Vastgesteld 30 juni 2009
De vaste commissie voor Economische Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Hoe wordt bij het toekennen van de high trustraming bij de NMa, waarvan is besloten over te gaan op een systematiek van ramen van verwacht opgelegde boetes, de hoogte van deze post bepaald? Op basis waarvan is deze hoogte in het verleden vastgesteld? Trekt de regering deze lijn door? Waar komt de groei van 17.4 miljoen in 2008 naar 22.0 miljoen in 2009 vandaan? Waarom zullen dit jaar meer boetes worden opgelegd? Klopt het dat een inkomstenpost wordt geraamd waarvan het in theorie zo kan zijn dat er geen inkomsten zijn? In hoeverre is met dit scenario rekening gehouden?
Bij het toekennen van de high trustraming met ingang van 2008 heeft het Kabinet onder meer besloten om de verwachte boete-ontvangsten in begroting op te nemen. De hoogte van de verwachte boete-ontvangsten van EZ-toezichthouders is bepaald op basis van een gemiddelde van de feitelijke boete-ontvangsten die in de afgelopen jaren ontvangen zijn.
Op basis van deze ervaringscijfers van boete-ontvangsten bij de EZ-toezichthouders, verwacht EZ jaarlijks € 17,4 mln aan boetes te ontvangen. Dit bedrag is bij de eerste suppletore begroting 2008 van EZ aan artikel 1 toegevoegd.
Voorheen werden de reeds opgelegde, nog niet ontvangen boetes (stand per 31 december van het voorafgaande jaar) in de EZ-begroting opgenomen, verspreid over het lopende en de drie volgende jaren. Indien bezwaar, beroep en eventueel hoger beroep tegen genomen besluiten leidt tot verlaging of opschorting van betaling (zolang de procedure loopt) van de oorspronkelijk opgelegde boetes, dan wordt de ontvangstenraming van het lopende jaar hierop bij tweede suppletoire begroting geactualiseerd. De duur van de eventuele bezwaar-, beroep en hoger beroepsprocedures wordt overigens verdisconteerd in de uiteindelijke boete omdat er wettelijke rente wordt berekend vanaf het moment dat de boete is opgelegd. De bedragen vermeld bij «ontvangsten NMa» in 2009 en 2010 hebben betrekking op eerder opgelegde boetes in de bouwsector.
In het kader van het high trust boetebeleid wordt de lijn om de verwachte boete-ontvangsten op te nemen in de begroting, doorgetrokken.
Naast het opnemen van verwachte boete-ontvangsten in plaats van opgelegde, nog niet ontvangen boetes, is een van de maatregelen ter invulling van het high trust boetebeleid het opnemen in de begroting van verwachte extra boete-ontvangsten voortkomend uit nieuwe toezichttaken en -bevoegdheden. Voorbeelden hiervan zijn de wet Oneerlijke handelspraktijken waarop onder andere de Consumentenautoriteit toezicht houdt, de bevoegdheid van de NMa om feitelijke leidinggevenden te beboeten en de mogelijkheid per 1 oktober a.s. tot het opleggen van boetes door OPTA in het kader van het verplichte bel-me-niet-register. Een andere maatregel ter invulling van het high trust boetebeleid is het opstellen van boetebeleidsregels door de Minister van EZ voor de NMa (inclusief de Energiekamer) waarin de strengere aanpak van het high trustbeleid tot uitdrukking wordt gebracht (bijvoorbeeld harder optreden tegen recidive). Momenteel wordt gewerkt aan de afronding van die boetebeleidsregels, waarbij de strenge Europese boeterichtsnoeren voor kartelboetes als voorbeeld dienen. De verwachting is dat deze in de loop van 2009 van kracht worden. Tevens worden de boeteregels van bijvoorbeeld OPTA aangescherpt.
De geschatte extra boete-ontvangsten voortkomend uit bovenstaande maatregelen bedragen in 2009 in totaal € 4,6 mln. Dit bedrag is bij artikel 1 van de begroting 2009 van EZ toegevoegd aan de high trustraming en verklaart de stijging van de raming van € 17,4 mln in 2008 naar € 22,0 mln in 2009.
De raming van verwachte boeteontvangsten van € 22,0 mln zoals hierboven toegelicht, is met gebruik van alle beschikbare informatie opgesteld. In theorie kan het zijn dat er in enig jaar geen ontvangsten worden gerealiseerd. Gezien de ervaringscijfers uit het verleden en de maatregelen ter invulling van het high trust boetebeleid, beschouw ik dit echter als een puur theoretische mogelijkheid. Zoals bij de begroting 2009 en tweede suppletore begroting 2008 van EZ is toegelicht, zijn de geraamde boete-ontvangsten inschattingen waaraan een aantal onzekerheden en niet beïnvloedbare factoren ten grondslag liggen. Mogelijke gedragseffecten bij ondernemingen en leidinggevenden van harder optreden zijn daar een voorbeeld van.
Wat zijn de gevolgen voor latere jaren van het feit dat om de inschrijving van ESA op enkele langlopende verplichtingen administratie te kunnen verwerken verplichtingenruimte uit latere jaren naar 2009 is gehaald?
Het gevolg van het naar voren halen van verplichtingenruimte uit later jaren is dat in die jaren minder verplichtingenruimte beschikbaar is voor nieuwe inschrijvingen. Omdat ESA bij de ministeriële conferentie 2008 echter veel langjarige programma’s (5 jaar en langer) heeft ingebracht, zal de eerstvolgende conferentie in 2011 naar verwachting een beperkt aantal nieuwe voorstellen omvatten.
