Kamerstuk 31930-82

Gewijzigd amendement van de leden Omtzigt en Cramer ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 59 over de mogelijkheid voor ouders om hun kinderen voor hun 36e verjaardag eenmalig een verhoogde gift te doen van maximaal €50.000, vrijgesteld van schenkbelasting, voor de aankoop van een eigen woning of voor een studiefonds

Dossier: Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956)


75,3 %
24,7 %

PvdD

SP

VVD

PVV

D66

GL

Verdonk

PvdA

SGP

CU

CDA


31 930
Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956)

nr. 82
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN OMTZIGT & CRAMER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 59

Ontvangen 3 november 2009

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel AE, onder 3, komt te luiden:

3. Het eerste lid, onder 5°, wordt vervangen door:

5°. door een kind van de ouders, tot een bedrag van € 5 000, met dien verstande dat dit bedrag voor een kind tussen 18 en 35 jaar voor één kalenderjaar wordt verhoogd, mits op deze verhoogde vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan, tot een bedrag van € 24 000 dan wel, indien het bedrag is geschonken ter zake van de verwerving van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of is bestemd voor de betaling van kosten van een studie of de opleiding voor een beroep ten behoeve van dat kind, welke kosten aanzienlijk hoger zijn dan gebruikelijk, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden tot een bedrag van € 50 000;

6°. door een kind tussen 18 en 35 jaar van de ouders, voor één kalenderjaar tot een bedrag van € 26 000, indien:

a. de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, eerste lid, onder 5 °, zoals dat voor 1 januari 2010 luidde, door dat kind is toegepast;

b. het bedrag is geschonken ter zake van de verwerving van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en

c. op de in aanhef bedoelde vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan;.

II

In artikel I, wordt na onderdeel AG een onderdeel ingevoegd, luidende:

AGa. In artikel 35a, eerste lid, wordt «33, eerste lid, 5° en 7°» vervangen door: 33, eerste lid, 5°, 6° en 7°.

III

In artikel II wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa. In artikel 3 119a, eerste lid, wordt vóór de punt aan het slot ingevoegd: en verminderd met hetgeen met toepassing van artikel 33, eerste lid, onder 5° en 6°, van de Successiewet 1956 aan vrijstelling is genoten in verband met schenking van een bedrag ter zake van de verwerving van een eigen woning.

Toelichting

Dit amendement regelt de mogelijkheid voor ouders om hun kinderen voor hun 25e verjaardag eenmalig een verhoogde gift te doen van maximaal € 50 000. Zo’n gift is dan vrijgesteld van schenkbelasting. De € 50 000 dient aangewend te worden voor de aankoop van een eigen woning of voor het betalen van de kosten van een studie of opleiding voor een beroep van minimaal € 20 000 per jaar.

Op grond van het in dit amendement voorgestelde artikel 33, eerste lid, onder 5°, van de Successiewet 1956 geldt voor schenkingen van de ouders aan kinderen een vrijstelling van € 5 000. Voor schenkingen van ouders aan kinderen in de leeftijd van 18 tot en met 34 jaar geldt een eenmalige (verhoogde) vrijstelling van € 24 000. Om toepassing van deze verhoogde vrijstelling dient verzocht te worden bij de aangifte. De verhoogde vrijstelling kan eenmalig verder worden verhoogd tot € 50 000, indien de schenking is gedaan ter zake van de aankoop van een eigen woning van het kind dan wel wordt gebruikt voor een studie of beroepsopleiding van dat kind waarvan de kosten hoger zijn dan € 20 000 per jaar. In beide gevallen zal bij ministeriële regeling de voorwaarde worden gesteld dat die bestemming in een notariële akte is vastgelegd. Meer specifiek: voor de woning geldt dat bij de levering van het onroerend goed in de akte van levering moet worden opgenomen dat het geschonken bedrag moet worden gebruikt voor het betalen van (een gedeelte van) de koopsom.

Daarnaast wordt in het in dit amendement voorgestelde artikel 33, eerste lid, onder 6°, van de Successiewet 1956 een tijdelijke regeling getroffen voor kinderen die ter zake van een schenking die voor 1 januari 2010 heeft plaatsgevonden reeds gebruik hebben gemaakt van de verhoogde eenmalige vrijstelling van (in cijfers 2009) € 22 760, die tot 1 januari 2010 gold, en dus geen gebruik meer kunnen maken van de met ingang van 1 januari 2010 in artikel 33, eerste lid, onder 5°, van de Successiewet 1956 opgenomen vrijstelling. Deze kinderen kunnen tot het bereiken van de 35-jarige leeftijd in aanmerking komen voor een aanvullende eenmalige vrijstelling van € 26 000, indien de schenking gebruikt wordt voor de aankoop van een eigen woning en bij de aangifte een beroep wordt gedaan op de vrijstelling. Deze aanvullende regeling kan per 1 januari 2027 vervallen. Na 31 december 2026 kunnen er immers geen kinderen meer zijn die jonger zijn dan 35 jaar en die voor 1 januari 2010 gebruik hebben gemaakt van de verhoogde vrijstelling zoals die gold tot en met 31 december 2009 (en dus voor 1 januari 2010 de 18-jarige leeftijd hebben bereikt).

De voorgestelde wijziging van artikel 35a van de Successiewet 1956 zorgt ervoor dat het in artikel 33, eerste lid, onder 6°, van die wet genoemde bedrag van € 26 000 in verband met de inflatie wordt gecorrigeerd.

Met de in onderdeel III opgenomen wijziging wordt geregeld dat de verhoogde vrijstelling van het recht van schenking van ouder aan kinderen in verband met een schenking die is gedaan ter zake van de verwerving van een eigen woning, in mindering komt op de maximale eigenwoningschuld, bedoeld in artikel 3.119a, eerste lid, van de Wet IB 2001. Hierdoor wordt er geen hypotheekrenteaftrek genoten, voor zover een hogere schuld is aangegaan dan het verschil tussen enerzijds de kosten ter verwerving van de eigen woning, verminderd met de eventuele eigenwoningreserve, en anderzijds het bedrag waarvoor de ouders gebruik hebben gemaakt van de verhoogde vrijstelling van schenking aan kinderen, bedoeld in artikel 33, eerste lid, onder 5° en 6°, van de Successiewet 1956, verband houdend met de verwerving van de eigen woning.

Omtzigt

Cramer