Kamerstuk 31924-XV-1

Jaarverslag Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2008

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2008

Gepubliceerd: 15 mei 2009
Indiener(s): Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-XV-1.html
ID: 31924-XV-1

31 924 XV
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2008

nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID (XV)

Aangeboden 20 mei 2009

Gerealiseerde uitgaven 2008 (€ 21,9 mrd) naar artikel (bedragen x € 1 mrd)

kst-31924-XV-1-1.gif

Gerealiseerde ontvangsten 2008 (€ 715,9 mln) naar artikel (bedragen x € 1 mln)

kst-31924-XV-1-2.gif

Gerealiseerde premieuitgaven 2008 (€ 43,9 mrd) naar regeling (bedragen in € 1 mrd)

kst-31924-XV-1-3.gif

Inhoudsopgave

A.Algemeen6
1.Aanbieding en dechargeverlening6
2.Leeswijzer9
   
B.Beleidsverslag11
3.Beleidsprioriteiten11
4.Beleidsartikelen27
 Artikel 41 Inkomensbeleid27
 Cluster Arbeidsmarkt33
 Artikel 42 Arbeidsparticipatie34
 Artikel 43 Arbeidsverhoudingen43
 Artikel 44 Arbeidsomstandigheden en verzuim53
 Artikel 45 Pensioenbeleid58
 Cluster Activerende sociale zekerheid64
 Artikel 46 Inkomensbescherming met activering65
 Artikel 47 Re-integratie84
 Artikel 48 Sociale werkvoorziening95
 Cluster Overige sociale zekerheid100
 Artikel 49 Overige inkomensbescherming101
 Artikel 50 Tegemoetkoming specifieke kosten108
 Artikel 51 Rijksbijdragen aan sociale fondsen112
5.Niet-beleidsartikelen115
 Artikel 97 Aflopende regelingen115
 Artikel 98 Algemeen116
 Artikel 99 Nominaal en onvoorzien125
6.Bedrijfsvoeringsparagraaf126
   
C.Jaarrekening129
7.Verantwoordingsstaat129
8.Saldibalans met toelichting130
9.Baten-lastendiensten137
10.Topinkomens152
   
D.Bijlagen153
Bijlage 1: Toezichtsrelaties153
Bijlage 2: Toezichthouders in het kader van de Pensioenwet155
Bijlage 3: ZBO’s en RWT’s161
Bijlage 4: Aanbevelingen Algemene Rekenkamer166
Bijlage 5: Inhuur externen169
Bijlage 6: Subsidies170
Bijlage 7: Budgetdiscipline SZA-kader en sociale fondsen172
Bijlage 8: Organogram177
Bijlage 9: Lijst van gebruikte afkortingen178
Bijlage 10: Trefwoordenregister182

ONDERDEEL A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het departementale jaarverslag over het jaar 2008 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid decharge te verlenen over het in het jaar 2008 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in het jaarverslag;

d. de betrokken saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2008;

b. het voorstel van de slotwet over het jaar 2008 die met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2008 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2008 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2008, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2008 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

2.1 Opbouw jaarverslag

Het jaarverslag van SZW bestaat uit vier onderdelen: Algemeen, Beleidsverslag, Jaarrekening en Bijlagen.

Het onderdeel Algemeen omvat het verzoek tot dechargeverlening en deze leeswijzer.

Het beleidsverslag is opgebouwd uit vier onderdelen:

1. In de paragraaf beleidsprioriteiten wordt van elk van de beleidsdoelstellingen uit de beleidsagenda uit de begroting 2008 de stand van zaken weergegeven. Daarnaast wordt de voortgang gemeld in de uitvoering van de beleidsprioriteiten uit het Coalitieakkoord van het huidige kabinet. Met het lezen van deze paragraaf kan worden volstaan als de lezer snel een beeld van de prestaties van SZW in 2008 wil hebben.

2. De beleidsartikelen verantwoorden meer in detail in hoeverre de doelstellingen van SZW zijn behaald. Tevens is hier de financiële toelichting te vinden op opmerkelijke verschillen tussen realisatie en begroting.

3. De niet-beleidsartikelen verantwoorden de financiële afwikkeling van afgesloten regelingen, de apparaatsuitgaven die niet aan de beleidsartikelen zijn toe te rekenen, onvoorziene uitgaven en loon- en prijsbijstellingen.

4. De bedrijfsvoeringsparagraaf geeft informatie over de bedrijfsvoering.

De jaarrekening is opgebouwd uit de verantwoordingsstaat van het ministerie van SZW, de saldibalans, de bij deze onderdelen behorende financiële toelichtingen en het onderdeel topinkomens. Als laatste bevat de jaarrekening de paragraaf inzake baten-lastendiensten van het Agentschap SZW en de Inspectie Werk en Inkomen (IWI).

Tot slot bevat het jaarverslag 10 bijlagen, te weten de bijlagen Toezichtrelaties, Toezichthouders in het kader van de pensioenwet, Zelfstandige bestuursorganen en rechtpersonen met een wettelijke taak, Aanbevelingen Algemene Rekenkamer, Inhuur externen, Subsidies, Budgetdiscipline SZA-kader, Organogram, Lijst met afkortingen en Trefwoordenregister.

2.2 Specifieke aandachtspunten

Accountantsverklaring, accountantscontrole

De financiële informatie is opgenomen in de jaarrekening en valt onder de reikwijdte van de accountantsverklaring. Dit geldt ook voor de financiële toelichting bij de budgettaire tabellen die in het beleidsverslag staan.

De niet-financiële informatie valt niet onder de reikwijdte van de accountantsverklaring, maar is wel onderdeel van de accountantscontrole.

De premiegefinancierde sociale zekerheidsuitgaven vallen evenmin onder de reikwijdte van de accountantsverklaring maar vallen wel onder de accountantscontrole. De ZBO’s leggen verantwoording af over de rechtmatigheid van de premiegefinancierde sociale zekerheidsuitgaven. Over de rechtmatigheid van die uitgaven wordt gerapporteerd in bijlage 3 (ZBO’s en RWT’s) van het jaarverslag.

ESF-middelen

De programma-uitgaven voor ESF en EQUAL afkomstig van de Europese Commissie lopen buiten begrotingsverband en zijn dus niet in de verantwoordingsstaat terug te vinden. De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van het ESF-programma via jaarlijkse voortgangsrapportages.

Gegevens oude jaren

In de jaarverantwoording worden ook gegevens gepresenteerd over oude jaren. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente informatie. Dit betekent dat deze gegevens kunnen afwijken van gegevens die in vorige jaarverantwoordingen werden gepresenteerd.

Nalevingsindicatoren

In dit Jaarverslag zijn op het gebied van handhavingsinformatie geen realisatiegegevens voor nalevings-indicatoren beschikbaar. Onderzoeksresultaten op het terrein van Sociale Zekerheid (POROSZ) en Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) leveren onvoldoende betrouwbare informatie op.

Om, zoals aan de Tweede Kamer is toegezegd, bij de Begroting 2010 nalevingindicatoren te presenteren lopen thans enkele informatieprojecten, waaronder metingen met de geavanceerde schattingstechniek DCE (detection controlled estimation) en de, ook eerder in Europees verband toegepaste, methode van directe bevraging naar zwarte inkomsten (door het CBS). Bij de begroting 2010 worden de resultaten van de diverse metingen naar nalevingniveau gepresenteerd.

Overgang regelingen

De beleidsterreinen kinderopvang en emancipatie zijn met ingang van 2007 overgegaan naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

De beleidsterreinen aanpak onwillige jongeren, de kindertoeslag en de uitkeringslasten van de kinderbijslag zijn met ingang van de begroting 2008 overgegaan naar de minister voor Jeugd en Gezin.

ONDERDEEL B. BELEIDSPRIORITEITEN

3. BELEIDSPRIORITEITEN

3.1 Inleiding

Terugblikken op het jaar 2008 geeft voor wat het SZW-beleid betreft een gemengd beeld. Enerzijds was het een jaar van hoogconjunctuur, met een stijgende arbeidsparticipatie en met het laagste aantal bijstandsgerechtigden en WW-gerechtigden sinds jaren. Het was een jaar waarin veel nieuw beleid is ontwikkeld en in gang gezet. Beleid waarmee prikkels worden geïntroduceerd om de arbeidsparticipatie te verhogen. Werk wordt lonender voor niet-werkenden, voor deeltijdwerkers en voor ouderen, met als doel de arbeidsparticipatie verder te vergroten en de Nederlandse samenleving te wapenen tegen de oplopende overheidsuitgaven als gevolg van de onvermijdelijke vergrijzing. Daarbij zijn er maatregelen genomen om de lasten te verlichten. De nulpremie in de Werkloosheidswet voor werknemers heeft een positief effect op de koopkracht. Ook zijn er fundamentele stappen gezet om de beleidsruimte voor gemeenten te vergroten op het gebied van armoedebestrijding en schuldhulpverlening. Met name een grote schuldenproblematiek blijkt een belemmerende factor voor arbeidsparticipatie en verdient alle aandacht.

Anderzijds is 2008 het jaar van de kredietcrisis die oversloeg op de reële economie. Het betekende een abrupt einde aan de conjuncturele groei. Het werd allengs duidelijk dat Nederland zich moest voorbereiden op economisch zwaar weer in 2009. Deze neerwaartse ontwikkeling werd aangepakt met maatregelen om de eerste klappen op te vangen. Het instrument werktijdverkorting werd ingezet om bedrijven die met een acuut en groot omzetverlies werden geconfronteerd enige adempauze te geven. Er werden leningen beschikbaar gesteld aan banken met als doel de financiële sector overeind te houden.

Wat betekent dit voor het in gang gezette beleid in 2008? Is dat voor niets geweest? Nee. De meeste Nederlanders beginnen het jaar 2009 met een verbetering van de koopkracht. Dat is winst, juist in moeilijke tijden.

Mede door de participatiebevorderende maatregelen die het kabinet in 2008 heeft getroffen, is de uitgangspositie in Nederland relatief gunstig. Samen met de activerende sociale zekerheid heeft dit er toe bijgedragen dat de werkloosheid in internationaal perspectief laag is. In een open economie als Nederland kan een recessie niet worden voorkomen. Wel stelt het kabinet zich ten doel om zo krachtig mogelijk uit de recessie te komen, door mensen van werk naar werk te helpen en in te zetten op bijscholing en omscholing. Na de recessie wordt Nederland weer geconfronteerd met de structurele onderliggende ontwikkelingen, te weten vergrijzing en ontgroening. Voor de lange termijn blijft een hoge participatiegraad van groot belang voor een goed functionerende arbeidsmarkt en een houdbare samenleving.

Wel lijkt het onvermijdelijk dat de resultaten van het nieuwe beleid minder snel zichtbaar worden dan ten tijde van de begroting 2008 (september 2007) werd voorzien. De doelstellingen uit het Beleidsprogramma zijn onverminderd van belang en het kabinet werkt onverminderd door aan de realisatie van die doelstellingen op basis van het in de begroting 2008 en 2009 aangekondigde beleid. Met name beleidsprioriteit 34, 200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt worden extra aan de slag geholpen, komt met de huidige economische ontwikkelingen onder druk.

In dit jaarverslag wordt de stand van zaken ultimo 2008 gepresenteerd met betrekking tot de beleidsprioriteiten uit het Beleidsprogramma. Wat was het streven voor 2008? In hoeverre is dat gerealiseerd? En met welk budgettair beslag?

Het gerealiseerde beleid kan niet los worden gezien van de ongewoon snel veranderende omgeving in de laatste maanden van 2008. Indien van toepassing wordt geprobeerd om stil te staan bij de gevolgen hiervan voor de middellange termijn.

3.2 De economische situatie in 2008

Forse daling economische groei...

Na een hoog niveau van 4% groei in de tweede helft van 2007 volgde in de eerste helft van 2008 een terugval tot 3,3% groei. Daarna viel de groei verder terug tot 1,9% en –0,6% in het derde respectievelijk vierde kwartaal van 2008. Over heel 2008 kwam de groei uit op 2%, dat is minder dan de raming van 2½% die bij het opstellen van de begroting 2008 (MEV 2008) werd verwacht.

De groeivertraging had vooral een buitenlandse oorzaak zoals blijkt uit de groei van de uitvoer van goederen en diensten die in heel 2008 is uitgekomen op 3%, fors lager dan de aanvankelijke raming van 6½%. In het vierde kwartaal daalde de uitvoer van goederen en diensten zelfs met 1,9% ten opzichte van het vierde kwartaal van 2007. Hoe onverwacht het optimisme van bedrijven in september 2008 is omgeslagen in pessimisme blijkt uit de investeringsactiviteit die in de eerste drie kwartalen van 2008 nog groeide met gemiddeld 7,6%. Dat is ruim tweemaal zo hoog als de in de MEV 2008 geraamde stijging van 3½% voor heel 2008. In het vierde kwartaal sloeg de investeringsactiviteit echter om in een daling van 0,3% waardoor de totale investeringsgroei in 2008 is uitgekomen op 5,6%. De particuliere consumptie nam toe met 1,7% tegen een aanvankelijk verwachte stijging van 2%. Hier wordt de lagere groei volledig verklaard door de terugval tot 0,7% groei in het vierde kwartaal.

... bij een hoog niveau van werkgelegenheid ...

Figuur 3.1 laat zien dat het aanvankelijke optimisme mede werd gedragen door de economische groeicijfers voor 2007 en eerdere jaren, die hoger bleken uit te vallen dan geraamd. Ook de werkgelegenheidscijfers werden opwaarts bijgesteld. Het arbeidsvolume van werknemers dat in de MEV 2008 nog werd geraamd op 5 838 duizend arbeidsjaren in 2007, is in de CBS-cijfers uitgekomen op 5 912 duizend arbeidsjaren. Daarmee werd meteen al de voor 2008 geraamde werkgelegenheid overschreden. In het tweede kwartaal van 2008 passeerde het arbeidsvolume van werknemers voor het eerst de grens van 6 miljoen arbeidsjaren. In de tweede helft van 2008 volgde een lichte terugval. De totale werkgelegenheid groeide in 2008 met 1,6%, tegen een raming van 1% in de MEV 2008. Tegelijkertijd bleef het aantal vacatures tot en met het derde kwartaal op het hoge niveau van circa 250 000. In het vierde kwartaal volgde een scherpe terugval tot 198 000 vacatures.

De gunstiger dan verwachte werkgelegenheidsontwikkeling kwam vooral tot uitdrukking in een lager dan verwacht uitkeringsvolume onder personen jonger dan 65 jaar en minder in een lager niveau van de werkloosheid. De i/a ratio (verhouding niet-actieven versus actieven) daalde tot 63,2%, terwijl in de MEV 2008 een daling was voorzien tot 63½%.

Figuur 3.1 Economische groei en werkgelegenheid

kst-31924-XV-1-4.gif

Bron: CBS en CPB

... bij vrijwel gelijkblijvende koopkracht ...

De inflatie liep op tot 2,5%, dat is sterker dan het geraamde percentage van 2%. De Nederlandse inflatie bleef echter voor het vijfde jaar in successie onder het gemiddelde van het eurogebied. De contractloonstijging nam toe tot 3,5% (3¼% geraamd). Als gevolg hiervan gaf de statische koopkracht van huishoudens in 2008 een lichte verslechtering te zien ten opzichte van de ramingen van de begroting 2008.

... en verdere verslechtering van concurrentiepositie

Bij de versnelling van de contractloonstijging in de marktsector bleef de stijging van de arbeidsproductiviteit in 2008 beperkt tot 0,8%. Dat is 1%-punt minder dan de aanvankelijk verwachte stijging. Dit droeg er toe bij dat de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie in 2008 verder verslechterde ten opzichte van de concurrenten in het eurogebied. Figuur 3.2 laat zien dat het verschil in de index van de arbeidskosten per eenheid product is opgelopen tot 9%-punt. Dat is meer dan de verslechtering van 8,1%-punt die in 2003 werd bereikt. Voor 2009 verwacht het CPB een verdere verslechtering tot 9,8%-punt, gevolgd door een duidelijke verbetering in 2010. Mede gezien de snel verslechterende internationale economische situatie blijft een gematigde loonontwikkeling van belang.

Figuur 3.2 Werkloosheid en arbeidskosten

kst-31924-XV-1-5.gif

Bron: CBS en CPB

In tabel 3.1 zijn voor de meest relevante kerngegevens de prognoses van de begroting (MEV 2008) vergeleken met de uiteindelijke realisatie, conform CEP 2009.

Tabel 3.1 Kerngegevens 2008: verwachting versus realisatie
 MEV 2008CEP 2009
Economische groei (BBP, %)2
Particuliere consumptie (%)21,7
Investeringen in vaste activa (%)5,5
Uitvoer van goederen en diensten (%)3
Contractloon marktsector (%)3,5
Consumentenprijsindex (%)22,5
Koopkracht, mediaan alle huishoudens (%)00,1
Werkgelegenheid in arbeidsjaren (%)11,6
Werkloosheid (% van de beroepsbevolking)43,9
Werkloosheid (in dzd personen)310304
Arbeidsproductiviteit marktsector (%)0,8
EMU-saldo (% BBP)0,71,0

Bron: CPB

3.3 Beleidsprioriteiten

Het kabinet heeft de verhoging van de participatiegraad als één van zijn belangrijkste doelstellingen gesteld. Werk is voor mensen om allerlei redenen belangrijk. Een hogere arbeidsparticipatie draagt bij aan het op peil houden van publieke voorzieningen, de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat, het bestrijden van armoede en het verbeteren van de sociale cohesie in de samenleving. Het kabinet heeft deze ambitie in het Beleidsprogramma uitgewerkt in een aantal projecten en beleidsprioriteiten. Onder de verantwoordelijkheid van de minister van SZW vallen één project en 4 beleidsprioriteiten:

• Het project «Iedereen doet mee».

• Het kabinet wil een substantiële verhoging van de bruto arbeidsparticipatie. Deze moet doorgroeien naar 80% in 2016. In deze kabinetsperiode zal een belangrijke stap in die richting moeten worden gezet (beleidsprioriteit 33).

• 200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zullen deze kabinetsperiode extra aan de slag worden geholpen (beleidsprioriteit 34).

• Meer ruimte voor gemeenten voor gericht armoedebeleid (beleidsprioriteit 43).

• Het tot een minimum beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening in 2011 (beleidsprioriteit 44).

De eerste 2 beleidsprioriteiten hebben betrekking op het verhogen van de arbeidsparticipatie en het aan de slag helpen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Deze beleidsprioriteiten liggen mede ten grondslag aan het advies van de Commissie Arbeidsparticipatie, dat in het voorjaar van 2008 verscheen. De naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Arbeidsparticipatie ingezette beleidsmaatregelen werken vaak voor beide doelstellingen.

Project «Iedereen doet mee»

Als mensen niet participeren op de arbeidsmarkt, leidt dit niet alleen vaak tot een lager inkomen, maar wordt hen ook de kans ontnomen op ontplooiing, zingeving en integratie. Maar ook zijn als gevolg van de vergrijzing «alle hens aan dek» nodig om de samenleving betaalbaar te houden. Mensen werken niet om zeer uiteenlopende redenen: omdat ze een te grote afstand tot die arbeidsmarkt hebben door onvoldoende kwalificaties, geestelijke of lichamelijke beperkingen of omdat ze zorg taken hebben die niet te combineren zijn met betaalde arbeid. Daarnaast worden mensen die via vrijwilligerswerk en mantelzorg participeren in de samenleving nog onvoldoende ondersteund.

Het kabinet staat een samenleving voor ogen, waarin niemand langs de kant staat en iedereen de kans krijgt om mee te doen. De huidige recessie, met een onvermijdelijke stijging van de werkloosheid, zorgt wellicht voor een vertraging bij het realiseren van deze doelstelling. Maar de onderliggende gedachten blijven onverminderd van kracht. Op het moment dat de Nederlandse economie uit het dal klimt, zal de problematiek rond de arbeidsparticipatie door de vervangingsvraag als gevolg van de vergrijzing weer actueel zijn. Door te werken of door maatschappelijke te participeren in vrijwilligerswerk of mantelzorg wordt het aanwezige menselijke en sociale kapitaal zo goed mogelijk benut. Dit verhoogt de sociale samenhang en is nodig voor de houdbaarheid van de verzorgingsstaat op lange termijn. In de tussentijd zet het kabinet in op het versterken van de werking van de arbeidsmarkt, door het stimuleren van scholing en het ondersteunen van de transitie tussen sectoren waar minder werk is en sectoren waar nog steeds arbeidskrachten nodig zijn.

Om dit te bereiken is een samenhangende aanpak nodig die de arbeids- en maatschappelijke participatie kan verhogen. Dit is de inzet van het project «Iedereen doet mee» dat door het kabinet in het Coalitieakkoord en het Beleidsprogramma 2007–2011 is aangekondigd. Het project ambieert drie doelen te realiseren, namelijk het verhogen van de arbeidsparticipatie tot 80% in 2016 (doelstelling 33), het zorgen voor 200 000 mensen extra aan de slag (doelstelling 34) en een substantiële uitbreiding van het aantal vrijwilligers en mantelzorgers in 2011 (doelstelling 35). De doelstellingen 33 en 34 komen in de volgende paragrafen aan de orde. Doelstelling 35 valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van VWS.

Doelstelling 33: verhogen arbeidsparticipatie tot 80% in 2016

De Commissie Arbeidsparticipatie schetst in haar rapport «Naar een toekomst die werkt:» een beeld van een dreigend structureel tekort aan arbeidskrachten. Een dergelijk tekort zou de welvaart en de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat ondermijnen en de benodigde menskracht voor onze publieke voorzieningen in gevaar brengen. Het kabinet is zich ervan bewust dat er, ongeacht de stand van de conjunctuur, maatregelen moeten worden genomen om de verzorgingsstaat op termijn te handhaven. Het verhogen van de arbeidsparticipatie verbreedt het draagvlak voor onze samenleving.

Het kabinet heeft, mede naar aanleiding van het advies van de Commissie Arbeidsparticipatie, een breed spectrum aan voorstellen uitgewerkt om de participatie verder te verhogen. Fiscale kortingen maken werk financieel aantrekkelijker. Doorwerken op oudere leeftijd wordt gestimuleerd door het introduceren van een Doorwerkbonus. Werkgevers ontvangen een premiekorting bij het in dienst nemen van oudere werknemers. Er is een zwangerschapsuitkering voor zelfstandigen geïntroduceerd. In box 3.1 worden de maatregelen genoemd die in 2008 in gang zijn gezet ter verhoging van de arbeidsparticipatie.

Box 3.1 Doelstelling 33: verhogen arbeidsparticipatie tot 80% in 2016 (Beleidsartikel 42, Algemene Doelstelling)
Doelstelling 33
Het kabinet wil een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie. Van 70% (stand Coalitieakkoord) moet deze toegroeien naar 80% in 2016. In deze kabinetsperiode zal een belangrijke stap in die richting worden gezet.
 
Indicator
Stijging van de bruto-participatiegraad. De participatiegraad wordt gemeten door de werkenden en de werkzoekenden naar banen van meer dan 12 uur in de leeftijd van 20 tot en met 64 jaar (gemeten in personen) af te zetten tegen de desbetreffende bevolkingsgroep. Het CPB publiceert elk halfjaar de cijfers.
 
Realisatie
De realisatie van de bruto-participatiegraad in 2008 is 75%. Waar het CPB bij de start van het kabinet verwachtte dat de participatiegraad in 2011 op 75% zou uitkomen, zal al in 2009 een percentage van 76% worden bereikt. De doelstelling ligt daarmee op koers.
Maatregelen in 2008
• Uitfasering overdraagbaarheid algemene heffingskortingBeleidsartikel 41, OD 2
• Actieteam 45+Beleidsartikel 42, OD 3
• Installatie en werkplan Taskforce Deeltijd PlusBeleidsartikel 42, OD 3
• Zwangerschapsregeling zelfstandigenBeleidsartikel 43, OD 3
• Stimulering totstandkoming regionaal arbeidsmarktbeleidBeleidsartikel 47, OD 1
• Bestuursakkoord Rijk-VNG (100 000 banen)Beleidsartikel 47, OD 2
Maatregelen in 2009
• IACK (inkomensafhankelijke combinatiekorting)Beleidsartikel 41, OD 2
• IAK (inkomensafhankelijke verhoging arbeidskorting)Beleidsartikel 41, OD 2
• DoorwerkbonusBeleidsartikel 42, OD 3
• Premiekorting voor oudere langdurig werklozenBeleidsartikel 47, OD 2
• Flexibilisering AOWBeleidsartikel 49, OD 2

Conclusie doelstelling 33

Naar het zich nu laat aanzien ligt het kabinet ultimo 2008 op koers met betrekking tot de doelstelling om in 2016 een arbeidsparticipatie van 80% te realiseren (doelstelling 33). Waar het CPB bij de start van het kabinet verwachtte dat we in 2011 op een participatiegraad van 75% zouden uitkomen, verwacht het CPB in de CEP 2009, dat reeds in 2009 een percentage van 76% wordt bereikt. Een participatiegraad van 80% in 2016 ligt daarmee binnen bereik.

Als gevolg van de conjunctuur daalt de bruto participatiegraad in 2010 naar 75%. Dit is naar verwachting een tijdelijk effect. De structurele ontwikkeling van de bruto participatiegraad is volgens het CPB ongewijzigd (CEP 2009).

