Vastgesteld 14 januari 2010
De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 hebben op 1 december 2009 overleg gevoerd met staatssecretaris Huizinga-Heringa van Verkeer en Waterstaat en staatssecretaris Bijleveld-Schouten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:
– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat d.d. 19 juni 2009 inzake Effecten Wet modernisering Waterschapsbestel (31 986, nr. 1).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,
Jager
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Leerdam
De griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,
Sneep
Voorzitter: Jager
Griffier: Sneep
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Anker, Boelhouwer, Jager, Jansen, Koppejan, Neppérus, Vendrik en Van der Vlies,
en staatssecretaris Huizinga-Heringa en staatssecretaris Bijleveld-Schouten, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.
De voorzitter: Ik open de vergadering en heet alle aanwezigen welkom.
De heer Jansen (SP): Voorzitter. De opkomst van de waterschapsverkiezingen in 2008 lag tussen 20 en 30%. Je hoeft geen dure evaluatie te houden om te concluderen dat de democratische legitimatie van deze bestuurslaag ver onder de maat blijft. Daarbovenop kwamen nog het geklungel rond de procedures, de nummers op de stembiljetten, het veranderen van de procedures tijdens het tellen van de stemmen en de gesneuvelde pogingen om per internet te stemmen. Gisteren ontvingen wij een uitgebreide analyse van de verkiezingen van de stichting «Wij vertrouwen stemcomputers niet». De SP-fractie ontvangt graag een schriftelijke reactie van de staatssecretaris en haar collega van Binnenlandse Zaken op de zware kritiek uit die hoek, zodat wij er daarna op kunnen terugkomen.
De SP-fractie vindt het sowieso een anachronisme dat de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat verantwoordelijk is voor de verkiezingen van de waterschappen, terwijl de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk is voor de grote verkiezingen. Wij vinden dat voor alle verkiezingen in Nederland dezelfde hoge standaarden moeten gelden. Ziet de staatssecretaris dat zelf ook in? Wij overwegen om op dit punt een motie aan de Kamer voor te leggen.
Er zijn overigens nog twee factoren die de democratische legitimatie van de waterschapsverkiezingen ondermijnen. Allereerst het afwijken van het principe «one man one vote» en ten tweede het fenomeen van de geborgde zetels. In beide gevallen is dat een fundamentele inbreuk op de beginselen van rechtsgelijkheid en transparantie. Voorts ontbreekt bij de waterschappen een actieve maatschappelijke controle door de kiezers en de media.
Ook de staatssecretaris concludeert nu dat het zo niet langer kan, maar zij kiest daarbij voor vier varianten op rommelen in de marge. De SP-fractie pleit sinds 1999 voor het opheffen van de waterschappen als zelfstandige bestuurslaag. Dat vermindert de bestuurlijke dichtheid en scheelt circa 100 mln. per jaar aan bestuurskosten. De doelfinanciering willen wij uiteraard niet kwijt, evenmin als de deskundigheid van het uitvoerend apparaat. Dat zou je kunnen onderbrengen in een provinciale dienst dan wel in een nutsbedrijf, dat eigendom is van de regionale en lokale overheden.
Ik constateer dat de waterschappen in een brief van 4 november 2009 hun nek al verder uitsteken dan deze staatssecretaris. Zij stellen voor om rioolbeheer en afvalzuivering binnen één overheid te brengen. Dat is een grote stap vooruit. Uiteraard stellen zij niet voor om zichzelf op te heffen. Dat kun je moeilijk verwachten. Het overgaan op een tweelaagstructuur voor het waterbeheer en het afschaffen van dubbele plannenmakerij en toezicht klinken ons echter als muziek in de oren. Wij zijn dan ook zeer teleurgesteld dat de staatssecretaris niet in staat is gebleken om binnen drie weken te reageren op de brief van de waterschappen. Wij hadden die reactie graag willen betrekken bij het debat van vandaag, zoals overigens ook het voorstel van de Kamercommissie was. Daarvoor krijgen wij nu geen kans.
Wat ons betreft, had de evaluatie van de waterschapsverkiezingen fundamenteler moeten zijn dan die van de staatssecretaris. Ik constateer dat inmiddels ook de fracties van PvdA, GroenLinks, PVV en de Partij voor de Dieren voor het opheffen van de waterschappen als bestuurslaag zijn, terwijl bij de VVD-fractie een groot deel van de achterban dat ook is. Kortom: er hangt een tweederde meerderheid in de lucht.
Is de staatssecretaris bereid om in het kader van de discussie over doelmatiger en rationeler waterbeheer ook onderzoek te laten doen naar de optimale schaalgrootte voor afvalwaterbeheer en de overige watertaken? Dat lijkt ons sowieso nodig gezien de voorstellen van de Unie van Waterschappen voor een verdere opschaling.
Mevrouw Neppérus (VVD): Ik denk dat vele partijen het boeiend vinden dat de heer Jansen zo goed weet hoe het bij andere partijen gaat. Hoe komt hij daar allemaal achter? Wellicht kan hij ook toelichten wat het voordeel is van zijn model. Gaat het werk veranderen?
De heer Jansen (SP): Ik kom regelmatig bij VVD’ers over de vloer, bijvoorbeeld bij debatten die door de VVD worden georganiseerd. Ik hoor daar van de achterban, maar ook van regionale en lokale bestuurders, dat men dit standpunt deelt. Dat vind ik heel positief. Ik waardeer dat voortgaand inzicht bij de VVD bijzonder, zeker als het een tweederde meerderheid oplevert.
Mevrouw Neppérus (VVD): Gelukkig zijn er ook van de SP-fractie leden die iets roepen. De heer Jansen doet heel stellige uitlatingen over alle mogelijke partijen. Hij moet die ofwel hard maken ofwel als persoonlijk standpunt houden. Dat is ook prima, maar als hij zulke stellingen uitspreekt, moet hij ook aangeven hoe het precies zit en moet hij zijn eigen voorstel onderbouwen.
De heer Jansen (SP): Ik kan niet precies een percentage geven van de verhouding voor- en tegenstanders bij de VVD. Die pretentie heb ik niet. Als ik in debat ga met VVD’ers, krijg ik echter regelmatig steun voor dit standpunt. Complimenten voor de VVD op dit punt.
De heer Vendrik (GroenLinks): Ik snap zeer goed waarover de heer Jansen spreekt. Ik kom bijna elke dag VVD’ers tegen die het eens zijn met de SP, GroenLinks, PvdA, Partij voor de Dieren en mogelijk de ChristenUnie. Is de heer Jansen het met mij eens dat wij vandaag de beide bewindslieden dringend moeten vragen om deze hele kwestie, de organisatie van het waterbeheer in de toekomst, een integraal onderdeel te laten zijn van de ambtelijke heroverweging? Daarmee zou de brief van het kabinet van tafel zijn. Wij zouden vandaag ook een richting moeten geven welke kant die heroverweging uit moet gaan.
De heer Jansen (SP): Wat mijn fractie betreft, wordt dit zeker een belangrijk onderdeel in de brede heroverweging. Ik kom dan meteen bij de vraag van mevrouw Neppérus. Wij verwachten namelijk dat op deze manier een heel grote efficiencyslag kan worden gemaakt bij waterbeheer. De opbrengsten daarvan zou de SP-fractie overigens willen herinvesteren in de sector, zodat wij de doelstelling van de Kaderrichtlijn Water, het op peil brengen van onze dijken en het verbeteren van de waterveiligheid, kunnen realiseren zonder exceptionele verhoging van de lokale lasten. Volgens mij staat de VVD-fractie daar ook positief tegenover, dus daar valt misschien een deal te maken.
Bijna een jaar geleden boden wij de staatssecretaris bij de behandeling van de Invoeringswet Waterwet ons rapport «Waterschapslasten, met recht een last te noemen» aan. Daarin vergeleken wij de heffingen voor 2008 en 2009. De belangrijkste conclusies waren:
– de watersysteemheffingen voor ingezetenen zijn in één jaar tijd gestegen met 14 tot 107%; voor gebouwd varieert de kostenontwikkeling van een daling van 50% tot een stijging van 100%;
– alleenstaanden worden extra hard getroffen;
– bij sommige waterschappen werken de tariefwijzigingen denivellerend: de zwakste schouders dragen de zwaarste lasten;
– de zuiveringsheffing verschilt een factor twee tussen het duurste en goedkoopste waterschap, terwijl de waterkwaliteitseisen overal hetzelfde zijn. Rara, hoe kan dat?
De staatssecretaris zei destijds dat zij de kostenontwikkeling zou evalueren. De waterschappen lieten zelf die evaluatie maken en de conclusie daarvan is: het valt allemaal wel mee. Volgens ons valt het helemaal niet mee. De vier kritiekpunten uit het SP-rapport worden allemaal bevestigd in het rapport-Tauw dan wel in de verantwoordingspublicatie Waterschapspeil 2009 van de waterschappen zelf, overigens een heel nuttige publicatie. De vier punten zijn:
– De waterschapslasten voor alleenstaanden in huurwoningen zijn in één jaar tijd gestegen met gemiddeld 8%, maar in Reest & Wieden met 33%.
– Voor alleenstaanden in koopwoningen zijn de lasten gestegen met gemiddeld met 15%, maar in Reest & Wieden met 63%.
– Bij meerpersoonshuishoudens zijn de verschillen tussen de waterschappen kleiner, maar nog altijd aanzienlijk; zo is de gemiddelde tariefstijging bij een koopwoning van twee ton 1%, maar de feitelijke stijging varieert tussen – 6 en + 27%. Dat doet mij denken aan de man die een rivier wilde oversteken. Hij kon niet zwemmen en vroeg: hoe diep is de rivier? Het antwoord was: gemiddeld 1 meter. Hij ging de rivier in en verdronk halverwege, want in het midden was het dieper. In gemiddelden kun je in het algemeen niet zwemmen. Je moet precies weten wat de feiten zijn. Wij constateren dat er in een aantal waterschappen sprake is van heel hoge lastenstijgingen.
– Bij dure koopwoningen is het fenomeen denivellering bevestigd. Bij waterschap De Stichtse Rijnlanden zijn de tarieven voor een eigen woningbezitter met een huis van zes ton met 8% gedaald, terwijl alleenstaande huurders 8% meer gingen betalen.
Dit soort enorme verschillen waren precies de reden waarom ik vorig jaar bij de Invoeringswet Waterwet het amendement heb ingediend. Daarvoor was destijds onvoldoende steun, maar ik vraag de staatssecretaris opnieuw: vindt u het acceptabel dat waterschappen zo’n enorme vrijheid hebben om de lasten naar eigen believen te verdelen over de verschillende groepen belastingplichtigen? Vindt u het acceptabel dat de zuiveringsheffing een factor twee verschilt, voor precies hetzelfde, wettelijk voorgeschreven, kwaliteitsniveau?
Het rapport-Tauw constateert dat er sinds 2004 ook al een lastenverschuiving heeft plaatsgevonden van bedrijven naar huishoudens ten gevolge van de verschillende waardeontwikkeling van woningen en commercieel vastgoed. «Dat staat los van de wet» zegt Tauw op pagina 21, maar de belastingplichtige heeft daar geen boodschap aan. Waarom maakt de staatssecretaris zich niet hard voor een tariefdifferentiatie tussen commercieel vastgoed en woningen, om een eind te maken aan deze vorm van dubbel pakken?
Volgens de staatssecretaris is macro gezien de lastenstijging van de waterschappen over de periode 2006–2009 ongeveer gelijk aan de inflatie: 7%. Dat zou positief zijn, maar naar de mening van de SP-fractie is het nog te vroeg om dat te concluderen: daarvoor hebben we de jaarrekeningen over 2009 nodig.
Concluderend: de waterschapslasten rijzen voor veel huishoudens nog steeds de pan uit. Dat onderstreept de noodzaak voor een vergroting van de doelmatigheid in de sector en een eerlijker lastenverdeling.
De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik ga op twee onderwerpen in: het belastingstelsel en de verkiezingen. Voorts ga ik kort in op de brede heroverweging.
Op macroniveau lijkt het nieuwe belastingstelsel redelijk te hebben voldaan aan de verwachtingen die zijn neergelegd in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Als wij echter op microniveau kijken, kan het beeld er per waterschap soms zeer dramatisch uitzien. Sommige waterschappen hebben tariefstijgingen voor ingezetenen van wel 37%, zoals het waterschap Delfland, voor agrariërs van 86% en voor infrastructuur van 271%, ook het waterschap Delfland. Voor een belangrijk deel worden deze stijgingen veroorzaakt door de stelselwijziging. Een aantal sterke tariefstijgingen wordt ook veroorzaakt door specifieke regionale keuzes en omstandigheden binnen waterschappen, zoals een recente investering in een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Wij ontvangen graag van de staatssecretaris een overzicht van de ontwikkeling van de waterschapslasten per waterschap over de afgelopen tien jaar en de verklaring die het desbetreffende waterschap geeft voor meer dan gemiddelde stijgingen.
Dan kom ik terug op de sterke stijgingen van de waterschapslasten in een aantal waterschappen, die veroorzaakt worden door de stelselwijziging. Het meerekenen van wegen en spoor tegen een waarde van 75% van de investeringskosten drukt een groot stempel, vooral op de dichtbebouwde waterschappen in het westen van het land. Hier betaalt de categorie totaal ongebouwd mee voor de extreem grote hoeveelheid autowegen, spoorwegen en kunstwerken en de relatief kleine hoeveelheid agrarische grond. In vijf waterschappen worden als gevolg van de stelselwijziging de ingezetenen met 10% extra belast. Wij vinden de conclusie van de staatssecretaris dat de cijfers geen aanleiding geven tot een nieuwe wijziging van het belastingstelsel dan ook veel te voorbarig. Ook wij pleiten er niet voor om het stelsel geheel om te gooien, maar zaken die aantoonbaar verkeerd uitpakken, moeten kunnen worden gerepareerd.
Daarom vragen wij, in navolging van de Unie van Waterschappen, de staatssecretaris om voor de korte termijn via het Waterschapsbesluit een reparatie door te voeren in artikel 6.6, lid 2 van het Waterschapsbesluit. Dat zou kunnen door de waterschapsbesturen de mogelijkheid te geven de waarde van wegen en spoorwegen zo nodig en desgewenst binnen een marge te verlagen. De waarde ongebouwd zou gemaximaliseerd kunnen worden tot zes- of achtmaal de agrarische waarde. Daar waar dit van toepassing is zou de 10% opslag voor ingezetenen moeten vervallen, waardoor de ingezetenen direct minder zwaar hoeven te worden belast. Met zo’n maatregel zouden de waterschappen die nu worden geconfronteerd met onevenredig grote stijgingen van waterschapslasten, de mogelijkheid krijgen om uitschieters te corrigeren en meer maatwerk te leveren.
Voor de lange termijn moet worden gezocht naar een meer fundamentele oplossing voor de nu ontstane problematiek. Wij vragen de staatssecretaris om de Unie van Waterschappen onderzoek te laten verrichten naar de oplossingsrichtingen voor het kostentoedelingsvraagstuk en de mogelijke aanpassingen die dit vraagt in wet- en regelgeving.
Voorts heb ik de vraag waarom de waterschappen tot op heden nog geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid die de wet biedt om te komen tot een zuiveringsheffing die is gebaseerd op feitelijk drinkwatergebruik. Wat gaat de staatssecretaris doen om dit alsnog te bevorderen?
Ik kom bij het punt verkiezingen. Ik heb er al eerder mondelinge vragen over gesteld. U weet wel, over de familie Slob uit Zwolle. Ook de in opdracht van de staatssecretaris uitgevoerde evaluaties van de laatste waterschapsverkiezingen laten zien dat er nog heel wat te verbeteren valt. De opkomst stelde ons teleur. Ondanks de uitgebreide campagnes en de andere opzet van de verkiezingen was de opkomst ongeveer gelijk aan die van 2004, tussen 20 en 30%. De rol en het belang van de waterschapsbesturen, en daarmee die van de verkiezingen, blijft onduidelijk voor veel kiezers. Daarnaast was er door onvolkomenheden in het stembiljet een schrikbarend hoog percentage ongeldige stemmen van 10%. Tot slot werden wij gisteren geconfronteerd met berichten over een gecrashte computer en een geopende kluis, waardoor het stemgeheim onvoldoende gewaarborgd zou zijn geweest. Kortom: deze verkiezingen werden gekenmerkt door talloze knulligheden en fouten.