Hoe wordt de € 1,5 miljard waarmee de groeifinancieringsfaciliteit wordt verruimd gefinancierd? Waar komt dit geld vandaan? Wat zijn de meetbare effecten van deze verruiming? Hoe worden de effecten van deze verruimde kredietverlening gemeten?
Dit betreft de Garantie Ondernemingsfinanciering die vorm gegeven is via een aanpassing van de Groeifaciliteit. Deze regeling is kostendekkend. Uit de risicopremies die door de banken worden afgedragen wordt een interne reserve gevormd binnen de rijksboekhouding. Deze reserve is bestemd voor het dekken van eventuele verliezen uit uitkeringen op de garantie, ingeval gegarandeerde leningen niet worden terugbetaald. Banken zullen een beroep doen op de garantie indien zij het te risicovol vinden om geheel voor eigen risico een lening te verstrekken. Dankzij de Garantie Ondernemingsfinanciering kunnen de bedrijven de financiering krijgen die ze nodig hebben. Dat kan leiden tot extra investeringen of bedrijven in staat stellen hun activiteiten op het gewenste niveau voort te zetten. Aan de hand van de benutting van de regeling wordt gemeten in welke mate door de banken kredieten worden verstrekt.
Welke projecten zijn, als onderdeel van het Aanvullend Beleidsakkoord, met de Fes-middelen gemoeid die in 2008 niet tot besteding zijn gekomen en volgens een vaste verdeling van circa 50% in 2009 en 50% in 2010 aan de EZ-begroting toegevoegd? Wat is de hoogte van dit bedrag? Waarom zijn deze Fesmiddelen niet tot besteding gekomen? Is de hoogte van deze middelen procentueel t.o.v. de Voorjaarsnota 2008 gelijk gebleven? Verwacht de regering dit jaar wederom een overschot van deze middelen? Waarom wel/niet?
Het betreft de volgende projecten: Kenniswijk, BSIK, Kennis onderzoek en innovatie, Holst Centre, Sleutelgebieden, Scheidingstechnologie, Technostarters in de creatieve industrie, Vitale projecten infra-cybercrime, TTI Watertechnologie, Centre for Translational Molecular Medicine (CTMM), Beroepsonderwijs in bedrijf, Onderwijs en Ondernemerschap, Biomedical Materials (BMM), UKR, Duurzaamheid Energiebesparingstender, Duurzaamheid EOS demo tender, Duurzaamheid CO2 afvangtechnologie, Duurzaamheid budget besparingstender en Duurzaamheid Energie Efficiency Bedrijfsleven. Per saldo gaat het om een bedrag van € 80,8 mln.
Zoals toegelicht in de Slotwet 2008, is het Ministerie van Economische Zaken voor de betalingen op in het verleden aangegane verplichtingen in hoge mate afhankelijk van het declaratiegedrag van derden. Dit maakt de betalingen minder stuurbaar. In geval van bovengenoemde projecten is het declaratiegedrag van derden de belangrijkste oorzaak van het niet tot besteding komen van de betreffende middelen.
Ten opzichte van Voorjaarsnota 2008 is de som van de doorgeschoven middelen lager. Op dit moment is nog niet in te schatten of en zo ja welk deel, van de Fes-middelen niet tot besteding komt.
Hoeveel procent bedraagt het niet tot besteding gekomen bedrag over 2008 van het Actieplan Veilig Ondernemen? Is hetzelfde percentage opgenomen voor 2009? Denkt de regering dat deze middelen dit jaar wel tot volledige besteding zullen komen? Waarom wel/niet?
Het budget van € 24 mln voor veiligheid van kleine bedrijven is in 2008 in het geheel niet tot besteding gekomen. In 2008 is samen met bedrijfsleven onderzocht hoe het budget het beste besteed kan worden. In een brief is aan uw Kamer gemeld dat € 3 mln aan een handboek en proefprojecten winkelstraatmanagement zal worden besteed (ter stimulering van lokale samenwerking voor veiligheid), € 19 mln aan beveiligingsadviezen op maat en subsidie op de geadviseerde veiligheidsmaatregelen voor bedrijven met maximaal 10 fte en € 2 mln aan communicatie voor bewustwording van ondernemers en bekendmaking van de subsidie (Kamerstukken 2007–2008, 31 200 XIII, nr. 10). In deze brief is ook gemeld dat het budget voor Winkelstraatmanagement verspreid wordt uitgegeven.
In 2008 bleek dat er geen bruikbare lijst is van beveiligingsadviseurs die kleine bedrijven een deskundig advies op maat kunnen geven dat onafhankelijk is van verkoop. Ook was er onvoldoende overeenstemming binnen de beveiligingssector om snel tot een dergelijke lijst te komen. Hiervoor waren pilots en nader onderzoek nodig. Deze pilots zijn in februari 2009 gestart in de gemeenten Deventer, Utrecht en Rotterdam, de bedrijventerreinen en winkelgebieden met Keurmerk Veilig Ondernemen en CBW-Mitex (branche voor mode, sport en schoenen). Tijdens de pilots worden de beveiligingsadviseurs door de pilotpartners aangewezen. Naast de pilots is onderzoek gedaan naar de vereisten aan adviseurs en is er overlegd met de beveiligingssector. Op basis hiervan wordt een lijst met erkende adviseurs gemaakt door SenterNovem. De pilots lopen goed.
Op 1 september 2009 start de landelijke uitrol, inclusief communicatie ter bewustwording van de ondernemers en bekendmaking van de beveiligingsscan en subsidie. Dan kunnen alle kleine bedrijven een beveiligingsadvies aanvragen en 50% subsidie ontvangen op de maatregelen uit het advies. Op basis van de ervaringen uit de pilots tot nu toe is de verwachting dat het budget voor de subsidie (€ 19 mln) bijna volledig wordt uitgeput. Uw Kamer zal in augustus worden geïnformeerd over het verloop van de pilot en de uitrol van de landelijke regeling.
