Vastgesteld 10 juni 2009
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2008 (kamerstuk 31 924 VX, nr. 2).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 9 juni 2009. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Wat kan er gedaan worden om de afhankelijkheid van auditdiensten van het ministerie van SZW te verminderen, opdat de laatste partij op eigen kracht een deugdelijke jaarrekening kan produceren?
Het ministerie van SZW is in principe in staat om op eigen kracht een deugdelijke jaarrekening te produceren. De onafhankelijkheid wordt verder versterkt door het «verbeterplan financieel beheer», met daarin specifieke maatregelen om de financiële administratie en het opstellen van de jaarrekening te verbeteren.
Het Ministerie van SZW werkt bij veel taken samen met gemeenten. Doelstelling 43 is bijvoorbeeld gericht op meer ruimte voor gemeenten bij armoedebeleid. Waarom heeft het kabinet geen streefwaarde bepaald voor vermindering van armoede? Is het juist dat het kabinet systeemverantwoordelijkheid draagt voor armoedebeleid in Nederland? Hoe valt de effectiviteit van armoedebeleid te bepalen, wanneer geen centrale streefwaarden en indicatoren zijn vastgesteld, maar iedere gemeente zijn eigen doelstellingen nastreeft?
In het coalitieakkoord van het huidige kabinet is vastgelegd dat decentralisatie van taken en bevoegdheden naar gemeenten en de gemeentelijke zelfstandigheid met kracht zullen worden bevorderd. In het beleidsprogramma 2007–2011 vult het kabinet dat onder meer in door te stellen dat het gemeenten meer ruimte wil geven voor gericht armoedebeleid, zo mogelijk gecombineerd met het vergroten van de arbeidsparticipatie.
De verantwoordelijkheid voor de invulling en de uitvoering van het beleid gericht op armoedebestrijding ligt bij de afzonderlijke gemeenten. Dit stelt de gemeenten in staat om maatwerk te bieden. Het kabinet schept randvoorwaarden voor de lokale overheid om daar, op dat lokale niveau, gerichte inkomensondersteunende en participatiebevorderende maatregelen te nemen.
Het verminderen van armoede is inherent aan het benutten van deze maatregelen. Door verschillen in lokale omstandigheden is het belangrijk dat de lokale overheden de beleidsvrijheid hebben om hierop in te spelen. De gemeenten stellen hierin eigen ambities vast in het beleid.
Beleidsinformatie blijft van belang, voornamelijk voor het lokale niveau. Gerichte beleidsinformatie op landelijk niveau is van belang om te beoordelen of de kabinetsdoelstelling in de praktijk – met de gemaakte keuzes – ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Het kabinet heeft daarom in het bestuursakkoord met de VNG concrete ambities en maatregelen afgesproken. De afspraken omtrent armoedebeleid uit het deelakkoord Participatie worden gemonitord en aan de Tweede Kamer gezonden.
Wat wordt er, gezien de geconstateerde noodzakelijkheid van verbeteringen, gedaan om de processen in de bedrijfsvoering van het ministerie op kwaliteit te brengen?
Er zijn verschillende trajecten opgestart om de bedrijfsvoering in 2009 verder te verbeteren:
• Er is een verbeterplan financieel beheer opgesteld met daarin specifieke verbetermaatregelen;
• Vanaf 1 juni 2009 worden inkoophandelingen, contractbeheer en contractregistratie van aanschaffingen groter dan € 15 000,– door één afdeling binnen het ministerie uitgevoerd. De verwachting is dat dit een structurele oplossing biedt voor de resterende, beperkte beheer problemen bij het contractbeheer;
• Het subsidiebeheer zal worden verbeterd door het beschikbaar stellen van betere managementinformatie, voorlichtingsactiviteiten om het subsidiebeheer bij de directies te verbeteren, aanpassen van processen en dossiers en het aanvullen van ontbrekend review- en M&O-beleid;
• In 2009 zullen (tussentijdse) onderzoeken door de auditdienst naar bedrijfsvoeringsonderwerpen worden uitgevoerd. De aanbevelingen in deze onderzoeken worden meegenomen in de verbeteracties;
• De concerncontroller, in deze de directie Financieel Economische Zaken (FEZ), zal de voortgang van de verbetermaatregelen bewaken en over de voortgang rapporteren aan het Audit Committee van SZW.
Hoe kan gegarandeerd worden dat de toezegging van het opnemen van nalevingniveaus in de begroting 2010, daadwerkelijk wordt nagekomen?