Doelstelling 34: 200 000 mensen extra aan de slag

Nederland kende in 2008 naast een groot aantal uitkeringsgerechtigden ook ruim 200 000 vacatures. Het kabinet wil in overleg met uitvoeringsinstellingen, gemeenten en sociale partners bevorderen dat mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een plaats vinden op die arbeidsmarkt. Uitkeringsgerechtigden worden actief aan de slag geholpen door middel van loonkostensubsidies, participatieplaatsen en de aanpassing van de richtlijn passende arbeid. Re-integratiemiddelen worden selectiever en daarmee effectiever ingezet en de uitvoering wordt verbeterd door de fusie tussen UWV en CWI en de samenwerking met gemeenten op de Werkpleinen (ontwikkeling van regionaal arbeidsmarktbeleid). Voorts wil het kabinet mensen met een vlekje ondersteunen op de weg naar participatie. Daartoe wordt onder andere de Wajong en de WSW in samenhang bezien en waar nodig aangepast.

Kredietcrisis

Vanwege de kredietcrisis en de daarmee gepaard gaande conjuncturele omslag in de laatste maanden van 2008 heeft het kabinet besloten extra maatregelen te nemen. Het kabinet is van mening dat de ernst van de conjuncturele omslag niet moet leiden tot paniekreacties bij werkgevers. Het is van belang om arbeid en kennis zo veel mogelijk voor de arbeidsmarkt te behouden. In december is het instrument werktijdverkorting ingezet om bedrijven met een acuut en groot omzetverlies enige adempauze te geven. Tussen 1 december 2008 en 3 april 2009 zijn 853 aanvragen om werktijdverkorting toegewezen, het gaat daarbij om ruim 800 000 uur. Een voorwaarde om van werktijdverkorting gebruik te mogen maken, is een scholingsplan, waardoor getroffen werknemers op termijn, na de recessie, breder inzetbaar zijn.

Box 3.2 Doelstelling 34: 200 000 mensen extra aan de slag (Beleidsartikel 42, Algemene Doelstelling)
Doelstelling
200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zullen deze kabinetsperiode extra aan de slag worden geholpen.
 
Indicator
Het volume van werkloosheids-, arbeidsongeschiktheids- en bijstandsuitkeringen in uitkeringsjaren, zoals elk half jaar door het CPB gepubliceerd (beleidsartikel 42, Algemene Doelstelling).
 
Realisatie
Ten opzichte van 2007 is het uitkeringsvolume in 2008 met ongeveer 60 000 gedaald. De abrupte conjuncturele teruggang die eind 2008 is ingezet, zal het moeilijk maken deze doelstelling deze kabinetsperiode te realiseren.
Maatregelen in 2008
• Bestuursakkoord Rijk-VNG (100 000 banen)Beleidsartikel 47, OD 2
• Brugbanengedeeltelijk arbeidsongeschiktenBeleidsartikel 47, OD 2
• Plan van aanpak re-integratie aan TK aangeboden en uitgevoerdBeleidsartikel 47, OD 2
Maatregelen in 2009
• Pilots vacaturevervulling in het onderwijs- en de zorgsectorBeleidsartikel 42, OD 2
• Reactie op economische crisis door aanpassing regeling WTV,Beleidsartikel 43, OD 2
• Aanpassing begrip passende arbeid in WWBeleidsartikel 46, OD 1
• Invoering Wet Investeren in Jongeren voor jongeren tot 27 jaarBeleidsartikel 46, OD 5
• Uitwerken afspraken met sociale partners over van-werk-naar-werk trajecten en scholingBeleidsartikel 47, OD 1
• Verdere uitrol mentaliteitscampagne «Ik kan»Beleidsartikel 47, OD 1
• Verdere uitrol geïntegreerde dienstverlening UWV/CWI en gemeenten in de regioBeleidsartikel 47, OD 1
• Reactie op de economische crisis door opzetten 30 mobiliteitscentraBeleidsartikel 47, OD 1
• Regeling loonkostensubsidies in UWV domein en participatieplaatsen bij gemeentenBeleidsartikel 47, OD 2
• Invoering participatiebudgetBeleidsartikel 47, OD 2
• Advies en kabinetsreactie Commissie De Vries (modernisering Wsw)Beleidsartikel 48, OD 1

Conclusie doelstelling 34

Doelstelling 34 gaat uit van een daling van 200 000 uitkeringen in 2011. Ten opzichte van 2007 is het uitkeringsvolume met ongeveer 60 000 gedaald (de WWB is met ruim 20 duizend gedaald, de WW met ruim 30 duizend en de Arbeidsongeschiktheidsregelingen met bijna 10 duizend). Ondanks de goede uitgangspositie (relatief lage werkloosheid en inflatie) en de talrijke maatregelen die al zijn genomen, is gezien de kredietcrisis en de daaropvolgende recessie het vooruitzicht met betrekking tot deze doelstelling niet rooskleurig. Naar verwachting neemt het aantal werklozen de komende periode toe. Het kabinetsbeleid kan de door de crisis ontstane werkloosheid niet keren. Wellicht raakt de streefwaarde van doelstelling 34 als gevolg van de recessie in deze kabinetsperiode uit het zicht, maar het kabinet zet onverminderd in op het creëren van een goede uitgangspositie voor deze groep, voor als de economie weer aantrekt. Samen met sociale partners en uitvoeringsinstellingen wil het kabinet daarom verder in gesprek over de uitwerking van de verschillende plannen, zoals het verbeteren van de inzetbaarheid van werknemers door scholing en het stimuleren van van-werk-naar-werk transities.

Doelstelling 43: Meer ruimte voor gemeenten voor gericht armoedebeleid

Het kabinet heeft ambities om de armoede in Nederland te bestrijden. De gemeente is door de korte afstand tot de burger bij uitstek de overheidslaag die problemen bij de individuele burger kan herkennen. In het bestuursakkoord met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, deelakkoord Participatie, is een aantal afspraken gemaakt over maatregelen om armoede te bestrijden en schulden terug te dringen. Als onderdeel hiervan vindt het kabinet het van belang dat kinderen gelijke kansen krijgen om hun talenten te ontplooien, ongeacht het inkomen van hun ouders.

In 2008 is het wetgevingstraject afgerond waarmee de langdurigheidstoeslag is gedereguleerd. Hierdoor kunnen gemeenten vanaf 1 januari 2009 in een verordening vastleggen onder welke voorwaarden burgers recht op een langdurigheidstoeslag hebben. Ook de wijziging van artikel 35 WWB heeft in 2008 plaatsgevonden, waardoor gemeenten vanaf 1 januari 2009 meer vrijheid hebben in het verlenen van op maatschappelijke participatie gerichte ondersteuning van huishoudens met schoolgaande kinderen. Op 3 december 2008 is een bestuurlijke conferentie tussen gemeenten en voedselbanken georganiseerd om beide partijen te stimuleren samen te werken en bezoekers te wijzen op elkaars voorzieningen. Tevens is in 2008 een geactualiseerde versie van de Handleiding Gemeentelijk Armoedebeleid uitgebracht. Met het mogelijk maken om gezinnen tot 120% van het sociaal minimum een eindejaarsuitkering van € 50 te verstrekken, kunnen gemeenten de werkende armen en andere niet-gebruikers beter bereiken.

Begin 2008 is aan de Tweede Kamer gemeld dat er met gemeenten afspraken gemaakt gaan worden in een convenant «Kinderen doen mee!». Het is de ambitie het aantal kinderen dat maatschappelijk niet meedoet om redenen van armoede deze kabinetsperiode met de helft terug te brengen. Op 14 februari 2008 is het eerste convenant met de gemeente Rotterdam ondertekend. In 2008 zijn met 202 gemeenten convenanten afgesloten, waarin de gezamenlijke politieke ambitie met betrekking tot de deelname van kinderen aan sport en cultuur is vastgelegd. In de volgende fase wordt deze ambitie door gemeenten vertaald in gemeentelijk beleid en lokale uitvoering in samenwerking met daarbij – naar inzicht van de gemeenten – te betrekken organisaties. Op 10 december 2007 heeft staatssecretaris Aboutaleb in een brief aan de Tweede Kamer aangekondigd in 2008 en 2009 voor dit doel jaarlijks € 40 mln extra aan gemeenten beschikbaar te stellen.

De maatregelen om armoede te bestrijden en schulden terug te dringen uit het Deelakkoord participatie worden gemonitord. De nulmeting van het Bestuursakkoord is op 12 januari 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden.

De ambitie om het aantal kinderen dat maatschappelijk niet meedoet om redenen van armoede deze kabinetsperiode met de helft terug te brengen is een duidelijke streefwaarde. Om dit te meten worden er door het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) een viertal metingen en onderzoeken uitgevoerd:

1a. Een landelijke nulmeting (stand van zaken 2008) naar het aantal kinderen dat om financiële redenen niet maatschappelijk meedoet. De nulmeting komt aan het einde van het eerste kwartaal 2009 beschikbaar;

1b. Een landelijke één-meting (stand van zaken begin 2010) waarin de verschillen met 2008 worden vastgesteld;

Daarnaast worden er samen met de minister voor Jeugd en Gezin, twee verdiepende onderzoeken verricht:

2. Een onderzoek naar de omvang en achtergronden van armoede en sociale uitsluiting bij kinderen «causale analyse» verschijnt eind 2009;

3. Een onderzoek naar de lange-termijn effecten van armoede bij kinderen «littekenonderzoek» verschijnt eind 2010.

Tussenresultaten met betrekking tot het streven om het aantal kinderen dat wegens armoede niet maatschappelijk participeert deze kabinetsperiode te halveren, liggen op koers.

Box 3.3 Doelstelling 43: Meer ruimte voor gemeenten voor gericht armoedebeleid
Doelstelling
Meer ruimte voor gemeenten voor gericht armoedebeleid
 
Indicator
De focus ligt de komende jaren op de doelstelling «op participatiebevordering gerichte armoedebestrijding». De in het beleidsprogramma en bestuursakkoord afgesproken maatregelen zijn in gang gezet. Aan de hand van de actuele inzichten (monitor bestuursakkoord, gestarte of te starten onderzoeken, gestarte of te starten innovatieve projecten) zal de komende jaren de noodzaak van nieuwe maatregelen worden bezien. Dit is een continu proces. Afspraken bestuursakkoord:
• gerichte bijstand in natura voor gezinnen met (schoolgaande) kinderen;
• dereguleren langdurigheidtoeslag;
• meer materiële, op participatie, gerichte voorzieningen (handreiking lokaal armoedebeleid);
• tegen gaan niet gebruik van voorzieningen, o.a. onderzoeken bestandskoppelingen;
• bevorderen samenwerking organisaties op centraal en lokaal niveau, waaronder samenwerking gemeenten en voedselbanken;
• terughoudendheid bij verstrekken en verhalen van leenbijstand (op participatie gericht);
• verbeteren kwaliteit en effectiviteit van de minnelijke schuldhulpverlening.
 
Realisatie
De maatregelen die leiden tot realisatie van de doelstelling zijn genomen. De doelstelling ligt op koers.
Maatregelen in 2007• Deelakkoord Participatie SZW-VNG (bestuursakkoord); hierin zijn maatregelen afgesproken om armoede te bestrijden en schulden tegen te gaan (zie ook doelstelling 44).Beleidsartikel 46, OD 5
Maatregelen in 2008• Verdere uitwerking maatregelen Commissie Bakker. Extra middelen kabinet voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening toegevoegd aan Gemeentefonds. In de periode 2007 t/m 2011 gaat het om een bedrag van ruim € 200 mln.Beleidsartikel 46, OD5
• (Daarbovenop) 2 x € 40 mln toegevoegd aan gemeentefonds (2008 en 2009) om participatie van kinderen in arme gezinnen te bevorderen. 
• Innovatieve projecten gestart, gericht op nieuwe mogelijkheden voor gemeentelijk armoedebeleid (€ 4 mln). 
• Bestuurlijke (prestatie)afspraken met ruim 200 gemeenten om participatie van kinderen in arme gezinnen te bevorderen. 
• Handreiking gemeentelijke armoedebeleid uitgebracht. 
• Quickscan samenwerking gemeenten en voedselbanken. 
• Bestuurlijke conferentie samenwerking gemeenten en voedselbanken (3 december 2008). 
• € 50 mln toegevoegd aan gemeentefonds voor eenmalige eindejaarsuitkering voor minima van € 50. 
• Inwerkingtreding Wetsvoorstel dereguleren langdurigheidstoeslag en uitbreiden mogelijkheden gerichte ondersteuning gezinnen met schoolgaande kinderen per 1–1–2009. 
• In het kader van de Open Coördinatie Methode is het Nationaal Actieplan Armoedebestrijding en Participatiebevordering 2008 (NAP 2008; onderdeel van de Nationaal Strategische Rapportage sociale bescherming en insluiting) opgesteld. 
Maatregelen in 2009• (Juridisch en praktisch) mogelijk maken bestandskoppeling in het kader van niet-gebruik.Beleidsartikel 46, OD5
• Resultaten onderzoek naar omvang en achtergronden van armoede en sociale uitsluiting bij kinderen. 
• Analyse van de achtergronden en omvang van armoede onder werkenden. 
• Ondersteunen van gemeenten bij het tegengaan van niet-gebruik en vormgeven van integraal armoedebeleid (in het kader van het Europese jaar van de armoede 2010, met actieteam armoede en schulden). 

Conclusie doelstelling 43

De maatregelen die leiden tot realisatie van de doelstelling zijn genomen. De doelstelling ligt op koers. Aan de hand van de actuele inzichten (monitor bestuursakkoord, gestarte of te starten onderzoeken, gestarte of te starten innovatieve projecten) zal de komende jaren de noodzaak van nieuwe maatregelen worden bezien.

Beleidsdoelstelling 44: Het tot een minimum beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening in 2011

Een problematische schuld is een belangrijke belemmerende factor voor (volwaardige) participatie. Daarom heeft het kabinet de ambitie om problematische schulden zoveel mogelijk te voorkomen dan wel op te lossen. Het beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening is hierbij een cruciale randvoorwaarde.

De gemeente komt als eerste in aanraking met mensen die problematische schulden hebben. In lijn met eerder gemaakte afspraken is er extra geld aan het gemeentefonds toegevoegd voor schuldhulpverlening en armoedebeleid. Daarnaast is een aantal belangrijke stappen gerealiseerd of in gang gezet op het terrein van schulden, zoals de maatregelen op het terrein van de financiële bewustwording en overkreditering. Ook heeft het kabinet actief ingezet op het tegengaan van niet-gebruik van inkomensondersteunende voorzieningen. Dit heeft geleid tot de voorlichtingscampagne «Blijf positief!», de ontwikkeling van de site «Bereken uw recht» en de publicatie «Gemeentelijk armoedebeleid».

De effectiviteit en de kwaliteit van de schuldhulpverlening is verbeterd door de certificering van schuldhulporganisaties (de normen voor certificering zijn in november 2008 vastgesteld; de certificering kan starten), en door de introductie van het moratorium en het dwangakkoord in de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Op basis van de het onderzoek «Schulden? De gemeente helpt!» heeft het kabinet besloten om de zorgplicht van gemeenten op het terrein van de schuldhulpverlening een wettelijke basis te geven.

Een volledig overzicht van het bestaande beleid op het terrein van overkreditering en schulden is opgenomen in de brief van 15 september 2008 (Kamerstukken II, 2008/09, 24 515, nr. 140).

Het stelsel van schuldhulpverlening bestaat uit een minnelijk traject dat via de gemeenten loopt en een wettelijk traject op basis van de Wsnp. Het kabinet streeft ernaar om in 2011 een stelsel van schuldhulpverlening te realiseren dat er op hoofdlijnen als volgt uit ziet:

• de behoefte aan schuldhulpverlening is beperkt doordat er veel aandacht is voor het voorkomen van schulden. Dit wordt bereikt doordat er veel aandacht is voor preventie, doordat het verstrekken van kredieten zorgvuldig gebeurt en doordat er op tijd en goed wordt ingespeeld op signalen dat mensen mogelijk problematische schulden krijgen.

• de schuldhulpverlening door gemeenten is in principe beschikbaar voor burgers die schulden hebben en niet zelf in staat zijn ze op te lossen.

• de schuldhulpverlening door gemeenten biedt niet alleen een oplossing voor de schulden, maar biedt ook een oplossing voor andere problemen; problematische schulden zijn vaak niet het enige probleem.

• alleen in die gevallen dat gemeentelijke schuldhulpverlening geen oplossing kan bieden, is een beroep op de Wsnp mogelijk.

Box 3.4 Doelstelling 44: Tot een minimum beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening in 2011
Doelstelling
Het tot een minimum beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening in 2011.
 
Indicator
Het kabinet streeft naar een stelsel van schuldhulpverlening dat er op hoofdlijnen als volgt uit ziet.
• door preventie, door maatregelen die zorgvuldige kredietverstrekking waarborgen en door tijdig en adequaat in te spelen op signalen dat problematische schulden dreigen te ontstaan is de behoefte aan schuldhulp beperkt;
• als een schuldensituatie is ontstaan en burgers hulp nodig hebben om uit deze situatie te komen, dan moet voor hen in principe gemeentelijke schuldhulpverlening aanwezig zijn;
• de gemeentelijke schuldhulpverleningbiedt integrale oplossingen voor schuldsituaties;
• alleen in die gevallen dat gemeentelijke schuldhulpverlening geen soelaas kan bieden, is een beroep op de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) mogelijk.
Het kabinet realiseert zich hierbij dat het niet alle problemen op het terrein van schulden zal kunnen voorkomen of oplossen. De overheid kan en wil niet alles reguleren. Burgers zelf, maatschappelijke organisaties, schuldeisers en schuldbemiddelaars hebben hierin hun eigen verantwoordelijkheid.
 
Realisatie
De focus ligt de komende jaren op de doelstelling «op participatiebevordering gerichte schuldhulpverlening». De in het beleidsprogramma en bestuursakkoord afgesproken maatregelen zijn in gang gezet. Aan de hand van de actuele inzichten (monitor bestuursakkoord, gestarte of te starten onderzoeken, gestarte of te starten innovatieve projecten) zal de komende jaren de noodzaak van nieuwe maatregelen worden bezien. De staatssecretaris heeft in een brief aan de Kamer van 15 september 2008 op basis van het onderzoek naar de effectiviteit van de schuldhulpverlening een aantal concrete maatregelen aangekondigd met onder andere als doel om de wachtlijsten tot een minimum beperken.
Maatregelen in 2007
• Extra middelen kabinet voor schuldhulpverlening (€ 200 mln zie ook doelstelling 43).Beleidsartikel 46, OD 5
• In het deelakkoord Participatie SZW-VNG (onderdeel bestuursakkoord Rijk-Gemeenten) zijn afspraken gemaakt om het aantal huishoudens met problematische schulden terug te dringen en de effectiviteit van schuldhulpverleningte verbeteren. 
• Het onderzoek naar de effectiviteit van minnelijke schuldhulpverlening is gestart. Dit onderzoek geeft onder andere inzicht in omvang en achtergrond van de wachtlijstproblematiek. 
• Het Innovatieprogramma WWB (IPW) project is gestart. Dit moet meer inzicht in wachtlijstproblematiek geven. 
Maatregelen in 2008 
• Het onderzoek effectiviteit schuldhulpverlening is medio 2008 afgerond.Beleidsartikel 46, OD5
• Het kabinet heeft op grond van de resultaten van het onderzoek zijn standpunt geformuleerd over de aanvullende maatregelen die het neemt ten aanzien van o.a. de wachttijdenproblematiek. 
• Implementatie van de monitoring van de afspraken uit het bestuursakkoord. 
• De monitor betalingsachterstand is tot stand gekomen en de 1e meting is verricht. Er is inzicht verkregen in het aantal mensen met betalingsachterstanden. 
Maatregelen in 2009
• Uitwerken en implementeren van de maatregelen die genoemd worden in de kabinetsbrief van 15 september 2008, o.a. naar aanleiding van het onderzoek naar de effectiviteit.Beleidsartikel 46, OD5
• Inzicht in de achtergronden van huishoudens met betalingsachterstanden via verdiepend onderzoek. 
• Uitwerking van het amendement Spekman, waarmee een extra impuls wordt geven aan de schuldhulpverlening als onderdeel van het buurtwerk (Kamerstukken II, 2008/09, 31 700 XV, nr. 33). 
• Ondersteuning van de uitvoering bij de implementatie van de maatregelen genoemd in de kabinetsbrief van 15 september 2008. 
• 2e meting monitor betalingsachterstanden. 

Conclusie doelstelling 44

Het kabinet ligt op schema bij het scheppen van de randvoorwaarden die noodzakelijk zijn voor het realiseren van het door het kabinet beoogde stelsel van schuldhulpverlening. Echter, de overheid kan en wil niet alle problemen op het terrein van schulden voorkomen of oplossen. Veel moet gebeuren door burgers zelf, maatschappelijke organisaties, schuldeisers en schuldbemiddelaars. Daarom betrekt het kabinet hen actief bij de totstandkoming van het beoogde stelsel van schuldhulpverlening.

3.4 Overige prioriteiten

Wajong

Het is de doelstelling van de Wajong om jonggehandicapten te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Daarbij kent de Wajong activerende voorzieningen om de mogelijkheden op de arbeidsmarkt voor deze doelgroep te vergroten.

In de afgelopen jaren is het beroep op de Wajong snel gegroeid: in vijf jaar tijd is de jaarlijkse instroom verdubbeld. In 2007 maakten al 167 000 personen gebruik van de Wajong. Volgens de meest recente ramingen zullen dit er in 2050 bij ongewijzigd beleid 450 000 zijn. Nog los van de kosten is dit uit maatschappelijk oogpunt onaanvaardbaar.

Uit onderzoek blijkt dat er geen indicatie is dat de oorzaak van deze groei komt door een groei van ernstige ziektes of handicaps (er is hooguit sprake van een toename van het aantal jongeren met lichtere beperkingen).

Uit de praktijk van het UWV blijkt dat een groot aantal Wajongers met gerichte ondersteuning alsnog een plaats op de arbeidsmarkt vindt. Met het doel de participatie van arbeidsgehandicapte jongeren te vergroten, is een wetsvoorstel «nieuwe» Wajong opgesteld. De focus ligt daarbij op een meer activerende werking. Enerzijds houdt dit in dat onderwijsinstellingen meer op werk of arbeidsmarkt gericht moeten opleiden. Anderzijds houdt dit in dat voor de mensen die nog aan de poort van de Wajong verschijnen het accent volledig zal liggen op werken of leren om te gaan werken. Het streven is om de «nieuwe» Wajong per 1 januari 2010 te laten ingaan.

Wet sociale werkvoorziening (Wsw)

De nieuwe Wsw, in werking getreden per 1 januari 2008, biedt gemeenten en uitvoerders betere randvoorwaarden om beleid en uitvoering zodanig vorm te geven dat deze gericht zijn op het doel van de Wsw: het op kosteneffectieve wijze realiseren van arbeidsplaatsen die op de behoefte en situatie van individuele Wsw-geïndiceerden zijn toegesneden en bijdragen aan de ontwikkeling van de arbeidsbekwaamheid in de richting van zo regulier mogelijk werk. De gewijzigde Wsw richt zich met name op het verbeteren van de sturing door gemeenten en het creëren van meer zeggenschap voor de doelgroep zelf. Door het toekennen van het budget aan individuele gemeenten worden gemeenten beter in staat gesteld om invulling te geven aan de verantwoordelijkheid die zij hebben voor de Wsw. Met het budget in handen, met een plek hiervoor in de gemeentelijke begroting en in de gemeentelijke jaarrekening, kan door het college van B&W in samenspraak met de gemeenteraad meer gestuurd worden op zowel beleid als uitvoering van de Wsw. Daarnaast is voorzien in een Stimuleringsuitkering voor gerealiseerde begeleid werkenplekken. Hiermee worden de inspanningen van gemeenten en sw-bedrijven ten aanzien van begeleid werken beloond. In de Wsw is gekozen voor een persoonsgebonden budget begeleid werken. Hiermee krijgen Wsw-geïndiceerden de mogelijkheid zelf op zoek te gaan naar een voor hen passende plek bij een reguliere werkgever. De betrokkenheid van geïndiceerden en hun vertegenwoordigers is vergroot door cliëntenparticipatie. Hiermee verkrijgt de doelgroep inspraak over zaken die hen direct aangaan.

De nieuwe Wsw heeft niet alle problemen opgelost. Met name de toenemende wachtlijsten waren aanleiding voor het kabinet om een commissie fundamentele herbezinning Wsw in te stellen. Deze commissie heeft op 9 oktober 2008 haar advies uitgebracht. Op basis van dit advies is een kabinetsreactie geformuleerd welke op 12 februari 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Hierin wordt aangegeven dat de voorstellen van de commissie aanknopingspunten bieden om dit gedachtengoed via pilots in de praktijk te beproeven. Voor het zomerreces wordt de Tweede Kamer hierover nader geïnformeerd.

4. BELEIDSARTIKELEN

Artikel

41 Inkomensbeleid

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een evenwichtige en activerende inkomensontwikkeling

Motivering

Om een evenwichtige inkomensontwikkeling te bereiken en tegelijkertijd financiële prikkels voor werkaanvaarding in stand te houden en te verbeteren.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

• De inkomensontwikkeling is voor de meeste huishoudens iets negatiever dan oorspronkelijk is geraamd in de begroting 2008.

Externe factoren

• De iets negatievere inkomensontwikkeling wordt veroorzaakt door het saldo van een ¼%-punt hogere dan verwachte loonstijging, een ½%-punt hoger dan verwachte indexatie van aanvullende pensioenen en een ½%-punt hoger dan verwachte inflatie.