Hoeveel verschillende subsidies worden er gevoed vanuit de EZ-begroting? Kunt u per subsidie aangeven welk beleidsdoel hiermee wordt nagestreefd, welke prestatie-indicatoren zijn vastgesteld om de effectiviteit van de subsidie te beoordelen, wat het budget is voor de regeling en wat de maximale uitkering is per aanvrager?
Zoals uiteen gezet in de stroomlijningsbrief «Naar een effectief EZ-instrumentarium voor ondernemers: helder, samenhangend en toegankelijk» (Kamerstukken 2007–2008, 31 200 XIII, nr. 47), bestaat het EZ-instrumentarium uit 7 samenhangende modules. Daarvan vallen er 3 onder het basispakket en 4 daarvan vormen het programmatisch pakket. Het basispakket is voor alle ondernemers toegankelijk. Het omvat instrumenten voor de diverse fasen van het ondernemerschap, van het starten van een onderneming tot de overdracht of de beëindiging. Ook worden de eerste stappen naar innoveren en internationaal ondernemen gestimuleerd. Naast voorlichting en advies zijn er financiële instrumenten als vouchers, kredieten en (samenwerkings-)subsidies. Het programmatisch pakket omvat allereerst 3 modules: sterktes in innovatie, sterktes in de regio en transitie naar een duurzame energiehuishouding. In het verlengde daarvan wordt met een vierde module voorzien in de programmatische bewerking van prioritaire buitenlandse markten: 2g@there. Daarmee wordt ingezet op het internationaal vermarkten van onze nationale sterktes.
Na 1 januari 2010 zal vrijwel het gehele instrumentarium van EZ onder het geharmoniseerde regime van het Kaderbesluit EZ subsidies vallen. Hierdoor gelden voor een belangrijk deel dezelfde bepalingen voor het hele instrumentarium. Sinds 1 januari van dit jaar geldt voor vier modules daarbij al dat de instrumenten uit de modules in één juridische regeling per module zijn opgenomen. Na 1 januari 2010 zal dit ook voor de overige drie modules het geval zijn, zodat het gehele inhoudelijke EZ instrumentarium dan op een beperkt aantal uitzonderingen na zal zijn neergeslagen in slechts zeven juridische regelingen. Naar verwachting zullen alleen Cofinanciering EFRO en de SDE buiten deze structuur blijven en als zelfstandige juridische regelingen blijven voortbestaan.
In de tabel in de bijlage1 is per module aangegeven welk bedrijfsgericht instrument daar onderdeel van is, inclusief het doel van dat instrument, het bijbehorende budget, prestatie-indicator en de maximale subsidie per aanvrager. Dit overzicht bevat meer instrumenten dan vorig jaar in bovengenoemde stroomlijningsbrief is gemeld. Dit wordt verklaard door een aantal tijdelijke instrumenten die in het kader van de economische crisis zijn geïntroduceerd. Dit betreft de Garantie Ondernemingsfinanciering (module Starten, groeien en overdragen), Kenniswerkers (module Sterktes in innovatie), High Tech Topprojecten (module Sterktes in innovatie) en 2Xplore (module Internationaal excelleren en samenwerken). Ook is een aantal instrumenten opgenomen die indirect op het bedrijfsleven zijn gericht, zoals Onderwijs en Ondernemerschap, Subsidie KennisExploitatie, Programma Internationaal Beroepsonderwijs en de Nederlandse bijdrage aan ESA.
Subsidieplafonds en tenderperioden voor in beginsel het gehele EZ-instrumentarium wordt overigens jaarlijks in een schema in één regeling opgenomen en bekendgemaakt via publicatie in de Staatscourant. Deze regeling, de «Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009» is in actuele en integrale vorm altijd te raadplegen via www.wetten.nl.
Op basis waarvan wordt een keuze gemaakt voor de 23 belangrijkste mutaties? Op basis van welke criteria wordt deze keuze gemaakt?
De tabel belangrijkste mutaties verklaart, voor zowel de verplichtingen, uitgaven als ontvangsten, het verschil tussen de stand van de ontwerpbegroting en de stand na de eerste suppletore begroting (in miljoenen euro’s). In de tabel worden derhalve de mutaties opgenomen die het meest van invloed zijn op dit verschil. Het criterium is als gevolg daarvan in eerste instantie de omvang van de mutaties. Het tweede criterium is de beleidsmatige relevantie. Zo zal een technische mutatie van een beperkte omvang (€ 5 mln en kleiner) minder snel worden opgenomen in deze tabel.
Kan de regering ingaan op de berichtgeving in het FD van 11 juni 2009, waarin staat dat de gasbaten nog extra zullen tegenvallen door verdere vraaguitval? Is het juist dat deze vraaguitval ten minste tot 2015 gaat duren? En dat er sprake is van een te groot aanbod, door investeringen vlak voor de kredietcrisis?