De conclusie is dan ook dat de waterschapsverkiezingen op deze wijze niet meer mogen plaatsvinden en dat de waterschapsverkiezingen in 2012 wat de CDA-fractie betreft onder het regime van de Kieswet moeten worden gebracht. Wij zijn het met de staatssecretaris eens dat de laatstgehouden waterschapsverkiezingen aanleiding geven tot een fundamentele herbezinning op de wijze waarop deze verkiezingen in de toekomst vorm moeten krijgen. Daarbij dienen de verschillende opties tegen elkaar te worden afgewogen. Wij vinden echter dat dit geen afwegingsproces van jaren moet worden. In 2012 nog een keer waterschapsverkiezingen houden zoals in 2008, met slechts een enkele kleine verbetering, vinden wij geen aantrekkelijk vooruitzicht.
Wij willen dat dit proces nog in 2010 wordt opgestart en afgerond. Dan hebben wij het jaar 2011 nog voor de mogelijk noodzakelijke wettelijke aanpassingen. Wij zouden graag zien dat deze voorstellen direct worden ingepast in het traject van de brede heroverweging en de uit te voeren efficiencyoperatie van het kabinet. In dat kader zien wij de voorstellen van de Unie van Waterschappen om tot een doelmatig waterbeheer te komen, inclusief structurele besparingen en de reacties daarop van organisaties als de VNG, als een positieve bijdrage aan de discussie en de gedachtevorming die moeten plaatsvinden. Graag een reactie van de staatssecretaris op ons verzoek om het proces van heroverweging van de waterschapsverkiezingen te versnellen. Daarnaast krijgen wij graag een voorstel hoe de staatssecretaris de Tweede Kamer hierbij wil betrekken.
Met betrekking tot de mogelijke onregelmatigheden die hebben plaatsgevonden naar aanleiding van de gecrashte computer en het stemgeheim vragen wij de staatssecretaris om middels een brief aan de Kamer de gang van zaken te evalueren en aan te geven hoe zaken, die mogelijk fout zijn gegaan, in de toekomst kunnen worden voorkomen.
Tot slot kom ik bij de waterschapsverkiezingen in Zeeland, die door een fusie van de Zeeuwse waterschappen reeds in 2010 zullen worden gehouden. Onze complimenten voor de voortvarende wijze waarop de staatssecretaris aan de slag is gegaan met een concept AMvB, die het mogelijk moet maken om de verkiezingen beter te doen verlopen dan in 2008. Mede dankzij de door de staatssecretaris uitgevoerde evaluaties is hiervoor inmiddels een stemproces ontwikkeld, dat de oorzaak van het grote percentage ongeldige stemmen in 2008 wegneemt. Wij hebben begrepen dat het nieuw voorgestelde systeem ter consultatie is uitgezet bij de Unie van Waterschappen, het IPO en de Kiesraad.
Het nu voorgestelde systeem zou volgens de staatssecretaris ook kunnen worden toegepast voor de waterschapsverkiezingen in 2012. Wij pleiten er echter voor om de nu voorliggende oplossing voor de tussentijdse waterschapsverkiezingen in Zeeland in 2010 los te koppelen van de vraag hoe de verkiezingen in 2012 vorm moeten krijgen. Daarom graag de toezegging van de staatssecretaris dat het nu ontwikkelde kiessysteem en de benodigde AMvB in ieder geval voor Zeeland kunnen worden gebruikt in 2010. Of dit systeem ook voor de andere waterschappen wordt toegepast bij de verkiezingen in 2012, is een punt van latere orde.
De heer Jansen (SP): Ik kom terug op het eerste deel van het betoog van de heer Koppejan, waarin hij zijn zorgen uit over de heel verschillende ontwikkelingen van de lasten van huishoudens. Daarover maken ook wij ons zorgen. Ik heb vorig jaar een amendement ingediend om de beleidsruimte voor de waterschappen op dit punt enigszins te beperken, zodat er meer eenvormigheid komt in een eerlijke lastenverdeling. Is dat een richting die de heer Koppejan ook wil inslaan?
De heer Koppejan (CDA): Nee, ik heb juist voorgesteld om de beleidsruimte iets te verhogen, in het bijzonder voor die waterschappen waar zich op dit moment knelpunten voordoen door de nu gekozen methode. Wij delen beiden de zorgen over de ontwikkeling van de waterschapslasten, maar de CDA-fractie kiest ervoor om actief te participeren in het democratisch bestuur van de waterschappen die er nu zijn en de SP-fractie kiest er bewust voor om daar niet in te participeren. In die zin slaat uw kritiek de plank mis, want u roept wel, maar u kiest er niet voor om verantwoordelijkheid te dragen binnen de waterschapsbesturen.
De heer Jansen (SP): De reden daarvoor is dat wij ervoor hebben gekozen om de waterschappen als bestuurlijke laag op te heffen. Ik constateer dat met al die geweldige CDA’ers in de besturen deze ontwikkeling gewoon is doorgegaan. Daarmee bent u zelf ook niet tevreden. Het lukt uw partijgenoten blijkbaar ook niet om dat op eigen houtje te verbeteren. Hebt u dan zelf geen enkele verantwoordelijkheid op dit terrein?
De heer Koppejan (CDA): Nu vergist u zich. De inbreng is nu juist gemaakt in nauw overleg met al die CDA’ers in al die waterschappen. Juist in overleg met hen kom ik hier met voorstellen. U mist die input, dat merk ik wel.
De heer Boelhouwer (PvdA): Voorzitter. Ik begin met de verkiezingen. De staatssecretaris spreekt ook uit dat zij daarmee niet gelukkig is en wekt in haar brief enigszins de indruk dat zij daar nog tot 2012 over wil nadenken en dan in 2016 met veranderingen wil komen. Als het aan de PvdA-fractie ligt, moeten wij deze verkiezingen in ieder geval nooit meer op deze manier houden. De verkiezingen zijn niet goed gegaan en dat is heel slecht voor het aanzien van de democratie. Er waren veel ongeldige stemmen en er was een lage opkomst. De heer Jansen heeft opgemerkt dat de verkiezingen onder de Kieswet zouden moeten worden gebracht en wil daar zelfs een motie voor indienen. Ik kan mij herinneren – ik kijk even in de richting van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken – dat dit al eerder in de commissie BZK aan de orde is geweest en dat daar commissiebreed is uitgesproken dat de verkiezingen onder de Kieswet zouden moeten vallen, zodat de Kiesraad medeverantwoordelijk is voor het vaststellen van de uitslag.
Er zijn dingen fout gegaan. Er is een kluis geopend in aanwezigheid van een notaris. Ik zou het prettig vinden om van de staatssecretaris een evaluatie te krijgen, mede op basis van de informatie die wij hebben ontvangen van mensen die zich zorgen maken over de verkiezingen. Ik mag aannemen dat wij daarbij ook het notarisrapport krijgen, waarin staat dat de opening van de kluis verder geen invloed heeft gehad op de uitslag.
De staatssecretaris neemt een voorschot op de vraag inzake de soorten verkiezingen en hoe die moeten worden ingericht met geborgde zetels en directe of indirecte verkiezingen. Zij heeft alle mogelijkheden op een rij gezet. Je kunt zeggen: laten wij eerst eens afwachten hoe dat eruit komt als het door de pers van de brede heroverweging is gegaan, iets waar de GroenLinks-fractie ook op aandringt. Het is die fractie echter kennelijk ontgaan dat al lang was afgesproken dat wij naar de totaliteit van het openbaar bestuur in Nederland zouden kijken. De verkiezingen zijn voor de PvdA-fractie in ieder geval aanleiding om de mogelijkheid te onderzoeken van indirecte verkiezingen in combinatie met het afschaffen van de geborgde zetels, want die wijze van besturen is niet modern te noemen.
De heer Jansen (SP): Mijn zeer geachte collega de heer Boelhouwer heeft altijd de neiging om hier in de zaal wat minder dapper te zijn dan daarbuiten. Ik constateer dat nu voor de tweede keer. Hij heeft al eerder gezegd dat het allemaal niet lekker is gelopen met de verkiezingen en dat er een brief over moet komen. Die hadden wij ook gevraagd. In De Stem heeft hij echter gisteren letterlijk gezegd: «Je vraagt je af of deze verkiezingen nog wel geldig moeten blijven, als wat hier geschetst wordt allemaal waar is». Herhaalt hij die uitspraak in deze zaal?
De heer Boelhouwer (PvdA): Ik verwacht een rapport van de staatssecretaris waarin wordt weergegeven hoe de verkiezingen zijn verlopen. Daarbij moet het rapport van de club van Gonggrijp ook worden betrokken. Als daaruit komt dat er flagrante fouten zijn gemaakt bij het bepalen van de stemmen, moet je je afvragen in hoeverre dat de geldigheid van de stemmen aantast. Ik wacht dat graag af in de vorm van een onderzoek dat de staatssecretaris hopelijk toezegt. Ik neem dus geen afstand van die uitspraak. Ik zeg precies hetzelfde als wat ik daar heb gezegd, alleen luistert de heer Jansen soms anders.
De heer Jansen (SP): Het is heel goed dat de heer Boelhouwer nu weer wat dapperder wordt. Ik ga ervan uit dat, als vervolgens uit het onderzoek blijkt dat er inderdaad op grote schaal zodanige fouten zijn gemaakt dat de uitslag ongeldig moet worden verklaard – wat ik overigens nog helemaal niet heb geconcludeerd – hij het met mij eens is dat er dan koppen gaan rollen. Waterschapsverkiezingen die een fiasco worden, pikken wij als Kamer immers niet. Of doet de PvdA-fractie dat wel?
De heer Boelhouwer (PvdA): Nee, ik heb de conclusie nog niet getrokken dat die verkiezingen ongeldig moeten worden verklaard. Dat zullen wij eerst moeten uitzoeken. Het probleem is ook dat dit in het democratisch systeem bij gebrek aan regeling via de Kieswet een heel ingewikkeld proces is. Ik vraag de staatssecretaris wat daarvan eventueel de consequenties kunnen zijn. Het gebrek aan Kieswetkader maakt de interpretatie van de uitslagen immers erg ingewikkeld. Ook is het moeilijk om de conclusie te trekken dat er zaken zodanig zijn fout zijn gegaan dat de verkiezingen misschien niet representatief en niet geldig zijn. Ik wacht het rapport van de staatssecretaris af en hoop dat het niet al te lang op zich laat wachten. Het is immers een kwestie die veel zorgen oproept.
Ik kom dan bij de kosten. De waterschappen hebben het soms vreemd gedaan. Ik krijg brieven van mensen uit diverse waterschappen. In een brief van het waterschap Regge en Dinkel staat bijvoorbeeld: hartstikke gefeliciteerd, het waterschap is erin geslaagd de kosten dit jaar niet te laten stijgen, terwijl op pagina 2 staat dat de rekening tweemaal zo hoog is als vorig jaar. Hoe kan dat nu toch? Wat is er nu toch voor knulligs aan de hand? Als je op zo’n manier een brief stuurt, is er iets echt fout gegaan. Het is dan inderdaad goed om het overzicht van de verdeling over de verschillende categorieën te krijgen en te zien hoe het bij de verschillende waterschappen is geregeld, of er iets moet worden gerepareerd, wat de beleidsvrijheid is en in hoeverre daarvan gebruik is gemaakt in de diverse waterschappen.
Een ander punt is de categorie ongebouwd. Daarmee is iets vreemds aan de hand. In Midden Delfland ligt veel infrastructuur en zijn er weinig boeren. Als straks de A4 Midden Delfland eindelijk gereed zal zijn, zal er voor de desbetreffende agrariërs ineens een stuk lastenstijging optreden, domweg omdat de weg daar ligt en omdat men voor 75% wordt aangeslagen. Dat is heel onrechtvaardig. Ik heb daarvoor het volgende alternatief. De infrastructuur ligt in Nederland voornamelijk in het westen van het land. Je moet die waarde omslaan over alle categorieën ongebouwd van alle waterschappen in Nederland. Het is immers logisch dat iemand op de Veluwe, waar weinig infrastructuur ligt, ook meebetaalt voor de veiligheid van de infrastructuur in het westen van het land. Als het daar fout gaat, heeft hij er immers op de Veluwe ook last van. Op die manier zou een verdeling van de lasten van de infrastructuur kunnen plaatsvinden over alle categorieën ongebouwd over het hele land bij alle waterschappen. Het geld kan centraal worden geïnd. Dan is er een centraal fonds waaruit kan worden betaald.
Mevrouw Neppérus (VVD): Luisterend naar de heer Boelhouwer krijg ik het gevoel dat er bijna een nieuwe belasting bijkomt. Wij spreken hier allemaal over stijgingen, maar ik begrijp dat de boeren op de Veluwe of in Twente straks een veel hogere aanslag krijgen vanwege de A4 die er in Delfland komt. Dat lijkt mij moeilijk uit te leggen. Hoe gaat hij dat doen?
De heer Boelhouwer (PvdA): Nee, dat ben ik niet met u eens. Nu is het zo dat de lasten voor de A4 Midden Delfland alleen in dat waterschap vallen. Of je dat nu verdeelt over de burgers, over ongebouwd of wie dan ook: het is onredelijk dat die lasten alleen ten laste worden gebracht van de ingezetenen en diverse categorieën in dat ene waterschap. Ik vind het redelijk om dat landelijk te spreiden. Wij hebben er immers landelijk een belang bij dat, als die weg van 1 mld. er is, die niet onder water loopt en dat er ook veiligheidsmaatregelen voor worden genomen.
Mevrouw Neppérus (VVD): Ik zie de heer Vendrik al zenuwachtig worden van die verlengde A4. Laat ik gewoon de A13 noemen, een bestaande weg die er nu al in de buurt ligt. Mijn punt is dat een agrariër ver weg in Nederland moet gaan meebetalen aan die veiligheid op de A13. Het lijkt mij heel moeilijk uit te leggen. Dan zit u heel dicht tegen een gewone extra belasting aan.
De heer Boelhouwer (PvdA): Ik zit niet tegen een extra belasting aan. Het feit dat je de pech hebt dat in jouw gebied de overheden ervoor moesten kiezen om infrastructuur aan te leggen, betekent niet dat de lasten terecht moeten komen bij degenen die precies in dat gebied wonen. Die infrastructuur is een voordeel voor iedereen, evenals de waterbescherming die daarvoor moet worden geregeld, de economische waarde en het economisch bezit dat moet worden beschermd. Het is logisch dat niet alleen die ene categorie onbebouwd daarvan zeer zwaar de extra lasten ondervindt, maar dat het over alle categorieën onbebouwd wordt verdeeld die er in Nederland zijn. Ik vraag een reactie van de staatssecretaris hierop. Het is een vorm van eerlijkheid en het is geen extra belasting, want het zijn dezelfde lasten die nu worden betaald. Nu worden zij geconcentreerd in bepaalde waterschappen en dan worden zij uitgesmeerd over het hele land.