Realisatie meetbare gegevens

De algemene doelstelling van artikel 41 kent geen indicatoren.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 41.1 Begrotingsuitgaven Artikel 41 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen 7146336739711 506– 535
Uitgaven 7146336738571 475– 618
        
Programma uitgaven 000169716– 547
Operationele Doelstelling 2       
Overig 000157711– 554
Subsidies 0001257
        
Apparaatsuitgaven 714633673688759– 71
Personeel en materieel 714633673688759– 71
        
Ontvangsten 000000

Toelichting

Op dit artikel worden alleen toegerekende apparaatsuitgaven van het departement verantwoord. De onderuitputting bij «Overig» hangt samen met het niet doorgaan van voorgenomen onderzoeksactiviteiten.

Operationele doelstelling

1 Het bereiken van een zo gelijkmatig mogelijk over de verschillende inkomensgroepen gespreide inkomensontwikkeling

Motivering

Om te komen tot een evenwichtige inkomensverdeling en bescherming van de inkomenspositie van groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens.

Doelbereiking

• De inkomensontwikkeling is voor de meeste huishoudens iets negatiever dan oorspronkelijk is geraamd in de begroting 2008.

• De financiële prikkels voor werkaanvaarding wijken licht af van de oorspronkelijke raming in 2008.

Instrumenten en activiteiten

• Generiek koopkrachtbeeld in de vorm van een standaard koopkrachtoverzicht;

• Specifiek koopkrachtbeeld van afzonderlijke maatregelen die niet in het generieke koopkrachtbeeld tot uitdrukking komen.

Doelgroepen

De verschillende inkomensgroepen met bijzondere aandacht voor groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens.

Realisatie meetbare gegevens

• De inkomensontwikkeling van burgers wordt gevolgd door middel van standaard koopkrachtcijfers zoals gepresenteerd in tabel 41.2. Deze cijfers laten voor een aantal standaardhuishoudens de inkomensontwikkeling zien als gevolg van de gemiddelde loon- en prijsontwikkeling en als gevolg van generieke maatregelen, zoals aanpassingen in belastingen, (ziektekosten-)premies en kinderbijslag.

• De meeste standaardgroepen zijn er in 2008 tussen de – ¼%-punt en de – ½%-punt op achteruit gegaan.

• Deze kleine verslechtering is het saldo van een ¼%-punt hogere dan verwachte loonstijging, een ½%-punt hoger dan verwachte indexatie van aanvullende pensioenen en een ½%-punt hoger dan verwachte inflatie.

• Overigens treden er in 2008 koopkrachteffecten op die niet goed tot uiting komen in de standaardkoopkrachttabel. Dit komt onder meer door een aanpassing van de Buitengewone Uitgavenregeling en de invoering van een verplicht eigen risico in de ZVW.

Tabel 41.2 Indicatoren operationele doelstelling 1: Standaard koopkrachteffecten
ActievenRealisatie 2008Raming 2008
Alleenverdiener met kinderen  
modaal– ½– ¼
2 x modaal– ½– ¼
Tweeverdieners  
modaal + ½ x modaal met kinderen– ½– ¼
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen– ¼0
modaal + modaal zonder kinderen– ½– ¼
2 x modaal + modaal zonder kinderen00
Alleenstaande  
minimumloon– ¼¼
modaal– ¼– ¼
2 x modaal00
Alleenstaande ouder  
minimumloon5 ¾6
modaal– ½– ¼
InactievenRealisatie 2008Raming 2008
Sociale minima  
paar met kinderen– ½0
alleenstaande– ½0
alleenstaande ouder– ¼¼
   
AOW(alleenstaand)  
(alleen) AOW– ¼¼
AOW + € 10 000– ¼0
   
AOW(paar)  
(alleen) AOW– ½0
AOW + € 10 000– ¼0

Bron: berekening SZW

Operationele doelstelling

2 In stand houden en verbeteren van financiële prikkels voor werkaanvaarding

Motivering

Bijdragen aan een activerend inkomensbeleid.

Doelbereiking

• De financiële prikkels voor werkaanvaarding zijn afgenomen ten opzichte van de oorspronkelijke raming in 2008.

Instrumenten en activiteiten

De volgende beleidsmatige maatregelen hebben in 2008 invloed gehad op de financiële prikkels voor werkaanvaarding:

• Het omzetten van de kinderkorting in een toeslag (het kindgebonden budget);

• Aanpassing van de huurtoeslag (omzetting tabel met inkomensklassen in formule);

Ook de koopkrachtmaatregelen werken door op de armoedeval. Het gaat hierbij om:

• Verlagen van de werknemerspremie WW met 0,35%-punt.

• Verlagen van de combinatiekorting met € 40.

• Verhogen van de aanvullende combinatiekorting met € 35.

• Verhogen van de arbeidskorting met € 30.

• Verlagen van het tarief 1e schijf met 0,05%-punt.

• Verhogen van het tarief 2e schijf met 0,45%-punt.

• Verhogen van het kindgebonden budget met € 40.

• Versobering buitengewone uitgavenaftrek.

Doelgroepen

Huishoudens die door een hogere arbeidsparticipatie hun inkomen kunnen verbeteren.

Realisatie meetbare gegevens

De onderstaande tabel presenteert indicatoren voor de ontwikkeling van de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval. Deze zijn in 2008 vrijwel onveranderd. De verschillen zijn te verklaren uit een iets afwijkende loonstijging en een technische aanpassing van het niveau in 2007.

Tabel 41.3 Indicatoren operationele doelstelling 2
 Vooruitgang in %
 Realisatie 2007Realisatie 2008Raming 2008
Werkloosheidsval   
(inkomensvooruitgang bij aanvaarden werk in plaats van bijstand)   
    
Aanvaarden werk op minimumloonniveau   
Alleenverdiener met kinderen1%1%2%
Alleenstaande13%13%13%
Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)– 4%– 2%– 2%
Aanvaarden werk op 120% minimumloonniveau   
Alleenverdiener met kinderen7%6%6%
Alleenstaande22%23%23%
Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)2%10%10%
    
Herintredersval   
(inkomensvooruitgang bij 2½ dag werken door niet-werkende partner)   
    
Hoofd minimumloon, partner minimumloonniveau17%16%16%
Hoofd 120% minimumloon, partner 120% minimumloonniveau20%23%25%
    
Deeltijdval minstverdienende partner   
(inkomensvooruitgang bij 1 dag extra werken)   
    
Hoofd minimumloon   
partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (minimumloonniveau)7%8%9%
partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (minimumloonniveau)8%8%9%
Hoofd modaal   
partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (minimumloonniveau)7%6%7%
partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (minimumloonniveau)7%6%7%
partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (120% minimumloonniveau)8%8%9%
partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (120% minimumloonniveau)8%8%9%
partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (modaal niveau)12%11%12%
partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (modaal niveau)7%7%9%

Bron: Berekening SZW

Overzicht afgeronde onderzoeken

Tabel 41.4 Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex antegeen   
Beleidsdoorlichtinggeen   
Effecten onderzoek ex postgeen   
Overig evaluatieonderzoekgeen   

Cluster arbeidsmarkt

Het cluster arbeidsmarkt bevat de beleidsartikelen die betrekking hebben op het functioneren van de arbeidsmarkt. Het cluster bestaat uit de beleidsartikelen «Arbeidsparticipatie», «Arbeidsverhoudingen», «Arbeidsomstandigheden en verzuim» en «Pensioenbeleid».

Arbeidsparticipatie is één van de speerpunten van het beleid. Maatregelen om de arbeidsparticipatie te bevorderen richten zich zowel op de gehele werkende bevolking als op specifieke groepen, bijvoorbeeld ouderen. De beleidsprioriteiten 33 «80% arbeidsparticipatie in 2016» en 34 «200 000 mensen extra aan de slag» vallen onder dit artikel.

Het beleid op het terrein van de arbeidsverhoudingen is gericht op een goed functionerend stelsel van overleg tussen de sociale partners onderling en met de overheid, waarbij een adequaat niveau van arbeidsrechtelijke bescherming voor werknemers wordt geboden dat in overeenstemming is met de maatschappelijke ontwikkelingen en met de eigen verantwoordelijkheid van sociale partners voor de arbeidsvoorwaardenvorming. De minister is daarbij verantwoordelijk voor vormgeving en onderhoud van de stelsels voor zelfregulering door sociale partners, een basisniveau van wettelijke arbeidsrechtelijke bescherming, verlofregelingen en gelijke behandeling bij arbeid, en waar relevant de bevordering van de naleving daarvan.

In artikel 44 komen Arbeidsomstandigheden en verzuim aan de orde. Ook hier is een belangrijke taak weggelegd voor werknemers en werkgevers zelf. Zij zullen het arbeidsomstandighedenbeleid moeten uitvoeren.

Het artikel «Pensioenbeleid», ten slotte, behandelt de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel, de collectieve pensioenregelingen. Het beleid is erop gericht de houdbaarheid en het bereik van deze pensioenen te vergroten. Daarnaast is een grotere kennis van deelnemers over het eigen pensioen van belang.

Artikel

42 Arbeidsparticipatie

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een toename van de netto arbeidsparticipatie

Motivering

Om te bevorderen dat het aandeel werkenden (verder) toeneemt. SZW creëert via wet- en regelgeving, ondersteuning van gemeenten, aansturing van uitvoeringsinstanties en overleg met sociale partners voorwaarden om verhoging van de arbeidsparticipatie te stimuleren.

Doelbereik en maatschappelijke effecten

Het kabinet heeft in 2008 verschillende beleidsmaatregelen getroffen om de arbeidsparticipatie verder te stimuleren. Hiervoor wordt verwezen naar de operationele doelstellingen. De netto arbeidsparticipatie is met 67,5% hoger uitgekomen dan bij de begroting werd verwacht. Ook de samenwerking in de keten van werk en inkomen en de vermindering van de administratieve lasten hebben hieraan bijgedragen. Op de bereikte groei in arbeidsparticipatie en de dalende werkloosheid is naast het kabinetsbeleid (met name de structurele hervormingen) ook de conjunctuur van invloed geweest. Het relatieve belang van beide is echter niet vast te stellen.

Externe factoren

De economie heeft zich in 2008 minder gunstig ontwikkeld dan in 2007. Vanaf de tweede helft van 2008 is als gevolg van de financiële crisis een abrupt einde gekomen aan de economische groei.

Realisatie meetbare gegevens

Dankzij de forse economische groei eerder in 2008 is de netto arbeidsparticipatie met 1% punt boven de streefwaarde uitgekomen. Het aantal werknemers van 15–64 jaar steeg in 2008 met 171 000.

In de begroting 2009 is het streven geformuleerd om in 2016 een bruto arbeidsparticipatie van 80% te bereiken (beleidsprioriteit 33). Hieronder wordt verstaan het aantal mensen met een baan of direct beschikbaar voor een baan van minimaal 12 uur per week, als percentage van de bevolking van 20–64 jaar. Dit is conform de definitie die in het beleidsprogramma van het kabinet is gehanteerd overeenkomstig het MLT-advies van de SER. De bruto arbeidsparticipatie is in 2008 net als de netto arbeidsparticipatie gestegen. De grotere toename in de netto arbeidsparticipatie in 2008 wordt veroorzaakt doordat mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt aan werk zijn geholpen. De doelstelling netto arbeidsparticipatie is ruimschoots gehaald.

Beleidsprioriteit 34 uit het beleidsprogramma geeft het volume van werkloosheids-, arbeidsongeschiktheids- en bijstandsuitkeringen weer zoals die door het CPB worden gepubliceerd. Indien de bruto participatie stijgt en het uitkeringsvolume daalt, is het plausibel te veronderstellen dat er mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt extra aan het werk zijn geholpen. Het aantal uitkeringsgerechtigden is (uitgedrukt in uitkeringsjaren) afgenomen met 62 000.

Tabel 42.1 Indicatoren algemene doelstelling
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Netto arbeidsparticipatie15–64 jaar (%)164,56667,566,5
Werkzame personen 15–64 jaar met baan van minimaal 12 uur per week (x 1 000)17 0747 2397 4107 318
Bruto arbeidsparticipatie 20–64 jaar (%)2737475
Volume uitkeringen bijstand, ww en arbeidsongeschikten (in uitkeringsjaren x 1 0002)1 2811 1831 121

Bronnen:

1 CBS, statline

2 CPB Centraal Economisch Plan, elektronische bijlage E8. Het verschil met de definitie voor netto arbeidsparticipatie (zoals gehanteerd in de begroting 2008) is gelegen in het feit dat de mensen die direct beschikbaar zijn voor een baan bij de bruto arbeidsparticipatie in de teller worden meegenomen. Bij de netto arbeidsparticipatie gebeurt dit niet.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 42.2 Begrotingsuitgaven Artikel 42 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen7 44037 45740 45224 80228 99741 879– 12 882
Uitgaven8 33035 42538 62526 48726 62547 479– 20 854
        
Programma uitgaven8 33013 92015 2229 3347 29527 899– 20 604
        
Operationele Doelstelling 2       
Duale trajecten000005 000– 5 000
Operationele Doelstelling 3       
Stimulering Arbeidsparticipatie7 9459 87711 7136 3677 29522 899– 15 604
Overig3854 0433 5092 967000
        
Apparaatsuitgaven021 50523 40317 15319 33019 580– 250
Personeel en materieel021 50523 40317 15319 33019 580– 250
        
Ontvangsten2874 64725 46419 43128 10015 54512 555

Toelichting

Duale trajecten

De financiële middelen voor de duale trajecten zijn aan het begin van het begrotingsjaar structureel overgeboekt naar het Ministerie van OCW.

Stimulering arbeidsparticipatie

Het verschil tussen de vastgestelde begroting van € 22,9 mln en de realisatie van € 7,3 mln heeft verschillende oorzaken. Een deel van de beschikbare middelen voor het project Iedereen Doet Mee ad € 6,7 mln is overgeheveld naar andere begrotingsartikelen binnen SZW voor de activiteiten «verstrekken microkredieten (artikel 46)», «uitvoeringskosten taskforce deeltijd + (artikel 43)», en «voorlichtingsactiviteiten IDM (artikel 47)». Verder zijn de beschikbare middelen voor de no-risk polis voor jongeren ad € 4 mln overgeheveld naar het Gemeentefonds voor het uitvoeren van banenplannen voor werkloze allochtone jongeren (bij de vier grote gemeenten).

Op de tijdelijke subsidieregeling leeftijdsbewustbeleid heeft een onderbesteding van € 1,4 mln plaatsgevonden, omdat door het toekennen van projectverlengingen de subsidievaststellingen van de 3e, 4e en 5e trancheprojecten zijn doorgeschoven naar 2009.

De geplande bijdrage voor het uitvoeren van diversiteitsbeleid door het Ministerie van BZK ad € 1,8 mln is komen te vervallen, omdat BZK in 2008 voldoende eigen financiële middelen beschikbaar had om met het project te kunnen starten.

Voor de Markt voor Persoonlijke Dienstverlening (MPD) was een bedrag van € 2 mln gereserveerd, waarvan uiteindelijk € 0,3 mln besteed is aan het geven van een voorlichtingscampagne. De overige middelen waren gereserveerd voor een eventueel aanvullende regeling voor de MPD. Tot dusver bleek dit niet nodig, gezien de generieke fiscale maatregelen die het kabinet heeft getroffen en waar de MPD evenredig van profiteert.

Ontvangsten

Door een inhaalslag bij de Arbeidsinspectie zijn de achterstanden bij het opleggen en incasseren van bestuurlijke boetes inzake de Wet Arbeid Vreemdelingen (Wav) weggewerkt. Hierdoor zijn ruim € 9 mln aan extra ontvangsten binnengekomen. Verder zijn in het kader van het afhandelen van de subsidieregeling No-risk polis en de subsidieregeling leeftijdsbewustbeleid circa € 2 mln aan niet begrote ontvangsten binnengekomen, doordat een groot deel van de in het verleden verstrekte voorschotten zijn teruggevorderd als gevolg van een lagere subsidievaststelling.

Tabel 42.3 Fiscale uitgaven artikel 42 (lopende prijzen x € 1 mln)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Operationele doelstelling 2       
Afdrachtvermindering onderwijs20118719624229119497
Afdrachtvermindering langdurig werklozen7539130000
Operationele doelstelling 3       
Arbeidskorting voor ouderen1021041901962002000
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid   1010100

Bron: Ministerie van Financiën

Toelichting

In het kader van het project Iedereen doet mee is het verbeteren van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt vice versa een van de prioriteiten. Ten opzichte van begroting 2008 zijn er meer fiscale middelen uitgegeven om het leven lang leren door duale opleidingen te stimuleren.

Operationele doelstelling

1 Beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten

Motivering

Om ervoor te zorgen dat onze economie innovatief, concurrerend en ondernemend blijft en ook bij toenemende internationale concurrentie de welvaart kan waarborgen is een beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten van belang. Een indicatie hiervan wordt gegeven door de arbeidskosten per eenheid product in de industrie in vergelijking met de concurrenten in het eurogebied.

Doelbereiking

De contractlonen in de marktsector en de belasting- en premiedruk hebben zich in 2008 grosso modo ontwikkeld conform de verwachtingen. Wel zijn de arbeidskosten per eenheid product in de industrie in vergelijking met de concurrenten in het eurogebied sterker gestegen dan eerder werd verwacht. Dit komt vooral door het achterblijven van de arbeidsproductiviteitsstijging van de Nederlandse industrie (-0,3% tegen een aanvankelijk verwachte stijging van 3½%). Ook zijn de lonen in de industrie sterker gestegen dan verwacht (4,6% tegen 4% in de MEV 2008). Mede gezien de snel verslechterende internationale economische situatie blijft daarom een gematigde loonontwikkeling van groot belang.

Instrumenten en activiteiten

Belastingen en premiedruk

  De stijging van de wig (het verschil tussen de loonkosten voor de werkgever en het netto loon dat de werknemer ontvangt) hangt vooral samen met de stijging van de werknemerspremies voor de wettelijke sociale verzekeringen.

Administratieve lasten arbeid

  In het coalitieakkoord is voor de periode 2007 tot 2011 een nieuwe rijksbrede administratieve lastenverlichting van netto 25% voor het bedrijfsleven afgesproken. SZW streeft ernaar om in dezelfde periode zelf ook tot netto 25% aan vermindering van lasten te komen. De taakstelling van 25% lastenvermindering voor burgers uit de voorgaande kabinetsperiode wordt doorgezet tot 2011.

Doelgroepen

De doelgroepen zijn zowel burgers als bedrijven.

Realisatie meetbare gegevens

De lastendruk op arbeid is in 2008 conform de verwachtingen gestegen. Deze stijging hangt vooral samen met de stijging van de ZVW-premies. Als gevolg van de lagere WW-premies verwacht het CPB thans voor 2009 een daling van de lastendruk op arbeid tot 41,8%.

Tabel 42.4 Indicatoren operationele doelstelling 1
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Omvang van wig inclusief werkgeverslasten (%)142,542,042,942,9
Door SZW gerealiseerde reductie van administratieve lasten voor bedrijven ten opzichte van 1 maart 2007(% cumulatief)2 0,62,1 

Bronnen:

1 CPB, Centraal Economisch Plan 2009 (Het CPB heeft de definitie van de wig gewijzigd, waardoor de realisatiecijfers en streefcijfers voor zowel 2005, 2006, 2007 en 2008 met 1,4% punt lager uitkomen dan de eerder gepubliceerde cijfers).

2 Ministerie van Financiën, Financieel Jaarverslag van het Rijk

Kengetallen

Na de scherpe verslechtering van de concurrentiepositie ten opzichte van het eurogebied met 2,8%-punt in 2008 wordt thans voor 2009 een geringe verslechtering verwacht met 0,25%-punt. Voor 2010 rekent het CPB echter met een verbetering van de concurrentiepositie met 2,25%-punt als gevolg van een hogere stijging van de arbeidsproductiviteit. De loonstijging loopt steeds meer in de pas bij de euroconcurrenten.

Tabel 42.5 Kengetallen operationele doelstelling 1
 200620072008
arbeidskosten per eenheid product   
Nederland– 0,40,24,8
euroconcurrenten– 0,7– 0,92,0

Bron: CPB, Centraal Economisch Plan 2009

Operationele doelstelling

2 Stijging van het aandeel werkenden en werklozen in de beroepsbevolking met een startkwalificatie

Motivering

Om duurzame arbeidsparticipatie te bevorderen. Het minimale niveau voor duurzame arbeidsparticipatie is het startkwalificatieniveau (MBO-2 of havo-vwo).

Doelbereiking

Door een relatief grote instroom op de arbeidsmarkt van personen zonder startkwalificatie is de stijging van het aandeel werkenden met startkwalificatie achtergebleven bij de streefwaarde. Door toepassing van de scholingsinstrumenten is het de verwachting dat de meeste van deze laaggeschoolde intreders alsnog een startkwalificatie behalen, zodat de streefwaarden in latere jaren worden gerealiseerd.

Instrumenten en activiteiten

• Fiscale faciliteiten voor werkgevers (afdrachtvermindering onderwijs, waaronder startkwalificatie);

• Subsidieregeling ESF 2007–2013;

• Bevorderen van samenwerking gericht op de uitvoering van duale en evc-trajecten (Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken 2007);

• Bevorderen van de toegankelijkheid van scholing en evc via een verbetering van de evc- en adviesinfrastructuur (telefonische helpdesk, www.lerenenwerken.nl en publiekscampagne);

• In 2008 is de Denktank Leren en Werken – met als voorzitter de heer Van Boxtel – geïnstalleerd en zijn er voorbereidingen getroffen voor het advies van de Denktank in 2009. De Denktank adviseert de ministeries van OCW en SZW over een kader dat erop gericht is dat individuen uit zichzelf aan hun ontwikkeling en inzetbaarheid werken door te leren en te werken en dat werkgevers de ontwikkeling van hun personeel aanmoedigen en ondersteunen.

Doelgroepen

Werkenden en werkzoekenden zonder startkwalificatie

Realisatie meetbare gegevens

De indicator geeft aan welk percentage van de beroepsbevolking (25–65 jaar) een startkwalificatie heeft. Een startkwalificatie is een diploma op MBO-2 niveau of Havo. Het streven is dat in 2012 meer dan 80% van de beroepsbevolking een startkwalificatie bezit. Dit is nader toegelicht onder het kopje «doelbereiking».

Tabel 42.6 Indicatoren operationele doelstelling 2
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Aandeel (%) in de beroepsbevolking (25–65 jaar) met startkwalificatie77,077,577,678,1

Bron: CBS, EBB Kernprogramma (de kwaliteit van de cijfers is verbeterd door een nauwkeuriger meetmethode, waardoor de cijfers met terugwerkende kracht zijn bijgesteld).

Kengetallen

In de periode 2005–2007 zijn 44 162 extra leerwerktrajecten (duaal + EVC) gerealiseerd. Met de verlenging van de projectdirectie Leren en werken tot 2011 is voor de periode 2008–2011 een nieuwe streefwaarde bepaald. In 2011 moeten 90 000 extra leerwerktrajecten gerealiseerd worden. Het startmoment voor deze nieuwe ambitie is 2008 waarin de projecten in het kader van de «Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken 2007» zijn gestart.

De projectdirectie Leren & Werken probeert door middel van regionale samenwerking tussen onderwijs, overheid en bedrijfsleven leerwerktrajecten te realiseren voor mensen die reeds werkzaam zijn of (weer) willen zijn (leven lang leren). De samenwerkingsprojecten hebben in 2008 geleid tot nieuwe duale trajecten, EVC-trajecten en leerwerkloketten. Naar aanleiding van het advies van de commissie Bakker wordt gewerkt aan de inbedding van de leerwerkloketten in de structuur van de LWI’s (Locaties voor Werk en Inkomen), hetgeen verduurzaming impliceert.

Tabel 42.7 Kengetallen operationele doelstelling 2
 Realisatie t/m 2007Realisatie 2008
Extra EVC trajecten(cumulatief)15 318
Aantal duale trajecten(cumulatief)28 844
Aantal nieuwe leerwerktrajecten (duaal + EVC niet cumulatief)*029 865

Bron: SZW/OCW Jaarverslag Leren & Werken

* vanaf 2008 worden deze trajecten niet meer afzonderlijk geregistreerd, waardoor het niet mogelijk is om de realisatiecijfers uit te splitsen.

Operationele doelstelling

3 Wegnemen van factoren die de arbeidsparticipatie van specifieke groepen belemmeren

Motivering

Om te voorkomen dat de arbeidsparticipatie van specifieke groepen achterblijft (in aanvulling op en ter versterking van het algemene arbeidsmarktbeleid).

Doelbereiking

Algemene opmerking:

De EBB-cijfers worden sinds dit jaar door het CBS op een andere manier berekend. Hiermee is geen rekening gehouden in de in het verleden opgestelde streefcijfers. Als gevolg van deze nieuwe meetmethode liggen de cijfers van de arbeidsparticipatie van ouderen circa 1%-punt lager en die van allochtonen circa 3%-punt hoger dan de streefwaardes in de begroting. In de tabellen is de gehele reeks gebaseerd op de nieuwe berekeningswijze.

Ouderen

De netto-arbeidsparticipatie van ouderen (55 t/m 64 jaar) heeft zich in 2008 bovengemiddeld voortgezet. In 2008 is een netto-arbeidsparticipatie van 44,8% behaald. Dit ligt ruim boven de streefwaarde van 43%. Ten opzichte van 2007 (42,7%) is dit een verdere stijging met 2,1%-punt. De stijging in 2008 in de arbeidsparticipatie van ouderen lijkt samen te hangen met de VPL-maatregelen (VUT, Prepensioen en levensloopregeling) die per 1 januari 2006 in werking zijn getreden. De toename in de arbeidsparti-cipatie van ouderen betekent een bijdrage aan het streven van dit kabinet om een structurele verhoging van de algemene arbeidsparticipatie (80% in 2016) te realiseren.