In de ramingen is al rekening gehouden met een teruglopende Nederlandse productie, dus in dat opzicht zijn de risico’s voor tegenvallers beperkt. De ontwikkeling van de olieprijs is aanzienlijk belangrijker voor het ontstaan van mee- of tegenvallers in de gasbaten dan de gevolgen van eventuele vraaguitval. De raming voor de aardgasbaten wordt altijd gebaseerd op de onafhankelijke macro-economische variabelen van het CPB, zo ook in de Miljoenennnota (MN) 2009 en in de Voorjaarsnota 2009. In de MN 2009 zijn de ramingen uit de MEV 2009 gebruikt bij de bepaling van de gasbatenraming. Er is hierbij voor 2009 uitgegaan van een olieprijs van 125$ per vat en een eurokoers van 1,57 (zie ook MN 2009 p. 80). Het gehanteerde productievolume voor 2009 bij deze raming was 76 mld m3. In de Voorjaarsnota 2009 is – door de sterk gedaalde olieprijs – gerekend met een fors lagere olieprijs: 44 $ per vat en een eurokoers van 1,32 (beide gebaseerd op ramingen uit het CEP 2009). Het gehanteerde productievolume voor 2009 bij deze raming was 75 mld m3. Het is vooral de sterke daling van de olieprijs geweest die de tegenvallers in 2009 en 2010 veroorzaakt. Overigens is onlangs in korte tijd de olieprijs weer behoorlijk opgelopen en mocht blijken dat de stijging structureel is dan kan dat leiden tot aanzienlijke opwaartse bijstellingen..Ook voor de komende jaren zullen de (zonodig herziene) ramingen gebaseerd blijven worden op de inschattingen van het CPB.
Waarom staat de afdracht van LIOF niet bij de ontvangstenkant?
In de overzichtstabel van belangrijkste mutaties is de ontvangst van LIOF opgenomen in de saldo-post «overig» onderaan de tabel. In de tabel bij artikel 3 is de ontvangst wel apart zichtbaar.
Wordt bij 7 bedoeld de Groeifaciliteit of de Garantiefaciliteit ondernemingen?
Bedoeld wordt de Garantiefaciliteit Ondernemingen (GO). De Garantiefaciliteit Ondernemingen is een tijdelijke verruiming van de Groeifaciliteit in het kader van de crisisbestrijding.
Klopt het dat de onderbesteding in 2008 bij BSRI 8 miljoen euro bedroeg? Samen met de 5 miljoen van de bedrijventerreinen zou het dan toch 13 miljoen moeten zijn?
De onderbesteding bij de BSRI bedroeg € 8 mln. Daarvan is € 5 mln in 2008 overgeheveld naar het bedrijventerreinbudget om nog in 2008 enkele ingediende Topperprojecten te kunnen honoreren. In 2009 is weer € 5 mln van de post Bedrijventerreinen teruggeboekt naar het BSRI-budget. De totale onderbesteding bedroeg in 2008 € 8 mln en geen € 13 mln.
Wat behelst het programma Slim Geregeld, Goed Verbonden? Wat is de relatie met EZ?
Slim geregeld, goed verbonden (SGGV) is een programma dat geïnitieerd is en gefinancierd wordt door het Ministerie van Economische Zaken en wordt uitgevoerd door ICTU. SGGV is gericht op optimalisering van de informatieketens – die uit wet- en regelgeving voortvloeien – tussen overheden en bedrijven. Dit gebeurt met behulp van proces- en gegevensstandaardisatie, ondersteund door ICT. SGGV ondersteunt dat er een door de keten gedragen oplossing komt voor het knelpunt. Vervolgens is het aan de keten om deze oplossing daadwerkelijk te implementeren.
De beoogde resultaten zijn:
• gedurende de looptijd van het programma (januari 2009 t/m december 2012) worden 15 tot 20 casus uitgewerkt en aangepakt;
• per casus een bijdrage van tussen de 10% en 35% aan de vermindering van regeldruk en verhoging efficiency bij de betrokken bedrijven en overheden door inzet ICT;
• het bundelen en verspreiden van kennis die wordt opgedaan over de ketenoptimalisatie door ICT.
Voorbeelden van casussen in de fase van opschaling:
• Asbestvolgsysteem voor snelle en veilige asbestverwijdering. De praktijktest hiervan heeft plaats gevonden, de landelijke uitrol is in voorbereiding.
• Bouwen met winst heeft geleid tot een applicatie – de voorbereidingsmodule – waarmee ondernemers en gemeenten online met elkaar communiceren om tot een snelle en volledige aanvraag van een bouwvergunning te komen. Momenteel vindt de praktijktest met een aantal bedrijven en gemeenten plaats.
• Naleving milieuwetten in rubber- en kunststofindustrie: de ICT-oplossing blijkt voor een aantal branches interessant te zijn. Momenteel worden de mogelijkheden voor opschaling en praktijktesten met bedrijven uit verschillende branches onderzocht.
• Veterinaire import havens Rotterdam: de praktijktest van het ICT-systeem is succesvol afgerond, de uitrol is in voorbereiding. Daarnaast is de opschaling van dit systeem naar andere sectoren in onderzoek.
De casus export zuivelgoederen is afgerond. Als eerste stap zal er in de herfst van 2009 een koppeling in het berichtenverkeer tussen bedrijven, KvK en het ministerie van LNV gerealiseerd worden. Hierdoor hoeven ondernemers niet langer naar de balie, maar kunnen ze via Antwoord voor Bedrijven een aantal export documenten (denk aan Certificaat van Oorsprong) digitaal en vooringevuld aanvragen.
Bestaat de mogelijkheid dat, bij nog verder toenemende interesse voor IPC’s, het budget in de loop van het komend jaar nog naar boven kan worden bijgesteld?
Zoals ik inmiddels heb aangekondigd in het wetgevingsoverleg met de Tweede Kamer over het EZ-jaarverslag van 15 juni jl. ben ik voornemens om het budget voor de IPC’s in 2009 te verhogen van € 20 mln naar € 35 mln. Hiermee kunnen alle reeds ingediende aanvragen worden behandeld en is er nog ruimte voor nieuwe aanvragen.
Bestaat de mogelijkheid, bij eerder dan verwachte uitputting van het budget, dat meer geld wordt vrijgemaakt voor de bestrijding van winkelcriminaliteit?