De heer Vendrik (GroenLinks): Ten aanzien van de brede heroverweging geldt hetzelfde als wat de heer Jansen tegen de heer Boelhouwer heeft gezegd. Ik heb van hem buiten deze zaal scherpere opvattingen heb gehoord dan tot nu toe hier. Wij weten allemaal dat in het kader van de brede heroverweging de complete publieke sector aan ambtelijke heroverweging wordt onderworpen, inclusief de bestuurlijke ordening, het waterbeheer et cetera. Wij stellen ons allemaal voor dat de ambtenaren in die werkgroepen tamelijk wild om zich heen kijken waar zij moeten beginnen. Reken maar dat zij vanavond opletten wat de heer Boelhouwer zegt. Vindt de heer Boelhouwer dat in het kader van de brede heroverweging niet alleen moet worden gekeken naar de organisatie van het waterbeheer in Nederland en naar de bestuurlijke ordening, maar dat er varianten op tafel moeten komen die ertoe leiden dat de waterschappen in hun huidige vorm ophouden te bestaan? Die functies zouden bijvoorbeeld kunnen worden belegd bij de provincies. Dat soort varianten zou door de PvdA-fractie vanavond moeten worden bepleit, maar dat horen wij de heer Boelhouwer niet zeggen.
De heer Boelhouwer (PvdA): Niets wordt uitgesloten.
De heer Vendrik (GroenLinks): Dat zei het kabinet in september ook. Dat schiet niet op. Je bent politicus of je bent het niet. Je hebt een mening en wij worden niet wijzer van roepen dat niets is uitgesloten. U zegt begin november in NRC Handelsblad dat u graag ziet dat de waterschappen in de huidige vorm, de besturen, worden opgeheven en dat die taken worden neergelegd bij provincies. Dat zou 120 mln. opleveren. Dat zijn volgens u cijfers van het ministerie van Financiën. Dat laatste klopt, want ik heb die drie jaar geleden ook ontvangen van datzelfde ministerie. Vindt de PvdA-fractie nog steeds dat het die kant op moet?
De heer Boelhouwer (PvdA): De heer Vendrik citeert mij, maar ik weet niet waaruit of van wanneer. Ik vind het prettig om te weten waaruit wordt geciteerd, vanuit welke positie en waar het precies over gaat. Dit citaat dateert in ieder geval niet uit de laatste twee, bijna drie jaar. Ik wens hem veel succes met het zoeken van het citaat dat op die periode betrekking heeft. Hij zal het niet vinden en moet het mij dus ook niet in de mond leggen.
De heer Vendrik (GroenLinks): Ik wil het artikel graag geven, maar ik begrijp nu dat de heer Boelhouwer van deze kabinetsperiode een andere is dan die van de vorige kabinetsperiode. Dat is toch vreemd. Ik dacht dat de PvdA-fractie hierover een opvatting had, die ik overigens goed snap.
De voorzitter: De heer Boelhouwer vraagt naar de datum van het artikel.
De heer Vendrik (GroenLinks): Hier staat 1 november 2006, kort voor de verkiezingen.
De heer Boelhouwer (PvdA): Dat dacht ik al. De heer Vendrik legt het me in de mond alsof ik het vorige week zou hebben gezegd. Dat is zeker niet het geval.
De heer Vendrik (GroenLinks): U bent toch niet gedraaid, mag ik hopen?
De heer Boelhouwer (PvdA): Wij zullen het allemaal keurig zien in de brede heroverweging. Ik zou tegen de heer Vendrik willen zeggen dat hij gewoon geduld moet hebben.
Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Ik stel vast dat de emoties hoog oplopen. Laat ik beginnen met de kosten en de hoogte van de heffingen. De staatssecretaris is met een rapport gekomen en als je dat leest, is de conclusie dat het macro gezien gemiddeld genomen allemaal wel meevalt. Daarom ziet de staatssecretaris geen reden tot actie. Het mag, als je het gemiddeld bekijkt, wel meevallen, maar als ik de microsituaties bekijk die in de bijlage staan, kom ik heel vreemde dingen tegen. Dat geldt ook voor de post die ik ontvang. Rondom Utrecht zie je dat in De Bilt mensen met een huis het dubbele moeten betalen. Ik vertrouw de cijfers op macroniveau, maar er zitten microsituaties tussen die heel zot zijn. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? Daarop moet je inzoomen, want je hebt te maken met mensen in het land die zelf zo’n aanslag ontvangen.
Midden Delfland is al vaker genoemd. Daar is een zuiveringsinstallatie gekomen die geld heeft gekost. Over de hele linie krijgen wij klachten dat de stijging meer dan gemiddeld is. Ik zou op die situaties graag een reactie willen hebben van de staatssecretaris. In Delfland speelt ook nog dat daar veel infrastructuur is en dat er juist weinig agrariërs zijn, zodat de agrariërs daar met extra hoge lasten worden geconfronteerd. Dat systeem hebben wij ooit zo aangenomen. Als je dat soort dingen tegenkomt, moet je je echter afvragen of het niet doorschiet. Je kunt natuurlijk schuiven met de waarde in het besluit, zoals de heer Koppejan voorstelt. Dan dalen de inkomsten echter, dus dat is best lastig. Ik denk wel dat je moet kijken wat je eraan kunt doen. De heer Boelhouwer heeft ook een suggestie gedaan, maar dat komt heel dicht bij extra belasting. Ik zie de mensen bij het waterschap in Groningen al uitleggen dat iemand meer moet gaan betalen vanwege de A13. Wij moeten verder bespreken hoe wij dit probleem kunnen oplossen, los van het punt algemene kosten.
De heer Boelhouwer (PvdA): Mevrouw Neppérus is toch wel met mij eens dat, als de A13 onder water staat en er echt iets fout gaat in het westen van het land, die schade niet alleen beperkt blijft tot dat gebied, maar dat zelfs de boer in Groningen daarvan economische schade ondervindt? Waarom zouden wij hem niet laten meebetalen aan die verzekering?
Mevrouw Neppérus (VVD): Ik wens de heer Boelhouwer veel succes om dat in Groningen te gaan uitleggen. Delfland doet het zo goed dat de A13 niet onder water komt te staan. Ik zou van de staatssecretaris willen weten welke suggesties zij hiervoor heeft. Wij zijn het erover eens dat je moet kijken of er een andere oplossing is. Ik wil daarover graag meedenken, maar wat nu wordt voorgesteld, is bijna een belasting voor heel Nederland, want niet alleen een agrariër, maar ook iemand met een kruidenierswinkel in Groningen zal last hebben. Wellicht gaat de heer Boelhouwer daar ook over nadenken. Het blijft lastig.
De heer Boelhouwer (PvdA): Het woord dat daarbij hoort, is «solidariteit». Ik begrijp wel dat de VVD-fractie dat niet altijd paraat heeft als betalen aan de orde is, maar dat is wel degelijk het geval.
Mevrouw Neppérus (VVD): Ik stelde zojuist vast dat de heer Boelhouwer niet helemaal paraat had wat hij twee jaar geleden had gezegd. Als wij dat hebben vastgesteld, vind ik dat wij reëel moeten kijken wie er voordeel van hebben en wie er niet of minder voordeel van hebben. Laten wij maar kijken wat wij hieraan moeten doen. Wellicht is de PvdA-fractie wel toe aan extra belastingheffing, maar de VVD-fractie is dat niet.
Dan het punt van de verkiezingen. Je kunt maar één ding concluderen: zoals het nu is gegaan, nooit meer. Ik heb bij het vragenuur waarin de heer Koppejan zijn vragen stelde, gezegd dat ik het een antireclame voor de waterschappen vond, een antireclame die de waterschappen niet verdienen. Ik vind dat de waterschappen goed werk doen. Vervolgens was er een formulier dat onbegrijpelijk was inzake een geboortedatum. Ik heb al vaker gezegd dat ik blij ben dat mijn tweelingzus in een ander waterschap woont, want anders zouden die formuleren elkaar gekruist kunnen hebben en zou er verwarring zijn ontstaan, net als bij de familie Slob in Zwolle. Het zijn lastige dingen. Ik zou ook graag willen horen wat waar is over het verhaal van de kluis die is opengegaan. Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris niet à la minute kan antwoorden, maar ik hecht eraan dat er uitleg over komt.
Voor ons staat vast dat je toe moet naar verkiezingen onder de Kieswet. Dat is de eerste stap die wij moeten zetten. Je moet niet zo verder willen. Daar wordt niemand gelukkig van, de burger van dit land niet, maar ook de waterschappen niet. De verkiezingen zullen zeker een rol gaan spelen bij de heroverweging, want daar wordt over rollen en taken gesproken. In de VVD-fractie wordt daarover door liberalen onderling gesproken. Wij willen afwachten wat er uit de heroverweging komt. Ik zeg er wel bij dat veiligheid en het hebben van schoon en zuiver water wezenlijke taken zijn die in Nederland van het grootste belang zijn.
De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Met een zekere regelmaat laait de discussie weer op: hebben de waterschappen wel voldoende bestaansrecht? Zelfs vicepremier Bos heeft zich hierin geroerd. Ik wil daar niet veel woorden aan wijden; tijdens de begroting V&W heeft mijn collega Van der Staaij daar al wat woorden aan besteed. Wij staan voor een enorme uitdaging om ons lage landje ook in de komende eeuw veilig en droog te houden. Die taak is zo cruciaal, dat dit het bestaan van een specifieke, functionele overheidsorganisatie zonder meer rechtvaardigt. Juist nu er zoveel inspanningen op het gebied van water worden gevraagd, zouden we dubbel voorzichtig moeten zijn om in nieuwe structuurdiscussies te duiken en een goed functionerend bestuursorgaan radicaal op de schop te nemen. Ik zou dat in ieder geval niet verantwoord vinden. Wellicht kan de staatssecretaris dit ferm beamen, zodat waterschappen niet hun belangrijke taak hoeven te verrichten met het zwaard van Damocles boven hun hoofd.
De laatste verkiezingen hebben nogal wat negatieve publiciteit gegenereerd. Een lage opkomst, onduidelijkheid bij de kiezers over de stemmethode en dergelijke. Er kwamen allerlei dingen langs waarbij vragen te stellen zijn. Er kunnen absoluut dingen beter, dat moet ook. Tegelijkertijd is er geen reden voor zenuwachtigheid of voor drastische ingrepen. In de eerste plaats waren het de eerste landelijke verkiezingen «nieuwe stijl» voor waterschappen. Je kunt vanuit een enkele ervaring nog moeilijk lijnen trekken. Mijn fractie vindt het dan ook verstandig dat ervoor gekozen is geen overhaaste stappen te zetten, maar dat er eerst verkenningen worden ingezet naar de beste wijze van verkiezingen. Laten wij de voor- en nadelen van de verschillende systemen scherp zien te krijgen en daarbij uiteraard de kwestie van de democratische legitimiteit goed meewegen. Als wij per se iets willen wijzigen, laten wij dan kiezen voor de meest simpele en meest voor de hand liggende oplossing, namelijk om voortaan de waterschapsverkiezingen gelijk te organiseren met de verkiezingen van de gemeenteraden. Daar kunnen wij al in 2014 mee beginnen.
Inmiddels zijn ook de effecten van het vereenvoudigde belastingstelsel bekeken, met de daarbij behorende lastenverschuivingen. De uitkomsten geven de staatssecretaris geen aanleiding tot wijziging van het stelsel. Op macroniveau vindt de staatssecretaris het allemaal aanvaardbaar. Dat vind ik echter een te gemakkelijke en onjuiste benadering. Naar mijn oordeel betaalt de categorie ongebouwd in verschillende waterschappen onevenredig veel. Door van landbouwgronden en infrastructuur één heffingscategorie te maken, betaalt de landbouw stevig mee voor autowegen, spoorwegen en kunstwerken en de mutaties in dat bestand. Dat loopt vanzelfsprekend flink op. Dit is een systeemfout, die opgelost moet worden. Ik roep de staatssecretaris op tot een snelle aanpassing van het Waterschapsbesluit. Is zij daartoe bereid en zo ja, op welke termijn?
Opnieuw wordt er gesproken over een verdere opschaling van de waterschappen. In de jaren vijftig van de vorige eeuw waren er 2500 waterschappen, in 1980 waren er nog 230, nu nog 26 en het moet blijkbaar nog verder gaan. Wij stellen de basale vraag of dit nog denkbaar is zonder dat dit ten koste gaat van de lokale en regionale binding, waarin door de eeuwen heen juist de kracht van de waterschappen heeft gelegen. Juist ten behoeve van de land- en tuinbouw moeten waterschappen in staat zijn tot maatwerk. De afstand tussen bestuurder en bestuurde mag niet te groot worden.
Mijn fractie heeft met instemming kennisgenomen van de brief van de Unie van Waterschappen, waarin voorstellen staan om de rijksbegroting met 100 mln. te verlichten. Het is goed dat de waterschappen hun verantwoordelijkheid nemen. Het lijkt mij zaak dat er in ieder geval dit jaar een heldere kabinetsreactie op de voorstellen komt.
Tot slot vraag ik een reactie van de aanwezige bewindslieden op een recente uitspraak van de rechtbank Arnhem inzake de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Deze uitspraak heeft veel nadelige effecten voor de uitvoering van veel voorkomende, noodzakelijke werkzaamheden door waterschappen op locaties waar beschermde soorten voorkomen. Hoe gaat dit opgelost worden? Ik heb er begrip voor als hiervoor onderzoek nodig is, zodat het antwoord schriftelijk gegeven wordt. Dit punt zal in de landbouwbegroting morgenochtend eveneens een rol spelen. Ik wil het hier echter ook gemeld hebben, omdat het een authentieke taak van de waterschappen betreft.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Op de website van de PvdA staat onder het kopje «Standpunten»: «Er moeten bestuurslagen verdwijnen, in ieder geval de waterschappen». Sommige lieden binnen de PvdA zijn pessimistisch over de toekomst van de sociaaldemocratie, maar ik vind dit een heel goed standpunt. Dat is mijn belangrijkste pleidooi vanavond in de richting van het kabinet. Het kabinet beraadt zich op de financiële toekomst van Nederland voor de komende twintig tot veertig jaar. Daar ligt een gigantische uitdaging, die misschien zelfs oploopt tot 70 mld. De rekensommen komen dit voorjaar. Er zijn maar liefst negentien werkgroepen plus een studieclub aan het werk gezet, bestaande uit ambtenaren en enkele externen, om dat allemaal bij elkaar te harken. Dit is het moment om het debat ten principale te voeren, niet alleen over de waterschappen, maar ook breder over de bestuurlijke inrichting van Nederland. Helaas gaan wij er tot het voorjaar niet over, want het is natuurlijk uiteindelijk een politieke keuze die moet worden gemaakt.
Mijn fractie hoopt dat in die werkgroepen heel veel aandacht wordt besteed aan het verminderen van bestuurlijke drukte en het slanker maken van het overheidsbestuur in Nederland. In zo’n brede heroverweging hoort de optie om de waterschappen in hun huidige vorm – wij denken dan in het bijzonder aan de bestuurlijke laag die daarvoor nodig is – op te heffen en de functies bijvoorbeeld te integreren in het provinciale bestuur. Er zijn allerlei varianten en denkmodellen op los te laten. Dat is allemaal tot je dienst, maar wij verlangen van het kabinet dat deze variant met voorrang door de ambtenaren wordt bekeken. Wij horen graag een positieve reactie. In de zomer zullen wij vervolgens wel zien wat ervan terechtkomt. Het is echter evident dat zo’n gigantische operatie, die ervoor moet zorgen dat de schatkist op termijn op orde blijft en die ook burgers gaat raken, niet zonder consequenties kan blijven voor de organisatie van de Rijksdienst zelf en de brede organisatie van de publieke sector, dus ook de waterschappen.
De heer Van der Vlies (SGP): Blijven de provincies eigenlijk wel bestaan bij GroenLinks?
De heer Vendrik (GroenLinks): Wij hebben dat voorstel al in eerdere debatten gedaan, dus ik begrijp dat de heer Van der Vlies mij graag herinnert aan een compleet standpunt. Ik zal dat bij dezen geven. Ik kan mij heel goed voorstellen dat wij toegaan naar een situatie met minder provincies. Zeker waar steden steeds vaker samenwerken in bovenstedelijke verbanden, een soort provincies op kleine schaal, waar men allerlei besluitvorming gezamenlijk pleegt te doen, kan ik mij voorstellen dat dit een optie is. Wij hebben ook een discussie over de vraag hoe de besluitvorming in de Randstad moet worden georganiseerd.