Jongeren

Doel is de jeugdwerkloosheid niet boven de 15% te laten komen. Er is in 2003 een bandbreedte afgesproken van een jeugdwerkloosheid die zich bevindt tussen maximaal 10–15%. Sinds 2005 is de jeugdwerkloosheid voortdurend gedaald. Ook in 2008 is de jeugdwerkloosheid afgenomen, hoewel minder sterk dan in de voorgaande jaren, en is daarmee gunstiger dan de streefwaarde.

Vrouwen

Het netto-percentage vrouwen dat meer dan 12 uur per week betaald werkt, is het afgelopen jaar met bijna 2%-punt gestegen tot een niveau van 59%. Dit is een voortzetting van de ontwikkeling in 2007, toen een stijging optrad van 55,0% naar 57,2%. Om de arbeidsparticipatie van vrouwen te stimuleren heeft het kabinet de Taskforce Deeltijdplus ingesteld. Inspanningen van de Taskforce zijn er onder andere op gericht vrouwen over te halen grotere deeltijdbanen te aanvaarden. De toename in de arbeidsparticipatie van vrouwen betekent een bijdrage aan het streven van dit kabinet om een structurele verhoging van de algemene arbeidsparticipatie (80% in 2016) te realiseren.

Etnische minderheden

De doelstelling voor etnische minderheden is een toename van de netto-arbeidsparticipatie die zich evenredig ontwikkelt met de toename van de netto-arbeidsparticipatie van autochtonen. In 2008 is de netto-arbeidsparticipatie van etnische minderheden opnieuw procentueel sterker gestegen dan de toename bij autochtonen. De toename in de arbeidsparticipatie van etnische minderheden betekent een bijdrage aan het streven van dit kabinet om een structurele verhoging van de algemene arbeidsparticipatie (80% in 2016) te realiseren.

Wet arbeid vreemdelingen (Wav)

Het percentage bezochte bedrijven met overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) is de afgelopen jaren gedaald van 23% in 2006 naar 17% in 2008. Deze daling hangt samen met de invoering van het vrij werknemersverkeer per 1 mei 2007 voor onderdanen van de lidstaten die in 2004 zijn toegetreden tot de Europese Unie. Hierdoor is niet langer een tewerkstellingsvergunning vereist. Ook de invoering van de bestuurlijke boete voor overtredingen van de Wav per 1 januari 2005 in combinatie met een stijging van het aantal inspecties sinds 2004 heeft een positief effect gehad op de naleving van deze wet. Deze realisatie is conform de verwachtingen en geeft geen aanleiding voor aanvullende maatregelen.

Instrumenten en activiteiten

Ouderen

Met de beschikbaar gestelde middelen voor de periode 2008 zijn de volgende specifieke maatregelen voortgezet:

• De tijdelijke subsidieregeling «stimuleren leeftijdsbewust beleid»

• Regiegroep GrijsWerkt.

• De uitvoering van het «Actieplan terugdringen werkloosheid 45-plussers»

Toelichting

Stimuleringsregeling: het kabinet heeft voor de periode 2004–2008 middelen ter beschikking gesteld om in bedrijven leeftijdsbewust beleid te bevorderen. In 2008 is de subsidieregeling voor de zesde en laatste keer opengesteld voor branches, bedrijfstakken en O&O-fondsen met het doel om leeftijdsbewust beleid te verspreiden of verder te bevorderen bij bedrijven van aangesloten branche- of bedrijfstakorganisaties. In 2008 zijn in totaal 88 projecten gehonoreerd.

Landelijk meerjaren communicatietraject: de Regiegroep GrijsWerkt heeft per februari 2008 de werkzaamheden beëindigd die erop gericht waren om het besef over nut en noodzaak van langer werken te bevorderen en de vooroordelen over oudere werknemers te slechten. Inmiddels zet het Actieteam Talent 45+ een deel van de werkzaamheden voort.

Re-integratie oudere werklozen: in 2007 is de uitvoering van het «Actieplan terugdringen werkloosheid 45-plus» begonnen. In de periode 2007–2008 werd door vooral het CWI een extra inspanning geleverd met het doel de werkloosheid onder 45-plussers extra te verminderen met 30 000. Deze doelstelling is met 58 000 extra 45-plussers die uitstroomden naar werk ruimschoots gehaald. Een landelijk Actieteam Talent 45+ is ingezet om de bij de uitvoering van het plan betrokken lokale en regionale partijen te ondersteunen.

Jongeren

• De pilot met een no-riskpolis in 34 gemeenten is afgerond met een evaluatiestudie naar de effecten van de regeling. Het effect van een no-riskpolis op de bereidheid van werkgevers om jongeren zonder startkwalificatie in dienst te nemen is zeer beperkt gebleken.

• In december 2008 heeft SZW met de vier grote steden een convenant ondertekend over de aanpak van de harde kern problematische jeugdwerklozen. De uitvoering geschiedt in 2009.

• SZW blijft inhoudelijk en financieel bijdragen aan de Landelijke Jeugdmonitor.

Etnische minderheden

• VluchtelingenWerk Nederland, Stichting Emplooi, Stichting voor vluchteling-studenten UAF en CWI zijn per 1 januari 2006 begonnen met het banenoffensief voor vluchtelingen (BOV). Het doel was om vóór 1 januari 2009 2600 vluchtelingen aan het werk te helpen. Uiteindelijk zijn per ultimo 2008 2327 vluchtelingen aan het werk geholpen, waarmee 90% van de doelstelling is gerealiseerd.

• Forum heeft in opdracht van SZW een aantal gerichte arbeidsmarktinterventies voor hoger opgeleiden uitgevoerd in 2008: het integreren van hoger opgeleide allochtonen in netwerken van werkgevers, de organisatie van sollicitatietrainingen en netwerktrainingen en de promotie van ondernemerschap. Samenwerking met het UWV Werkbedrijf in het Servicepunt Hogeropgeleiden om hogeropgeleide allochtone werkzoekenden intensief naar passende banen te bemiddelen, wordt voortgezet.

(Allochtone) vrouwen

• SZW heeft subsidie verstrekt voor 10 projecten (uitgevoerd in 9 gemeenten), waarin op innovatieve wijze wordt gewerkt aan de re-integratie van allochtone vrouwen. Op basis van de ervaringen van de gemeenten is een handreiking ontwikkeld die gemeenten kan helpen bij hun participatiebeleid voor allochtone vrouwen. De handreiking is onderdeel van een trainingsmodule die najaar 2008 aan beleidsmedewerkers en casemanagers van gemeenten is aangeboden.

Overig

• Het landelijk netwerk diversiteitsmanagement (DIV) heeft in 2008 ondersteuning geboden bij het formuleren en uitvoeren van het diversiteitsbeleid van branche-organisaties en andere relevante partijen.

Doelgroepen

Ouderen

Jongeren

Etnische minderheden

(Allochtone) vrouwen

Realisatie meetbare gegevens

De genoemde participatiecijfers betreffen de netto arbeidsparticipatie. Dit is het aandeel van mensen met een baan van minimaal 12 uur in de genoemde specifieke bevolkingsgroep.

Het percentage werkloze jongeren is het aandeel van jongeren in de totale werkloosheidcijfers.

Overtreding WAV is het percentage bedrijven dat zich niet houdt aan de regels van de Wet Arbeid Vreemdelingen.

Als gevolg van de introductie van beleidsprioriteit 33 en 34 onder de Algemene Doelstelling van dit artikel, zijn onderstaande indicatoren in de begroting 2009 omgezet naar kengetallen.

Tabel 42.8 Indicatoren operationele doelstelling 3
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Netto-arbeidsparticipatieetnische minderheden(%)149,753,456,549
Netto arbeidsparticipatie ouderen(%)139,842,744,843
Netto-arbeidsparticipatievrouwen (%)155,057,259,060
Percentage werkloze jongeren (15–22 jaar) (%)111,39,08,610–15
Percentage bezochte bedrijven met overtreding WAV (%)223181720

Bronnen:

1 CBS Statline, CBS EBB Kernprogramma (de kwaliteit van de cijfers is verbeterd door een nauwkeuriger meetmethode, waardoor de cijfers met terugwerkende kracht zijn bijgesteld).

2 SZW/AI, jaarverslag

Overzicht afgeronde onderzoeken

Tabel 42.9 Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex antegeen   
Beleidsdoorlichtinggeen   
Effecten onderzoek ex postgeen   
Overig evaluatieonderzoekgeen   

Toelichting

Vanwege het advies van de Commissie Arbeidsparticipatie en de op grond daarvan ontwikkelde beleidsvoorstellen, is de voor 2008 geplande beleidsdoorlichting van artikel 42 verschoven naar 2011.

Artikel

43 Arbeidsverhoudingen

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een flexibel instrumentarium voor moderne arbeidsverhoudingen en voorwaarden

Motivering

Om bij te dragen aan evenwichtige arbeidsverhoudingen, waarbij werknemers een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming wordt geboden dat in overeenstemming is met de maatschappelijke ontwikkelingen en dat sociale partners voldoende ruimte biedt voor eigen verantwoordelijkheid.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het instrumentarium op het terrein van arbeidsverhoudingen biedt, dankzij de voortdurende aanpassing daarvan aan actuele ontwikkelingen, functionerende kaders voor de totstandkoming op de verschillende niveaus van moderne arbeidsrelaties tussen (organisaties van) werkgevers en werknemers. Tevens zorgt het instrumentarium voor een niveau van rechtsbescherming dat een adequaat evenwicht vormt tussen de belangen van werkgevers en werknemers en bijdraagt aan de arbeidsparticipatie van zowel degenen die reeds op de arbeidsmarkt participeren als voor degenen die de arbeidsmarkt willen betreden.

Externe factoren

De effectiviteit van het stelsel wordt enerzijds bepaald door de wijze waarop het instrumentarium wordt toegepast door de direct betrokken partijen van werkgevers en werknemers, anderzijds door algemene ontwikkelingen, waaronder de economische situatie die zijn weerslag heeft op de arbeidsmarkt. De financiële crisis kreeg niet eerder dan in de laatste maanden van 2008 zichtbare gevolgen voor de arbeidsmarkt.

Realisatie meetbare gegevens

Artikel 43 kent geen indicatoren op het niveau van de algemene doelstelling.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 43.1 Begrotingsuitgaven Artikel 43 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen8214 73010 25813 21421 56723 498– 1 931
Uitgaven2 5369 6009 95312 97220 50023 339– 2 839
        
Programma uitgaven2 5362 6422 6421 9094 1745 702– 1 528
        
Algemene Doelstelling       
Handhaving  00283644– 361
Overig  008162 340– 1 524
Operationele Doelstelling 1       
Subsidies292288242316427524– 97
Overig  00168250– 82
Operationele Doelstelling 2       
Voorlichting  003200320
Operationele Doelstelling 3       
Overig2 2441 9241 676271 078893185
Operationele Doelstelling 4       
Subsidies04307241 566818851– 33
Overig  0026420064
        
Apparaatsuitgaven06 9587 31111 06316 32617 637– 1 311
Personeel en materieel06 9587 31111 06316 32617 637– 1 311
        
Ontvangsten0009987111 307– 596

Toelichting

De programma-uitgaven zijn circa € 1,5 mln. lager uitgevallen dan begroot. De lagere uitgaven zijn grotendeels veroorzaakt door onderuitputting op het handhavingsbudget en een overboeking naar artikel 45 ten behoeve van de financiële bijdrage aan het onderzoeksnetwerk Netspar.

Tabel 43.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 43 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Uitgaven878 000817 760800 000891 0001 000 000873 876126 124
        
Programma uitgaven878 000817 760800 000891 0001 000 000873 876126 124
Operationele Doelstelling 3       
Zwangerschaps-, bevallings-, en adoptieverlofuitkeringslasten855 000795 760788 000875 000985 000830 840154 160
Zwangerschaps-, bevallings-, en adoptieverlofuitvoeringskosten23 00022 00012 00016 00015 00011 0863 914
        
Nominaal0000031 950– 3 1950
        
Ontvangsten0000000

Bron: UWV Jaarverslag

Toelichting

De hogere realisatie in 2008 van de uitkeringslasten en uitvoeringskosten van het zwangerschaps-, bevallings- en adoptieverlof zijn het gevolg van een groter aantal toegekende uitkeringen aan werknemers dan in de begroting 2008 is geraamd (135 000 in plaats van 128 000). Deels is dit het gevolg van administratieve achterstanden in 2005 en 2006, waardoor ook de ramingen voor 2007 en 2008 te laag waren. Daarnaast was er ook sprake van een onverwachte stijging van het aantal uitkeringen in de laatste maanden van 2008. Ook de gemiddelde uitkering is ruim 1%-punt hoger uitgevallen dan was geraamd. De gemiddelde zwangerschapsuitkering lijkt de laatste jaren sneller te stijgen dan de gemiddelde loonontwikkeling. De precieze oorzaak hiervan is niet bekend, maar mogelijk is dit een gevolg van de toename van de gemiddelde arbeidsduur van vrouwen.

Tabel 43.3 Fiscale uitgaven Artikel 43 (x € 1 mln)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Belastinguitgaven  422372385645– 260
        
Operationele doelstelling 3       
Levensloopregeling  422372385645– 260
w.v. spaarfaciliteit  410355357600– 243
w.v. ouderschapsverlofkorting  12172845– 17

Bron: raming SZW, Financiën

Toelichting

Ten opzichte van de begroting 2008 zijn de kosten van de levensloopregeling fors lager uitgevallen dan geraamd. De raming in de begroting was gebaseerd op realisatiecijfers uit 2006. Inmiddels zijn ook gegevens over de deelname aan de levensloopregeling in 2007 en 2008 en over de inleg in de regeling in 2007 beschikbaar. Uit de deelnamecijfers blijkt dat het aantal deelnemers sinds 2006 minder hard is gestegen dan was verwacht. Daarnaast zijn de cijfers over het aantal deelnemers aan de levensloopregeling in 2006 door het CBS neerwaarts bijgesteld. De totale inleg lag in 2007 lager dan in 2006. Ook dat heeft geleid tot een lager budgettair beslag dan in de begroting was geraamd.

Operationele doelstelling

1 Het bevorderen van stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen

Motivering

Om stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen te bevorderen wordt het recht op onderhandeling door sociale partners gewaarborgd en collectieve arbeidsvoorwaardenvorming geregeld.

Om het grondwettelijke recht op medezeggenschap door werknemers te regelen, te waarborgen en te bevorderen.

Om een adequate overlegstructuur tussen het kabinet en sociale partners in stand te houden ten behoeve van onderlinge beleidsafstemming, coördinatie op sociaal en sociaaleconomisch terrein en om zoveel mogelijk draagvlak te verkrijgen voor het kabinetsbeleid.

Doelbereiking

• Sociale partners hebben in 2008, net als in voorafgaande jaren, blijk gegeven veel belang te hechten aan collectieve arbeidsvoorwaardenvorming en aan medezeggenschap. In totaal zijn er 192 cao’s afgesloten voor 5,9 miljoen werknemers.

• Tijdens het najaarsoverleg tussen kabinet en werkgevers- en werknemersorganisaties zijn afspraken gemaakt over een verantwoorde loonontwikkeling.

Instrumenten en activiteiten

• Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO), Wet op het Algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (AVV) en Wet op de loonvorming;

• Wet op de bedrijfsorganisatie (WBO);

• Wet op de ondernemingsraden (WOR), Wet op de Europese ondernemingsraden (WEOR) en Wet rol werknemers Europese vennootschap;

• Subsidieregeling kwaliteit arbeidsverhoudingen;

• In 2008 is er een voorjaars- en najaarsoverleg gehouden tussen kabinet en de werkgevers- en werknemersorganisaties;

• In 2008 heeft er een herziening plaatsgevonden van de Wet op de bedrijfsorganisatie (WBO) voortvloeiend uit het kabinetsstandpunt over de toekomst van de PBO. De wetswijziging zal naar verwachting op 1 april 2009 in werking treden.

Doelgroepen

• Sociale partners (werkgevers en werknemers) en hun organisaties;

• Ondernemingsraden en Europese ondernemingsraden;

• (Hoofd)product- en (hoofd)bedrijfschappen en de SER.

Realisatie meetbare gegevens

Output en outcome zijn moeilijk objectief meetbaar. Het toepassen van het voor zelfregulering aangeboden instrumentarium ligt bij de sociale partners. Het overleg met sociale partners kent telkens wisselende onderwerpen. Er zijn daarom geen indicatoren geformuleerd.

Kengetallen

• De kengetallen geven informatie over de mate van het gebruik van het aangeboden instrumentarium door sociale partners;

• Meting van de naleving medezeggenschap vindt momenteel plaats.

Tabel 43.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 200620072008
CAO/AVV1   
Aantal bedrijfstak-cao’s140198192
Aantal direct gebonden werknemers3 867 0004 449 5004 644 500
Aantal door AVV gebonden werknemers433 000770 500676 000
Aantal ondernemingen-cao’s398517524
Aantal gebonden werknemers514 500588 000543 000
Totaal aantal Cao’s538715716
Totaal aantal werknemers onder Cao’s4 814 0005 808 0005 863 500
Medezeggenschap20022005 
Percentage OR-plichtige ondernemingen met OR27176n.b.

Bronnen:

1 SZW, Voorjaarsrapportage cao-afspraken

2 RvB, onderzoek naleving WOR

Operationele doelstelling

2 Zorgdragen voor een goede balans tussen rechten en plichten van werkgevers en werknemers voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst

Motivering

Om de bescherming van werknemers te waarborgen, in evenwicht met de belangen van de onderneming en met inachtneming van de eigen rol en verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers.

Doelbereiking

De wettelijke normering van de diverse aspecten van de arbeidsrelatie biedt, mede als gevolg van regelmatige aanpassing aan zich wijzigende omstandigheden, op hoofdlijnen een adequate bescherming van de belangen van de werknemer binnen de randvoorwaarden die de arbeidsorganisatie daaraan stelt, die ook voldoet aan de internationaal overeengekomen minimumstandaarden.

Instrumenten en activiteiten

• Arbeidsovereenkomstenrecht;

• Buitengewoon Besluit arbeidsverhoudingen 1945, Wet melding collectief ontslag en Ontslagbesluit;

• Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML), Besluit minimumjeugdloonregeling en Beleidsregels WML;

• Beleidsregels Werktijdverkorting;

• Arbeidstijdenwet (ATW), Arbeidstijdenbesluit (ATB), Arbeidstijdenbesluit vervoer (ATB-v);

• Nadere Regeling Kinderarbeid;

• Voorlichting;.

• Vaststelling Bijzondere beleidsregels verbod op werktijdverkorting (Stcrt. 2008, nr. 1068) in verband met de financiële crisis;

• In augustus 2008 is de evaluatie bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet aan de Eerste en Tweede Kamer aangeboden;

• In december 2008 is in de Europese Ministerraad een akkoord bereikt over de Arbeidstijdenrichtlijn;

• Aanpassing Arbeidstijdenbesluit in verband met rusttijden bij aanwezigheidsdiensten;

• Met sociale partners is tijdens het Najaarsoverleg 2008 overeengekomen de door de kantonrechter toe te kennen ontslagvergoeding voor inkomens vanaf € 75 000 te maximeren op een jaarsalaris. Een daartoe strekkend wetsvoorstel is op 13 februari 2009 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 2008/09, 31 862);

• De Wet minimumloon en vakantiebijslag wordt sedert mei 2007 bestuursrechtelijk gehandhaafd door de Arbeidsinspectie. In 2008 is de inspectiecapaciteit uitgebreid en is het aantal controles opgevoerd.

• In november 2008 heeft het kabinet, naar aanleiding van een onderzoek naar de motieven voor zelfstandig ondernemerschap, zijn visie uiteengezet over de rol van de overheid ten aanzien van de bescherming van zelfstandig ondernemers (Kamerstukken II, 2008/09, 31 331, nr. 23).

Doelgroepen

• Werknemers;

• Werkgevers;

• Zelfstandigen in geval van veiligheidsrisico’s voor derden.

Realisatie meetbare gegevens

Operationele doelstelling 2 kent geen kwantitatieve streefwaarden.

Kengetallen

Het aantal ontslagaanvragen bij het CWI lag in 2008 op nagenoeg hetzelfde niveau als in 2007. Het aantal ontbindingsverzoeken bij de rechtbanken vertoonde in 2008 nog een aanzienlijke daling ten opzichte van het voorafgaande jaar.

Met de uitbreiding van de daarop gerichte capaciteit is het aantal controles door de Arbeidsinspectie op de naleving van de Wet minimumloon en vakantiebijslag van ruim 6 000 in 2007 opgevoerd tot ruim 10 000 in 2008.

Tabel 43.5 Kengetallen operationele doelstelling 2
 200620072008
Ontslagen1   
Aantal ontslagaanvragen CWI48 61027 54728 357
Waarvan via collectieve aanvraag (in %)141617
Aantal ontbindingsverzoeken rechtbanken54 21329 98323 556
Totaal aantal aanvragen en verzoeken102 82357 53051 913
Aanvragen WTV (werktijdverkorting)   
– Reguliere regeling2   
Aantal aanvragen207148243
Aantal toegewezen1309883
– Bijzondere regeling3   
Aantal aanvragenn.v.t.n.v.t.320
Aantal toegewezenn.v.t.n.v.t.164
    
HandhavingWML4   
Aantal controles 6 20010 383
Aantal opgelegde boetes n.v.t.26

Bronnen:

1 CWI, jaarverslag

2 SZW, onderzoeksrapport werktijdverkorting 2007; 2008 voorlopige gegevens

3 SZW, Kamerstukken II, 2008/09, 31 371, nr. 82

4 SZW/AI, jaarverslag 2008

Operationele doelstelling

3 Bevorderen van het combineren van arbeid en zorg

Motivering

Om werknemers in staat te stellen de arbeidsduur (tijdelijk) aan te passen in verband met zorgtaken.

Doelbereiking

Met de arbeidsparticipatie van vrouwen behoort Nederland inmiddels tot de Europese top. Van de vrouwen van 15 tot 65 jaar werkt 70 procent waarvan 57 procent in een baan van 12 uur of meer; slechts 10 procent van de vrouwen stopte in 2007 na de geboorte van het eerste kind met werken. Het arbeid-en-zorginstrumentarium ondersteunt deze hoge graad van arbeidsparticipatie. Hierdoor is de beleidsopgave verschoven naar verhoging van de arbeidsparticipatie in uren.

De levensloopregeling heeft in de praktijk een beperkte betekenis voor de combinatie van arbeid en zorg.

Instrumenten en activiteiten

• Wet arbeid en zorg;

• Wet aanpassing arbeidsduur;

• Levensloopregeling.

• Op 1 april 2008 is de Taskforce DeeltijdPlus geïnstalleerd conform afspraken op de Participatietop 2007. De Taskforce richt zich op het vergroten van de arbeidsparticipatie van vooral vrouwen met kleinere deeltijdbanen. De Taskforce heeft op 1 juli 2008 zijn werkprogramma vastgesteld.

• Op 4 juni 2008 is de wet Zelfstandig en zwanger in werking getreden op grond waarvan vrouwelijke zelfstandigen, met inbegrip van meewerkende echtgenoten, gedurende dezelfde periode als werknemers recht hebben op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering.

• In het kader van het Belastingplan 2009 is een verlenging tot stand gekomen van het ouderschapsverlof tot 26 weken per 1 januari 2009, geldend voor alle gevallen waarin de werknemer voor het betreffende kind nog niet eerder ouderschapsverlof had opgenomen. Vanaf 1 januari 2009 geldt voor het recht op de ouderschapsverlofkorting niet langer de voorwaarde dat de betrokkene deelneemt aan de levensloopregeling.

• Op 19 november 2008 is de Tweede Kamer de Beleidsverkenning modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden aangeboden, waarin het kabinet denkrichtingen heeft gepresenteerd voor aanpassing van de huidige verlofregelingen.

• In de Beleidsverkenning is tevens melding gemaakt van het besluit van het kabinet om, vanwege uitvoeringstechnische belemmeringen, geen wijzigingen aan te brengen in de doelgroep en gebruiksmogelijkheden van de levensloopregeling.

Doelgroepen

• (potentiële) werknemers;

• werkgevers.

Indicatoren

De operationele doelstelling 3 kent geen streefwaarden voor 2008. Beoordeling van de mate waarin de streefwaarde is bereikt zal plaatsvinden op grond van gegevens over het jaar 2009.

Tabel 43.6 Indicatoren operationele doelstelling 3
 20052007Realisatie 2008Streefwaarde 2009
Discrepantie tussen feitelijke en gewenste opname van verlof (%)454534

Bron: CBS, EBB module Arbeid en zorg

Kengetallen

• Na een daling van het aantal toekenningen in 2007 is het aantal toegekende zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkeringen aan werknemers in 2008 weer gestegen. Het aantal toegekende uitkeringen is circa 7 000 hoger dan in de begroting 2008 werd geraamd.

• Het aantal toegekende zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkeringen aan zelfstandigen is aanzienlijk hoger dan geraamd. In de begroting werd uitgegaan van 50 toekenningen in 2008. Het uiteindelijke aantal toekenningen bedroeg ruim 4 200. Het verschil wordt veroorzaakt door de invoering van de wet Zelfstandig en zwanger in juni 2008. In de raming van het aantal zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen van zelfstandigen in de begroting was hiermee nog geen rekening gehouden.

• Het aantal toekenningen van adoptieverlof ligt iets lager dan het geraamde aantal van 1500. De oorzaak van het lagere aantal toekenningen is niet bekend.

