Ontvangen 29 juni 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel 1.1 komt onderdeel PP te luiden:
Artikel 6.1, tweede lid, onder a, komt te luiden:
a. een bezwaarschrift indien het een omgevingsvergunning betreft met betrekking tot een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, g of h, of 2.2, eerste lid, onder a, b, c of g, of een wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning die betrekking hebben op een activiteit als hiervoor bedoeld;.
In artikel 1.1 wordt na onderdeel PP een onderdeel ingevoegd, luidende:
In artikel 6.2 vervalt het eerste lid, alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
In artikel 9.10, onderdeel LLL, onder 2, komt het voorgestelde tweede lid te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid treedt een besluit als bedoeld in artikel 8.40a of 8.42 in werking met ingang van de dag na zijn bekendmaking, tenzij deze is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het amendement beoogt om het bovengenoemde artikel te schrappen aangezien de wetgever moet uitmaken wanneer wel of niet sprake behoort te zijn van een uitstel van het van kracht worden. De wet algemene bepalingen omgevingsrecht heeft beoogt om de vigerende wetgeving neutraal om te zetten. Met bovengenoemde artikel is een nieuwe bevoegdheid voor het bevoegd gezag gecreëerd zodat ze kan bepalen dat een beschikking tot onomkeerbare gevolgen zou leiden en daarom niet van kracht wordt. Het amendement strekt ertoe deze bevoegdheid niet te verstrekken, welke anders zou kunnen leiden tot een verzwaring en/of vertraging van procedures.
Koopmans