Wat ons betreft, geldt nog meer dan voor de heer Boelhouwer dat er op dit punt echt niets taboe is. Dat betekent ook dat de positie van provincies niet goudgerand en vanzelfsprekend is. De ambtenaren die deze heroverweging op hun schouders hebben, kijken juist naar zo’n integrale operatie. Voor dit debat zijn wij in. Wij zien heel graag dat deze variant op tafel komt. Dat is mijn hoofdvraag voor vanavond. Of het ministerie van Financiën in 2006 gelijk had of dat schoon aan de haak, zonder dat het de uitoefening van de taken die op dit moment belegd zijn bij de waterschappen in de weg zit, 120 mln. oplevert, is de vraag. Die rekensom zien wij graag nog een keer terug. Ik begrijp uit een recent bericht van de Unie van Waterschappen dat er al 100 mln. te vinden is als men beter gaat samenwerken. Dan zit er toch al een beetje schot in de zaak. Dit is het moment om daar fundamenteel naar te kijken. Wij doen dat graag samen met de PvdA-fractie.
De heer Koppejan (CDA): Vroeger associeerde ik GroenLinks altijd met kleinschaligheid, de menselijke maat, dicht bij de burger, maar ik begrijp dat men dat idee heeft verlaten en nu voorstander is van een grote overheid, grote, logge overheidsorganisaties, weinig provincies, geen waterschappen meer, dus een grotere afstand tussen bestuur en burger.
De heer Vendrik (GroenLinks): Was het maar zo simpel dat de afstand tussen bestuur en burger louter een kwestie van schaal is. Dat zou een aantal kwesties een stuk eenvoudiger maken. Laat ik het punt van de waterschapsverkiezingen bij de kop nemen. Het idee van het kabinet was om die op een pittige, gezellige en leuke manier te organiseren. Er kon zelfs worden gestemd via internet. Dat is vervolgens een paar maanden van tevoren uit de lucht gehaald, omdat dat niet crashvrij kon gebeuren. Het idee was om de waterschappen dichter bij de burger te brengen. Dat is op een faliekante mislukking uitgelopen. Met een opkomst van 24%, of je het nu leuk vindt of niet, heb je een gigantisch legitimiteitsprobleem. De burger herkent zich op geen enkele manier in wat er bij waterschappen gebeurt, laat staan dat er zoiets bestaat als een levende democratie, die op dit moment op de organisatie en werkwijze van de waterschappen van toepassing is. Dat vind ik een heel ernstig gegeven, zo’n lage opkomst bij de waterschapsverkiezingen.
Uit de evaluatieonderzoeken op dat punt komen als aanbevelingen naar voren dat men duidelijk moet maken op basis van welke grondslag de zetelverdeling plaatsvindt, dat de betrokkenheid van burgers bij het werk van waterschappen moet worden bevorderd en dat er afspraken moeten worden gemaakt over de beschikbaarheid van verkiezingsborden. Ik heb er geen vertrouwen in dat daarmee een fundamentele slag wordt geslagen om de afstand tussen het waterschapsbestuur en de burgers die mensen in dat bestuur kunnen kiezen, te verkleinen, zodat wij daar een levende democratie organiseren. Ik vraag het kabinet of het wel in deze opties gelooft. Ik kan mij dat bijna niet voorstellen, maar als dat onverhoopt toch het geval is, vraag ik een van beide staatssecretarissen mij duidelijk te maken dat dit stappen zijn die in 2012 wel gaan leiden tot levendige waterschapsverkiezingen met een hogere opkomst, waardoor wij het idee hebben dat het democratie met een hoofdletter is.
De heer Van der Vlies (SGP): Ook ik heb de opkomst laag genoemd, daarover bestaat geen misverstand. Het is alleen de vraag welke conclusie je daaraan verbindt. Ook voor Europa was de opkomst laag. In de politiek hebben wij allemaal gezegd: eigenlijk te laag. Ik hoor de GroenLinks-fractie niet over het opheffen van Europa. Dat zou een te gemakkelijke conclusie zijn. Ik houd de heer Vendrik die spiegel voor bij zijn conclusie over de waterschappen.
De heer Vendrik (GroenLinks): In al die jaren waarin wij Europese verkiezingen hebben, hebben wij dat punt gehekeld, omdat mensen wordt gevraagd te kiezen voor een Europees Parlement dat in het verleden op hoofdzaken van Europese besluitvorming nauwelijks of geen rol had. Dan moet je niet gek staan te kijken als burgers zich afvragen waarvoor zij in vredesnaam stemmen, als hun parlementariërs op belangrijke besluitvorming in de Europese Unie geen invloed hebben. Dat was een reden waarom wij voor de Grondwet waren. Los daarvan hebben wij sinds jaar en dag ervoor gepleit om te zorgen dat grote stelselwijzigingen in Europa, bijvoorbeeld het verdrag van Maastricht dat de komst van de euro regelde, automatisch onderwerp zouden worden van een referendum. Dan gebeurt er af en toe iets wat je niet bevalt, maar ik heb wel geconstateerd dat de opkomst bij het Europees referendum bij de Grondwet alle records sloeg. Ik heb zelden zo’n levendig debat mogen meemaken over de toekomst van Europa als ten tijde van dat referendum. Ook al was de uitslag niet de mijne, ik vind dat je mensen zeggenschap moet geven op kwesties die fundamenteel zijn.
Mij maak je niet wijs, hoezeer er ook bij het waterbeheer bijzondere belangen in het geding zijn, dat een begroting van landelijk 1,1 mld. mensen naar de stembus haalt. Ik denk dat het te klein is. De conclusie moet zijn dat, hoezeer men ook heeft gepoogd ze levendiger te maken en dichter bij de burger te brengen, het de volgende keer niet wezenlijk anders zal zijn. Ik verzoek het kabinet met betere voorstellen te komen. Ook de vier opties zie ik niet. Eigenlijk zegt het kabinet dat met zoveel woorden, want er zit een optie bij waarbij wij de verkiezingen gaan vermengen met de gemeenteraadsverkiezingen. Dan speel je eigenlijk leentjebuur bij een verkiezing waarvoor burgers wel willen komen, omdat men daar wel het idee heeft dat het gaat over zaken die hun direct aangaan. Dat vind ik een tikje vreemd, want dan los je het probleem van de zelfstandige legitimiteit van de waterschapsverkiezingen niet op.
Collega’s hebben al gesproken over de organisatie van de laatste verkiezingen. Ik krijg regelmatig uitnodigingen om voor Nederland of de Europese Unie ergens in een oord waar de democratie net is uitgevonden, deel te nemen aan een waarnemingsmissie. Als de maatstaven die men daar hanteert, even langs deze verkiezingen waren gehouden, was daar een pittig oordeel uitgekomen. De rel rond het stemgeheim en de rel rond de kluis, die dankzij het doorzettingsvermogen van mijn digitale vrienden boven water zijn gekomen, maken duidelijk dat het slecht georganiseerde verkiezingen waren. Ik refereerde al aan de kwestie van het internetstemmen. Het was rommelig. Dat hoort niet zo. Een land als Nederland, dat een lange democratische traditie heeft, hoort dit soort verkiezingen niet binnen zijn eigen landsgrenzen te organiseren. Een foutenpercentage van bijna 10 is ongehoord. Als bij een landelijke verkiezing de commissie voor de verkiezingen even komt vertellen wat het eerste beeld is van de landelijke verkiezingen en het blijkt dat 10% fout is, zou het huis te klein zijn. Hier accepteren wij het. Wat is het oordeel van het kabinet over zo’n groot foutenpercentage? Dit rammelt aan alle kanten. Ik vraag om een heldere veroordeling van het kabinet. Dit was eens, maar nooit weer.
Tot slot een opmerking over de kwestie van belastingen, tarieven en de verdeling over de verschillende groepen. De heer Jansen heeft daarover pittige en goede vragen gesteld. Ik kan die onmogelijk verbeteren en ik sluit mij daarbij aan.
De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik ben blij dat ik ter vervanging van de heer Cramer mijn opwachting mag maken in deze commissie. Je zou het niet zeggen als je de sprekers, de heer Van der Vlies uitgezonderd, zo beluistert, maar in veel landen wordt met jaloerse blikken naar Nederland gekeken. Naar de wijze waarop wij ons waterbeheer hebben georganiseerd met democratisch gelegitimeerde waterschappen met een eigen stabiele geldstroom die alleen voor waterbeheer is bestemd en voor niets anders. Landen als Bangladesh en Mozambique kopiëren maar wat graag ons waterschapsmodel om de immense waterproblemen die zij kennen, op te lossen. Zelfs de Amerikanen kijken watertandend naar ons waterbeheer. Bestuurders uit Louisiana die de verschrikkelijke orkaan Katrina over New Orleans hebben zien razen, hebben meer dan eens verzucht dat, als zij waterschappen hadden gehad zoals in Nederland, deze ramp mogelijk was voorkomen.
Desalniettemin lijkt de legitimiteit van de waterschappen ter discussie te staan, vooral na de laatste verkiezingen. Wij moeten ons bezinnen op de vraag hoe wij er in de toekomst mee willen omgaan en hoe wij deze verkiezingen willen organiseren. De ChristenUnie-fractie is niet op voorhand voor afschaffen of voor behouden. Die discussie moeten wij nog voeren. Het klinkt heel daadkrachtig als je nu stelt dat je de waterschappen wilt afschaffen. Voor ons is de discussie over bijvoorbeeld maximaal twee bestuurslagen, die zich met een bepaald beleidsterrein bemoeien, veel belangrijker. Wij moeten ons niet gaan blindstaren op alleen de waterschappen. Bij de laatste landelijke verkiezingen waren er partijen die dachten dat het afschaffen van deze bestuurslaag structureel 300 mln. zou opleveren. Inmiddels blijkt uit de jaarrekeningen van de waterschappen dat die afschaffing slechts 15 mln. oplevert. Wij hebben toch echt een groter gat op te vullen en dan zijn de herstructureringskosten nog niet meegerekend. Het zal de nodige tijd duren voordat de grondwetswijzigingen die daarvoor nodig zijn, zijn doorgevoerd. Het lijkt er dus op dat het veel meer een ideologische discussie is wat wij met de waterschappen willen dan een financiële discussie.
De staatssecretaris constateert terecht dat, om belastingen te legitimeren, democratisch gekozen waterschappen een vereiste zijn. Mijn fractie herkent zich in de twee richtsnoeren die het kabinet als vertrekpunt neemt in de zoektocht naar een beter verkiezingsproces. Ten eerste moet de democratische legitimiteit voor het heffen van belastingen zijn gewaarborgd. Ten tweede zijn de waterschappen een functioneel bestuur. Op welke manier gaan wij de waterschappen nu voortaan kiezen? Handhaven en verbeteren wij het huidige poststemmen? Laat ik daarover heel duidelijk zijn: daarvoor voelt mijn fractie niets. Hoe dan, directe of indirecte verkiezingen? Ik vind het een beetje vroeg om een keuze te maken. De staatssecretaris geeft daarvoor een aantal opties. Ik ben op dit moment dan ook vooral benieuwd naar alle ins en outs van de diverse mogelijkheden, vooral van de mogelijkheid van indirecte verkiezingen.
De staatssecretaris schrijft in haar brief over een zorgvuldig traject, waarin zij met alle betrokkenen in gesprek gaat. Hoe staat het met dat traject? Komt er uit de gesprekken al een voorkeursvariant naar voren en wanneer kunnen wij nadere informatie verwachten? Gaat het lukken om ruim voor 2012 duidelijkheid te verschaffen, zodat wij in 2012 niet meer per post hoeven te stemmen? Overigens lijkt het mij logisch dat de waterschapsverkiezingen, wanneer wordt besloten tot directe of indirecte verkiezingen, onder de Kieswet worden gebracht.
De Commissie van Advies inzake de Waterstaatwetgeving heeft een helder advies geschreven over belangenrepresentatie in het waterschapsbestuur. Ik deel de conclusie dat reservering van zetels voor specifieke belangencategorieën past bij de taak en het functionele karakter van het waterschap. Worden bij het traject om te komen tot een beter verkiezingsproces ook de geborgde, of beter gezegd de gereserveerde zetels meegenomen? Hoe kunnen de in het geding zijnde belangen beter geborgd worden?
In Zeeland moeten in 2010 waterschapsverkiezingen worden gehouden, aangezien de twee Zeeuwse waterschappen eindelijk gaan fuseren. Bij een fusie horen verkiezingen. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris wil meewerken aan de Zeeuwse wens om na deze fusieverkiezingen de verkiezingen in 2012 te mogen overslaan. Dat is een goede zaak. Ik begreep dat er nog wat zorgen in Zeeland zijn over de vraag of alles wel op tijd geregeld is.
Ik vraag net als velen voor mij een reactie op het bericht van de stichting «Wij vertrouwen stemcomputers niet» en over de mogelijke consequenties.
Tot slot iets over de tarieven. LTO heeft op dat gebied aan de bel getrokken. Vooral in het hoogheemraadschap Delfland pakt één heffingscategorie desastreus uit voor de daar aanwezige melkveehouderijen. Het hoogheemraadschap Delfland heeft weinig open agrarisch gebied, waardoor de wegen en spoorwegen drukken op een relatief klein aantal hectares. Is de staatssecretaris bereid op zoek te gaan naar oplossingen zonder dat het hele belastingstelsel weer op de schop hoeft?
De opgave op het gebied van waterveiligheid, waterbeheer en de beschikbaarheid van zoet water is groot. Daarvoor is een stevig bestuur nodig. Ik vind het aanbod van de waterschappen om te komen tot een doelmatig en rationeel waterbeheer, met daarbij vanaf 2011 een bezuiniging op de rijksbegroting van 100 mln., zeer betekenisvol. Het is in ieder geval meer dan 15 mln. Ik zie dan ook uit naar de kabinetsreactie op dit voorstel.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Voorzitter. In de eerste termijn zijn veel zaken aan de orde gekomen. Bijna elke fractie heeft gesproken over een onderwerp dat eigenlijk niet op de convocatie van het algemeen overleg stond, namelijk het aanbod van de waterschappen. Ik wil daar toch met enkele woorden op ingaan. In het kabinet is bij de voorjaarsnota afgesproken dat er op het waterbeheer 100 mln. zou moeten worden bezuinigd. Dat zou moeten met ingang van 2011. Ik ben buitengewoon blij dat de waterschappen zo goed hebben meegedacht met deze opdracht en dat zij gekomen zijn met het aanbod dat zij mij begin november hebben toegestuurd. Het is een goed aanbod, waaruit blijkt dat de waterschappen bereid zijn om niet alleen te kijken naar wat het kabinet vraagt, 100 mln. vanaf 2011, maar dat zij ook hun hele functioneren onder de loep hebben genomen en hebben gezegd dat er veel meer kan. Zij zijn in deze tijden ook bereid dat te doen.
Verschillende fracties hebben gezegd dat zij graag over het aanbod willen spreken, maar dan aan de hand van een kabinetsreactie. De heer Jansen spreekt uit dat hij het jammer vindt dat de kabinetsreactie er nog niet ligt. Dat vind ik natuurlijk ook jammer, maar als je dingen met elkaar goed wilt afstemmen, is daarvoor tijd nodig. Ik wil niet alleen met een kabinetsreactie komen, maar ik wil voor die tijd hebben gesproken met IPO en VNG, die dit aanbod van de waterschappen natuurlijk ook aangaat. Vandaag ligt de reactie er dus niet. Ik doe er alles aan om nog dit jaar een reactie op het aanbod van de waterschappen te sturen.