• Het gebruik van het ouderschapsverlof is ten opzichte van het jaar 2007 gedaald. Dit wordt voor het grootste deel veroorzaakt door verminderd gebruik in de overheidssectoren (met inbegrip van onderwijs en zorg). Mogelijke verklaringen zijn de gewijzigde voorwaarden voor loondoorbetaling in deze sectoren, waarbij wordt verondersteld dat de werknemer zijn aanspraak op de ouderschapsverlofkorting geldend heeft gemaakt, en een groter gebruik van kinderopvang, waardoor er verminderde behoefte aan ouderschapsverlof is. Voor het toekomstige gebruik is mogelijk van belang dat vanaf 1 januari 2009 voor het recht op de ouderschapsverlofkorting niet langer de voorwaarde van deelname aan de levensloopregeling geldt.

• Het CBS heeft herziene ramingen samengesteld van het aantal deelnemers aan de levensloopregeling, waarbij ook gebruik is gemaakt van gegevens uit de Polisadministratie. Deze ramingen indiceren een aanzienlijk lager aantal deelnemers dan eerdere ramingen die zich baseerden op informatie uit alleen de Enquête beroepsbevolking (EBB).

Tabel 43.7 Kengetallen operationele doelstelling 3
 200620072008
Zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering (x 1 000)   
– aantal toekenningen werknemers1144,5127135
– aantal toekenningen zelfstandigen10,10,44,2
Adoptieverlof(x 1 000)   
– aantal toekenningen werknemers11,41,11,2
Ouderschapsverlof(x 1 000)   
– Aantal werknemers met ouderschapsverlof (betaald en onbetaald)2777567
Levensloopregeling (x 1 000)   
– aantal actieve deelnemers3230259270
– aantal ontvangers ouderschapsverlofkorting4132024

Bronnen:

1 UWV, jaarverslag

2 CBS, EBB module Arbeid en zorg

3 CBS, Polisadministratie en EBB module levensloop

4 Belastingdienst; 2008: raming SZW

Operationele doelstelling

4 Bevorderen van gelijke kansen op de arbeidsmarkt en toegang tot de arbeidsmarkt door bescherming te bieden tegen ongelijke behandeling bij arbeid en beroep

Motivering

Om werknemers en werkzoekenden bescherming te bieden tegen ongelijke behandeling en te waarborgen dat eenieder gelijke kansen heeft op het terrein van arbeid.

Doelbereiking

Vooral op het vlak van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen is een aanzienlijke vooruitgang gerealiseerd. In cao’s is geen sprake meer van direct onderscheid naar geslacht en bij werving en selectie is dat aanmerkelijk afgenomen. De gelijke behandeling van allochtonen, ouderen en arbeidsgehandicapten vergt nog de nodige aandacht, waarbij naast wetgeving ook andere instrumenten worden ingezet onder andere gericht op beeldvorming.

De gecorrigeerde beloningsverschillen nemen nog steeds af. In de overheidssectoren bedroeg deze in 2006 nog 2,6% waar deze in 2004 nog 2,9% bedroeg. In het bedrijfsleven was dit 6,5%, wat een daling van bijna 1%-punt betekent ten opzichte van 2004.

Instrumenten en activiteiten

• Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid;

• Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen;

• Wet verbod van onderscheid op grond van arbeidsduur;

• Wet gelijke behandeling van tijdelijke en vaste werknemers;

• Commissie gelijke behandeling;

• Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen;

• subsidie aan Expertisecentrum LEEFtijd voor de uitvoering van de projecten Werk voor alle leeftijden, meerjarentraject 2008–2010 en Vacatures voor alle leeftijden.

• evaluatie van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd, dat gecombineerd met een kabinetsreactie in mei 2009 aan de Tweede Kamer worden aangeboden;

• 31 maart 2008 vond de Dag van de gelijke beloning plaats;

• voortzetting van de website gelijkloon.nl en het netwerk gelijke beloning, waarin naast SZW o.a. BZK, OC&W, Stichting de Loonwijzer, de Commissie gelijke behandeling en sociale partners participeren;

• negende Voortgangsrapportage gelijke beloning aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2008/09, 27 099, nr. 20), waarin opgenomen de uitkomsten van een nader onderzoek naar de verklaring van de beloningsverschillen en de resultaten van onderzoek van de Arbeidsinspectie naar de verschillen in 2006;

• nadere concretisering van het plan van aanpak voor bestrijding van discriminatie bij werving en selectie en op de werkvloer (Kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 20);

• aanbieding van een wetsvoorstel op grond waarvan de beleidsverplichting voor de werkgever in de Arbeidsomstandighedenwet ter voorkoming van psychosociale arbeidsbelasting wordt uitgebreid tot discriminatie op de werkvloer (Kamerstukken II 2008/09, 31 811).

Doelgroepen

• Werkgevers, werknemers en hun vertegenwoordigers;

• Relevante belangenorganisaties en organisaties van professionals.

Realisatie meetbare gegevens

Gegevens over beloningsverschillen worden eens in de twee jaar verzameld. Rapportage over 2008 zal in 2010 plaatsvinden.

Tabel 43.8 Indicatoren operationele doelstelling 4
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Gecorrigeerde beloningsverschillen (%)    
Verschil man-vrouw bedrijfsleven6,5n.b.6
Verschil man-vrouw overheid2,6n.b.3
     
Ongecorrigeerde beloningsverschillen (%)    
Verschil man-vrouw bedrijfsleven23n.b.20
Verschil man-vrouw overheid14n.b.13

Bron: SZW, De arbeidsmarktpositie van werknemers

Kengetallen

Het aantal oordelen van de Commissie gelijke behandeling is verder afgenomen als gevolg van andere wijzen van behandeling – informeren, verwijzen, mediation, schikking, en bemiddeling – dan door middel van een oordeel. De verdeling van de oordelen over de verschillende gronden is op hoofdlijnen ongewijzigd gebleven.

Tabel 43.9 Kengetallen operationele doelstelling 4
 200620072008
Commissie gelijke behandeling: Aantal oordelen op terrein van arbeid1   
Totaal aantal228159117
waarvan op grond van (%):   
– geslacht181215
– leeftijd424538
– handicap8139
– overig323038
    
Commissie klachtenbehandeling: aanstellingskeuringen2   
Klachten1955
Vragen1586833
Totaal1777338

Bronnen:

1 Commissie Gelijke Behandeling, jaarverslag; 2008: voorlopige opgave

2 Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen, jaarverslag; 2008: voorlopige opgave

Overzicht afgeronde onderzoeken

Tabel 43.10 Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex antegeen   
BeleidsdoorlichtingArtikel 43OD 1, 2 en 4A. 2007B. 2008Kamerstukken II, 30 982, nr. 4
Effecten onderzoek ex postgeen   
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeidOD 4A. 2008B. 2009 
 Wet aanpassing arbeidsduurOD 3A. 2008B. 2008Kamerstukken II, 26 447, nr. 42

Toelichting

Op grond van de Beleidsdoorlichting Arbeidsverhoudingen heeft het kabinet de conclusie getrokken dat de huidige wettelijke kaders goed lijken te functioneren, ruimte bieden voor eigen verantwoordelijkheid voor de sociale partners en voldoende mogelijkheden biedt voor aanpassing aan de wisselende omstandigheden.

Artikel

44 Arbeidsomstandigheden en verzuim

Algemene doelstelling

Het bevorderen van veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en een goede verzuimaanpak

Motivering

Om de veiligheid en gezondheid van werknemers te beschermen en arbeidsuitval te voorkomen is een goed arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid noodzakelijk. Dit is van belang voor het beperken van het beroep op de WIA en de gezondheidszorg en voor het in stand houden van de arbeidsproductiviteit. Veilige en gezonde arbeidsomstandigheden dragen daarnaast bij aan het inperken van (bedrijfs)risico’s met ingrijpende effecten op de samenleving, bijvoorbeeld bij bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen.

De daadwerkelijke uitvoering van goed arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid is de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. SZW stimuleert het arbobeleid van bedrijven en ziet erop toe dat de Arbeidsomstandighedenwet wordt nageleefd.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2008 was het verzuimpercentage gemiddeld 4,3%. Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) kwam naar voren dat 91% van de werknemers positief is over de eigen gezondheid. Organisaties met een laag verzuimpercentage hebben (ook) in 2008 een groeiende aandacht voor preventie van verzuim.

In 2008 hebben in de Nederlandse bedrijven geen incidenten plaatsgevonden met een maatschappelijk ontwrichtend karakter. Het aantal incidenten bleef in 2008 op een gelijk (laag) niveau als in de afgelopen jaren.

Externe factoren

Uit cao-onderzoek van SZW blijkt dat in 93% van de onderzochte cao’s afspraken zijn opgenomen over ziekteverzuimbegeleiding.

Werkgevers en werknemers zetten zich in voor het opstellen van arbocatalogi. Tot eind 2008 zijn 40 catalogi voor marginale toetsing bij SZW ingediend.

Ketenpartijen hebben verdere invulling gegeven aan hun verantwoordelijkheid om een kwalitatief goede integrale keten van preventie, verzuim en re-integratie tot stand te brengen en te optimaliseren. De ruimte die er is voor maatwerk maakt dat ook op de werkvloer zich een goed functionerende keten ontwikkelt.

Realisatie meetbare gegevens

De streefwaarden voor arbeidsongevallen voor 2006 en verder zijn gebaseerd op de forse daling van het aantal arbeidsongevallen in de jaren 2000 t/m 2005. Die daling zet niet door in 2007 en 2008. De kans op een arbeidsongeval met verzuim tot gevolg is tussen 2005 en 2008 niet veranderd. De stagnatie in de daling van het aantal ongevallen is aanleiding om in de komende jaren beleid in te zetten op het verminderen van arbeidsongevallen.

De streefwaarde 2008 betreffende de indicator percentage werknemers dat verdere aanpassingen aan de werkplek of aan de werkzaamheden noodzakelijk acht is bijgesteld naar 24. Het kabinetsbeleid is gericht op het vergroten van de arbeidsdeelname van ouderen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten. De verwachting is dat met de toename van de arbeidsdeelname de behoefte aan verdere aanpassingen de eerstkomende jaren ten minste gelijk blijft aan de realisatie 2007.

Tabel 44.1 Indicatoren algemene doelstelling
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Percentage arbeidsongevallenonder werknemers met verzuim tot gevolg13,13,23,42,9
Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen24403
Percentage verzuim34,44,44,34,0
Percentage werknemers dat verdere aanpassingen aan de werkplek of aan de werkzaamheden noodzakelijk acht in verband met zijn of haar gezondheid126,024,122,224

Bronnen:

1 TNO/CBS, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden

2 Major Accidents Reporting System (MARS)

3 CBS, Kwartaalenquête ziekteverzuim

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 44.2 Begrotingsuitgaven Artikel 44 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen45 830103 50285 57272 84259 97071 815– 11 845
Uitgaven44 02393 08893 75584 46361 07272 701– 11 629
        
Programma uitgaven44 02342 33742 93233 05919 72830 538– 10 810
        
Operationele Doelstelling 1       
Arboconvenanten23 26616 89913 4539 092000
Handhaving38825167552932530025
Overig6 8926 7127 0166 0344 7255 857– 1 132
Subsidies13 47718 47521 78817 40414 67824 381– 9 703
        
Apparaatsuitgaven050 75150 82351 40441 34442 163– 819
Personeel en materieel050 75150 82351 40441 34442 163– 819
        
Ontvangsten6 7987 0933 8865 2518 2075 1323 075

Toelichting

Het verschil tussen de begrote en gerealiseerde subsidie-uitgaven wordt voornamelijk veroorzaakt door een onderuitputting in de subsidieregeling Stimulering Totstandkoming Arbocatalogi (STA) en de beëindigde subsidieregelingen SPA en FARBO.

De reden voor de onderuitputting STA is dat het aantal opgestelde arbocatalogi achterblijft bij de door de Stichting van de Arbeid aangegeven aantallen. Werkgevers en werknemers zijn verantwoordelijk voor de totstandkoming van arbocatalogi. Dit proces verloopt vooralsnog niet zo snel als in 2007 werd verwacht.

In 2008 is een achterstand bij de afhandeling van de declaraties SPA ontstaan. De regeling is beëindigd met ingang van 1 januari 2008.

Bij de uitvoering van de subsidieregeling Farbo is achterstand in de administratieve afhandeling van declaraties ontstaan. De regeling is beëindigd per 1 januari 2009.

De extra ontvangsten hebben met name betrekking op de bestuurlijke boeten in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet. De hogere ontvangsten hangen samen met het wegwerken van de achterstanden in de boetebeschikkingen.

Operationele doelstelling

1 Bevorderen dat werkgevers en werknemers in bedrijven een effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid voeren

Motivering

Met de herziene Arbeidsomstandighedenwet, die per 1 januari 2007 van kracht is, hebben werkgevers en werknemers de ruimte om binnen wettelijke kaders, het arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid af te stemmen op de eigen onderneming. Om te bereiken dat werkgevers en werknemers in bedrijven een effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid voeren, richt de overheidsinzet zich op het stimuleren en bevorderen dat werkgevers en werknemers de eigen verantwoordelijkheid hiervoor nemen. Ook winnen ondernemingen aan arbeidsproductiviteit door een adequate arbeidsomstandigheden- en verzuimaanpak. Door middel van het handhavingsbeleid van SZW wordt de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet bevorderd.

Doelbereiking

Oogmerk is dat risico’s in arbeidsomstandigheden op de werkvloer systematisch in beeld worden gebracht en van passende maatregelen voorzien. Maatstaf daarvoor is of bedrijven beschikken over een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Het aandeel bedrijven met een RI&E is nog onvoldoende. Zie tabel 44.3

Instrumenten en activiteiten

• Terugdringen van onnodige Europese regelgeving en het uitdragen van de opvattingen van de SER inzake de structuur/ kenmerken van Europese regelgeving:

– Bewerkstelligd is dat de inwerkingtreding van de richtlijn Elektromagnetische Straling met vier jaar is opgeschort, zodat het mogelijk is om in de tussentijd in overleg met de sector tot oplossingen te komen, met name over het gebruik van MRI-scans.

– Aanpassingen zijn bewerkstelligd van de Europese verordening voor statistieken over veiligheid en gezondheid op het werk uit oogpunt van beperking van lasten voor het bedrijfsleven.

• EU-regelgeving:

  SZW financiert samen met andere departementen de Helpdesk REACH (Registratie, Evaluatie en Autorisaties van CHemische stoffen), die het bedrijfsleven ondersteunt bij het voldoen aan de EU-verplichtingen voor het op de markt brengen van gevaarlijke stoffen.

• Handhaving van wet- en regelgeving

• Ter beschikking stellen van kennis aan sociale partners, sectororganisaties, bedrijven en arboprofessionals, waarmee zij zelf invulling kunnen geven aan een veilige en gezonde werkomgeving. Het betreft kennis uit monitoring en onderzoek naar blootstelling aan arbeids-risico’s, de effecten ervan en getroffen maatregelen.

• Communicatie en voorlichting:

– Landelijke voorlichtingscampagne «Samen beter aan de slag» beëindigd.

– Verbeteringen gerealiseerd in de toegankelijkheid van de website Arboportaal.

• Subsidieverlening/regelingen:

– Tijdelijke subsidieregeling «Stimulering Totstandkoming Arbocatalogi» (STA). Tot en met 2008 zijn 16 subsidieaanvragen in behandeling genomen.

– FARBO: is beëindigd. Aanvragen met een factuurdatum vóór 31 december 2008 kunnen worden ingediend tot 1 april 2009.

• Afspraken met sectoren:

– Het programma Versterking Arbeidsveiligheid (VAV) is afgesloten. Het evaluatierapport is aangeboden aan de Tweede Kamer. Activiteiten zijn gestart om de behaalde resultaten verder te implementeren.

– Het Programma Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt) is afgerond. Ontwikkelde instrumenten worden steeds meer in de sectorale arbocatalogi opgenomen. Een «open source» instrument voor het beoordelen van risico’s van stoffen en het nemen van beheersmaatregelen wordt door groeiend aantal instellingen gebruikt; 9000 eind 2008.

Doelgroepen

Werkgevers, werknemers, arboprofessionals (preventiemedewerker, bedrijfsarts, veiligheidskundige, etc).

Realisatie meetbare gegevens

Percentage bedrijven met een RI&E:

Sociale partners brachten de afgelopen jaren ruim 100 branchespecifieke instrumenten tot stand voor de risico-inventarisatie en -evaluatie. Ook cao-afspraken over en het gebruik van zulke instrumenten nemen toe. Realisatie op de werkvloer blijft achter bij zeer kleine bedrijven. Dit in tegenstelling tot realisatie bij bedrijven vanaf 100 werknemers, waarvan 96% beschikt over een RI&E. In 2008 is 84% van de werknemers werkzaam bij een bedrijf dat over een RI&E beschikt. In 2009 wordt samen met sociale partners besproken hoe het aantal bedrijven met een RI&E in het MKB kan worden verhoogd.

Percentage bedrijven dat bij hercontrole voldoet aan de Arbeidsomstandighedenwet:

In 2008 is in 56% van de eerste inspecties een overtreding geconstateerd. Daar waar bedrijven in eerste instantie na inspectie niet (volledig) naleven, blijkt na hercontrole dat het optreden en instrumentarium van de Arbeidsinspectie leidt tot 98% naleving. Daaruit blijkt dat zowel het optreden van de Arbeidsinspectie als het gehanteerde handhavingsinstrumentarium effectief is.

Percentage werknemers dat onder de werking van een arbocatalogus valt:

In afwijking van de begroting 2008 wordt niet uitgegaan van het percentage bedrijven dat onder de werking van een arbocatalogus valt, maar wordt uitgegaan van het percentage werknemers dat onder de werking van een arbocatalogus valt. Dit geeft een beter beeld van de totstandkoming en het bereik van de arbocatalogi.

Voor 2008 werd gestreefd naar een bereik van 25%. Circa 16,5% is gerealiseerd. De Stichting van de Arbeid heeft eind 2008 aangegeven dat er circa 100 sectoren en branches bezig zijn met het opstellen van catalogi. Indien deze catalogi met positief resultaat marginaal zijn getoetst, valt 65 tot 70% van de werknemers onder de werking van een catalogus. De totstandkoming van arbocatalogi is de verantwoordelijkheid van sociale partners. SZW stimuleert de totstandkoming met flankerend beleid (subsidieregeling STA, landelijke voorlichtingscampagne en Arboportaal).

Tabel 44.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Percentage bedrijven met een RI&E (naleving regelgeving)150484656
Percentage bedrijven dat bij hercontrole voldoet aan de Arbowet2979798>95
Percentage werknemers dat onder de werking van een arbocatalogus valt3  16,525

Bronnen:

1 SZW/AI-monitor

2 SZW/AI registratiesysteem: I-net Arbo

3 SZW administratie

Kengetallen

De Arbeidsinspectie streeft ernaar jaarlijks bij 20 000 organisaties inspectietrajecten af te ronden op naleving van de Arbeidsomstandighedenwet. In 2008 zijn 20 012 trajecten afgerond.

Tabel 44.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 200620072008
Aantal actieve inspecties door de Arbeidsinspectie20 44119 57920 012

Bron:

SZW/AI registratiesysteem: I-net Arbo

Overzicht afgeronde onderzoeken

Tabel 44.5 Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex antegeen   
Beleidsdoorlichtinggeen   
Effecten onderzoek ex postgeen   
Overig evaluatieonderzoekVASt ProgrammaOD 1A. 2007B. 2008Kamerstukken II, 2007/08, 25 883, nr. 129
 VAVProgrammaOD 1A. 2007B. 2008Kamerstukken II, 2007/08, 25 883, nr. 132

Artikel

45 Pensioenbeleid

Algemene doelstelling

Bevorderen en beschermen van arbeidspensioenen

Motivering

Om werkgevers en werknemers te stimuleren afspraken te maken voor aanvullend pensioen en een waarborg te scheppen dat een pensioentoezegging van de werkgever aan zijn werknemers na pensionering gestand wordt gedaan.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

• In 2008 is door de Eerste Kamer de wijziging aangenomen van de Pensioenwet, de Invoeringswet- en aanpassingswet Pensioenwet (IPW) en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (ook wel Veegwet Pensioenen genoemd). Deze is erop gericht om technische onvolkomenheden te corrigeren. Het gaat onder meer om wijzigingen van de wachttijden bij uitzendarbeid en de uitvoering van aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen door pensioenfondsen.

• In 2008 is het toeslaglabel geïntroduceerd, waarmee deelnemers worden geïnformeerd over de verwachte indexatie. Ook is de wijziging van de Regeling Pensioenwet en Wet beroepspensioenregeling in verband met de invulling van het begrip consistentie en de aanpassing van de toeslagenmatrix tot stand gekomen. Daarmee zijn de eisen uit de Pensioenwet aan het indexatiebeleid concreet uitgewerkt, waarmee pensioenuitvoerders meer duidelijkheid is geboden.

• Voorts heeft het kabinet gereageerd op de voorstellen van de International Accounting Standard Board (IASB) tot wijziging van de internationale boekhoudregels. Deze reactie is in nauw overleg met de pensioensector tot stand gekomen en is erop gericht dat de nieuwe regels rekening houden met de unieke karakteristieken van het Nederlandse pensioenbeleid. Het is nog te vroeg om aan te geven in hoeverre met deze maatregelen de algemene doelstelling van dit artikel is bereikt.

• Met name in de tweede helft van 2008 is intensief overleg gevoerd met De Nederlandsche Bank (DNB), de sociale partners en de pensioensector over de gevolgen van de crisis op de financiële markten voor de pensioenfondsen. Dit ter voorbereiding van de beoordeling van de herstelplannen in het voorjaar van 2009.

Externe factoren

De financiële buffers van pensioenfondsen zijn in 2008 geslonken door de turbulentie op de financiële markten. Door de aanhoudend dalende aandelenkoersen en de lagere rente is de gemiddelde dekkingsgraad van pensioenfondsen in veel gevallen zelfs onder de honderd procent gekomen, terwijl de Pensioenwet een minimum dekkingsgraad voorschrijft van 105% en het fonds een buffer moet aanhouden van circa 25% bovenop de technische voorzieningen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 45.1 Begrotingsuitgaven Artikel 45 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen 98361 80858 5472 6232 334289
Uitgaven 98334 00886 3472 4312 39041
        
Programma uitgaven 032 50085 000943450493
        
Operationele Doelstelling 1       
Eenmalige uitkering Wet Verevening pensioen bij scheiding 032 50085 000000
Overig 00015297– 282
Operationele Doelstelling 2       
Subsidies 000928153775
        
Apparaatsuitgaven 9831 5081 3471 4881 940– 452
Personeel en materieel 9831 5081 3471 4881 940– 452
        
Ontvangsten 00013 661013 661

Toelichting

Overig

De onderuitputting bij de «overige activiteiten» in het kader van doelstelling 1 is het gevolg van beleidsonderzoeken, waarvan de financiering niet in 2008 heeft plaatsgevonden. Ook is er sprake van meevallers bij de definitief vastgestelde kosten van onderzoeken.

Subsidies

Op de begroting 2008 was een budget van € 153 000 beschikbaar voor subsidies. Vanwege een subsidieverplichting aan Netspar is een bedrag van € 1 mln overgeboekt van artikel 43 naar artikel 45.

Ontvangsten

De overschrijding van de kosten van de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening (Stcrt. 13 december 2006, nr. 243) is lager uitgevallen dan geraamd. Voor de extra kosten van de Tijdelijke regeling was een bedrag van € 57,2 mln gereserveerd. Hiervan is € 13,7 mln terugontvangen van de SVB.

Operationele doelstelling

1 Vergroten van de houdbaarheid en het bereik van het stelsel van aanvullende pensioenen

Motivering

Om zoveel mogelijk werknemers in de gelegenheid te stellen op collectieve en solidaire wijze een aanvulling op de AOW te verkrijgen om na pensionering hun levensstandaard zo goed mogelijk te kunnen handhaven.

Doelbereiking

De turbulentie op de financiële markten heeft een flink gat geslagen in de financiële positie van pensioenfondsen. De gedaalde dekkingsgraden beperken in beginsel de indexatieruimte en kunnen leiden tot hogere premies.

Met de Pensioenwet is de toetredingsleeftijd verlaagd naar 21 jaar en is de duur van wacht- en drempeltijden beperkt tot 2 maanden.

Instrumenten en activiteiten

• Het materieel en prudentieel toezicht wordt uitgeoefend door De Nederlandsche Bank, die daarover apart rapporteert. In het kader van de kredietcrisis is intensief met de toezichthouder en de pensioensector overlegd. De uitkomst was dat pensioenfondsen meer tijd hebben gekregen om herstelplannen in te dienen.

• Het kabinet heeft besloten tot de ontwikkeling van een nieuwe type pensioeninstelling dat de kansen van Nederland op de Europese pensioenmarkt kan vergroten. Ook worden de samenwerkingsmogelijkheden tussen pensioenfondsen verbeterd. De invoering vindt gefaseerd plaats.

• Een eerste stap hierbij is de introductie van de premiepensioeninstelling (PPI). De PPI zal naast pensioenfondsen en verzekeraars pensioenovereenkomsten gaan uitvoeren.

• Op 11 november 2008 is aan de Stichting van de Arbeid advies gevraagd over de tweede fase van de Algemene Pensioen Instelling (API), gericht op ruimere mogelijkheden voor fusies tussen ondernemingspensioenfondsen.

Tabel 45.2 Indicatoren operationele doelstelling 1
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Aantal fondsen met een reservetekort11101036590

Bronnen:

1 DNB Kwartaalbericht

Toelichting

Pensioenfondsen zijn zwaar geraakt door de financiële crisis, vooral in de tweede helft van 2008. Zowel de aandelenkoersen als de renten lieten twee kwartalen achtereen een flinke daling zien, met als gevolg een flinke verslechtering van de dekkingsgraden van pensioenfondsen.