Naar huidige inzichten worden geen tekorten verwacht, zie ook het antwoord op vraag 5. Indien toch mocht blijken dat er extra middelen nodig zouden zijn voor preventieve veiligheidsmaatregelen voor kleine bedrijven, dan kan de wens om extra middelen beschikbaar te stellen worden afgewogen tegen de overige beleidsinitiatieven.
Wat is de achtergrond voor de inschrijving op een aantal langlopende projecten van ESA waarmee € 122,4 miljoen extra is gemoeid ten opzichte van de al begrote 106,1 miljoen? Welk deel van de al begrote 106,1 miljoen was hiervoor al gereserveerd? Hoe worden de extra utgaven van 122,4 miljoen precies gedekt, in de verplichtingenruimte tot 2013 wordt maar 48,5 miljoen gevonden? Welke effecten/opbrengsten verwacht de regering van de langlopende ESA-projecten?
Achtergrond betreft de Nederlandse inschrijvingen tijdens de ministeriële conferentie van ESA in november 2008 te Den Haag. Anders dan in voorgaande ESA-conferenties heeft ESA de lidstaten in Den Haag om een langer meerjarig commitment gevraagd door voornamelijk langjarige programma’s voor te stellen. Hiermee heeft ESA meer lange termijn zekerheid verkregen voor programma’s als: lanceerders, GMES, Galileo, Aardobservatie, etc. Dit levert tevens kostenvoordelen op, omdat ESA met de industrie voor een langere periode contracten kan afsluiten die goedkoper zijn dan kortlopende contracten. Tijdens de ESA-conferentie heeft Nederland voor een totaalbedrag van € 319 mln ingeschreven. Het beschikbare bedrag (€ 106 mln) op de EZ begroting 2009 was niet toereikend om het EZ aandeel in deze inschrijvingen administratief te kunnen vastleggen. Daarom is in overleg met het ministerie van Financiën besloten om het ontbrekende bedrag verdeeld over de jaren 2009–2020 naar voren te halen. Naast hoogwaardige wetenschappelijk kennis levert deelname in ESA-projecten omzet voor industrie en kennisinstellingen op (via het beginsel van «juste retour») en gegevens van satellieten voor allerlei (maatschappelijke) toepassingen. Voor meer informatie verwijs ik naar mijn brief van 14 april 2008 (Kamerstukken 2007–2008, 24 466, nr. 37).
Waarop is de verwachting gebaseerd dat in 2009 een grotere aanvraag van IPC’s zal plaatsvinden, waardoor het beschikbare budget met 10 miljoen wordt verhoogd? Waarom verwacht de regering een lager verzilveringspercentage bij de Innovatievouchers dan bij de ontwerpbegroting en welk verzilveringspercentage verwacht de regering precies? Wat is de oorzaak van het lage percentage? Duidt het lage verzilveringpercentage van de innovatievouchers op een achterblijvende populariteit van deze regeling? Of is het zo dat de drempel laag is om een voucher aan te vragen, maar vervolgens de drempel weer te hoog is om deze te verzilveren? Welk overheidsorgaan adviseert ondernemers over de verzilvering van vouchers?
Daar bij opening van de IPC-regeling op 15 januari jl. 14 aanvragen voor een IPC bij SenterNovem binnenkwamen met een totaal subsidieverzoek van circa € 19 mln, werd duidelijk dat het gepubliceerde budget van € 10 mln niet toereikend was.
Het verzilveringspercentage van de vouchers, lichting 2007/2008, is 59%. Dit is een lichte stijging ten opzichte van 2006/2007. Het verzilveringspercentage van lichting 2008/2009 is nog niet bekend. Ondernemers die eind 2008 een voucher hebben aangevraagd hebben tot eind 2009 om deze te verzilveren. De praktijk leert dat een groot deel van deze vouchers op het einde van de geldigheidsduur worden verzilverd.
Uit de evaluatie van de voucherregeling, die 18 maart 2008 naar de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken 2007–2008, 31 200 XIII, nr. 50), blijkt dat de kracht van het instrument is gelegen in haar brede bereik en lage drempel. Het is makkelijk een voucher aan te vragen. De ondernemers tonen zich heel tevreden over het instrument. In 2008 is het aantal beschikbare vouchers verhoogd van 6000 naar 8000. Alle 8000 vouchers waren al voor het einde van het jaar aangevraagd. Consequentie van de lage drempel is dat de kans groter is dat een voucher (vaak door tijdgebrek, zo blijkt uit de evaluatie) blijft liggen. Hiermee wordt bij de uitgifte rekening gehouden: er mogen meer vouchers worden uitgegeven dan er aan kasdekking wordt aangehouden. Middels flankerend beleid wordt de verzilvering verder gestimuleerd. Dit gebeurt onder meer door extra inzet van SenterNovem en Syntens. SenterNovem neemt, naast direct mailings, gericht contact op met ondernemers en Syntens helpt ondernemers verder bij het vinden van een kennisinstelling en het formuleren van een vraag. Streven is om op een verzilveringspercentage van 70% uit te komen. In de begroting 2009 werd echter nog uitgegaan van een verzilveringspercentage van 75%. Dit betekent dat voor alle uitgegeven vouchers nog werd uitgegaan van uitbetaling van 75%. De ervaring leert echter dat dit 70% zou moeten zijn. Met de in de eerste suppletore begroting 2009 opgenomen mutatie is de dekking teruggebracht naar een dekking die past bij het verzilveringspercentage van 70%. De kasmiddelen die daarbij vrijvallen worden ingezet voor de verhoging van de IPC’s.