Het onderwerp van dit algemeen overleg is de brief van 19 juni 2009, waarin wordt gesproken over het vergroten van de democratische legitimiteit van de waterschappen. Met een opkomstpercentage van zo’n 24, terwijl alles erop gericht was om het opkomstpercentage hoger te laten zijn, moet je inderdaad nadenken over de vraag hoe je de democratische legitimiteit kunt vergroten. Reden van de brief is geweest om daarvoor een eerste aanzet te geven. De heer Van der Vlies waardeert het dat het kabinet niet hals over kop een bepaalde richting heeft aangegeven, maar verschillende mogelijkheden bij elkaar wil zetten, consultaties wil doen en niet over één nacht ijs wil gaan. Aan de andere kant wil het kabinet, als het enigszins mogelijk is, proberen om voor de verkiezingen van 2012 een manier van verkiezingen te hanteren die meer democratische legitimiteit waarborgt. Daarvoor is natuurlijk medewerking nodig. Je ontkomt dan niet aan een wetgevingstraject en daarin zitten veel vertragingsmogelijkheden. Inzet is om de wijze van verkiezingen die de democratische legitimiteit vergroot, te kunnen toepassen bij de eerstvolgende verkiezingen in 2012, maar ik houd een slag om de arm. Dat ligt niet alleen in mijn macht, ook de commissie heeft een belangrijke rol om dat proces snel te laten gaan.
Een aantal fracties heeft een link gelegd tussen de brief van 19 juni 2009 en het proces van de heroverwegingen dat aanstaande is. Sommige fracties hebben gevraagd: moeten wij nu niet eerst die heroverweging afwachten? Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar niets voor voel. Op dit moment willen wij de democratische legitimatie vergroten. Dat staat voor mij als een paal boven water. Het is best mogelijk dat in heroverwegingen alles aan de orde komt, zoals het voortbestaan van de gemeente, de provincie en de waterschappen. Dat kan voor mij geen reden zijn om nu de hele zaak on hold te zetten en om een jaartje achterover te leunen om te zien wat er uit de heroverwegingen komt.
De gedachte achter de heroverwegingen is 20% bezuinigen. Er zit geen politieke overweging achter. Zou daar nu uitkomen dat, om die 20% te bereiken, het opheffen van de waterschappen een mogelijkheid is, dan moet men zich wel realiseren dat dit niet van de ene op de andere dag gerealiseerd is. Er moet een grondwetswijziging komen en dat zal heel lang duren. Ook al zou dat de uitkomst zijn van de heroverwegingen, dan nog is het nodig dat wij die democratische legitimiteit van de waterschappen vergroten, wat mij betreft het liefst met ingang van de verkiezingen in 2012.
De heer Anker vraagt hoe het met het traject staat en of er al een voorkeursvariant naar voren komt. Zoals het hier in deze zaal is, is het ook in de maatschappelijke omgeving. De meningen zijn behoorlijk verdeeld. Van «het zou het mooiste zijn om het gelijk met de gemeenteraadsverkiezingen te doen» tot en met «laten wij het maar indirect doen» en zelfs «laten wij het maar houden zoals het nu is». Ik heb er ook universiteiten naar laten kijken en start met consultaties om te komen tot een goed overzicht van de diverse gedachten hierover. Het kabinet komt dan met een voorstel. Dat voorstel doe ik zo snel mogelijk, op zijn laatst voor de zomer van 2010, maar mocht ik daar eerder uit zijn, dan komt het natuurlijk eerder.
De heer Vendrik heeft gevraagd of de voorstellen helpen bij de verkiezingen van 2012. Hij heeft duidelijk de zorgen verwoord over de democratische legitimering van de waterschappen. Dat zijn ook mijn zorgen. Daarom ben ik dit traject gestart. Vandaar deze brief van 19 juni 2009 aan de Kamer. Ik vind dat wij er iets aan moeten doen. Kun je van tevoren de garantie geven dat de democratische legitimering wordt vergroot? De inzet is om te komen tot een oplossing die de beste mogelijkheid geeft om dat te bereiken. Als je gaat voor indirecte verkiezingen, weet je altijd dat er 100% opkomst is. Dan heb je een andere situatie dan wanneer je het samen met de gemeenteraadsverkiezingen doet. Wij moeten kijken wat de beste oplossing is, maar vaststaat dat de democratische legitimering beter moet.
De heer Boelhouwer (PvdA): Als ik goed naar mijn collega’s heb geluisterd, heeft iedereen, ook ik, gezegd: zoals het de afgelopen keer is gegaan, moeten wij het niet meer doen. Het zou fijn zijn als ook de staatssecretaris zou zeggen: zoals het de afgelopen keer is gegaan, zo gaan wij het niet meer doen. Als zij in 2010 met een voorstel komt, moet daar dus ook in staan: zoals het de afgelopen keer is gegaan, doen wij het niet meer.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Wij hebben er al verschillende debatten over gehad. Ik heb mijn mening over de verkiezingen van de waterschappen al gegeven. Ik wil, als de heer Boelhouwer daarom vraagt, best nog een keer zeggen dat die verkiezingen beslist geen schoonheidsprijs verdienen. Ik vind het wat sneu tegenover al die dijkgraven die hier tegenover mij in het publiek zitten om dat er nog eens in te wrijven. Wij zijn het echter met elkaar eens dat de waterschapsverkiezingen anders moeten. Daar is mijn brief van 19 juni 2009 op gericht.
De heer Koppejan (CDA): De staatssecretaris zegt dat zij voor de zomer van 2010 met voorstellen komt hoe de democratische legitimering van de verkiezingen in 2012 kan worden verhoogd. Dat is haar inzet. Durft zij nu ook al de uitspraak te doen dat zij het eens is met de meerderheid hier aan tafel om de verkiezingen onder de Kieswet te brengen?
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: In de brief staat dat ook dat wordt onderzocht. Ik ga dat natuurlijk niet onderzoeken als ik zelf niet zou denken dat dit een goede weg was. Ik herinner mij overigens een debat van vorig jaar, waarin ik dat ook heb uitgesproken. Ik wil niet het gras voor de voeten van de staatssecretaris van BZK wegmaaien. Zij zal daarop dieper ingaan. Vanuit het kabinet wordt daarop positief gereageerd.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Voorzitter. Het is de enige vraag die ik moet beantwoorden. Misschien kan ik dat meteen doen in aanvulling op mijn collega. De brief is mede namens mij geschreven. Wij hebben al gezegd – en dat heb ik ook al toegezegd aan de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken – dat ik bereid ben om de waterschapsverkiezingen onder de Kieswet te brengen. Daarvoor wordt dat onderzoek gedaan. Je moet dan nog kijken hoe je dat wilt organiseren. Onder de Kieswet kan veel worden geregeld. Wij hebben indirecte verkiezingen, zoals voor de Eerste Kamer, wij hebben directe verkiezingen in een stemlokaal, wij hebben briefstemmen. Wij hebben allerlei dingen geregeld in de Kieswet en je moet dus weten welke optie je wilt nemen.
Als pas eind volgend jaar duidelijk is wat de Kamer wil, is het heel kort om een Kieswettraject te lopen voor de verkiezingen in 2012. Het is niet uitgesloten, maar het is wel kort.
De voorzitter: Ik wil toestaan om te interrumperen en er tegelijkertijd de vraag aan koppelen of de commissie er bezwaar tegen heeft dat de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken na haar antwoord de vergadering verlaat. Of wilt u haar in tweede termijn nog uitvoerig bevragen? Wij stellen er natuurlijk prijs op dat zij in ons midden vertoeft en eventueel blijft, maar ik wil effectief en efficiënt vergaderen.
De heer Boelhouwer (PvdA): Ik proef in het antwoord van de staatssecretaris van BZK een oproep aan haar collega om niet pas voor de zomervakantie met voorstellen te komen, maar al in maart. Dan weten wij zeker dat, als er een traject moet worden ingezet, dat kan worden gehaald. Dat pleidooi kan ik van harte ondersteunen.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik heb eerlijk gezegd niet de indruk dat het een vraag aan mij was, maar meer over mijn hoofd heen aan mijn collega. Ik ben iemand van de realiteit en het is realiteit dat een wetswijziging de nodige tijd vergt. De wijziging van een wet heeft de nodige behandeltijd. Het kan allemaal snel, maar men moet zich realiseren dat 2012 dichter bij is dan wij soms wel eens denken.
De heer Jansen (SP): Ik heb twee vragen waarvan ik niet weet of die door de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken of die van Verkeer en Waterstaat moeten worden beantwoord. Allereerst heb ik gezegd dat een probleem bij de huidige waterschapsverkiezingen het principe «one man one vote» is, dat niet gerespecteerd wordt. Volgens mij is dat niet in de Kieswet zelf verankerd. Mijn vraag aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken is of dit bij directe verkiezingen wel uitgangspunt is. Ten tweede is er gevraagd om een schriftelijke reactie op de kritiek van de stichting «Wij vertrouwen stemcomputers niet». Wij horen graag wat het kabinet daarvan vindt.
De voorzitter: Ik hoor dat de laatste vraag wordt beantwoord door de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Als daarbij een bijdrage van ons wordt verlangd, zullen wij die vanzelfsprekend leveren.
Ik mag van de heer Anker geen Engels spreken. In de Kieswet is het principe «één persoon, één stem» nadrukkelijk geregeld. Daarvoor zijn allerlei waarborgen. Een commissie heeft gekeken hoe een en ander nog beter kan worden gewaarborgd. Dat is volgens mij in de waterschapswetgeving ook zo geregeld.
De heer Jansen (SP): Dan is volgens mij de mogelijkheid die de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat voorstelt om de geborgde zetels verder uit te breiden, niet aan de orde, want die is strijdig met de Kieswet. Dat staat namelijk haaks op het principe «one man, one vote».
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: In deze brief hebben wij aangegeven dat wij een aantal opties onderzoeken. Dan loop je bij het onderzoek ook tegen knelpunten aan. Die knelpunten adresseer je en je kijkt hoe je die kunt oplossen. Een Kieswet kan op een aantal punten worden gewijzigd. Als de Kieswet het regime moet zijn, moet je kijken of datgene wat je wilt regelen, mogelijk is onder de Kieswet. Daarom heb ik gezegd dat het regime van de Kieswet een aantal garanties biedt, maar wij moeten dan wel weten wat wij precies willen regelen en hoe wij de verkiezingen willen organiseren. Ik kijk daar heel praktisch naar.
De heer Van der Vlies (SGP): Mijn interruptie sluit hierbij aan. Het onder de Kieswet brengen van de waterschapsverkiezingen kan een goede oplossing zijn. Ook mijn fractie ziet daar wel wat in. Het garandeert echter niet dat de democratische legitimering van wat er straks wordt gekozen, spectaculair toeneemt. Het geeft geen opkomst- of stemplicht, dus het percentage kan nog blijven hangen tussen 30 en 50. Dan blijven wij dezelfde vragen houden. Er is dus meer nodig. De staatssecretaris zei gelukkig ook dat wij moeten kijken wat wij willen, want het kan wel eens bijzondere invullingen vragen.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: U hebt gelijk, maar dat is meer uw vak. U moet kijken wat u wilt regelen ten aanzien van de democratische legitimering. De opkomst verschilt ook bij verkiezingen onder de Kieswet. Wij hebben de Europese verkiezingen gehad en u kent de opkomstcijfers daarvan. De opkomst bij gemeenteraads- en Tweede Kamerverkiezingen is meestal veel hoger. Je moet echter eerst precies weten wat je wilt doen en daarvoor is de brief geschreven. Je moet verschillende mogelijkheden onderzoeken en pas dan kijken hoe je het gaat regelen.
De heer Vendrik (GroenLinks): Het mag zo zijn dat het regime van de Kieswet niet onmiddellijk tot een enorme stijging van de opkomst leidt. Dat is een ander debat. Wat bij deze waterschapsverkiezingen wel fout ging, was dat het een aaneenschakeling was van onregelmatigheden. De staatssecretaris is, mag ik het zo zeggen, chef democratie binnen het kabinet. Zou het dan niet logisch zijn om op grond van deze ervaring te zeggen dat het regime van de Kiesraad een veel zuiverder procedure bij verkiezingen borgt? Het voorkomt fouten zoals die tot nu toe zijn gemaakt. Is het dan niet logisch dat het kabinet zegt het traject van de Kieswet te gaan onderzoeken? Misschien niet zozeer om het probleem van de democratische legitimering te ondervangen, want dat is een andere kwestie, maar wel om al die onregelmatigheden in de toekomst te ondervangen.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik zie niet waar dit afwijkt van de brief. In de brief staat dat dit een van de mogelijke oplossingen is die wij voor ons zien. Wij gaan dat onderzoeken.
De heer Vendrik (GroenLinks): Het kabinet zou nu kunnen toezeggen die kant op te gaan. Het kabinet moet het niet onderzoeken, maar het regelen. Dat is het verschil. Waarom zegt het kabinet dat niet? Dat snap ik niet.
De voorzitter: De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat zal hierop straks reageren. Ik wil nog wel opmerken dat u de uitspraak dat er een aaneenschakeling van onregelmatigheden is geweest, moet staven. Ik denk dat u bedoelt dat het wellicht een aaneenschakeling is van zaken, waarvan u van mening bent dat het onregelmatigheden zijn.
De heer Vendrik (GroenLinks): Dat wil ik best doen, maar dat heb ik in eerste termijn al gedaan.
De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris van BZK.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten verlaat de vergadering.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Voorzitter. Het onderbrengen onder de Kieswet garandeert natuurlijk op zichzelf geen grotere opkomst. Dat is ook niet de achtergrond waarom dit in de brief is opgenomen. Wij kijken naar de vergroting van de democratische legitimering. Daarvoor is een aantal voorstellen en daarnaast gaan wij kijken hoe wij de waterschapsverkiezingen onder de Kieswet kunnen brengen. Dat staat in de brief duidelijk opgeschreven.
De heer Boelhouwer wil graag dat dit allemaal klaar is voor 2012 en meent dat er in maart dan al een voorstel van het kabinet moet liggen. Als wij nu afspreken dat ik in maart met een voorstel kom en dat u «ja» zegt, kunnen wij gelijk door. Dan is het voor 2012 helemaal klaar. Ik zei al dat dit lastige trajecten zijn. De inzet is 2012, maar daaraan moeten wij met elkaar werken.
Mevrouw Neppérus (VVD): Wij hebben bijna allemaal gezegd dat de verkiezingen niet goed zijn gegaan. Los van de vraag waarmee je ze al of niet combineert, zou je de verkiezingen onder de Kieswet moeten brengen. Dat is wat ik en ook andere collega’s hebben gevraagd. Dan liggen ook de verantwoordelijkheden duidelijk.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Mevrouw Neppérus verwoordt nogmaals wat ik zojuist ook heb getracht te verwoorden. Het is de bedoeling van het kabinet om te kijken hoe de waterschapsverkiezingen onder de Kieswet kunnen worden gebracht, los van de voorstellen die wij verder gaan doen om de democratische legitimiteit te vergroten.
Er zijn vragen gesteld over de tarieven in Midden Delfland. Mevrouw Neppérus heeft gesproken over macro en micro. Als wij macro kijken, heeft de vereenvoudiging van de waterschapsheffingen, het doel van de nieuwe Waterschapswet, datgene opgeleverd wat wij ervan verwachtten. Gemiddelden kennen echter altijd hoogtes en dieptes. Er kan een groot verschil zijn tussen de uitschieters. Het is dan ook van belang te kijken waar de uitschieters zijn. Delfland is een gebied waar het voor de agrariërs slecht uitpakt. Om die reden heb ik samen met de Unie van Waterschappen en het waterschap Delfland een onderzoek gestart om na te gaan hoe het komt dat het nu juist in Delfland zo uitpakt, terwijl het in alle andere waterschappen niet die uitwerking heeft. Verschillende factoren kunnen een rol spelen. Voor de hand ligt dat het te maken heeft met het feit dat het een vrij klein waterschap is en dat er een kleine hoeveelheid ongebouwde grond is, waar veel infrastructuur op ligt. Die lasten moeten door relatief weinigen worden opgebracht. Als het kabinet positief ingaat op het aanbod van de waterschappen en wij ook tot minder waterschappen komen door het organiseren van de waterschappen per stroomgebied, zou dat natuurlijk een uitstekende oplossing voor Delfland zijn. De verhouding is dan immers direct veel beter. Wij komen daarop terug. Er wordt op gestudeerd.