De financiële buffers van veel pensioenfondsen zijn hierdoor gezakt tot onder de minimale dekkingsgraad van 105%, waardoor veel fondsen met een reservetekort zitten.

Sinds de invoering van de Pensioenwet wordt in de «DNB jaarrapportage pensioenen» niet meer uitgegaan van een toetredingsleeftijd van 25 jaar, maar van een handhavingsleeftijd van 21 jaar.

Tabel 45.3 Kengetallen operationele doelstelling 1
 200620072008
Aandeel actieve deelnemers met mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting (%)   
bij vrijwillig ontslag578789
bij zorgverlof228691
bij ouderschapsverlof239192
bij sabbatical leave208691
bij educatief verlof208488
Aandeel actieve deelnemers (%)   
Defined Benefit op basis van eindloon1041
Defined Benefit op basis van middelloon769089
Beschikbare premieregeling445
Overig1025

Bron: DNB, Pensioenmonitor

Toelichting

De stijgende trend die in 2007 is ingezet ten aanzien van het opnemen van afspraken over vrijwillige voortzetting van deelname in de pensioenregeling heeft zich in 2008 voortgezet.

Als gevolg van demografische ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande kosten worden de pensioenrisico’s op diverse manieren gespreid tussen werkgever en werknemers. Die andere risicodeling is af te lezen uit de daling van het aantal deelnemers met een eindloonregeling en een toename van het aantal deelnemers met een beschikbare premieregeling.

Operationele doelstelling

2 Verbeteren van de betrokkenheid van deelnemers bij hun pensioenvoorziening

Motivering

Om deelnemers te stimuleren kennis te nemen van hun pensioenregelingen en hun verantwoordelijkheid voor aanvullend pensioen te nemen.

Doelbereiking

De uitkomst van het maatschappelijk debat over de toekomst van tweedepijlerpensioenen en de uitvoering van pensioenregelingen was ondermeer de invoering van het pensioenregister in 2011. Bij de Stichting Pensioenkijker is de voorlichting over pensioenen belegd. Daarnaast wordt de wettelijke basis van het pensioenregister verbreed om de exploitatie en het beheer van het pensioenregister zeker te stellen.

Bij de wettelijke verankering van «De principes voor goed pensioenfondsbestuur» en het «Convenant tussen de Stichting van de Arbeid en de CSO over verbetering van de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen» is toegezegd beide onderwerpen in 2008 te evalueren. Deze inventarisatie heeft in de zomer van 2008 plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de Sociaal-Economische Raad. De afronding hiervan vindt in 2009 plaats.

Instrumenten en activiteiten

Met ingang van 2008 zijn de informatiebepalingen uit de Pensioenwet van kracht geworden, die een stimulans zijn om het pensioenbewustzijn te vergroten. Gewezen kan worden op:

• De startbrief, die nieuwe deelnemers van de pensioenuitvoerder ontvangen met alle relevante informatie over de pensioenregeling;

• Het uniform pensioenoverzicht (UPO), dat elke deelnemer in een pensioenregeling voortaan jaarlijks ontvangt en een overzicht bevat van opgebouwde pensioenaanspraken;

• Het verstrekken van informatie in het kader van waardeoverdracht;

• Het zogenoemde toeslagenlabel dat in het UPO zal worden opgenomen en inzicht biedt in de mate waarin de koopkracht van het pensioen zich ontwikkelt.

De drie pensioenkoepels, het Verbond van Verzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank hebben in mei 2008 de Stichting Pensioenregister opgericht. Deze stichting vervult een centrale en coördinerende rol bij de ontwikkeling van het pensioenregister. Er wordt naar gestreefd om het pensioenregister op 31 december 2010 te lanceren. Er is een wetswijziging in voorbereiding om de exploitatie en het beheer van het pensioenregister zeker te stellen.

In 2008 hebben allerlei initiatieven van Pensioenkijker.nl geleid tot een stijging van de bezoekcijfers van ruim 40% ten opzichte van dezelfde periode in 2007. Dat Pensioenkijker goed presteert blijkt ook uit een onderzoek van Newcom Research & Consultancy. De onderzoekers concluderen dat Pensioenkijker.nl beschouwd wordt als een autoriteit op het gebied van pensioenbewustzijn en het verstrekken van duidelijke en onafhankelijke informatie. In het najaar van 2008 is Pensioenkijker.nl gestart met een campagne over de afschaffing van de partnertoeslag in de AOW.

Tabel 45.4 Indicatoren operationele doelstelling 2
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Inzicht in hoogte aanvullend pensioen (%)56545766

Bron: RvB, kennis van ouderdomspensioenen

Toelichting

Wellicht als gevolg van de ontwikkelingen op de financiële markten is een toename te zien van het pensioenbewustzijn. Wel ligt het cijfer nog lager dan de streefwaarde voor 2008. Dat hangt mogelijk mede samen met het overgangsrecht, waardoor nog niet iedereen de door de Pensioenwet vereiste informatie ontvangt.

Tabel 45.5 Kengetallen operationele doelstelling 2
 200620072008
De verantwoordelijkheid voor het regelen van een ouderdomspensioen ligt (%):   
– bij mijzelf525247
– bij mijn werkgever262626
– bij de overheid181620
– overig/weet niet467
Verwacht goed te kunnen rondkomen545448
Verwacht redelijk te kunnen rondkomen353539
Verwacht nauwelijks tot niet te kunnen rondkomen101011
Weet niet112

Bron: RvB, kennis van ouderdomspensioenen

Toelichting

De verwachting over het toekomstig pensioen is gedaald van 54% naar 48%. Dat hangt mogelijk samen met de verslechterde economische situatie en de turbulentie op de financiële markten. Het aantal mensen dat vindt dat men zelf aanvullende voorzieningen moet treffen voor de oude dag neemt echter af. Een toenemend aantal kijkt richting overheid of weet het niet.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Tabel 45.6 Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex antegeen   
Beleidsdoorlichtinggeen   
Effecten onderzoek ex postPension fund governanceOD 1/2A. 2008B. 2009 
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie 2b PSWADA. 2003B. 2008Kamerstukken II, 2007/08, 31 443, nr. 1

Toelichting

Het eerste deel van het evaluatieonderzoek 2b PSW is in 2008 afgerond en naar de Tweede Kamer gezonden. Naar verwachting krijgt het tweede deel van dit onderzoek in 2009 zijn beslag.

Cluster Activerende sociale Zekerheid

Het cluster «activerende sociale zekerheid» bevat het beleid dat erop is gericht mensen zowel inkomenszekerheid te verschaffen als te ondersteunen bij het weer vinden van werk. Dit beleid komt tot uitdrukking in de Werkloosheidswet (WW), de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Wajong. Al deze instrumenten zijn te vinden onder artikel 46. In het artikel zijn ook de beleidsprioriteiten 43 «Meer ruimte voor gemeenten voor gericht armoedebeleid» en 44 «Het tot een minimum beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening» ondergebracht.

Het activerende element bestaat bij deze uitkeringen vaak uit verplichtingen en financiële prikkels gericht op het aanvaarden van werk. Het handhavingsbeleid ondersteunt de activerende werking van het stelsel. Een ander belangrijk onderdeel van de activerende sociale zekerheid is het re-integreren van uitkeringsgerechtigden. De inspanningen op het gebied van re-integratie zijn toegelicht in artikel 47. Hieronder vallen bijvoorbeeld het re-integratiedeel van de WWB en de re-integratie-inspanningen van UWV/CWI. De Wet sociale werkvoorziening (Wsw) is een aparte voorziening voor arbeidsgehandicapten die wel willen werken, maar dit vanwege de aard en ernst van hun handicap niet kunnen in een reguliere baan of zonder begeleiding. De Wsw wordt toegelicht in artikel 48.

Artikel

46 Inkomensbescherming met activering

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor adequate bescherming met activerende voorwaarden tegen financiële risico’s bij inkomensverlies

Motivering

Om personen te beschermen tegen de financiële risico’s van ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Daarbij wordt hen een inspanningsverplichting opgelegd om betaalde arbeid te verkrijgen, danwel maatschappelijk te participeren, en worden aan werkgevers, andere private partijen of gemeenten prikkels gegeven die aan preventie en activering bijdragen.

SZW creëert de voorwaarden voor het verlenen van de uitkeringen en zorgt voor de uitvoering door het laten verstrekken van uitkeringen door UWV, gemeenten of private partijen. SZW verstrekt hiertoe de financiële middelen of richt het regelgevend kader in zodat private arrangementen mogelijk en rechtszeker zijn.

Doelbereiking en maatschappelijk effect

Personen slagen er steeds meer in zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien. Dit blijkt uit de vermindering van het volume uitkeringsgerechtigden bij zowel WWB als WW. Het aantal WWB uitkeringen (< 65jr) daalde van gemiddeld 288 duizend in 2007 naar 267 duizend in 2008. Het volume WW (in aantal uitkeringsjaren) daalde van 183 duizend in 2007 naar 148 duizend in 2008. De laatste maanden van 2008 werden de gevolgen van de kredietcrisis zichtbaar en kwam er een einde aan de daling van het WW volume.

Diverse bestaande en nieuwe activiteiten op het gebied van handhaving en naleving hebben bijgedragen aan het voorkomen van onterechte verstrekking van uitkeringen.

Sinds het Najaarsakkoord 2004 en de verhoging van de uitkering van de IVA tot 75% in 2006 is het streven om de instroom in de IVA maximaal 25 000 uitkeringsgerechtigden per jaar te laten zijn. Dit streven is gehaald, gezien het aantal van 5 100 nieuwe IVA-uitkeringsgerechtigden in 2008.

De effectiviteit van de uitvoering van de wetten door het UWV is verbeterd door sturing op resultaat via prestatieafspraken met UWV en door activiteiten ter versterking van de samenwerking van gemeenten en ketenpartners CWI en UWV in de SUWI-keten.

Voor de realisatie van de beleidsprioriteit re-integratie wordt verwezen naar artikel 47.

Externe factoren

De economische conjunctuur is een belangrijke factor in de volume-ontwikkeling en daarmee het budgettaire beslag van een aantal wetten binnen deze algemene doelstelling. Daar waar dat van toepassing is wordt daar bij de operationele doelstelling op ingegaan.

Realisatie meetbare gegevens

Voor de algemene doelstelling zijn geen aparte prestatie-indicatoren geformuleerd, omdat op dit aggregatieniveau onvoldoende concrete doelstellingen geformuleerd kunnen worden. Verwezen wordt naar de realisatiecijfers voor de operationele doelstellingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 46.1 Begrotingsuitgaven Artikel 46 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007realisatie 2008begroting 2008verschil 2008
Verplichtingen11 874 6296 528 7946 255 2365 947 7646 442 4436 088 494353 949
Uitgaven6 905 1856 743 1876 437 9286 270 1366 436 8376 105 261331 576
        
Programma uitgaven6 905 1856 738 1296 427 8946 260 2796 427 2096 094 285332 924
        
Operationele doelstelling 3       
WajongUitkeringslasten1 679 0481 669 4471 756 2471 928 0092 153 8302007 258146 572
WajongUitvoeringskosten50 19554 10057 29856 37783 97959 72324 256
Operationele doelstelling 4       
BIAUitkeringslasten6 2305 9414 8755 0074 1794 379– 200
BIAUitvoeringskosten70567222927128118992
Tri Uitkeringslasten011 40517 96131 71920 46425 142– 4 678
Tri Uitvoeringskosten03 0803 1706 2664 0542 1091 945
Operationele doelstelling 5       
WWB4 616 1464 564 5704 190 0933 943 5923 855 3073 711 702143 605
BijstandBuitenland2 3492 1011 9412 1982 7602 600160
BijstandZelfstandigen63 75388 10288 89687 305117 3646 676 250 602
IOAW191 023201 782173 306112 199103 733115 653– 11 920
IOAZ36 72834 54339 48731 62534 16435 744– 1 580
WWIKUitkeringslasten59 36357 03240 82326 14822 69826 765– 4 067
WWIKUitvoeringskosten005 5075 3094 7345 055– 321
Vazalo0000391 250– 1 211
Handhaving13 85617 47717 5157 6957 8278 161– 334
Subsidies1193400000
Overig185 67027 84330 54616 55911 79621 793– 9 997
        
Apparaatsuitgaven05 05810 0349 8579 62810 976– 1 348
Personeel en materieel05 05810 0349 8579 62810 976– 1 348
        
Ontvangsten44 23149 900101 01298 31759 864059 864

Toelichting

Wajong

De uitkeringslasten van de Wajong zijn in 2008 gestegen als gevolg van een toenemend aantal uitkeringsgerechtigden. Het aantal mensen met een Wajong-uitkering blijft de komende jaren toenemen, omdat de uitstroom vanwege het bereiken van de 65-jarige leeftijd op een laag niveau ligt.

De uitvoeringskosten van de Wajong zijn in 2008 gestegen als gevolg van het toenemende aantal uitkeringsgerechtigden. Daarnaast zijn kosten gemaakt in verband met de uitvoering van de motie Verburg, en in verband met de SZW Campagne «Iedereen doet mee».

BIA (beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria)

De BIA is een tijdelijke regeling die vervalt met ingang van 1 december 2016. Tot deze vervaldatum zullen het volume en de uitkeringslasten blijven dalen.

TRI (Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten)

Deze regeling is in het leven geroepen om de inkomensgevolgen als gevolg van de herbeoordelingen in het kader van de Wet wijziging systematiek herbeoordelingen te beperken. De verwachting is dat drie jaar na het beëindigen van de herbeoordelingsoperatie geen personen een beroep zullen doen op de regeling.

WWB

Deze uitgaven hebben betrekking op het inkomensdeel van de Wet werk en bijstand (WWB). Het inkomensdeel is voor de periode 2008–2011 vastgezet op basis van de MLT-raming van het CPB. De gemeenten ontvangen een vergoeding voor de uitvoeringskosten via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

Het werkdeel van de WWB is begroot op beleidsartikel 47 (Re-integratie) en maakt met ingang van 2009 onderdeel uit van het participatiebudget, waarin de bestaande budgetten voor re-integratie, inburgering en scholing zijn gebundeld om gemeenten in staat te stellen middelen effectiever in te zetten om mensen te stimuleren deel te nemen aan inburgering, werk of school.

De uitgaven WWB zijn hoger uitgevallen in verband met de loon- en prijsbijstelling (€ 119,3 mln), in verband met nieuw beleid en wijzigingen in beleid. Het betreft de effecten van de latere invoering en wijziging van de maatregel partneralimentatie (€ 20,0 mln), het generaal pardon (€ 10,3 mln), de zogenaamde 26 wekenmaatregel verblijf buitenland (€ 1,0 mln) en de latere invoering van de ontheffing sollicitatieplicht alleenstaande ouders met kinderen (– € 7,0 mln).

Bijstand Buitenland

Het volume is in 2008 licht gedaald door natuurlijk verloop (overlijden) en door een strikter toezicht op de rechtmatigheid van de verstrekte uitkeringen. Sinds 1996 zijn geen nieuwe gevallen meer toegelaten. In 2008 is de overgang van de uitvoering naar de SVB voorbereid. De uitgaven zijn hoger dan begroot als gevolg van eenmalige transitiekosten voor de overgang naar SVB en wegwerken van achterstallige betalingen.

Bijstand zelfstandigen

De uitgaven BBZ zijn € 50,6 mln hoger dan begroot. Dit komt door nabetalingen als gevolg van afrekening van vergoedingen uit voorgaande jaren (€ 28,1 mln) en door beduidend hogere gemiddelde lasten dan geraamd (€ 20,4 mln). De beschikbare budgetten voor de zogenaamde microkredieten zijn van artikel 42 toegevoegd aan het budget bijstand zelfstandigen (€ 2,0 mln).

IOAW (inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers)

Er is € 11,9 mln minder uitgegeven aan de IOAW dan geraamd. Dit ondanks een opwaartse loon- en prijsbijstelling (€ 3,7 mln) en nabetalingen als gevolg van correcties op vergoedingen uit voorgaande jaren (€ 18,1 mln). Er is toch sprake van onderuitputting, omdat er minder mensen een beroep op de IOAW hebben gedaan dan geraamd (– € 26,0 mln), en doordat de gemiddelde lasten per uitkering lager zijn dan verwacht (– € 7,7 mln).

IOAZ (inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen)

Aan de IOAZ is € 1,6 mln minder uitgegeven dan verwacht. De uitgaven werden hoger door een opwaartse loon- en prijsbijstelling (€ 1,1 mln) en door nabetalingen op vergoedingen uit eerdere jaren (€ 3,6 mln). Daar stond echter een meevaller tegenover, omdat minder mensen een beroep op de IOAZ deden dan aangenomen (– € 6,3 mln).

WWIK (Wet werk en inkomen kunstenaars)

Dit betreft de uitkeringslasten en uitvoeringskosten van de WWIK die door 20 centrumgemeenten en de organisatie «Kunstenaars & Co» wordt uitgevoerd.

Bij de WWIK zijn weinig ontwikkelingen ten aanzien van volume en lasten geweest. De uitgaven WWIK zijn lager uitgevallen dan begroot

(– € 4,1 mln).

Vazalo (voorziening arbeid en zorg alleenstaande ouders)

In verband met het afstel van het oude experiment Vazalo zijn de uitgaven € 1,2 mln lager dan geraamd.

Nadat eind augustus 2007 de voorbereidingen voor het experiment Vazalo waren gestaakt, heeft het kabinet een experiment voorbereid naar aanleiding van de afspraak uit het Coalitieakkoord dat er een regeling komt die werken in deeltijd financieel aantrekkelijk maakt voor sollicitatieplichtige alleenstaande ouders. Het experiment is gericht op het onderzoeken van de mogelijkheden om de WWB met betrekking tot de arbeidsinschakeling van alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar doeltreffender uit te voeren. In het experiment worden daartoe een aantal instrumenten ingezet zoals een inkomstenvrijlating en scholing in combinatie met werk. Het experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders WWB is op 1 januari 2009 van start gegaan en er nemen 27 gemeenten aan deel.

Handhaving

Uit deze middelen worden onder meer de uitvoeringskosten van het Inlichtingenbureau voor gemeenten bekostigd. Ook de maatregelen van hoofdstuk 5. Activerende bijstandsverlening van het SZW-Handhavingsprogramma 2007–2010 worden hieruit gefinancierd. De in het kader van dit programma gereserveerde middelen voor het concept Programmatisch Handhaven zijn eenmalig voor de periode 2007–2010 toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds.

Bijstand overig (waaronder armoede en «sociale insluiting»)

De overige bijstandsuitgaven zijn € 9,8 mln lager dan begroot. Dit komt door minder uitgaven aan het onderhoud en de doorontwikkeling van de verdeelmodellen WWB dan voorzien (– € 5,2 mln). Daarnaast waren er lagere uitgaven van de Toetsingscommissie WWB, die beoordeelt of gemeenten recht hebben op een aanvullende uitkering als zij tekort komen op hun budget WWB-inkomensdeel (– € 4,6 mln).

Ontvangsten

De restituties hebben betrekking op verrekeningen van betaalde rijksvergoedingen in voorgaande dienstjaren. Deze ontvangsten hebben betrekking op WIW, BBZ, IOAW, IOAZ, WWIK, WWB, Wajong, TRI, BIA en overig artikel 46.

Tabel 46.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 46 (x € 1 000)
Artikelonderdeel2004200520062007realisatie 2008begroting 2008verschil 2008
Uitgaven17 922 98117 418 85615 379 90014 391 09014 062 15414 040 36521 789
        
Programma uitgaven17 922 98117 418 85615 379 90014 391 09014 062 15414 040 36521 789
Operationele doelstelling 1       
WWuitkeringslasten4 463 7824 511 0003 769 0002 832 0002 470 9652 596 320– 125 355
WWuitvoeringskosten674 000688 000521 342468 880377 870390 667– 1 2797
Operationele doelstelling 2       
WAOuitkeringslasten9 601 4668 939 8568 180 0008 037 2618 042 0007 439 016602 984
WAOuitvoeringskosten777 000728 000477 550441 380375 770353 46122 309
IVAuitkeringslasten0029 000128 000208 000305 486– 97 486
IVAuitvoeringskosten0063 00046 00044 99561 677– 16 682
WGAuitkeringslasten00122000316 129562 194593 131– 30 937
WGAuitvoeringskosten00200 000163 520206 985146 46460 521
ZW uitkeringslasten1 628 7331 723 0001 252 0001 181 8001 061 995997 79064 205
ZW uitvoeringskosten232 000318 000297 008353 120300 380301 564– 1 184
WAZuitkeringslasten509 000478 000444 000393 000378 000397 000– 1 9000
WAZuitvoeringskosten37 00033 00025 00030 00033 00022 57510 425
        
Nominaal00000435 214– 435 214
        
Ontvangsten547 972521 000519 000164 530144 000238 817– 94 817

Bron: UWV Jaarverslag

Toelichting

WW

In 2008 zette de dalende lijn in de uitkeringslasten WW verder door als gevolg van de gunstige volume-ontwikkeling. Daarnaast kwam de gemiddelde uitkering lager uit dan waar in de begroting van uit werd gegaan. Als gevolg van het dalende WW-volume vertoonden de uitvoeringskosten eveneens een dalende lijn.

WAO

De uitkeringslasten en de uitvoeringskosten WAO vertonen sinds 2005 een dalende trend omdat het totale aantal WAO-gerechtigden daalt. Dit komt doordat er na invoering van de WIA alleen nog instroom plaatsvindt op basis van oud recht (herlevingen). De WAO kent zodoende geen nieuwe instroom meer, maar alleen nog uitstroom. De gerealiseerde daling van het WAO-volume is in 2008 minder groot dan geraamd. Een verklaring hiervoor is dat de uitstroom lager was dan geraamd, doordat de uitstroom door herstel tegenviel in 2008. Het effect van de volumedaling op de uitkeringslasten was daardoor kleiner dan het opwaartse effect van de toename van de gemiddelde uitkering (nominaal effect). De totale uitkeringslasten komen in 2008 daardoor hoger uit dan begroot. De uitvoeringskosten WAO zijn in 2008 wel gedaald, maar vanwege de minder grote daling van het volume komen de uitvoeringskosten hoger uit dan waar in de begroting van werd uitgegaan.

WIA (IVA en WGA)

De WIA bevindt zich in de opbouwfase, waardoor bij zowel de IVA als de WGA de uitkeringslasten in 2008 zijn gestegen ten opzichte van 2007. De stijging van de uitkeringslasten was echter in zowel de IVA en de WGA minder sterk dan begroot. Bij de IVA kan dit verklaard worden door het feit dat het aantal uitkeringen minder is gestegen dan geraamd. Dit komt doordat de doorstroom van de WGA naar de IVA minder groot is geweest dan verwacht. Bij de WGA zijn de uitkeringslasten minder sterk gestegen dan begroot, doordat de gemiddelde mate van arbeidsongeschiktheid lager was dan geraamd. Hierdoor is de gemiddelde uitkering per persoon gedaald, wat de uitkeringslasten heeft doen dalen.

De uitvoeringskosten IVA zijn gedaald terwijl een stijging was begroot en de uitvoeringskosten WGA zijn hoger dan begroot. Dit hangt enerzijds samen met het feit dat de doorstroom van de WGA naar de IVA lager is. Anderzijds sloot de begroting nog niet geheel aan op de verdeelregels die UWV hanteert voor de toerekening van uitvoeringskosten aan de verschillende wetten.

ZW

In 2008 zette de dalende lijn in de uitkeringslasten ZW zich voort als gevolg van de gunstige volume-ontwikkeling. De gerealiseerde uitgaven zijn desondanks hoger, omdat de gemiddelde uitkering hoger was dan waarvan in de begroting werd uitgegaan. De ontwikkeling van de uitvoeringskosten ZW is gekoppeld aan die van de dalende uitkeringslasten. Per 1 januari 2008 zijn maatregelen van kracht geworden om Ziektewetgerechtigden (vangnetters) tot werkhervatting te stimuleren. Dit betreft ondermeer het aanscherpen van het ziektebegrip, het verduidelijken van wat onder passende arbeid wordt verstaan en een actievere houding van het UWV bij de re-integratie van vangnetters.

WAZ

De toegang tot de WAZ is per 1 augustus 2004 beëindigd. De uitkeringslasten laten zodoende een dalende trend zien. Deze daling was voor 2008 groter dan verwacht.

De begroting sloot nog niet geheel aan op de verdeelregels die UWV hanteert voor de toerekening van uitvoeringskosten aan de verschillende wetten. Hierdoor zijn de uitvoeringskosten hoger dan begroot.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op de Ufo-ontvangsten uit hoofde van het eigenrisicodragerschap van de overheidwerkgevers voor de WW. Deze zijn lager dan begroot vanwege een lager Ufo-volume

Operationele doelstelling

1 Zorgdragen dat werknemers bij werkloosheid een tijdelijk loonvervangend inkomen ontvangen én tot werkhervatting worden gestimuleerd

Motivering

Om de tijdelijke inkomensbescherming van werknemers bij werkloosheid te waarborgen en hen te activeren tot werkhervatting.

Doelbereiking

• Per 1 juli 2008 is de richtlijn passende arbeid gewijzigd. Conform het advies van de commissie Arbeidsparticipatie zijn de verplichtingen tot werkhervatting aangescherpt. Daarnaast is naar aanleiding van dit advies UWV scherper gaan controleren of werklozen de verplichtingen gericht op werkhervatting nakomen.

