslag tot verbruik.
HH. Na artikel 66a wordt een artikel ingevoegd, luidende;
1. Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen uit een accijnsgoederenplaats, gelegen op een luchthaven of op een haventerrein, die worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van reizigers die zich door de lucht of over zee naar een derdelandsgebied of een derde land begeven.
2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is mede van toepassing met betrekking tot de accijnsgoederen die aan boord van een luchtvaartuig of schip worden geleverd tijdens een vlucht of overtocht naar een derdelandsgebied of een derde land.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder reiziger die zich naar een derdelandsgebied of derde land begeeft, verstaan: iedere passagier die in het bezit is van een bewijs van vervoer door de lucht of over zee, waarop als definitieve bestemming een in een derdelandsgebied of derde land gelegen luchthaven of haven is vermeld.
4. In afwijking van artikel 74 kunnen tabaksproducten worden opgeslagen in een accijnsgoederenplaats van waaruit de in het eerste lid bedoelde uitslag tot verbruik plaatsvindt.
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
II. Artikel 69 komt te luiden:
1. Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen, die bestemd zijn om te worden gebruikt:
a. in het kader van diplomatieke of consulaire betrekkingen;
b. door internationale instellingen die door Nederland zijn erkend, alsmede door de leden van deze instellingen, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de internationale verdragen tot oprichting van deze instellingen of bij de vestigingsovereenkomsten;
c. door de strijdkrachten van alle staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, met uitzondering van Nederland, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines;
d. voor verbruik in het kader van een met derde landen of internationale instellingen gesloten overeenkomst voor zover een dergelijke overeenkomst wordt aanvaard of toegestaan op het gebied van vrijstelling van omzetbelasting.
2. In andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid wordt bij ministeriële regeling, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen, indien aanspraak op vrijstelling bestaat ingevolge het Koninkrijk verbindende verdragen en in al hun onderdelen verbindende besluiten van bij zodanige verdragen opgerichte volkenrechtelijke organisaties, alsmede in daarmee overeenkomende gevallen.
JJ. Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. zijn gebracht naar een derde land;.
2. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. door een ondernemer zijn overgebracht naar een andere lidstaat, en die aldaar voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden om er te worden geleverd of gebruikt, en waarvoor de in die lidstaat verschuldigde accijns is voldaan overeenkomstig de wettelijke bepalingen van die lidstaat;.
3. Het eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. zijn geleverd aan een in een andere lidstaat gevestigde persoon, niet zijnde een vergunninghouder van een belastingentrepot, een geregistreerde geadresseerde of een zelfstandig bedrijf, en die door een in Nederland gevestigde verkoper of voor diens rekening direct of indirect worden verzonden of vervoerd.
KK. Na artikel 71 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Op verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend, indien bij toepassing van artikel 2c, vijfde lid, of van artikel 4, derde lid, is aangetoond dat de accijns door de andere lidstaat is geheven.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
LL. Artikel 73, eerste en tweede lid, komen te luiden:
1. Tabaksproducten moeten bij de uitslag tot verbruik zijn voorzien van het voor het desbetreffende tabaksproduct voorgeschreven accijnszegel.
2. Tabaksproducten die zijn bestemd voor het verbruik, bedoeld in artikel 2, tweede lid, mogen niet zijn voorzien van een accijnszegel.
MM. Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef en de onderdelen a tot en met d wordt «tabaksprodukten» telkens vervangen door: tabaksproducten.
2. In onderdeel d wordt «naar een in een andere lid-staat gevestigd geregistreerd bedrijf, naar een in een andere lid-staat gevestigd niet-geregistreerd bedrijf» vervangen door: naar een in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde geadresseerde.
NN. Artikel 76a, eerste lid, komt te luiden:
1. Op verzoek wordt teruggaaf verleend van het bedrag dat overeenkomstig artikel 76 is betaald bij de aanvraag van de accijnszegels, indien accijnszegels op tabaksproducten zijn aangebracht en met betrekking tot deze tabaksproducten de accijns in een andere lidstaat verschuldigd geworden en geïnd is, en de verwijdering of de vernietiging van de accijnszegels ten genoegen van de inspecteur wordt aangetoond.