De heer Van der Vlies en mevrouw Neppérus hebben gevraagd wat ik ga doen met de micro-effecten. De vereenvoudiging was het doel en die vereenvoudiging is ook gelukt. Macro gezien heeft het uitgepakt zoals verwacht werd, maar wij gaan kijken of wij een oplossing kunnen vinden voor de micro-effecten.
Met betrekking tot het Waterschapsbesluit hebben de heren Koppejan en Van der Vlies gezegd dat het mooi zou zijn om de waterschappen iets meer ruimte te geven. Daarvoor zou het Waterschapsbesluit moeten worden aangepast. Ook de waterschappen hebben erop aangedrongen om daar eens naar te kijken. Het blijkt een vrij ingewikkelde materie te zijn, waar heel veel juridische haken en ogen aan zitten. Als u het goed vindt, zou ik daarop graag op korte termijn terugkomen in een schriftelijke reactie. Het is een technisch verhaal dat wij hier niet uitgebreid moeten bespreken. Het is beter er op een later moment over te spreken als de Kamer alle ins en outs duidelijk op papier heeft.
De heer Koppejan (CDA): Voor eind januari 2010?
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Voor eind januari 2010 kan dat absoluut.
De heer Koppejan (CDA): De staatssecretaris wil samen met Delfland kijken naar oplossingen. Het is natuurlijk wel van belang dat die oplossingen in 2011 effectief zijn, zodat niet nog een jaar dezelfde problemen bestaan. Ik zou graag de toezegging krijgen dat de staatssecretaris zoekt naar oplossingen – misschien hebben wel meer waterschappen met hetzelfde probleem te maken – en dat zij de voorstellen effectief kan maken per 2011, zodat in 2011 het probleem is opgelost.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Wat de heer Koppejan mij nu vraagt, is lastig. Als je een oplossing wilt vinden voor een probleem, moet je eerst weten waardoor het probleem wordt veroorzaakt. Daar kijken wij nu naar. Mogelijk kan de oplossing op een zo korte termijn worden gevonden dat het probleem al voor 2011 opgelost kan worden. Ik zeg toe dat ik met de uitkomsten van het onderzoek en een voorstel wat te gaan doen naar de Kamer kom, maar ik kan nu niet op voorhand al toezeggen dat het altijd een oplossing zal zijn die al in 2011 effectief kan zijn.
De heer Koppejan (CDA): Je kunt ervoor kiezen om voor de korte termijn een oplossing te bedenken, die misschien niet volmaakt is en voor de lange termijn een structurele oplossing. Als u dat onderscheid maakt, kunt u 2011 halen.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Ik hoor wat u zegt. Als het Rijk wetgeving voorbereidt, kijkt het natuurlijk naar het macroniveau, maar waar ik op microniveau kan bijdragen aan een snelle oplossing, doe ik dat natuurlijk. U kunt ervan verzekerd zijn dat er goed en serieus naar wordt gekeken. Tegelijkertijd kan ik nu niet de garantie geven dat het probleem absoluut vanaf 2011 wordt opgelost. Dat moet u accepteren. U kunt echter verzekerd zijn van mijn inzet en die van Delfland zelf en van de Unie van Waterschappen. De opmerking dat niet gelijk de beste oplossing hoeft te worden gekozen, neem ik ter harte.
Mevrouw Neppérus (VVD): Wij hebben ongeveer een jaar geleden in de grote zaal gesproken over oplossingen die zouden moeten werken vanaf 2010. Er is toen gezegd: als er vreemde dingen blijken, laten wij die dan per 2010 veranderen. Als het dan 2011 wordt, moeten wij wel heel veel geduld hebben. Is de staatssecretaris bereid om mensen dan geld terug te geven? Ik vind 2011 voor zaken die wij al in 2008 met elkaar bespraken, wel heel laat.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Ik begrijp dat mevrouw Neppérus zegt dat we zo snel mogelijk een antwoord moeten zoeken op vragen. Aan de andere kant is het goed om tegen elkaar uit te spreken dat het vaststellen van de tarieven binnen wettelijke kaders door de waterschappen gebeurt, dat de waterschappen mogelijkheden hebben om daarin te variëren en dat vervolgens die tarieven nog eens actief moeten worden goedgekeurd door de provincies. Het is dus wat snel en kort door de bocht om te zeggen dat het Rijk moet zorgen voor tarieven waarmee het kan instemmen, terwijl de verantwoordelijkheid bij de waterschappen ligt. Ik begrijp de zorg en ik deel die. Om die reden ben ik met de Unie van Waterschappen en met Delfland een onderzoek gestart. Ik wil helder krijgen hoe het komt en dan komt de vraag hoe wij het kunnen oplossen. Wij moeten wel beseffen dat die oplossing in de eerste plaats van de waterschappen zal moeten komen. Mocht daarvoor een andere oplossing nodig zijn, die wetswijzigingen vergt, dan spreken wij over een langere periode dan 2011. Alle inzet is erop gericht om daar waar onrechtvaardigheden worden gevoeld, die op te lossen, maar laten wij de verantwoordelijkheden laten waar ze liggen.
Mevrouw Neppérus (VVD): Het is prima om de verantwoordelijkheden te laten waar die moeten liggen, maar als wij nu al geruime tijd vaststellen dat er op het punt van de infrastructuur een vreemd effect is, vind ik 2011 erg laat. Daarom wil ik de staatssecretaris meegeven om, zodra zij meer weet, na te denken of er nog iets anders mogelijk is.
De voorzitter: Staatssecretaris Huizinga heeft gezegd dat wij voor eind januari 2010 een brief krijgen.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Ik zeg graag nogmaals tegen mevrouw Neppérus dat zij ervan uit kan gaan dat de inzet, niet alleen van mij maar ook van de waterschappen, is om zo snel mogelijk tot een oplossing te komen. De heer Koppejan geeft al aan dat het wat hem betreft ook een oplossing in twee stappen kan zijn. Wat mij betreft ook. Dat is de inzet en daar wordt hard aan gewerkt. Tegelijkertijd moeten wij de situatie onder ogen zien zoals die is. IJzer met handen breken is niet mogelijk. De inzet is om op zo kort mogelijke termijn te komen tot een oplossing. De Kamer wordt voor eind januari 2010 geïnformeerd over het Waterschapsbesluit. Zodra ik meer weet over het onderzoek, wordt de Kamer daarover geïnformeerd.
De heer Jansen (SP): Het is mooi dat de staatssecretaris zich druk maakt over onrechtvaardigheden in het systeem, in dit geval over de agrariërs in Delfland. Ik heb het even nagekeken. De agrariërs betalen op dit moment gemiddeld 4,4% van de totale belastingopbrengst. Dat was 6,5%, dus daar is 2% van afgegaan. De huishoudens betalen 75% en daar barst het van de onrechtvaardigheden. Ik heb de staatssecretaris nog niet horen zeggen wat zij gaat doen aan de aperte, inmiddels bewezen onrechtvaardigheden voor de huishoudens.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: In mijn brief over de evaluatie van de tarieven, die in opdracht van de waterschappen is uitgevoerd, ga ik daar ook op in. Ook daar geldt dat het macrobeeld is dat de vereenvoudiging van het belastingstelsel uitpakt zoals verwacht. Bij de waterschappen bestaat de mogelijkheid om de tarieven niet langer te baseren op vervuilingseenheden, maar op het watergebruik. Dat kan een verschuiving opleveren in de verdeling van de kosten tussen tweepersoons- en meerpersoonshuishoudens. Ik heb in de brief geschreven dat ik de waterschappen zal wijzen op de mogelijkheid om binnen de vereenvoudiging verschuiving aan te brengen in de lasten tussen tweepersoons- en meerpersoonshuishoudens.
De heer Jansen (SP): De staatssecretaris maakt zich blijkbaar druk over het probleem van de boeren in Midden Delfland, overigens terecht want ik vind dat daarnaar moet worden gekeken. Dat gaat echter om een betrekkelijk gering aantal gevallen. Landelijk gaat het om een groot aantal huishoudens die zwaar gedupeerd zijn door de nieuwe verdeling. Er zijn mensen die 63% meer zijn gaan betalen. Je kunt wel zeggen dat het de verantwoordelijkheid van de waterschappen is, maar als de staatssecretaris vindt dat deze wijzigingen onrechtvaardig uitpakken, heeft zij ook de plicht om de waterschappen hierop aan te spreken en te kijken of de huidige Waterschapswet bepaalde belemmeringen heeft. Ik heb vorig jaar getracht met mijn amendement die belemmeringen weg te nemen, maar dat is helaas niet aangenomen. Dat zou de staatssecretaris alsnog kunnen repareren als blijkt dat in de wet een aantal zaken krom is.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Als dat de vereenvoudiging van de waterschapsheffingen ongewenste effecten heeft, hadden wij gekeken hoe wij een en ander konden aanpassen. Uit de evaluatie blijkt echter dat de verschuivingen zo zijn als verwacht en dat er geen sprake van is dat de huishoudens er in zijn algemeenheid meer op achteruit gaan dan vooraf is ingeschat. Daarnaar is onderzoek gedaan en dat is gepresenteerd aan de Kamer. Daar komt dat helder uit. Als u dus vraagt of ik vind dat de uitwerking van de Waterschapswet onrechtvaardige situaties oplevert voor de huishoudens, is mijn antwoord «nee». Ik herinner mij dat u in de AO’s hebt gezegd dat het vooral de een- en tweepersoonshuishoudens waren, dat de verdeling tussen de huishoudens scheef was en dat de meerpersoonshuishoudens er meer op vooruit gingen dan de een- en tweepersoonshuishoudens. Ik heb gezegd dat in die verdeling de waterschappen wel een rol kunnen spelen door niet te rekenen met vervuilingseenheden, maar met echt watergebruik. Dat betekent dat de tweepersoonshuishoudens minder hoeven te betalen. Dat staat in de brief. Ik denk dat de waterschappen nog eens goed moeten overwegen of zij hun tarieven de volgende keer op het gebruik gaan baseren.
De heer Jansen (SP): Op één woordvoerder na heeft iedere woordvoerder hier gewezen op de aperte en flagrante onrechtvaardigheid van het feit dat er enorme verschillen zijn tussen waterschappen, die niet gemotiveerd worden door de kwaliteit van de dienstverlening. Ik vind het de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat er aan die onrechtvaardigheid een einde wordt gemaakt. Daar moet zij de waterschappen op aanspreken. Net als zij naar Delfland gaat om dat probleem op te lossen, moet zij ook de rest van de waterschappen bezoeken en ervoor zorgen dat er nog dit jaar een einde wordt gemaakt aan deze onrechtvaardigheid.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Ik kan mijn antwoord herhalen. Er is gebleken dat de vereenvoudiging van de belastingheffing niet heeft geleid tot onverwachte verschuivingen. Je kunt niet zeggen dat het onrechtvaardig is. Met betrekking tot de boeren is er macro sprake van een positief beeld, maar micro pakt het op bepaalde plekken anders uit. Daar kijken wij naar. Als het over de huishoudens gaat, was er een verschil tussen een- en tweepersoonshuishoudens en meerpersoonshuishoudens. De waterschappen die verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van de tarieven en de provincies die de tarieven moeten goedkeuren, hebben de mogelijkheid om de tarieven te baseren op watergebruik. Dat betekent een andere verdeling tussen de huishoudens, een verdeling die wellicht door u als rechtvaardiger wordt gevoeld. Ik heb de waterschappen dat onder het oog gebracht en bij dezen doe ik dat nogmaals, maar in zijn totaliteit is er geen sprake van een onrechtvaardige uitwerking van de nieuwe Waterschapswet.
Mevrouw Neppérus (VVD): Het probleem is dat het macro allemaal lijkt mee te vallen, maar daarmee ben je er niet. Het was de verwachting dat particulieren wat meer zouden gaan betalen en je komt mensen tegen waar het redelijk meevalt, maar er zijn ook waterschappen waar de stijging 40 tot 50% is. Wij verwachten van de staatssecretaris dat daar iets gebeurt, want dan is de conclusie dat het macro goed is, niet uit te leggen aan de Nederlandse burger. Daarop wil ik niet hetzelfde antwoord, maar graag een ander antwoord.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Mevrouw Neppérus wil een ander antwoord. Laat ik proberen om een ander antwoord te geven. Macro gezien is de vereenvoudiging uitstekend gegaan. Als het gaat om het microniveau, zijn er bepaalde waterschappen waar de agrariërs heel veel slechter uit zijn. Het zijn er niet veel en zij beïnvloeden het gemiddelde niet, maar voor degenen die het treft, is het wel zwaar. Daarom wordt ernaar gekeken.
Mevrouw Neppérus zegt dat er grote verschillen zijn en dat de tarieven soms met 40% zijn verhoogd. In het voorjaar hebben wij vaak besproken dat waterschappen in het verleden vrij luchtig met de tarieven zijn omgegaan. Er is bijvoorbeeld een waterschap geweest dat de tarieven heeft gehalveerd en het volgend jaar vervolgens weer heeft verdubbeld. Als je zo’n waterschap treft, is het nogal gemakkelijk om te komen tot enorme procentuele verhogingen van het tarief. Ook waren er waterschappen die tegelijk met de vereenvoudiging van de Waterschapswet ook nog een ander systeem gingen toepassen, waardoor het heel moeilijk werd om de tarieven van het ene jaar te vergelijken met het andere.
Omdat dit allemaal verwarring opleverde, is er in opdracht van de waterschappen een onderzoek gedaan hoe de tarieven uitgewerkt hebben. Daarin is rekening gehouden met alle zaken die ik nu noem en er is gekeken naar de effecten van de vereenvoudiging van de waterschapsheffing. Daaruit is gebleken dat macro gezien er geen sprake is van onevenredige verhogingen van de tarieven door de vereenvoudiging van de waterschapsheffing. Het kan wel zo zijn dat in een bepaald waterschap mensen oplopen tegen een grote verhoging, die wordt veroorzaakt door zoiets als ik net noemde. Bij een waterschap dat het ene jaar zijn tarieven halveert en het volgend jaar verdubbelt, heb je niet te maken met een wetswijziging die onrechtvaardig uitpakt, maar met een waterschap dat behoorlijk zwabbert in zijn tariefstelling en met een provincie die dat heeft goedgekeurd. Dit is een ander antwoord, maar wel een antwoord met dezelfde strekking. Er is goed gekeken naar de tarieven en de vereenvoudiging van de waterschapsheffing leidt niet tot onrechtvaardige of onverwachte verschuivingen.
Mevrouw Neppérus (VVD): De staatssecretaris zegt dat de enorme verschillen die micro optreden, kunnen worden veroorzaakt doordat men daarvoor de tarieven had gehalveerd. Ik zou daarvan graag een overzicht hebben. Wellicht blijkt dat het daardoor komt. Dan weten wij dat en kan dat punt worden geaccepteerd. Het kan echter ook zijn dat er meer aan de hand blijkt te zijn. Wij worden als politici, dat geldt voor de Kamerleden maar ook voor de bewindslieden, daarop aangesproken. Kunnen wij een overzicht krijgen om de micro gevallen in beeld te krijgen?
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Er is een onderzoek gedaan waaruit is gebleken dat dit is onderzocht. Mevrouw Neppérus wil nu van ieder waterschap afzonderlijk die gegevens weten. De waterschappen hebben een benchmark, waarin zij onderling de tarieven vergelijken, ook om te komen tot een betere en effectievere manier van tariefstelling. Ik ga ervan uit dat de Unie van Waterschappen er geen enkel bezwaar tegen heeft om de Kamer die benchmark toe te sturen. Dan heeft de Kamer alle cijfers op een rijtje. Ik hoor zojuist dat de Kamer die benchmark al heeft. Ook de heer Boelhouwer heeft gevraagd naar een overzicht van de waterschapstarieven. Dat is dezelfde benchmark die mogelijk al op uw tafel ligt. Daarmee heeft hij de informatie die hij graag wil.