• In november 2008 zijn aan de Kamer voorstellen gedaan ter intensivering van de bemiddeling van langdurig werklozen. Daarbij is voor deze groep ook voorgesteld de uitkeringssystematiek aan te passen, zodat (gaan) werken financieel aantrekkelijker wordt.

Instrumenten en activiteiten

• Werkloosheidswet (WW);

• Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW);

• Bijdrage uitvoeringskosten aan het UWV.

Doelgroepen

• Verzekerden (werknemers);

• WW-gerechtigden, IOW-gerechtigden;

• Werkgevers.

Realisatie meetbare gegevens

• Het kabinet wil de arbeidsparticipatie van ouderen verhogen, onder meer door het beroep van oudere werknemers op de WW terug te dringen. De eerste indicator geeft de verhouding weer van de instroom van mensen van 55 jaar en ouder in de WW tot de gemiddelde instroom voor de totale populatie. In 2008 is voor alle leeftijdscategorieën de instroomkans gedaald. De instroomkans van ouderen is echter minder gedaald, omdat deze relatief conjunctuuronafhankelijk is. Daarom is de instroomkans van ouderen ten opzichte van de gemiddelde instroomkans gestegen.

• De tweede indicator geeft weer hoeveel WW-gerechtigden binnen een jaar na aanvang van hun uitkering, vanwege werkhervatting zijn uitgestroomd. Dit gegeven wordt apart vermeld voor de WW-gerechtigden die bij instroom in de WW 55 jaar of ouder waren. Deze indicator biedt een aanwijzing voor de activerende werking van de WW. Gegevens hierover komen met vertraging van een jaar beschikbaar. Voor 2008 zijn er dus nog geen gegevens bekend. De realisatie 2007 wijst erop dat de werkhervatting van oudere werknemers zich voorspoedig ontwikkelt. Voor de totale instroom is het percentage in 2007 nauwelijks gewijzigd.

• Het beoogde maatschappelijke effect van handhaving (vierde en vijfde indicator) is dat onnodig gebruik van WW-uitkeringen wordt tegengegaan en misbruik wordt voorkomen. De nalevingsindicatoren maken inzichtelijk in hoeverre de belangrijkste verplichtingen worden nagekomen. Zie de leeswijzer voor een nadere toelichting op de nalevingsindicatoren.

Tabel 46.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Instroomkans in de WW van de leeftijdscategorie 55 en ouder t.o.v. de gemiddelde instroomkans10,890,981,03≤ 1
Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van WW-gerechtigden (%)15251nb52
Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van WW-gerechtigden die bij instroom 55 jaar of ouder waren (%)13136nb34
Nalevingsniveau van verplichtingen om (weer) werk te vinden (%)263
Nalevingsniveau van opgave en inkomsten uit arbeid (%)286nbnb

Bronnen:

1 UWV, jaarverslag

2 SZW, Porosz

Kengetallen

• Het volume van de ontslagwerkloosheid is in 2008 gedaald tot 148 duizend uitkeringsjaren. Tot november 2008 daalde het aantal WW’ers nog. In november is het omslagpunt bereikt en is de instroom in de WW groter dan de uitstroom. Vanaf dat punt neemt het bestand toe als gevolg van de financiële crisis.

• De gemiddelde WW-duur bij uitstroom is de afgelopen jaren tamelijk constant en ligt op een periode van iets minder dan een jaar.

• De handhavingscijfers met betrekking tot bekendheid met verplichtingen zijn vanaf 2007 afkomstig van UWV, waarbij een andere meetmethode is toegepast dan voor die tijd is gebruikt. Eerder gepubliceerde cijfers over 2006 zijn aan deze bron aangepast. De nieuwe percentages zijn qua niveau niet vergelijkbaar met de in de begroting van 2008 gepresenteerde percentages.

• Het totaal geconstateerde fraudebedrag en de afdoening worden als kengetal in beeld gebracht. Dat geldt ook voor de mate waarin kennis van regelgeving aanwezig is. Dit is van invloed op de mate waarin de uitkeringsgerechtigden zich aan de wet houden.

Tabel 46.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 200620072008
Volume ontslagwerkloosheid (x 1000 uitkeringsjaren)237183148
Aantal nieuwe uitkeringen (x 1000)311251240
Aantal beëindigde uitkeringen (x 1000)370307262
Gemiddelde WW duur bij uitstroom (weken)504849
Handhaving   
Bekendheid met verplichting melden inkomen uit arbeid (%)9899100
Bekendheid met medewerkingsverplichting (%)919493
Aantal signalen (alle wetten, x1000)524842
Totaal fraudebedrag (x € mln)14,319,518,4
Afdoeningspercentage969696

Bron: UWV, jaarverslag

Operationele doelstelling

2 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor arbeidsongeschikte en zieke werknemers

Motivering

Om werknemers te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Doelbereiking

In november 2008 is het wetsvoorstel aangenomen naar aanleiding van de motie Heerts (Kamerstukken 31 520). Hiermee wordt een belemmering weggenomen die WAO- en Waz-gerechtigden ervaren om het werk te hervatten. Het wetsvoorstel is op 1 januari 2009 in werking getreden.

Daarnaast is in september 2008 een wetswijziging ingediend om te regelen dat een vangnetter die in de eerste ziekteweek op zaterdag en/of zondag zou hebben gewerkt, ook over deze dagen een Ziektewetuitkering kan ontvangen.

Verder is op 1 november 2008 het wetsvoorstel ter verbetering van het ziekmeldingsproces in werking getreden. Het wetsvoorstel regelt het wijzigen van de 13e-weeksziekmelding in een 42e-weekmelding en het afschaffen van de hersteldmelding.

Per 4 juni 2008 is het wetsvoorstel in werking getreden dat vrouwelijke zelfstandig ondernemers recht geeft op een zwangerschaps- en bevallingsverlof van maximaal 16 weken. Daarbij is ook geregeld dat de aanmeldtermijn (voor zelfstandigen) voor vrijwillige verzekering bij het UWV voor een uitkering bij ziekte en arbeidsongeschiktheid is verlengd van vier naar dertien weken. De regeling wordt gefinancierd uit het arbeidsongeschiktheidsfonds, dat daarvoor uit de algemene middelen wordt aangevuld.

Van 1 november 2008 tot 1 februari 2009 hield het ministerie van SZW samen met het ministerie van EZ, het Verbond van Verzekeraars, FNV Zelfstandigen, PZO en CNV Zelfstandigen een voorlichtingscampagne over de vangnetregeling voor arbeidsongeschikte ondernemers. De regeling is voor startende ondernemers. Gedurende de voorlichtingscampagne is de regeling ook opengesteld voor ondernemers die reeds actief zijn.

De omschreven doelgroep kan bij ziekte en arbeidsongeschiktheid aanspraak maken op het doorbetaald krijgen van het loon danwel een uitkering ter hoogte van 75% van het (minimum-) loon. Verschillende rechten en plichten stimuleren hen tot een snelle werkhervatting.

Het totale aantal WIA- en WAO uitkeringen daalde van 634 000 ultimo 2007 tot 618 000 ultimo 2008. Over deze periode steeg het aantal IVA-uitkeringen van 8 000 tot 14 000, het aantal WGA-uitkeringen van 30 000 tot 46 000 en daalde het aantal WAO-uitkeringen van 596 000 tot 558 000. Verder daalde over deze periode het aantal WAZ-uitkeringen van 43 000 tot 39 000.

Instrumenten en activiteiten

• Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA); bestaande uit de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en de uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA);

• Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO);

• Ziektewet;

• Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ; beëindigd per 1 augustus 2004);

• Loondoorbetaling bij ziekte;

• Bijdrage aan de uitvoeringskosten van het UWV;

• Creëren van de uitkeringssystematiek om gedeeltelijk arbeidsgeschikten te stimuleren om arbeid te verrichten;

• Treffen van financiële maatregelen ter stimulering van werkgevers om gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers in dienst te houden of te nemen;

• Handhaving van wet- en regelgeving.

Doelgroepen

• Verzekerden (werknemers);

• WAO-, IVA-, WGA-, ZW- WAZ-gerechtigden;

• Werkgevers;

• Zelfstandigen, voor zover uitkeringsgerechtigd voor augustus 2005.

Realisatie meetbare gegevens

De Wet WIA is gericht op activering bij wie dat kan. Het streven is een beperking van de jaarlijkse instroom, die voorheen in de WAO erg hoog was. Sinds het Najaarsakkoord 2004 en de verhoging van de uitkering van de IVA tot 75% in 2006 is het streven om de instroom in de IVA maximaal 25 000 uitkeringsgerechtigden per jaar te laten zijn. Dit streven is gehaald, gezien het aantal van 5 100 nieuwe IVA-uitkeringsgerechtigden in 2008 (t.o.v. 4 300 in 2007).

De streefwaarde is gezien de realisaties te ruim gesteld. Dit komt doordat bij opstelling van de nieuwe wet WIA er nog sprake was van een instroom in de WAO van ruim 60 000 personen per jaar, waarvan de meerderheid volledig arbeidsongeschikt was. In de IVA stromen alleen de volledig én duurzaam arbeidsongeschikten. De verdeling tussen WGA en IVA is anders dan geraamd omdat slechts bij een minderheid van de volledig arbeidsongeschikten op voorhand de duurzaamheid duidelijk is.

Zie de leeswijzer voor een nadere toelichting op de nalevingsindicatoren.

Tabel 46.5 Indicatoren operationele doelstelling 2
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Instroom van volledige en duurzaam arbeidsongeschikten13 8004 3005 100< 25 000
Nalevingsniveau van verplichtingen ihkv herstel (%)292
Nalevingsniveau van opgave van inkomsten uit arbeid (%)287

Bronnen:

1 UWV, jaarverslag

2 SZW, Porosz

Kengetallen

De daling van het WAO-bestand gaat minder snel dan verwacht, doordat de instroom op grond van herleving hoger is dan voorzien en de uitstroom lager.

Door een lagere doorstroom van de WGA naar de IVA is het lopend bestand van de WGA hoger dan geraamd en het lopend bestand van de IVA lager.

De handhavingscijfers met betrekking tot bekendheid met verplichtingen zijn vanaf 2007 afkomstig van UWV, waarbij een andere meetmethode is toegepast dan voor die tijd is gebruikt. Eerder gepubliceerde cijfers over 2006 zijn aan deze bron aangepast. De nieuwe percentages zijn qua niveau niet vergelijkbaar met de in de begroting van 2008 gepresenteerde percentages.

De sluiting van de WAZ voor nieuwe gevallen betekent niet dat er geen instroom meer is vanuit heropende uitkeringen.

Het ZW-volume daalde als gevolg van de gunstige conjunctuur in het grootste deel van 2008. De dalende werkloosheid leidde namelijk ook tot mindere zieke werklozen. Overigens waren tot dit jaarverslag de uitkeringen ZW inclusief de uitkeringen WAZO, en betrof het ook zieken die hersteld waren voordat de ZW werd uitgekeerd. Vanaf dit jaarverslag zijn de cijfers exclusief WAZO, omdat deze al in artikel 43 wordt verantwoord, en gaat het alleen om zieken waarbij minstens één betaling heeft plaatsgevonden.

Tabel 46.6 Kengetallen operationele doelstelling 2
 200620072008
WAO + IVA + WGA   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x1000)658,4634,3617,6
– waarvan WAO639,3596,0558,1
– waarvan IVA3,78,413,9
– waarvan WGA15,429,945,6
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)9,89,18,5
Instroom in uitkeringen (x 1 000)32,034,033,1
– waarvan WAO11,011,78,2
– waarvan IVA3,84,35,1
– waarvan WGA17,217,919,8
Instroomkans (%)0,470,490,50
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)77,157,750,3
– waarvan WAO75,154,746,1
– waarvan IVA0,30,71,2
– waarvan WGA1,72,32,9
Uitstroomkans WAO + WIA (%)10,58,87,9
Uitstroomkans WGA naar werk UWV (%)344451
Uitstroomkans WGA naar werk eigenrisicodragers (%)4057
Aandeel werkende WAO/IVA/WGA’ers (%)232222
Handhaving   
Bekendheid verplichtingen met melden wijzigingen gezondheid (%)949394
Bekendheid verplichtingen met melden inkomsten (%)979595
Aantal signalen (alle wetten, x 1 000)524842
Totaal schadebedrag (x € 1 mln)10,39,87,7
Afdoeningspercentage94,895,593,4
WAZ   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)47,343,038,7
Instroom in uitkeringen (x 1 000)1,21,20,6
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)7,35,54,9
Aandeel werkende WAZ’ers (%).77
ZW   
Bestand in uitkeringen (gemiddeld, x 1 000)918882
Instroom in uitkeringen (x 1 000)523341327
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)389488437
Handhaving   
Totaal schadebedrag (x € 1 mln)0,81 4042 100
Afdoeningspercentage inlichtingenplicht98,297,795,7

Bron: UWV, jaarverslag

Operationele doelstelling

3 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor jonggehandicapten

Motivering

Om jonggehandicapten te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van arbeidsongeschiktheid.

Doelbereiking

Het aantal Wajong-uitkeringen zal voorlopig blijven stijgen, omdat de instroom op een hoog niveau ligt. Omdat het bestand Wajong-gerechtigden nog relatief jong is, ligt bovendien de uitstroom vanwege het bereiken van de 65-jarig leeftijd op een laag niveau.

Niets wijst erop dat de oorzaak van deze groei komt door een groei van ernstige ziektes of handicaps. Er is hooguit sprake van sterke toename van het aantal jongeren met lichtere beperkingen. De oorzaken liggen dan ook veeleer in de toenemende complexiteit van de samenleving, de toegenomen bekendheid van de Wajong regeling, vroegere indicatiestelling, en het school- en zorgsysteem voorafgaand aan het 18e jaar, dat te weinig is afgestemd op het stimuleren van wat een jongere wel kan.

Naar aanleiding van kabinetsstandpunt en besprekingen met de kamer heeft het Kabinet in de brief aan de Tweede Kamer van 30 mei 2008 aangegeven wat de plannen zijn met betrekking tot de activering van jonggehandicapten. Enerzijds houdt dit in dat onderwijsinstellingen meer op werk of arbeidsmarkt gericht moeten opleiden. Anderzijds houdt dit in dat voor de mensen die nog aan de poort van de Wajong verschijnen het accent volledig zal liggen op werken of leren om te gaan werken. Dit vergt een aanpassing van de huidige Wajong. Voor jongeren die perspectief op participatiemogelijkheden hebben stelt het UWV een participatieplan op met daarin een inschatting van wat de jongere wel kan en een plan van aanpak voor participatie in werk of op school gericht op werk. Op basis van het participatieplan kan een zo passend mogelijk werkaanbod worden gedaan.

Bij uitvoering van deze plannen verwacht het kabinet een beperking van het beroep op Wajong-uitkeringen.

Instrumenten en activiteiten

Ingezette en gerealiseerde SZW-instrumenten en activiteiten:

• Instandhouden en onderhouden van een toekomstbestendige en activerende wettelijke voorziening voor jonggehandicapten (Wajong);

• Toezien op een doelmatige en rechtmatige wetsuitvoering;

• Voorlichting;

• Bijdrage aan de uitvoeringskosten van het UWV.

Ingezette en gerealiseerde UWV-activiteiten:

• Verstrekken van Wajong-uitkeringen;

• Herbeoordelen bestaande jonggehandicapten

Doelgroepen

Jonggehandicapten die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsongeschikt zijn geworden, geen arbeidsverleden hebben en daardoor niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

Realisatie meetbare gegevens

Output en outcome zijn in beginsel wel meetbaar, maar dit is in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten in de huidige Wajong relatief kostbaar en tijdrovend.

Naar aanleiding van de beleidsmaatregelen die het kabinet voornemens is ten aanzien van deze wet, wordt dit ten behoeve van de begroting 2010 opnieuw bezien.

Kengetallen

In 2008 zijn 16 100 nieuwe jonggehandicapten beschermd tegen gebrek aan inkomen als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid door middel van een uitkering.

Het aantal Wajonggerechtigden steeg van 167 000 ultimo 2007 naar 179 000 ultimo 2008. De uitstroom ligt in 2008 op hetzelfde niveau als in 2007. Het valt op dat de uitstroom niet evenredig toeneemt met het lopend bestand. De herbeoordelingen dragen steeds minder bij aan de uitstroom. De toename van de instroom is vooral het gevolg van de toename van de instroom uit het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs.

Tabel 46.7 Kengetallen operationele doelstelling 3
 200620072008
Wajong   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)155,9166,8178,6
Waarvan volledig arbeidsongeschikt (%)97,898,098,1
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)1,51,61,7
Instroom in uitkeringen (x 1 000)13,615,316,1
Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)4,94,44,3
Aandeel werkende Wajong’ers (%)2526

Bron: UWV, jaarverslag

Operationele doelstelling

4 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor bepaalde herkeurde arbeidsongeschikten

Motivering

Om oudere herkeurde arbeidsongeschikten die op grond van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) hun arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of gedeeltelijk hebben verloren, een inkomen op minimumniveau te bieden en hen te motiveren te gaan werken.

Om herbeoordeelde arbeidsongeschikten die een lagere uitkering of geen uitkering meer ontvangen, meer gelegenheid te geven om nieuw werk te zoeken.

Doelbereiking

• Ultimo 2016 zal het uitkeringsrecht op grond van de Wet Bia vervallen. De doelgroep Bia loopt terug tot 0 in 2016.

• De Tri-regeling heeft een korte looptijd. De doelgroep Tri loopt terug tot 0 in 2010.

Instrumenten

• De tijdelijke Wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (Wet Bia);

• De tijdelijke Regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten (Tri);

• Bijdrage aan de uitvoeringskosten van het UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

• toezien op een rechtmatige wetsuitvoering;

• onderhouden van wet- en regelgeving.

Activiteiten UWV:

• beoordelen van recht op uitkering;

• verstrekken van uitkeringen.

Doelgroepen

• Personen die op 1 augustus 1993 reeds recht hadden op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en op die dag 45 jaar of ouder waren (na afloop van WW-periode);

• Personen die op 31 december 1986 in de leeftijd van 35 jaar of ouder waren en zowel op die datum als ook op 31 juli 1993 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvingen (na afloop van WW-periode);

• Herbeoordeelde arbeidsongeschikten, die een lager arbeidsongeschiktheidspercentage hebben gekregen, die niet meer zijn gaan verdienen en die geen recht op WW hebben.

Indicatoren

Het meten van output/outcome is in beginsel wel mogelijk maar in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Het relevante instrument, de Wet Bia, is een overgangsregeling voor een steeds kleiner wordende groep uitkeringsgerechtigden. Ultimo 2016 zal het uitkeringsrecht op grond van de Wet Bia vervallen. Gezien het geringe aantal gerechtigden, het geringe uitkeringsbedrag en de korte looptijd van de Tri-regeling zijn geen indicatoren geformuleerd

Kengetallen

Het bestand BIA is op hetzelfde niveau gebleven.

Het bestand TRI is zoals verwacht teruggelopen, vooral door een toename van het aantal beëindigde uitkeringen en de verwachte sterke afname van het aantal nieuwe uitkeringen.

Tabel 46.8 Kengetallen operationele doelstelling 4
 200620072008
Aantal uitkeringsjaren BIA (x 1 000)0,60,50,5
Aantal uitkeringsjaren TRI (x 1 000)2,43,52,9
Aantal nieuwe TRI-uitkeringen (x 1 000)5,37,51,2
Aantal beëindigde TRI-uitkeringen (x 1 000)5,92,57,4
Gemiddelde duur TRI-uitkering in maanden5,99,09,6

Bron: UWV, jaarverslag

Operationele doelstelling

5 Zorgdragen dat toereikende middelen worden verstrekt aan gemeenten voor inkomensaanvulling tot minimumniveau aan mensen die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud

Motivering

Om inkomensverlies tot onder het niveau van het sociaal minimum te voorkomen en om personen zo spoedig mogelijk zelfstandig in het eigen levensonderhoud te laten voorzien.

Om het gemeenten mogelijk te maken burgers financiële ondersteuning te bieden vanwege uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

Doelbereiking

Het aantal bijstandsuitkeringen WWB is in 2008 nog steeds gedaald. De gevolgen van de kredietcrisis lijken zich hierin (nog) niet te weerspiegelen.

De onderstaande beleidsmaatregelen hebben in 2008 hun beslag gekregen:

• Huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum kregen in 2008 extra financiële ondersteuning van hun gemeente. Hiervoor is € 50 miljoen beschikbaar gesteld. Dat betekent dat er voor bijna één miljoen huishoudens met een inkomen tot en met 120% van het minimum per huishouden een extraatje van € 50 beschikbaar is.

• Bijstandsgerechtigden die moeilijk aan het werk komen mogen met hun uitkering aan de slag bij de gemeente of in het bedrijfsleven. Ze kunnen met een zogenaamde participatieplaats maximaal twee jaar werken aan hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Een participatieplaats brengt een bijstandsgerechtigde een stap dichter bij de arbeidsmarkt.

• Gepensioneerden die recht hebben op aanvullende bijstand krijgen deze in de toekomst uitbetaald via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en niet langer via de gemeenten. Het gaat om mensen met een onvolledige AOW-uitkering, een zogenoemd AOW-gat. Zij maken niet altijd gebruik van de bestaande mogelijkheid een aanvullende bijstandsuitkering aan te vragen bij de gemeente.

Op het terrein van de bijstand zijn in 2008 de volgende maatregelen genomen:

• Vanaf 1 juli 2008 mogen bijstandsgerechtigden die niet hoeven te solliciteren en ook geen scholing hoeven te volgen, dertien weken per jaar in het buitenland verblijven zonder dat zij hun bijstandsuitkering verliezen. Gepensioneerden met een aanvullende bijstand mogen 26 weken per jaar in het buitenland verblijven.

• Alleenstaande ouders in de bijstand met kinderen jonger dan vijf jaar moeten met ingang van 2009 verplicht scholing volgen of een stage om hun vaardigheden te onderhouden als ze vrijgesteld willen worden van de sollicitatieplicht. Alleenstaande ouders worden ontheven van sollicitatieplicht als ze daarom vragen en bereid zijn zich te laten scholen. Alleenstaande ouders zonder startkwalificatie kunnen van deze mogelijkheid gebruikmaken en krijgen op deze manier de kans alsnog een diploma te behalen. Bijstandsouders mét startkwalificatie kunnen kiezen om met scholing, stage of op een andere manier hun vaardigheden te onderhouden. Deze maatregel is in 2008 uitgesteld, de nieuwe ingangsdatum is 1-1-2009.

• In 2008 is de decentralisatie van de langdurigheidstoeslag en de uitbreiding van de categoriale bijzondere bijstand voor gezinnen met schoolgaande kinderen wettelijk voorbereid. Deze maatregelen hebben per 1 januari 2009 hun beslag gekregen.

• Met ingang van 2009 krijgen mensen automatisch hun gemeentelijke belastingen kwijtgescholden als te verwachten is dat ze daarvoor in aanmerking blijven komen.

• Het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 is aangepast in verband met het toevoegen van grondslagen voor terugvordering.

• De door SZW in juli 2007 gestarte pilot met een borgstellingsregeling voor startende ondernemers vanuit een uitkeringssituatie die geen krediet van een bank kunnen krijgen is verlengd tot 1 januari 2011.

Handhaving

Gemeenten kunnen met de daarvoor aan het Gemeentefonds toegevoegde middelen het concept Programmatisch Handhaven borgen en verankeren in de gemeentelijke beleidscyclus. Uit de nulmeting «Doorgroeien. Onderzoek naar borging en verankering van Handhaven in de WWB» (november 2008) blijkt dat over het geheel een verbetering is te constateren t.o.v. de situatie in 2005. Op het terrein van het kwantificeren van en sturen op doelstellingen, het meten en gebruik maken van resultaten, het bevorderen van bestuurlijk draagvlak en de samenwerking in de keten binnen en tussen gemeenten valt echter nog winst te behalen.

Schuldhulpverlening

Met 202 gemeenten zijn concrete afspraken gemaakt over extra ondersteuning voor 206 560 kinderen uit arme gezinnen, om het aantal kinderen dat maatschappelijk niet mee kan doen als gevolg van de financiële omstandigheden van het gezin in deze kabinetsperiode met de helft terug te brengen. Het gaat daarbij om buitenschoolse activiteiten op het gebied van sport, cultuur en algemene ontwikkeling. De afspraken zijn vastgelegd in convenanten «Kinderen doen mee!».

SZW heeft de beschikbare middelen voor schuldhulpverlening in de periode 2007–2009 beschikbaar gesteld via een toevoeging aan de algemene uitkering van het Gemeentefonds.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten:

• De Wet werk en bijstand (WWB);

• Het inkomensdeel van de WWB (het re-integratiebudget is toegelicht bij artikel 47);

• Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

• Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

• Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) 2004;

• Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK);

• Inlichtingenbureau gemeenten;

• Financiële middelen, onder meer ter voorkoming en bestrijding van problematische schulden;

• Handhavingsprogramma 2007–2010;

• Middelen voor bijzondere bijstand via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

Activiteiten SZW:

• Onderhouden van de wet- en regelgeving;

• Ramen macrobudget WWB inkomensdeel en onderhouden verdelingssystematiek;

• Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van uitkeringen aan minimumloonontwikkeling;

• Toezien op een rechtmatige wetsuitvoering;

• Tegengaan van niet-gebruik van inkomensvoorzieningen;

• Experiment alleenstaande ouders in de bijstand (voorheen: Vazalo);

• Schrappen sollicitatieplicht alleenstaande ouders met jonge kinderen in ruil voor een scholingsplicht;

• Uitvoeren van de maatregelen van het Handhavingsprogramma 2007–2010;

• Het bepalen van het wettelijk kader voor bijzondere bijstandsverlening.