Wat is de achtergrond van de verhoging van de verplichtingenruimte voor Point One met 66,4 miljoen in 2009? Op welke wijze zal deze verplichtingenruimte worden ingevuld? Kan de regering de verschillende verschuivingen voor Point One vanuit de Innovatieomnibus en de verplichtingenruimte van de komende jaren apart inzichtelijk maken? Wat zijn de gevolgen van het naar voren halen van de verplichtingenruimte voor Point One voor de meerjarige uitgaven?
In 2008 is het programma Point-One/Phase2, de opvolger van het Point One Boegbeeld programma, goedgekeurd. Voor dit programma zijn binnen de begroting van EZ meerjarig middelen gereserveerd, waarvan het aandeel 2009 ruim € 24 mln bedraagt. Daarnaast is besloten tot een systeemwijziging bij de toekenning van de internationale projecten, waarbij nieuwe projecten niet meer per kalenderjaar worden ondersteund, maar voor de gehele looptijd. Ook ontving EZ begin dit jaar signalen uit het veld dat een intensivering in 2009 nodig was met het oog op de kredietcrisis. Deze redenen samen hebben mij doen besluiten om circa € 40 mln verplichtingenruimte van latere jaren naar 2009 te halen. Daarnaast zijn er nog enkele kleine technische aanpassingen geweest voor een bedrag van circa € 2,4 mln. Deze 3 mutaties samen (€ 24 mln, € 40 mln en € 2,4 mln) tellen op tot het vermelde bedrag van € 66,4 mln.
Vanuit het budget van de Innovatieomnibus is voor Point One/Phase2 in totaal € 153,3 mln gereserveerd waarvan € 0,1 mln in 2008, € 24,2 mln in 2009, € 30,4 mln in 2010, € 31,3 mln in 2011 en € 67,3 mln in 2012. De middelen voor Point-One/Phase2 worden toegevoegd aan de nog resterende middelen van het Point One Boegbeeldprogramma; in totaal is nu voor Point One (Boegbeeld en Phase2) in 2009 € 107,4 mln beschikbaar, in 2010 € 54,4 mln, in 2011 € 56,3 mln en in 2012 € 54 mln. Dat in 2012 uiteindelijk minder beschikbaar is dan aanvankelijk gereserveerd heeft met de reeds genoemde «schuif» van middelen te maken.
Het naar voren halen van de verplichtingenruimte heeft naar verwachting een positieve invloed op de meerjarige uitgaven, in die zin dat de kasuitputting sneller zal verlopen dan anders het geval zou zijn geweest.
Waarop is de verwachting gebaseerd dat in 2009 en 2010 een veel groter beroep zal worden gedaan op de borgstelling in het kader van de Groeifinancieringsfaciliteit, waarvoor het budget met een enorm bedrag (respectievelijk 1 miljard euro in 2009 en daarna 500 miljoen euro) zou moeten worden verhoogd? Immers het is toch algemeen bekend dat van deze regeling nauwelijks gebruik wordt gemaakt? Kunnen deze middelen niet beter beschikbaar worden gesteld voor de BBMKB en de Garantieregeling ondernemingsfinanciering?
De verhoging van het budget met in totaal € 1,5 miljard is ten behoeve van de Garantieregeling Ondernemingsfinanciering. De Garantiefaciliteit Ondernemingen is een tijdelijke verruiming van de Groeifaciliteit.
De BBMKB is per 2 november 2008 reeds verruimd. Hierbij is de borgstellingskrediet voor starters opgetrokken van € 100 000 naar € 200 000 en is de maximale borgstellingskrediet voor overige bedrijven verhoogd van € 1 mln naar € 1,5 mln. Voorts is de BBMKB ook opengesteld voor MKB bedrijven van 100 tot 250 werknemers.
Zoals met uw kamer afgesproken zal ik ieder kwartaal rapporteren over het gebruik van de financieringsinstrumenten. De eerste rapportage kunt u rond medio juli verwachten.
Hoe verhoudt de ophoging van de kostendekkende premies van de Groeifinacieringsfaciliteit, die dienen ter afdekking van mogelijke schades, zich tot het risico dat de borgstellingen op grotere schaal uitgekeerd moeten worden?
De regeling dient over de gehele looptijd kostendekkend te zijn. Dat betekent dat er jaren zullen zijn met een overschot en jaren met tekorten. Dit laatste zal zich uiteraard het meest voordoen in tijden van economische neergang zoals waarvan nu sprake is. In de eerste jaren zullen er vooral premie-inkomsten zijn en weinig tot geen schades. De premie-inkomsten worden in een interne begrotingsreserve gestort. In latere jaren zullen er naar verwachting schades optreden die dan gedekt kunnen worden uit deze reserve.
Waarom verwacht de regering een lager verzilveringspercentage bij de Innovatievouchers dan bij de ontwerpbegroting en welk verzilveringspercentage wordt nu verwacht?
Zie antwoord vraag 16
Hoe kan budget uit de BSRI dat is ingezet, nu toch weer aan het BSRI-budget worden toegevoegd? Dan is dit bedrag toch niet echt ingezet?
In het najaar van 2008 was de verwachting dat de onderbesteding bij de BSRI in 2008 zo’n € 5 mln zou bedragen. Tegelijkertijd was duidelijk dat het bedrijventerreinbudget een zelfde bedrag in 2008 tekort zou komen. Bij tweede suppletore begroting 2008 is derhalve € 5 mln tussen beide begrotingsposten uitgewisseld. In 2009 is hetzelfde bedrag teruggeboekt naar het budget van de BSRI.
Materieel betekent dit dat de € 5 mln is overgeheveld van het BSRI-jaarbudget 2008 naar dat van 2009 en daarmee beschikbaar blijft voor de BSRI.