De heer Boelhouwer heeft ook gevraagd of er een centraal fonds kan worden ingesteld voor de infrastructuur. Dat grijpt terug op het probleem dat zich vooral voordoet in waterschap Delfland. Laat ons nu eerst eens kijken of er een goede oplossing te vinden is. Het invoeren van een centraal fonds gaat wel heel ver. Ik zou daar pas in tweede instantie naar willen kijken. De waterschappen hebben overigens in hun aanbod om te komen tot een effectiever en rationeler waterbeheer ook gezegd dat zij in de toekomst willen kijken naar een soort verevening van de kosten. Dan gaat het niet alleen om infrastructuur, maar ook om de kosten van dijkversterking die in het ene waterschap nu eenmaal hoger zijn dan in het andere. Dan kom je op de vraag of het redelijk is om de mensen die in dat gedeelte wonen, daarvoor op te laten draaien. De waterschappen geven dus wat wordt gevraagd en willen kijken naar de mogelijkheid van verevening.
De heer Koppejan vraagt of ik de zuiveringsheffing op basis van drinkwatergebruik ga bevorderen. In de gemoderniseerde Waterschapswet is de mogelijkheid geïntroduceerd om af te rekenen op basis van drinkwatergebruik. Enkele waterschappen onderzoeken de mogelijkheid om hun tarieven op het watergebruik te baseren.
De heren Koppejan en Anker hebben gevraagd of ik kan toezeggen dat de verkiezingen in Zeeland in 2010 kunnen plaatsvinden. Alles is erop gericht dat dit gaat gebeuren. Wij zijn bezig met een AMvB. In de AMvB wordt ook voorgeschreven hoe het poststemmen moet gebeuren, brief-in-brief. Er is sprake van om dat gelijk landelijk te verplichten of om dat alleen maar voor Zeeland te laten gelden. Uit de bijdragen begrijp ik dat beide heren meer voor het laatste voelen dan voor het eerste. De meningsvorming daarover is nog bezig, maar een zo duidelijke oproep van de Tweede Kamer zal zwaar worden meegewogen.
De heer Jansen heeft gevraagd of de verkiezingen rechtsgeldig zijn geweest. Het vaststellen of verkiezingen rechtsgeldig zijn of niet, gebeurt door degene die de verkiezingen organiseert. De waterschappen stellen vast of de verkiezingen rechtsgeldig waren. Door een onafhankelijk bureau is in opdracht van de waterschappen onderzoek gedaan en dat bureau heeft geconcludeerd dat de verkiezingen rechtsgeldig zijn.
Een aantal fracties stelt dat de stichting «Wij vertrouwen stemcomputers niet» iets boven tafel heeft gehaald dat wellicht niet hoort bij verkiezingen die rechtsgeldig zijn. Ik zeg toe dat ik de waterschappen vraag om een reactie op datgene waar de stichting «Wij vertrouwen stemcomputers niet» mee komt. Die reactie van de waterschappen zal ik aan de Tweede Kamer toesturen zodra ik die ontvang, zodat u daarvan op de hoogte bent.
Er is gevraagd hoe ik de Kiesraad ga betrekken bij het vervolgtraject. Het kabinet heeft een positieve insteek om de waterschapsverkiezingen onder te brengen in de Kieswet. Zolang dat wettelijk niet is geregeld, moeten wij het doen zoals het nu is geregeld. Voor de toekomst gaan wij verschillende mogelijkheden uitwerken voor de waterschapsverkiezingen en bezien wij hoe wij die onder de Kieswet kunnen brengen.
De heer Van der Vlies heeft gevraagd wat het gevolg is van een rechterlijke uitspraak over Natura 2000 voor het werk van de waterschappen. Het antwoord op die vraag ligt vooral in handen van minister Verburg van LNV. Als hij er prijs op stelt, wil ik haar vragen daarop schriftelijk te reageren.
De heer Van der Vlies (SGP): De LNV-begroting dient deze week en daar komt het aan de orde. Het gaat echter ook expliciet om de slagkracht van de waterschappen. Het is ook uw verantwoordelijkheid om daarvoor binnen het kabinet aandacht te creëren. Ik had de hoop dat u ook met minister Verburg zou spreken over het feit dat hier werkelijk een probleem schuilt.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Ik begrijp uw vraag nu nog beter. Ik zal in de eerste plaats mevrouw Verburg vragen te reageren. Ik zal haar daarbij de door u gevoelde zorgen, die door mij worden ondersteund, overbrengen, zodat zij weet dat dit een zaak is om serieus en goed naar te kijken. Ik zal haar vragen zo snel mogelijk haar reactie naar de Tweede Kamer te sturen.
Ik heb ongetwijfeld niet alle vragen beantwoord, maar ben aan het eind van de schriftelijk genoteerde vragen, dus wat mij betreft aan het einde van de beantwoording in eerste termijn.
De heer Jansen (SP): Voorzitter. Ik vraag mij naar aanleiding van de eerste termijn af of wij hier nu met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat zitten of met de staatssecretaris van «Daar gaan wij niet over». Dat was namelijk het algemene antwoord van de staatssecretaris op alles wat ik heb gevraagd. Bijvoorbeeld bij het punt van de verkiezingen en de reactie van de stichting «Wij vertrouwen stemcomputers niet». Zij gaat de waterschappen vragen om te reageren. Nee, de staatssecretaris gaat tot op heden over de verkiezingen van de waterschappen. Dat is haar verantwoordelijkheid. Zij moet een reactie geven inclusief het rapport van de notarissen, kortom alles wat wij hebben gevraagd. Daarvoor is volgens mij een ruime Kamermeerderheid.
Hetzelfde geldt voor de financiële effecten voor huishoudens op microniveau. Daar zit de grote pijn. De staatssecretaris zegt dat het aan de waterschappen is om de kosten volgens het drinkwatergebruik te versleutelen. Nee, de staatssecretaris moet met de waterschappen analyseren waarom de verschillen zo groot zijn. Er moet een oplossing uitkomen die qua administratieve lasten te betalen is. Ik heb mij door de Unie van Waterschappen laten vertellen dat koppeling aan het drinkwatergebruik administratief ingewikkeld is, omdat de waterschappen dat gegeven helemaal niet hebben. De differentiatie van de vve’s is een veel simpeler systeem, dat misschien hetzelfde effect bereikt met minder administratieve lasten. Dat is de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris en zij moet daar niet voor weglopen. Zij moet hetzelfde doen als met de agrariërs in Delfland, maar dan voor de huishoudens in Nederland die 75% van de lasten opbrengen.
Ik ben enigszins ontstemd en hoop dat dit goed in mijn woorden heeft doorgeklonken. In het rapport van Tauw wordt op pagina 21 geconstateerd dat er een probleem is dat er een soort autonome lastenverschuiving plaatsvindt van bedrijven naar huishoudens, omdat de waardeontwikkeling van bedrijfsgebouwen minder snel gaat dan van woningen. Dat heeft de afgelopen tien jaar flink wat gescheeld. Wat mij betreft, moet dat worden gecompenseerd door het introduceren van een apart tarief daarvoor. Gaat dat nog gebeuren?
De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Op veel zaken is zij ons tegemoetgekomen. Op het punt van de gecrashte computer en het stemgeheim dat mogelijk niet voldoende is bewaard, sluit ik mij echter aan bij mijn collega Jansen. Het lijkt mij niet goed dat de Unie van Waterschappen, die daarvoor verantwoordelijk was, aan ons gaat rapporteren wat er precies fout is gegaan. Dat is een beetje te veel de slager die zijn eigen vlees keurt. Wij verzoeken de staatssecretaris om als verantwoordelijke ons te informeren wat er allemaal is gebeurd, wat er goed is gegaan en wat er fout is gegaan en welke lessen daaruit worden getrokken. Datzelfde geldt voor het notarisrapport en dat soort zaken.
De heer Boelhouwer (PvdA): Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording in eerste termijn. Het gevoel van macro en micro zit mij nog niet helemaal lekker. De term «Im großen Ganzen» geeft er nog een mooiere expressie aan. Er zijn echter gewone burgers die ineens met een grotere lastenstijging te maken kregen dan werd verwacht op basis van de macrocijfers en macrovoorspellingen. Op een aantal plaatsen is dat niet 20, 30, 40, 50 of 60%, maar 100% of nog meer. Ik weet niet of dat zo maar te verklaren is doordat een waterschap in enig jaar al zijn tarieven heeft gehalveerd en het jaar daarop weer heeft verdubbeld. Het lijkt mij uiterst onwaarschijnlijk. Als het waar is, zou ik wel eens willen weten welk waterschap dat is geweest. Ik geloof het pas als ik het zie. De individuele verschillen pakken in veel gevallen dus heel vervelend uit en dat werkt ook heel slecht door voor de geloofwaardigheid van de waterschappen. Het is goed om ons te realiseren dat de burger die een brief krijgt dat im großen Ganzen de tarieven niet veranderd zijn en die vervolgens een rekening ontvangt die tweemaal zo hoog is, denkt: ze kunnen me toch werkelijk mijn rug op!
Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden, die mij overigens nog niet helemaal geruststellen. Ik ben blij dat wij richting de Kieswet gaan werken. Het is prima dat de staatssecretaris die kant op wil gaan.
Ik kom dan toch bij het rapport waarin staat dat het is misgegaan bij de verkiezingen en dat er ernstige dingen zouden zijn gebeurd. Ik sluit mij aan bij de heer Jansen. Ik verwacht een reactie van de staatssecretaris.
Dan het punt van macro en micro. Het wordt een soort herhalen, maar het is wel belangrijk. Het is prima dat de staatssecretaris wil kijken hoe het zit met de agrariërs en de infrastructuur. Daar is de VVD-fractie blij mee. Bij de burgers die meer zijn gaan betalen – er zitten echt enorme verschillen tussen – zijn er micro toch dingen die niet kunnen. Als ik uit de benchmark moet afleiden dat waterschappen een halfjaar eerder de tarieven hebben verlaagd, vind ik dat niet kunnen. Ik wil concreet weten wat er is gebeurd en hoe dat te verklaren is. Ik verwacht een meer concrete reactie, ook aan de hand van waterschappen waar het mis ging, want dan blijkt ook dat het bij andere goed ging. Er zullen er immers ook zijn waar het gewoon goed is gegaan en die waterschappen wordt dan ook recht gedaan.
Tot slot het punt van Zeeland. Als de staatssecretaris voor die ene keer wil werken aan een praktische oplossing, heeft zij daarbij van de VVD-fractie de volle steun.
De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik zeg de staatssecretaris dank voor haar beantwoording. Het waterschap is bij de SGP-fractie een duurzaam voorbeeld van functioneel gedecentraliseerd bestuur, dat zijn nut heeft bewezen en doelmatig en rationeel waterbeheer tot doel heeft. Wij moeten daar zuinig op zijn. Wij zien niets in een ellenlange structuurdiscussie, terwijl de doelstelling kwalitatief wordt neergezet. Dat er veel discussie is over tarifering is een ander verhaal, maar wij moeten, ook in het kader van de heroverwegingen, wel weten waarmee wij bezig zijn en wat de financiële implicaties zijn. Op de taakstelling die daar wordt voorzien vallen die immers helemaal weg als een druppel op een gloeiende plaat. Wij willen dat niet met elkaar verbinden, los van het feit dat er geen taboe is op wat daar aan de orde is.
De heer Boelhouwer (PvdA): De heer Van der Vlies moet toch weten dat waterschappen terecht kunnen zeggen dat zij al eeuwen bestaan, maar dat het eeuwig leven nog iets anders is. Wil je dat bereiken, dan zul je eerst ...
De heer Van der Vlies (SGP): Ja, daar is heel wat meer voor nodig.
De heer Boelhouwer (PvdA): Je moet er onder andere eerst dood voor gaan. Dat hoef ik u niet uit te leggen.
De heer Van der Vlies (SGP): Ik begrijp waarop u doelt. Ik ben er helemaal voor beschikbaar om daarover eens uitvoerig te spreken, als u maar begrijpt waar het mij in dit debat om gaat. Wij kunnen wel allerlei dingen aan elkaar vastknopen, maar dat geeft onrust in de sector en dat is het zwaard van Damocles. Dat verdienen de waterschappen niet.
De kern in het debat van vandaag is dat wij uiterlijk voor de zomer van 2010 een brief krijgen over het bevorderen van de democratische legitimering en het, waarschijnlijk, onder de Kieswet brengen van de waterschapsverkiezingen. Die brief wachten wij af.
Een tweede moment is het Waterschapsbesluit voor eind januari 2010, zo begrijp ik de staatssecretaris, maar dan toch wel met een tijdpad van de effectuering van de correcties op micro-effecten die wij nu als onredelijk of onbillijk ervaren. De staatssecretaris zegt dat zij geen ijzer met handen kan breken, maar zij moet ook niet meer leeuwen en beren dan nodig is opwerpen op haar pad om zo snel mogelijk tot correcties te komen. Ik ga ervan uit dat wij eind januari 2010, als de brief hier ligt, duidelijk zien waarom het zo lang moet duren als gemarkeerd wordt op dat tijdpad. Mijn inzet is: alles moet zo snel mogelijk worden geregeld.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Namens de GroenLinks-fractie trek ik de conclusie dat het kabinet nog geen spoor van een antwoord heeft op het probleem van de democratische legitimering. Ik zou denken dat dat zo langzamerhand wel mag, want wij bespreken een brief van een halfjaar geleden. Ik heb nauwelijks iets nieuws gehoord van de zijde van het kabinet. Ik vind dat eerlijk gezegd tamelijk vreemd als wij het er allemaal over eens zijn dat dit een kanjer van een probleem is met het oog op de aanstormende verkiezingen in 2012.
Met betrekking tot de onregelmatigheden vind ik het met de heer Jansen buitengewoon vreemd dat wij de staatssecretaris hier slechts zien opereren als postillon d’amour van een brief van de Unie van Waterschappen, omdat de waterschappen over de waterschapsverkiezingen gaan. Het zou wel heel vreemd zijn als de dienstdoende staatssecretaris zich er daarmee van afmaakt. Ik wil op dit punt een concrete toezegging. De vorige keer is bij internetstemmen de stekker er een paar maanden van tevoren uitgetrokken en is het fout gegaan. Ik lees in het standpunt van de Unie van Waterschappen dat men wil doorgaan met internetverkiezingen, terwijl daar grote problemen zijn. Ik lees dat in het stuk van september. Een ander punt is het briefstemmen met de unieke code waardoor de individuele stemgerechtigde te herleiden is. Ik zie in de reactie van de Unie van Waterschappen niet opgenomen dat dit in de toekomst niet meer voorkomt. Ik wil dat van de staatssecretaris horen. Het is schending van het stemgeheim als je dat nog een keer doet.
Volgens mij willen wij een kabinet dat minimaal een aantal democratische spelregels handhaaft. Dat geldt ook voor waterschapsverkiezingen. Dan doen wij het dus zo niet meer. Ik wil antwoord van de staatssecretaris op de vraag wat er is misgegaan met de kluis en het beveiligingssysteem. Dat is een zaak van deze staatssecretaris. Dat de waterschappen de facto verantwoordelijk zijn geweest voor de verkiezingen, neemt niet weg dat het een besluit is van deze staatssecretaris om het daar neer te leggen. Ik wil in dit debat helder antwoord op deze vraag.