OO. Artikel 77 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «tabaksprodukten» vervangen door «tabaksproducten». Voorts wordt «produkten» vervangen door: producten.
2. In het tweede lid wordt «ter zake van de uitslag van tabaksprodukten» vervangen door «ter zake van de als uitslag tot verbruik aangemerkte ontvangst van tabaksproducten door de geregistreerde geadresseerde». Voorts wordt «tabaksprodukten» vervangen door: tabaksproducten.
3. In het derde lid wordt «ter zake van de invoer» vervangen door «ter zake van de uitslag tot verbruik, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d». Voorts wordt «tabaksprodukten» telkens vervangen door: tabaksproducten.
PP. In artikel 79, derde lid, onderdeel b, wordt «tabaksprodukten die zijn uitgeslagen dan wel zijn ingevoerd» vervangen door: tabaksproducten die zijn uitgeslagen tot verbruik.
QQ. In artikel 80, tweede lid, wordt «communautaire douaneregeling» vervangen door: douaneschorsingsregeling.
RR. Artikel 81 komt te luiden:
In de vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten kan worden toegestaan dat de vergunninghouder onder daarbij te stellen voorwaarden gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak en tabaksproducten, al dan niet voorzien van accijnszegels, tijdelijk buiten de accijnsgoederenplaats bepaalde bewerkingen of verpakkingshandelingen kan laten ondergaan zonder dat het tijdelijk buiten de accijnsgoederenplaats brengen van die producten, in afwijking van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt aangemerkt als uitslag tot verbruik.
SS. De artikelen 86a, 86b, 87 en 88 vervallen.
TT. Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «tabaksprodukten» telkens vervangen door: tabaksproducten.
2. In het eerste lid wordt «communautaire douaneregeling» vervangen door: douaneschorsingsregeling.
UU. In artikel 102, eerste lid, wordt «uitslaat of invoert» vervangen door: uitslaat tot verbruik.
De Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 2, onderdeel f, komt te luiden:
f. derde land: elke staat of elk grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap niet van toepassing is;.
B. In artikel 35, tweede lid, wordt «De artikelen 73, tweede en derde lid, tot en met 77» vervangen door: De artikelen 73, tweede en derde lid, tot en met 76, 77.
C. Artikel 37 komt te luiden:
De artikelen 2, vijfde, zesde, zevende en tiende lid, en 85 van de Wet op de accijns zijn van overeenkomstige toepassing.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel h komt te luiden:
h. derde land: elke staat of elk grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap niet van toepassing is;
2. Onderdeel i komt te luiden:
i. communautaire douaneregeling: de communautaire regelingen met betrekking tot douanevervoer, entrepots, actieve veredeling, behandeling onder douanetoezicht, tijdelijke invoer, passieve veredeling en uitvoer naar een derde land (wederuitvoer daaronder begrepen);.
B. Artikel 45a komt te luiden:
De artikelen 2, vijfde, zesde, zevende en tiende lid, en 83 van de Wet op de accijns zijn van overeenkomstige toepassing.
C. Artikel 47, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. uitslag: uitslag tot verbruik in de zin van de Wet op de accijns.
1. De bij deze wet gewijzigde artikelen van de Wet op de accijns zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing voor zover zij betrekking hebben op:
a. de heffing van accijns waarvan de feiten die aanleiding geven tot het ontstaan van de verschuldigdheid van die accijns zich hebben voorgedaan vóór de dag van de inwerkingtreding van deze wet;
b. strafbare feiten en feiten die aanleiding kunnen zijn tot het opleggen van een bestuurlijke boete welke zich hebben voorgedaan vóór de dag van de inwerkingtreding van deze wet.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gegeven met betrekking tot de uitvoering van de overgang naar het gebruik van het elektronisch administratief document en de daarmee verband houdende procedures.
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 april 2010.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,