Wat verklaart het bijzondere verloop van de gasbatentegenvaller van 3,6 miljard in 2009 naar ruim 6 miljard in 2010, gevolgd door weer een daling naar respectievelijk 3,6 miljard in 2011 en 2,5 miljard structureel? Kan een onderbouwing worden gegeven van de meerjarige aardgasbatenmutatie, uitgesplitst naar onderliggende oorzaken (zoals olieprijs, dollarkoers, productievolume)?
Het betreft een kasraming van de gasinkomsten. Hierbij zijn twee elementen van belang. In de eerste plaats zijn de gasprijzen grotendeels met een vertraging gekoppeld aan de olieprijzen. In de tweede plaats zijn de gasbaten afhankelijk van de winsten van mijnbouwmaatschappijen, maar niet alle gasbaten komen in hetzelfde jaar binnen bij overheid als het jaar waarin de winsten worden gerealiseerd, een deel komt het daarop volgende jaar in de kas van de overheid. Beide effecten samen leiden ertoe dat de inkomsten uit gas vertraagd reageren op de olieprijs. De baten van 2009 zijn daardoor nog positief beïnvloed door de hoge olieprijzen van 2008. Het is vooral de zeer sterke daling van de geraamde olieprijs in 2009, van 125 $ per vat in de Miljoenennota naar 44 $ per vat in de Voorjaarsnota die daardoor sterk doorwerkt in de kasontvangsten van 2010. Voor de jaren 2011 en verder was in de Miljoenennota uitgegaan van een olieprijs van 65 $ en in de Voorjaarsnota is uitgegaan van 44 $. Deze daling van 21 $ leidt tot de structurele tegenvaller van € 2,5 miljard.
Wat is de reden van de niet gebruikte verplichtingenruimte op de verschillende Pieken in de Delta-programma’s?
De subsidieregeling Pieken in de Delta kent twee tenders per jaar voor vijf regio’s. De aanname dat het budget niet volledig benut wordt is niet juist. Omdat de tweede tender pas eind 2008 is gesloten, worden de subsidiebeschikkingen over deze tweede tender in de loop van 2009 afgegeven. De laatste beschikkingen worden binnenkort afgerond.
Hoeveel procent bedraagt de niet gebruikte verplichtingenruimte op de Pieken in de Delta-programma’s, door te schuiven in samenspraak met de regio’s, van de totale geraamde kosten voor deze post? Is de verplichtingenruimte naar beneden bijgesteld in verband met deze niet gebruikte gelden?
De budgetten worden naar verwachting volledig benut, dus de verplichtingenruimte blijft gehandhaafd. Het doorschuiven van budgetten is een administratieve maatregel, om budget te houden voor aanvragen die eind 2008 nog niet zijn afgerond.
Kan een uitsplitsing gegeven worden voor de meerjarige mutaties bij Duurzame Energie (MEP, SDE, Overgangsregeling) naar de drie genoemde oorzaken?
Kunnen de drie oorzaken duidelijker worden toegelicht en gekoppeld worden aan de financiële mutaties?
De meerjarige mutaties bij duurzame energie kunnen als volgt worden gespecificeerd.
Bedragen in € mln (verplichtingen)
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
---|---|---|---|---|---|
1. Technische aanpassing uitvoering MEP | – 584 | – 708 | – 724 | – 677 | – 610 |
2. Temporisatie aangepaste ramingen SDE | – 131 | – 85 | – 69 | – 43 | – 35 |
3. Publicatie budgetplafonds SDE 2009 | + 2 584 | – 4 | – 97 | – 187 | – 187 |
4. Saldo diverse overige mutaties | – 30 | – 52 | – 66 | – 54 | – 54 |
Totaal | + 1 839 | – 849 | – 956 | – 961 | – 886 |
Ad 1. Technische aanpassing uitvoering MEP
Tot 1 januari 2009 werden de MEP-subsidies uitbetaald door EnerQ, die daarvoor onder meer een Rijksbijdrage van EZ ontving. Met ingang van 1 januari 2009 is de uitvoering van de MEP overgegaan naar Senter-Novem. Als gevolg daarvan kan de verplichtingenruimte die beschikbaar was voor het geven van de Rijksbijdrage aan EnerQ voor 2009 en verder komen te vervallen. De bijbehorende kasruimte blijft overigens gehandhaafd om de uitbetaling van de MEP-subsidies door SenterNovem mogelijk te maken.
Ad 2. Temporisatie in verband met aangepaste ramingen SDE
De laatste ramingen van de uitgaven bij de SDE wijken af van de ramingen die gehanteerd zijn bij de opstelling de ontwerpbegroting 2009. Er is sprake van lagere uitgaven in de eerste jaren en hogere uitgaven in latere jaren. Met de onderhavige aanpassing wordt de beschikbaarheid van de middelen in lijn gebracht met de huidige inzichten.
Ad 3. Publicatie budgetplafonds SDE 2009
Dit betreft de budgettaire verwerking van de in maart jongstleden gepubliceerde ministeriële regeling voor SDE 2009. Met deze wijziging wordt de verplichtingenruimte beschikbaar gemaakt die nodig is om in 2009 tot de gepubliceerde plafonds beschikkingen af te kunnen doen op aanvragen die onder de regeling zijn en worden ingediend. In vergelijking met de stand van de ontwerpbegroting vindt er een grote ophoging van de verplichtingenruimte 2009 plaats, ten koste van de verplichtingenruimte in latere jaren. De bij deze verplichtingenruimte behorende kas wijzigt niet.
Waarom is de som van de afgeboekte verplichtingen 2010–2013 ongeveer tweemaal zo hoog als de ophoging 2009?