Ook op het punt van de brede heroverweging die eraan komt, lijkt de staatssecretaris van mening dat zij daar niet over gaat. Andere bewindslieden leggen deze maanden met voorrang bepaalde opties op tafel en vragen hun ambtenaren die uit te werken. Waarom kan dat hier niet? Waarom hoor ik de staatssecretaris niet zeggen dat het logisch is, als je straks heel veel geld, tientallen miljarden gaat bezuinigen, dat een fundamentele herziening van de publieke sector daarmee ook aan de orde is, dat het huis van Thorbecke wordt verbouwd en dat dus ook de positie van de waterschappen volledig in die discussie wordt betrokken? Waarom doet de staatssecretaris zo moeilijk daarover?
Tot slot de kwestie van micro/macro en de enorme lastenverschuivingen die na de vorige ronde zijn opgetreden. Ik heb de afgelopen twaalf jaar vele belastingherzieningen en wijzigingen in premiestelsels meegemaakt, zelfs een zeer ingrijpende wijziging van het Gemeentefonds. Het was strijk en zet dat de dienstdoende bewindspersoon zich verantwoordelijk betoonde voor al te grote effecten. De voorbeelden zijn op tafel gekomen. Ik heb hier een brief liggen van de corporaties dat er corporaties zijn die met stijgingen in de orde van 300% zijn geconfronteerd. Dat loopt echt uit de pas. Dan heb je ingroeimodellen waarvoor je je sterk maakt. Ook dat hoor ik deze staatssecretaris vanavond niet zeggen. Het is een modernisering die een Kamermeerderheid heeft gewild. Het kabinet is primair verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat het niet ongelooflijk uit de hand loopt. Voor Midden Delfland kunnen wij regelen dat de A4 niet wordt aangelegd. Dan is dat effect in ieder geval van tafel. Bij de huishoudens, maar ook bij de woningbouwcorporaties die het moeten doorvertalen naar de huurders – en dat zijn geen mensen met een grote beurs – hebben enorme tariefstijgingen plaatsgevonden. Dat zou elk kabinet tot zijn verantwoordelijkheid moeten rekenen. Ik ga ervan uit dat dit ook voor deze staatssecretaris geldt. Ik wil hier niet meer horen: ik ga daar niet over. Mevrouw de staatssecretaris, u gaat er wel over!
De heer Boelhouwer (PvdA): Het is goed om te constateren dat de GroenLinks-fractie niet over de brede heroverweging gaat. Zij heeft, toen het kabinet werd gevormd, er uitdrukkelijk voor gekozen om daar niet aan mee te doen en onder leiding van mevrouw Halsema aan de zijkant te gaan staan. Ik heb de krant gelezen en geconstateerd dat GroenLinks nu weer helemaal klaar is om te regeren, maar dan zal die partij toch nog wel even moeten wachten.
De heer Vendrik (GroenLinks): Had de heer Boelhouwer niet iets beters kunnen verzinnen? Volgens mij heeft het kabinet er deze zomer voor gekozen niet zelf de leiding te nemen over de grootste heroverwegingsoperatie sinds de Tweede Wereldoorlog, maar dat uit te besteden aan ambtenaren. Het kabinet heeft gezegd: wij weten het niet, zoekt u het alstublieft uit. Vervolgens zien wij de een na de andere bewindspersoon hier in de zaal en in de grote zaal verschijnen met allemaal ideeën, dingen die eerder moeten gebeuren of die liever niet moeten gebeuren. Dat snap ik. Uiteindelijk heeft men in het kabinet toch ontdekt dat het politici zijn. Die politici moeten keuzes maken, die hebben voorkeuren. Daar spreek ik dit kabinet op aan. Het kabinet moet in het kader van de brede heroverweging de organisatie van het waterbeheer in Nederland fundamenteel bezien. Ook daarvan suggereert de staatssecretaris dat zij er niet over gaat. Ik merk dat het kabinet vindt dat zij er wel over gaat. Doe dat dan ook!
De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik zit in een fractie die een fractie kleiner is dan die van GroenLinks. Ik heb inmiddels ook wat begrotingen achter de rug. Ik heb in mijn portefeuille niet zo veel bewindslieden horen zeggen wat zij wel willen of niet. Ik heb vooral bewindspersonen gehoord die het proces niet te veel wilden belasten. Volgens mij is het bij de heroverweging juist de kunst om de zaak niet te veel te belasten door bijvoorbeeld bij het openbaar bestuur alleen maar te focussen op de waterschappen. Er moeten veel dingen gebeuren bij de bestuurlijke inrichting van Nederland. Misschien hebben wij daar allemaal wensen over. Het zal nog een hele kunst worden om een meerderheid te vinden. Het is terecht dat een staatssecretaris nuanceert dat dit proces niet binnen een jaar of acht afgerond is. Je moet dus in ieder geval nuanceren wat het gaat opleveren in het kader van de financiële heroverwegingen.
Ik heb daarover een vraag aan de staatssecretaris. Ik heb zelf gezegd dat het weghalen van de bestuurslaag eigenlijk maar 15 mln. oplevert, want het werk moet dan nog wel gewoon gebeuren. Daarover heb ik de staatssecretaris niet gehoord. Het is belangrijk om dat soort zaken in perspectief te zetten. Bij onderwijs zouden wij het alleen over studiefinanciering kunnen hebben en zouden wij de hele rest van de portefeuille kunnen vergeten. Dat is niet de bedoeling. Hoewel studiefinanciering een heel spannend onderwerp is, wil ik niet dat wij bij de heroverweging alleen maar over studiefinanciering nadenken.
Een aantal punten is langsgekomen, zoals de lastendruk en de kwestie van de computer die uit de kluis moest. Een interessant verhaal dat bij mij veel fantasie oproept, maar dat terzijde. De hele verhouding tussen Rijk en waterschap is iets waarin de staatssecretaris een keuze moet maken. Zij laat in het midden of zij de Unie van Waterschappen moet aanspreken op de wijze waarop men er daarmee omgaat. Volgens mij is het een kwestie die de staatssecretaris naar zich toe moet trekken. Er moet een onafhankelijk of een hoger orgaan zijn die daarover iets zegt.
Hetzelfde geldt voor de lastendruk. Ik begrijp goed dat de staatssecretaris niet te veel wil interveniëren in het belastinggebied van de waterschappen, maar zij moet zich wel zorgen maken over het totaalbeeld. Misschien moet zij meer doen dan alleen een suggestie aanreiken. Tegelijkertijd begrijp ik haar terughoudendheid.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Voorzitter. Er is door diverse fracties gesproken over micro en macro. Ik stel mij voor om dat nog een keer helder te maken. De nieuwe Waterschapswet heeft als doel gehad om de belastingheffing te vereenvoudigen. Toen is vooraf ingeschat welke effecten dat zou hebben. Vervolgens is geëvalueerd welke effecten de vereenvoudiging heeft gehad. Uit die evaluatie blijkt dat op alle gebieden de effecten zijn zoals was verwacht, ook op microniveau, maar dat sommige mensen geconfronteerd zijn met een hogere stijging dan je zou verwachten op grond van de vereenvoudiging van het stelsel. Dat is onderzocht in de evaluatie. Gebleken is dat er in die gevallen andere oorzaken zijn.
De heer Boelhouwer heeft gezegd dat hij zich niet kan voorstellen dat er een waterschap is dat de ene keer zijn tarieven halveert en de andere keer verdubbelt. Het is mooi dat hij dat zegt. Ik vind het fijn dat hij zo’n vertrouwen heeft in de waterschappen. Dat heb ik ook, maar in dit geval moet ik toch zeggen dat het waterschap Reest en Wieden dat wel heeft gedaan. Zo zijn er meer redenen waarom het tarief is gestegen. Ik ga mij in Delfland verdiepen, omdat daar op microniveau bij de agrariërs een stijging van het tarief is die te wijten is aan de vereenvoudiging van de waterschapsheffing. De andere gevolgen, zoals bij de huishoudens, betreffen wel grote stijgingen, maar de oorzaak daarvan is niet de vereenvoudiging van de waterschapsheffing. Daarom heb ik daar niet naar gekeken.
De heer Jansen (SP): Ik herinner de staatssecretaris aan de grafieken voor de gebruikersprofielen in het rapport van Tauw op de pagina’s 59 en volgende. Daar zie je een soort alpenlandschap met pieken en dalen. Dat zijn de verschillen tussen de 26 waterschappen. Die verschillen zijn gigantisch en dat is niet alleen Reest en Wieden. Wij vinden dat dit uiteindelijk ook uw verantwoordelijkheid is. Waarom kunt u niet de toezegging doen om op dit punt te kijken wat de onderliggende oorzaken zijn? Is het alleen onwil of onbenul van waterschappen? Ik kan mij dat niet voorstellen. Als dat niet het geval is, kunnen er voorstellen komen voor een structurele oplossing.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Mijn verantwoordelijkheid is dat ik kijk naar de gevolgen van de vereenvoudiging van het waterschapsstelsel voor de burgers en de bedrijven. Als ik zou kijken naar de stijgingen voor burgers die niet worden veroorzaakt door de vereenvoudiging van het waterstelsel, zou ik mij gedragen alsof ik provincie was. De provincie is immers degene die toezicht houdt op de waterschappen en die de tarieven moet goedkeuren. Je kunt vragen stellen over het waterschap Reest en Wieden. De provincie heeft die tarieven goedgekeurd. Het ligt niet op de weg van het Rijk om daarover goed- of afkeuring uit te spreken, hoewel men aan mijn manier van spreken wel merkt dat ik dat absoluut geen goede gang van zaken vind. Als het gaat om de gevolgen van de vereenvoudiging van de waterschapsheffing, kijk ik niet alleen macro, maar ook of wij iets kunnen doen aan de gevolgen op microniveau.
In de richting van de heer Van der Vlies merk ik op dat ik niet heb gezegd dat ik geen snelheid wil maken. De brief waarop hij doelt, is overigens niet de brief van eind januari, want dat is de brief over het Waterschapsbesluit. Bij de brief over de uitkomsten van het onderzoek in Delfland ben ik zeker van plan een tijdpad te geven. Ik heb alleen gezegd dat ik mijn hand er niet voor in het vuur steek dat het zo snel kan dat het in 2011 ingaat.
De heer Jansen heeft gevraagd naar een apart tarief voor bedrijven. Daar voel ik niets voor. De vernieuwing van de Waterschapswet was er juist op gericht om het stelsel eenvoudiger te maken. Ik voel er niets voor dat weer te compliceren met een nieuw soort tarief.
De heer Jansen (SP): Als de stijging voor bedrijven in tien jaar tijd 40% lager is dan bij woningen, zodat er een sluipende verschuiving plaatsvindt, is dat hoogst onrechtvaardig en onwenselijk. De waterschappen kunnen daaraan niets doen, omdat zij met dezelfde grondslag moeten werken.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Ik stel voor om, als wij na vijf jaar terugkijken op de werking van deze wet, dat punt mee te nemen. Ik voel er niets voor om er op dit moment nu weer een tarief bij te doen.
De heer Vendrik vindt dat er de volgende keer regels moeten zijn voor het poststemmen. Daarover ging het gesprek eerder in dit overleg met de heer Koppejan en mevrouw Neppérus. Toen wij spraken over wat ik in de AMvB zou zetten inzake het stemmen in Zeeland, is door deze leden gevraagd om de brief-in-briefmethode die ik voor Zeeland verplicht wil stellen, niet direct voor het hele land verplicht te stellen, maar te kijken welke goede oplossingen er zijn. Dat is tegengesteld aan wat de heer Vendrik zegt, want hij pleit ervoor per AMvB wel direct de brief-in-briefmethode verplicht te stellen.
Het andere heikele punt is het nieuws waarmee de groep «Wij vertrouwen stemcomputers niet» is gekomen. Ik heb gezegd dat ik de reactie van de waterschappen afwacht. Dat is niet omdat ik zeg dat ik daar niet over ga, maar omdat de waterschappen verantwoordelijk zijn voor de verkiezingen, niet alleen de facto zoals de heer Vendrik zegt, maar ook de jure. Zij organiseren die verkiezingen en zij zijn degenen die bepalen of de verkiezingen rechtsgeldig zijn of niet. Dat is niet het Rijk. Als dan bekend wordt dat mensen zich, ondanks het rapport dat door een onafhankelijk bureau is gemaakt, afvragen of de verkiezingen rechtsgeldig zijn en als daarover toch vragen zijn, is het vanzelfsprekend dat ik als staatssecretaris naar de waterschappen vraag uit te leggen hoe het zit, of er sprake is van een onrechtmatig iets en of ik er rekening mee moet houden dat de waterschappen achteraf concluderen dat de verkiezingen toch niet rechtsgeldig waren. De waterschappen moeten mij die informatie aanleveren. Als ik toezeg die informatie toe te sturen aan de Tweede Kamer, ben ik geen postillon d’amour, maar dan laat ik de Tweede Kamer weten wat de waterschappen mij op mijn vraag hebben geantwoord.
De voorzitter: De volgende toezeggingen zijn door de staatssecretaris gedaan:
– De staatssecretaris zal nog in 2009 een reactie geven op het voorstel van de Unie van Waterschappen voor grotere doelmatigheid in het waterbeheer en besparingen op de rijksbegroting.
– De staatssecretaris komt uiterlijk voor de zomer van 2010 met een voorstel voor een andere vormgeving van de waterschapsverkiezingen.
– Op de vragen over de mogelijkheid om het Waterschapsbesluit aan te passen, zal de staatssecretaris voor eind januari 2010 schriftelijk terugkomen.
– Zodra de resultaten van het onderzoek naar de oorzaken van de nadelige uitwerking van het nieuwe belastingstelsel in het hoogheemraadschap van Delfland, zoals dat door de staatssecretaris in samenwerking met de Unie van Waterschappen en Delfland wordt uitgevoerd, bekend zijn, zal de Kamer worden geïnformeerd.
– De staatssecretaris zal de waterschappen vragen een reactie te geven op de opmerkingen van de stichting «Wij vertrouwen stemcomputers niet». Zij zal deze reactie na ontvangst aan de Kamer doen toekomen.
Staatssecretaris Huizinga-Heringa: Ik merk op dat ik de reactie van de waterschappen toezend aan de Tweede Kamer. Het is geen toezegging dat ik de waterschappen ga vragen om een reactie. Dat doe ik natuurlijk en vanzelfsprekend ook zonder een overleg met de Tweede Kamer. Ik zeg toe dat ik datgene wat de waterschappen mij melden, ook aan de Tweede Kamer zal melden.
De heer Jansen (SP): Volgens mij zou de staatssecretaris daarbij ook haar politieke conclusies melden.
De voorzitter: Wij zullen de tekst als volgt aanpassen: De staatssecretaris zal de ontvangen reactie van de waterschappen doorsturen aan de Tweede Kamer met daarbij een brief van de staatssecretaris.
De staatssecretaris zal de minister van LNV verzoeken een reactie te geven op de vraag over de uitspraak van de rechtbank Arnhem over de Flora- en faunawet en de waterschappen en de samenhang daartussen.
Ik sluit dit algemeen overleg en dank de staatssecretaris, de aanwezige ambtenaren en de belangstellenden op de publieke tribune.
Samenstelling:
Leden: Vendrik (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Mastwijk (CDA), Jager (CDA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van der Ham (D66), Aptroot (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Jansen (SP), Cramer (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Roemer (SP), Koppejan (CDA), Ten Broeke (VVD), ondervoorzitter, Ouwehand (PvdD), Polderman (SP), Tang (PvdA), De Rouwe (CDA), Linhard (PvdA), Meeuwis (VVD) en De Mos (PVV).
Plv. leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Bilder (CDA), Pieper (CDA), Atsma (CDA), Van Bommel (SP), Koşer Kaya (D66), De Krom (VVD), Vermeij (PvdA), Jacobi (PvdA), Besselink (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van Hijum (CDA), Van Leeuwen (SP), Knops (CDA), Verdonk (Verdonk), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Waalkens (PvdA), Haverkamp (CDA), Depla (PvdA), Neppérus (VVD) en Agema (PVV).
Samenstelling:
Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Algra (CDA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).
Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Joldersma (CDA), Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Cramer (ChristenUnie) en Knops (CDA).