Momenteel vinden er in opdracht van SZW verschillende proefmetingen plaats voor het kunnen meten van nalevingsniveaus. De verwachting is dat dit zal leiden tot een aantal nulmetingen met betrekking tot de belangrijkste indicatoren waarover in de Begroting van 2010 kan worden gerapporteerd.
Dit is ook hetgeen de staatssecretaris van SZW tijdens het Algemeen Overleg over handhaving van 5 februari jl. heeft aangegeven op vragen vanuit de kamer over de stand van zaken bij de ontwikkeling van nalevingindicatoren.
Wat kan worden ondernomen om de kwaliteit van berichtgeving betreffende re-integratie te verbeteren en wordt hier aan gewerkt?
Nog voor het zomerreces ontvangt de Tweede Kamer een overzicht inzake de stand van zaken rondom het Plan van aanpak Re-integratie, dat op Prinsjesdag 2008 aan de Tweede Kamer is aangeboden. De berichtgeving betreffende re-integratie komt daarin ook aan de orde.
Meer specifiek kan opgemerkt worden dat het begrip doelmatigheid waar de ARK aan refereert een begrip is met twee zijden: een opbrengstenkant en een kostenkant.
Aan de opbrengstenkant van re-integratie zal door een uitbreiding van de SRG met het kenmerk «re-integratiepositie» een meer gespecificeerd beeld van de opbrengst ontstaan. Niet alleen uitstroom naar werk wordt dan als een opbrengst gezien, maar ook stijging op de re-integratieladder.
De financiële administraties bij gemeenten zijn nog niet zover dat het mogelijk is om de re-integratiekosten op sofinummer toe te rekenen. In de bestuurlijke reactie op het ARK-rapport is aangekondigd dat de mogelijkheden voor verbetering van de aansluiting tussen trajectinformatie en financiële informatie onderzocht zal worden.
Vooralsnog is het wenselijk om periodiek aparte evaluatieonderzoeken te laten verrichten. Daarbij zullen niet alle instrumenten en doelgroepen over één kam worden geschoren en een weinig zeggend generiek beeld geschapen, maar moeten specifieke maatregelen voor specifieke groepen worden onderzocht. Op een dergelijk wijze moet het mogelijk zijn inzichtelijk te maken, welk instrument voor wie in welke mate werkt tegen welke kosten.
Hoe is het mogelijk dat de interne controle door de directie FEZ na eerdere constatering van de problematiek en verbetering, nog niet op orde was in 2008?
Na aanleiding van kritiek in 2006 en 2007 zijn in 2008 verbeteringen op het terrein van de interne controle (IC) doorgevoerd. In 2008 is SZW gestart om de opzet, bestaan en werking van de administratieve organisatie en de interne beheersmaatregelen rondom de financiële administratie opnieuw te beschrijven. Vanaf juli 2008 zijn IC-rapportages opgesteld. Deze verbeteringen worden door de Algemene Rekenkamer ook onderschreven.
In 2009 gaat SZW verder met het versterken van de IC-functie door deze opnieuw te positioneren en op een andere wijze in te vullen. Daarnaast wordt in 2009 het IC-werkplan geactualiseerd. De directie FEZ houdt, als concerncontroller zoals vermeld op bladzijde 26, toezicht op de interne controle.
Is het mogelijk om de negen overgebleven contracten te laten voldoen aan de Europese aanbestedingsregels?
Voor de nog resterende contracten welke nog niet voldeden aan de Europese aanbestedingsregels zijn maatregelen getroffen om ze te laten voldoen aan de aanbestedingsregels. In de meeste gevallen is hier inmiddels aan voldaan, echter voor sommige contracten zal dit nog enige tijd in beslag nemen. Naar verwachting zullen deze contracten uiterlijk per 1 januari 2010 voldoen aan de Europese aanbestedingsregels.
Waarom zijn er geen gegevens beschikbaar van de nalevingniveaus voor diverse sociale zekerheidswetten, de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) en de Arbeidsomstandighedenwet?
Zie antwoord op vraag 4.
Welke gegevens zijn wel beschikbaar om inzicht te krijgen in de effectiviteit van de fraudeaanpak en handhaving?
Zie antwoord op vraag 4.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat in 2009 de effecten van fraudehandhaving wel kunnen worden gemeten?
Zie antwoord op vraag 4.
Hoe staat het met de voortgang van het ontwikkelen van alternatieve meetmethoden voor de nalevingniveaus? Wordt de aanbeveling van de ARK om prioriteit te geven aan het ontwikkelen van meetmethoden opgevolgd?
Zie antwoord op vraag 4.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GL), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Vermeij (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Sap (GL), De Krom (VVD), Weekers (VVD), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Pieper (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Linhard (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Elias (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Heerts (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).