Zoals aangegeven in de specificatie in het antwoord op de vragen 25 en 26 ligt aan de wijzigingen bij duurzame energie een aantal individuele aanpassingen ten grondslag. Een aantal daarvan is substantieel van omvang en heeft een werking dat veel verder reikt dan de nu zichtbare meerjarenramingen. De (suppletore) begroting 2009 kent namelijk een tijdshorizon die loopt tot en met 2013. Omdat ook in de jaren daarna op- en afboekingen plaats vinden, kan geen relatie worden gelegd tussen de in de suppletore begroting 2009 opgenomen totaalbedragen.
Waarom worden middelen uit Schoon & Zuinig voor zonneboilers en warmtepompen (10.6 miljoen) overgeheveld vanuit Duurzame Energie naar Duurzame warmte?
In eerste instantie zijn de gelden geparkeerd op het onderdeel «Overige uitgaven duurzame energie». Met deze overheveling wordt het beschikbare budget op het juiste artikelonderdeel verantwoord. Het betreft een technische mutatie.
Vanuit welke bron wordt de 10,5 miljoen bijdrage aan agentschappen voor uitvoeringskosten overgeheveld ( 6,4 miljoen SDE, 0,9 miljoen CO2-reductieplan en 2,4 miljoen MJA)?
De uitvoeringskosten van SenterNovem worden in de begroting apart zichtbaar gemaakt. Aangezien niet altijd vooraf de verhouding uitvoeringskosten – beleidsmiddelen bekend zal zijn wordt in de loop van het jaar een bedrag overgeheveld van het beleidsbudget naar de uitvoeringskosten. In onderhavig geval betreft het de budgetten voor de SDE, CO2-reduktieplan en de Energie-innovatie
Was de daling van de aardgasbaten, waarvoor voldoende uitleg ontbreekt, niet te voorzien ten tijde van de begrotingsbehandeling 2009? Welke gevolgen heeft deze daling voor de begroting van EZ op de langere termijn? Verwacht de minister dat de uitgaven voor bepaalde posten juist zullen stijgen of dalen door de huidige economische recessie? Waarom wel/niet?
De raming van de gasbaten is gebaseerd op de macro-economische variabelen die het CPB hanteert. Een daling van de gasbaten heeft geen gevolgen voor de begroting van EZ omdat er geen direct verband tussen de inkomsten uit aardgas en de uitgaven van EZ.
Waardoor wordt de grotere vraag voor Prepare2start veroorzaakt? Welke effecten verwacht de regering van de ophoging van het budget van Prepare2start met 5,1 miljoen?
De grotere vraag voor Prepare2start wordt waarschijnlijk grotendeels veroorzaakt door de economische crisis: bedrijven zien hun omzet op hun thuismarkt wegvallen en proberen dat op voor hen nieuwe markten te compenseren. Een tweede reden is waarschijnlijk gelegen in de aanpassingen die met de inwerkingtreding van prepare2start zijn doorgevoerd. De regeling sluit meer aan op ontwikkelingen in de nieuwe media zoals e-commerce en online marketing.
Prepare2start ondersteunt vooral kleine bedrijven bij de oriëntatie op nieuwe buitenlandse markten. De regering verwacht van de ophoging van het budget dat meer kleine bedrijven gebruik zullen maken van de regeling en ook tijdens de economische crisis, nieuwe internationale markten zullen blijven betreden. Het midden- en kleinbedrijf is de ruggengraat van onze economie en internationale handel is de motor van ondernemend Nederland. Export is en blijft voor Nederland cruciaal.
Overigens is de ophoging met € 5,1 mln deels bestendiging van eerder ingezet beleid om meer kleine bedrijven te stimuleren om buitenlandse markten te bewerken. In 2007 en 2008 is het beleidsbudget incidenteel opgehoogd naar respectievelijk € 12 mln en € 12,5 mln.
Waarom werd de bijdrage aan de wereldtentoonstelling in 2007 en 2008 wel expliciet opgenomen op de begroting, maar niet in de begroting 2009? Waarom wordt nu op de EZ-begroting voorgesteld om 10,3 miljoen op te nemen voor de wereldtentoonstelling 2010, terwijl in 2007 nog over 7,1 miljoen werd gesproken?
De reserveringen voor de wereldtentoonstelling Shanghai 2010 zijn net als die voor 2009 opgenomen onder het begrotingsonderdeel «Overig». Dit onderdeel werd in de begroting 2008 omschreven als «wereldexpo». Het totale benodigde bedrag voor de wereldtentoonstelling is € 20 mln. Dit bedrag komt uit bijdragen van 6 departementen, 8 steden/provincies en sponsorgelden. Jaarlijks wordt bezien hoeveel dat jaar nodig is voor feitelijke kosten. In 2009 wordt de bouwopdracht gedaan voor het paviljoen. De bestaande reservering was daarvoor onvoldoende en is bij eerste suppletore begroting 2009 aangevuld met de bijdrage van BuZa die ook een deel bijdraagt. De totale bijdrage van EZ aan de EXPO blijft onveranderd.
Wat is dereden van het structureel naar voren halen van het betalen van de verplichtingen aan de OPTA en Agentschap Telecom? Waarom stelt de regering voor om dit voortaan structureel te doen? Welke gevolgen heeft dit voor het budgetrecht van de Tweede Kamer?
Er worden geen betalingen naar voren gehaald. Wat naar voren wordt gehaald is het moment waarop de verplichting wordt aangegaan, van jaar t naar jaar t-1. Door de financiële verplichting eenmalig naar voren te halen, kan de vaststelling van de begroting van OPTA en AT en de financiële vastlegging daarvan gelijktijdig plaatsvinden. In de huidige systematiek zijn dat twee verschillende momenten.
Dit is een eenmalige technische mutatie, met een structurele doorwerking, die geen gevolgen heeft voor het budgetrecht van de Kamer.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Sap (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA) en Weekers (VVD).