Activiteiten gemeenten:

• Beoordelen van recht op een uitkering;

• Verstrekken van uitkeringen;

• Uitvoeren van de bijzondere bijstand;

• Uitvoeren van de maatregelen, met betrekking op de uitkering in het gemeentelijk domein, van het Handhavingsprogramma 2007–2010.

Doelgroepen

• Mensen tot 65 jaar die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud (bijstand als aanvulling op een onvolledige AOW-uitkering komt aan de orde in artikel 49);

• Mensen met een langdurig minimuminkomen en/ of grote afstand tot de arbeidsmarkt;

• Mensen in/met een risico op armoede;

• Mensen met problematische schulden;

• Alleenstaande ouders en hun kinderen;

• Beroepsmatig actieve kunstenaars die niet over voldoende middelen kunnen beschikken om te voorzien in hun levensonderhoud;

• Academieverlaters kunstvakopleidingen;

• Burgers met uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, zonder toereikende eigen middelen.

Realisatie meetbare gegevens

• De regering verwachtte dat de WWB leidt tot een bijstandslastenreductie van 5% in 2007, ten opzichte van een situatie zonder WWB, rekening houdende met de conjunctuur en effecten van Rijksbeleid. In de in 2008 verschenen evaluatie WWB is voor dit laatste een analyse opgenomen, waaruit blijkt dat de sinds de invoering in 2005 van de WWB gerealiseerde bijstandslastenreductie 9,4% bedraagt. Voor 2008 is geen streefwaarde opgenomen. Het genoemde onderzoek is niet herhaald. Daarom is over 2008 geen realisatiecijfer beschikbaar.

• Uitgangspunt is dat het macrobudget toereikend moet zijn. In 2008 was dat het geval, mede als gevolg van de gunstige conjuncturele ontwikkeling en het door gemeenten gevoerde beleid. De minister van SZW is verantwoordelijk voor de uiteindelijke raming en vaststelling van het inkomensdeel macrobudget WWB, en monitort zodoende continu de systematiek. De (meerjarige) financieringssystematiek WWB is onderwerp geweest van bestuurlijk en politiek overleg. Mede door de afspraken uit het Bestuursakkoord met betrekking tot de meerjarige budgetten van de WWB is het macrobudget WWB voor 2008 naar verwachting meer dan toereikend; volgens de huidige inzichten zullen gemeenten samen per saldo circa € 70 miljoen overhouden.

• De bevoegdheden op het terrein van de bijzondere bijstand zijn integraal bij gemeenten belegd. De bijzondere bijstand wordt namelijk gefinancierd uit de algemene uitkering uit het Gemeentefonds en is daardoor moeilijk meetbaar. Er zijn daarom geen indicatoren over bijzondere bijstand opgenomen.

Tabel 46.9 Indicatoren operationele doelstelling 5
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Bijstandslastenreductie WWB4%9,4%
Toereikendheid macrobudget WWBtoereikendtoereikendtoereikendtoereikend

Bron: SZW-administratie

Kengetallen

Het volume WWB < 65 jaar is als gevolg van de gunstige conjunctuur gedurende een groot deel van 2008 en als gevolg van gemeentelijk beleid afgenomen. Het volume ≥ 65 jaar is toegenomen als gevolg van een toename van het aantal personen met onvolledige AOW. De volumes IOAW en IOAZ in 2008 zijn ongewijzigd opzichte van 2007. Het volume BBZ is met 300 uitkeringen toegenomen. De toename lijkt door afronding op duizendtallen groter.

Uit de fraudecijfers (gecombineerde fraude- en debiteurenstatistiek) blijkt dat het totale aantal fraudegevallen en het totale fraudebedrag in verhouding tot de omvang van de bijstandspopulatie nagenoeg gelijk is gebleven.

VNG en SZW hebben in 2008 overleg gevoerd om gezamenlijk te komen tot kengetallen voor armoede en schuldhulpverlening. Daarom waren hierover in de begroting 2008 nog geen kengetallen opgenomen. In de begroting 2009 is dat wel het geval.

Tabel 46.10 Kengetallen operationele doelstelling 5
 200620072008
Volume ontwikkelingen   
Volume WWB thuiswonenden, periodiek < 65 jaar (x 1 000)1319288266
Volume WWB thuiswonenden, periodiek ≥ 65 jaar (x 1 000)1273032
Volume IOAW (x 1 000)1866
Volume IOAZ (x 1 000)1222
    
Volume bijstandbuitenland (x 1 000)2< 0,5< 0,5< 0,5
Volume Bbz (x 1 000)1223
Volume WWIK (x 1 000)1222
Handhaving   
Bekendheid met regels (%)357
Aantal fraudeonderzoeken453 90050 91023 7405
Totaal fraudebedrag (€ mln)4134122535
% afdoening4 
Incassoratio %4131313
Nalevingsniveau van de opgaven van inkomsten (%)385

Bronnen:

1 CBS, bijstandsuitkeringsstatistiek (jaargemiddelden);

2 SZW administratie;

3 SZW, Porosz;

4 CBS, bijstandsdebiteuren en bijstandsfraudestatistiek.

5 Deze cijfers betreffen het 1e halfjaar 2008

Overzicht afgeronde onderzoeken

Tabel 46.11 Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex antegeen   
Beleidsdoorlichtinggeen   
     
Effecten onderzoek ex postEvaluatie verdeelmodel Inkomensdeel WWBOD 5A. 2007B. 2008Kamerstukken II, 2007/08 29 674, nr. 22
     
 Effectiviteit minnelijke schuldhulpverleningOD 5A. 2007B. 2008Kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 140
     
Overig evaluatieonderzoekAantal huishoudens met (risico op) problematische schuldenOD 5A. 2008B. 2009Kamerstukken II, 2008/09, 24 515, nr. 143
     
 Kinderen, armoede en sociale uitsluiting0-meting aantal kinderenOD 5A. 2008B. 2009Kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 123
     
 Kinderen, armoede en sociale uitsluitingAchtergrondenOD 5A. 2008B. 2010idem
     
 Experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande oudersOD 5A. 2008B. 2011 
     
 (Tussen)Evaluatie WGAOD 2A. 2008B. 2009Wet WIA(Kamerstukken II, 30 034) en invoeringswet WIA(Kamerstukken II, 30 118)
     
 Onderzoeken in het kader van de WajongOD 3A. 2007B. 2008Kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 24: brief van 30 mei 2008

Artikel

47 Re-integratie

Algemene doelstelling

Uitstroom naar regulier werk van die uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen

Motivering

Re-integratie richt zich op het verkleinen van de afstand tot regulier werk, opdat de kans op het verkrijgen van regulier werk wordt vergroot. Re-integratie richt zich op de uitstroom naar regulier werk, waarmee wordt bijgedragen aan de vergroting van de netto arbeidsparticipatie en de vermindering van de uitkeringsafhankelijkheid.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In algemene zin kunnen t.a.v. de arbeidsmarktsituatie in 2008 de volgende conclusies worden getrokken:

• De werkloosheid en in het verlengde daarvan de uitkeringsafhankelijkheid is in vrijwel geheel 2008 sterk gedaald.

• De resultaten van re-integratie inspanningen door UWV en gemeenten zijn verder verbeterd.

• De netto arbeidsparticipatie van de beroepsbevolking is toegenomen.

Naar aanleiding van de in januari 2008 aan de Tweede Kamer aangeboden Beleidsdoorlichting van dit begrotingsartikel is samen met de SZW-begroting 2009 een Plan van Aanpak re-integratie aan de Tweede Kamer aangeboden. Hierin wordt een aantal stappen onderscheiden die t.a.v. het re-integratiebeleid moeten leiden tot een meer vraaggerichte en selectieve inzet van instrumenten en middelen om de resultaten van re-integratie te verbeteren. Het realiseren van de Werkpleinen met daarin een geïntegreerde dienstverlening aan zowel de werkzoekende als (potentiële) werkgevers draagt hieraan in sterke mate bij. Meer transparantie over de besteding van middelen en de daarmee bereikte resultaten spelen een belangrijke rol waar het gaat om het verantwoorden van de inzet en uitkomsten van re-integratie. Zoals aangekondigd in het Plan van Aanpak re-integratie en gespecificeerd in de SZW-begroting 2009 heeft dit tot een andere inrichting van dit begrotingsartikel geleid. Omwille van de continuïteit wordt in dit Jaarverslag echter zoveel mogelijk aangesloten bij de inrichting van dit artikel in de SZW-begroting 2008, met toevoeging van extra informatie waar het gaat om de bestedingsdoelen van re-integratiemiddelen.

Externe factoren

Na een periode van aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt is in de tweede helft van het jaar 2008 sprake geweest van een forse verslechtering van de conjuncturele situatie, die zich op het eind van het jaar doorvertaalde naar de arbeidsmarkt waardoor de in het jaar zichtbare daling van de werkloosheid stokte.

Realisatie meetbare gegevens

Ten aanzien van het realiseren van de algemene doelstelling zijn geen aparte indicatoren geformuleerd, omdat die terugkomen bij de operationele doelen.

Kengetallen

Uit de kengetallen in tabel 47.1 blijkt dat het aandeel van de cliënten dat in de WW of WWB instroomt en binnen een jaar weer uitstroomt (ketenuitstroomquote) zich in 2008 stabiliseert op een hoog niveau.

Tabel 47.1 Kengetallen algemene doelstelling
 200620072008
KetenuitstroomquoteWW(%)1778081
KetenuitstroomquoteWWB (%)2474949

Bronnen:

1 CWI jaarverslag

2 CBS onderzoek ketenprestatie-indicatoren, oktober 2008 en maart 2009

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 47.2 Begrotingsuitgaven Artikel 47 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen3 816 6272 110 3652 051 4742 021 291541 2162 067 731– 1 526 515
Uitgaven2 354 4372 262 3472 108 9162 042 2212 097 5372 067 13130 406
        
Programma uitgaven2 346 9412 251 4972 097 6012 033 3202 083 9112 053 23430 677
        
Operationele doelstelling 1       
Centrum voor Werk en Inkomen358 874367 541367 778352 500315 119198 037117 082
Bkwi8 4558 5118 6008 61510 1988 1832 015
Ketensamenwerking  0015 00012 5002 500
Operationele doelstelling 2       
Flexibel Re-integratiebudget1 631 4671 618 4711 630 7431 592 2591 580 7891 566 77014 019
Agenda Voor De Toekomst144 55045 49214 7584 336000
Rsp6 4806 5335 3563 5761 1165 900– 4 784
Stimuleringsregeling Id-banen46 63573 0868 5585 8522 3333 000– 667
SZW Cofinanciering Equal4 2426652 5891601 2683 093– 1 825
Risicovoorziening ESF 3000058 900190 000– 131 100
Praktijkscholing63 39860 0001 9320000
Rwi/Svww19 57414 32411 2709 0785 9776 177– 200
Re-integratieWajong49 39443 32431 25843 21981 35345 52335 830
Re-integratieWajongUitvoeringskosten06 1836 5775 0643 3205 152– 1 832
Handhaving201023140000
Subsidies12 3517 1397 2467 0234 4972 2652 232
Beleidsondersteunende uitgaven1 3202287051 5984 0416 634– 2 593
        
Apparaatsuitgaven7 49610 85011 3158 90113 62613 897271
Personeel en materieel02 8163 1363 5694 3444 902– 558
AgentschapSZW7 4968 0348 1795 3329 2828 995287
        
Ontvangsten313 040102 770210 321198 24487 07623 00064 076

Toelichting

Verplichtingen

Het verschil tussen realisatie en begroting wordt verklaard door de verplichtingen voor het Participatiebudget 2009. Normaliter zouden de beschikkingen aan gemeenten in 2008 zijn afgegeven. Omdat de beschikking pas kon worden opgemaakt na de behandeling van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer gebeurde dat in januari 2009, waardoor zij niet meer ten laste van 2008 komen.

Centrum voor Werk en Inkomen

Per 1 januari 2009 worden de activiteiten van CWI en UWV gericht op werk samengebracht in één organisatieonderdeel van UWV, het Werkbedrijf. De CWI programma-uitgaven worden ingebracht in dit organisatieonderdeel.

De realisatie 2008 wijkt af van de begroting. De grootste mutatie betreft toevoeging van middelen voor sociaal plan (€ 165 mln), waarvan € 60 miljoen is doorgeschoven naar 2009 en 2010.

BKWI

Het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) vormt een verbindende schakel in de SUWI-keten. Het BKWI verzorgt de voorzieningen en standaarden waarmee de SUWI-organisaties gegevens op een efficiënte en betrouwbare manier kunnen uitwisselen.

Het totale budget voor het BKWI in 2008 bedroeg inclusief loon/prijs-bijstelling € 8,37 mln. Hieraan zijn in 2008 de volgende posten toegevoegd waardoor de realisatie in dat jaar uitkomt op € 10,2 mln:

• Handhavingsprogramma Werkplaatsen: € 1 mln

• Project Digitaal Klantdossier SUWI: € 0,4 mln

• Project ontsluiting indicatieprocessen (voor VWS): € 0,178 mln

• Project ontsluiting gegevens/bronnen/handhaving: € 0,15 mln

• Beheer kennisbank SUWI: € 0,08 mln

• Projectleider regelhulp (voor VWS): € 0,02 mln

Ketensamenwerking

In verband met een subsidie aan het Algemeen Ketenoverleg om de invoering van LWI’s te stimuleren en ondersteunen is € 15 mln aan het budget ketensamenwerking in 2008 toegevoegd. Naar aanleiding van het Bestuursakkoord is € 12,5 mln vanuit deze begrotingspost toegevoegd aan het flexibel re-integratiebudget.

Flexibel Re-integratiebudget

Naar aanleiding van het Bestuursakkoord is de reservering voor ketensamenwerking (oplopend van € 12,5 mln tot € 75 mln in 2011) alsnog toegevoegd aan het flexibel re-integratiebudget. Dit mede in relatie tot de uitname uit het gemeentefonds in het kader van de taakstelling ketensamenwerking.

De resterende extra uitgaven van € 1,5 mln hebben betrekking op per saldo extra uitgaven ten gevolge van bezwaar op vaststellingen uit voorgaande jaren.

De gemeenten hebben in het zogenoemde Beeld van de uitvoering opgegeven welke uitgaven zij uit het re-integratiebudget hebben gedaan. Op basis van de gegevens van 395 gemeenten wordt geschat dat gemeenten € 1 635 miljoen hebben uitgegeven, hetgeen meer is dan zij aan jaarbudget hebben ontvangen. Hierbij moet worden opgemerkt dat het Beeld van de uitvoering niet door de gemeentelijke accountant is gecertificeerd, in tegenstelling tot de SISA-opgave later in het jaar.

Tabel 47.3 geeft een overzicht van de besteding van het werkbudget naar uitgavencategorie. Hieruit komt naar voren dat het grootste deel van het werkbudget werd uitgegeven aan trajecten gericht op werk en aan «oude» vormen van gesubsidieerde arbeid (WIW/ID-banen).

Tabel 47.3 Besteding werkbudget in 2008 (in %)
 2008
Gesubsidieerd arbeid oude regelingen (zoals WIW/ID)31,6
Loonkostensubsidies (incl. begeleiding en verloningsconstrucies)23,3
Begeleidingstrajecten(gericht op uitstroom naar werk)25,7
Ondersteunende activiteiten/instrumenten4,9
Beroepskwalificerende scholing (waaronder voorschakeltrajecten voor terugkeer naar onderwijs)6,5
Sociale activering (vrijwilligerswerk en andere activiteiten die niet rechtstreeks als einddoel werk hebben)5,8
Oplossen wachtlijsten WSW1,9
Persoonsgebonden re-integratiebudget0,2

Bron: DIVOSA inzicht in uitgaven en bereik re-integratiemiddelen gemeenten, brief van 25 maart 2009, ref. 090087

Regeling Schoonmaakdiensten Particulieren (RSP)

Vanwege een aantal faillissementen in de schoonmaakbranche is een aantal grote uit te betalen subsidiebedragen komen te vervallen. Verder zijn veel werknemers niet uitgestroomd naar een reguliere baan, waardoor een deel van de uitstroomsubsidies niet uitbetaald is.

Stimuleringsregeling ID-banen

Doordat niet alle ID-banen en leer-werktrajecten zijn omgezet in een reguliere baan zijn er minder uitstroomsubsidies toegekend.

SZW co-financiering EQUAL

De vaststellingen van de laatste twee co-financieringsprojecten uit de eerste tranche EQUAL zijn lager uitgevallen dan het verleende subsidiebedrag.

Risicovoorziening ESF

De afwikkeling van de ESF-programma’s ESF-3 (2000–2006) en Equal bevindt zich in de eindfase. Van de risicovoorziening ESF van € 190 mln voor 2008 komt een bedrag van € 58,9 mln voor rekening van SZW en is een bedrag van € 131 mln niet nodig. Deze meevaller hangt vooral samen met het intrekken van subsidie-aanvragen, het afwijzen van verzoeken tot verlenging van de subsidieperiode of tot andere wijzigingen van projecten en door lagere realisaties bij de projecten in het algemeen.

Re-integratie Wajong

De begrotingsuitgaven voor re-integratie Wajong worden vanwege de samenhang verder toegelicht bij de premiegefinancierde uitgaven voor WAZ/WAO/WIA.

Subsidies

Naar aanleiding van twee amendementen van de Tweede Kamer is er opnieuw een subsidie verstrekt aan het project «klussenbus» en is een 4-jarige subsidieregeling t.b.v. jongerenprojecten op het raakvlak arbeidsmarkt onderwijs geïntroduceerd. De eerste jaartranche is in 2008 opengesteld en aan 15 innovatieprojecten is een subsidie toegekend.

Beleidsondersteunende uitgaven

In verband met de beëindiging van het programma EQUAL zijn de uitgaven aan de vijf Nationale Thematische Netwerken (NTN-organisaties) beperkt gebleven. Deze vrijval is ingezet voor de financiering van bovengenoemde amendementen.

Agentschap SZW

Vanwege forse decommitteringen (jaartranches moeten binnen drie jaar worden gedeclareerd bij de Europese Commissie, het niet benutte deel van de jaartranche wordt in mindering gebracht op het totaal beschikbare Europese budget) in het verleden op het EQUAL- en ESF-budget kan een deel van de gemaakte uitvoeringskosten van de subsidieregelingen door het Agentschap SZW niet worden doorberekend aan de Europese Commissie. De declareerbare uitvoeringskosten mogen namelijk niet meer bedragen dan een bepaald percentage van het na decommittering beschikbare Europese budget.

Tabel 47.4 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 47 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Uitgaven493 709430 493623 058521 136499 000621 825– 122 825
        
Programma uitgaven493 709430 493623 058521 136499 000621 825– 122 825
Operationele doelstelling 2       
Re-integratieWAZ/WAO/WIA443 709349 676277 058201 200188 000215 900– 2 7900
Re-integratieWW  159 000142 000118 000191 243– 73 243
Uitvoeringskosten re-integratieWAZ/WAO/WIA50 00080 817106 00079 93695 00091 0403 960
Uitvoeringskosten re-integratieWW  81 00098 00098 000104 010– 6 010
        
Nominaal0000019 632– 19 632
        
Ontvangsten0000000

Bron: UWV Jaarverslag

Toelichting:

Re-integratie sociale verzekeringen

In tabel 47.5 worden de premie- en begrotingsgefinancierde uitgaven aan onder andere de re-integratie WAZ-, WAO-, Wajong- en WIA-gerechtigden nader gespecificeerd in verschillende posten. Ten opzichte van de Begroting 2008 is de systematiek van toedeling aan de verschillende posten aangepast om beter aan te sluiten bij de uitvoeringspraktijk. Daardoor is de post «overig» duidelijk afgenomen ten opzichte van eerdere jaren voor 2008.

Re-integratie Wajong

Dit betreft de totale rijksbijdrage aan het arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten voor de re-integratie van Wajong-gerechtigden.

Subsidies en voorzieningen die voor 1 januari 2006 zijn gestart, worden uit het re-integratiefonds betaald (het re-integratiefonds wordt mede gevoed vanuit het arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten). Het re-integratiefonds wordt sinds de invoering van de WIA geleidelijk afgebouwd en uiteindelijk in 2010 opgeheven.

Trajecten die na 1 januari 2006 zijn gestart worden uit het arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten gefinancierd.

Aan de Wajong is in 2008 € 81 mln uitgegeven. Dat is € 36 mln meer dan geraamd in de ontwerpbegroting. Dit wordt verklaard doordat de kosten voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten uit de premies werden gefinancierd, terwijl het Wajongfonds hiermee belast moet worden. De daar uit voortvloeiende meevaller in het Arbeidsongeschiktheidsfonds is in het budgettaire beeld 2007 verwerkt. De extra kosten voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten konden vanwege de kassluiting niet meer in 2007 worden verwerkt. De correctie is in 2008 uitgevoerd, wat voor het Wajongfonds tot extra lasten in 2008 leidt. Aan WAZ/WAO/WIA is in 2008 € 188 mln uitgegeven. Dat is bijna € 28 mln minder dan was geraamd in de ontwerpbegroting. Dit is de resultante van een verschuiving van de middelen voor loonkostensubsidies naar latere jaren.

Re-integratie WW

Voor re-integratie WW is totaal € 191,2 mln beschikbaar gesteld. Hiervan is € 125 mln bestemd voor trajecten en € 66,2 mln voor loonkostensubsidies.

De uitgaven voor trajecten zijn € 7 mln lager dan begroot. Dit is een gevolg van de dalende instroom in de WW in de afgelopen jaren.

Loonkostensubsidies

De Wet stimulering arbeidsparticipatie (STAP), die loonkostensubsidies in het UWV-domein mogelijk maakt, is per 1–1–2009 in werking getreden. Doel van de loonkostensubsidies is om de kansen op regulier werk voor langdurig werklozen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten te bevorderen. Daarnaast voorziet de wet STAP in participatieplaatsen. Participatieplaatsen zijn tijdelijke, additionele werkzaamheden die kunnen worden verricht door uitkeringsgerechtigden die vooralsnog niet bemiddelbaar zijn op de arbeidsmarkt.

De Wet STAP is later in werking getreden dan voorzien bij de begroting voor 2008. Wel is het Tijdelijk besluit brugbanen in 2008 van start gegaan dat loonkostensubsidies voor herbeoordeelde arbeidsongeschikten mogelijk maakt. Dit besluit is in 2009 opgegaan in de Wet STAP. De realisatie van loonkostensubsidies over 2008 bevat daardoor alleen uitgaven voor de brugbanen. De uitgaven voor brugbanen zijn lager dan voorzien bij begroting in 2008. Dit komt enerzijds door de lager dan verwachte bereidheid van werkgevers om brugbanen aan te bieden. Anderzijds bleek het potentieel aantal cliënten voor brugbanen te hoog ingeschat omdat er meer mensen al aan het werk zijn.

Tabel 47.5 Uitgaven re-integratie UWV (x € 1 mln, exclusief uitvoeringskosten)
 2005200620072008
Uitgaven WIA/WAO/Wajong/WAZ    
Werknemersvoorzieningen8410585131
Inkoop trajecten inclusief scholing174127125125
Extra uitgaven re-integratieWajong5332
Overig (o.m. werkgevers- voorzieningen, REA-uitkeringen)130733110
Subtotaal393308244268
     
Uitgaven WW    
Inkoop trajecten (inclusief scholing) 159142118
Subtotaal 159142118
     
Loonkostensubsidies   1
     
Totaal uitgaven393467386387

Bron: SZW/UWV

Operationele doelstelling

1 Ondersteuning bij het vinden van regulier werk aan die uitkeringsgerechtigden en werklozen die zónder re-integratieondersteuning kunnen

Motivering

Ondersteuning bij het vinden van werk wordt ingezet om (langdurig) beroep op een uitkering te voorkomen en om te voorkomen dat een beroep wordt gedaan op re-integratieondersteuning. Met re-integratieondersteuning wordt bedoeld trajecten – waaronder ook inburgeringstrajecten – extra ondersteuning van de bemiddelaar bij het CWI, de casemanager bij gemeenten en de re-integratiecoach bij het UWV.

Doelbereiking

Ten aanzien van de groep die zelfstandig in staat wordt geacht regulier werk te vinden, stelt het re-integratiebeleid zich faciliterend op via het aanbieden van de zgn. basisdienstverlening.

Vooruitlopend op de vorming van de Werkpleinen met ingang van 2009 werd op lokaal niveau in 2008 al nauwer samengewerkt (bijvoorbeeld in de «Toonkamers»). Ook de samenwerking tussen UWV en CWI veranderde in de loop van het jaar vooruitlopend op de fusie tussen UWV en CWI per 1 januari 2009.

Daarnaast speelt het regionale arbeidsmarktbeleid een rol bij de doelbereiking. De VNG heeft bij de ontwikkeling van het regionale arbeidsmarktbeleid een regierol. Hiertoe treden 57 portefeuillehouders Sociale Zaken/Werk en Inkomen op als ambassadeurs om in hun regio samen met andere gemeenten, ketenpartners en maatschappelijke instanties vraag en aanbod bij elkaar te brengen.

Instrumenten en activiteiten

• Bijdrage aan Centrale Organisatie Werk en Inkomen en aan BKWI.

• Regelgeving SUWI.

• Basisdienstverlening CWI (Locaties Werk en Inkomen (LWI) in wording), zoals intake, bemiddeling, dienstverlening aan werkgevers.

Realisatie meetbare gegevens

Uit de cijfers in tabel 47.6 blijkt dat er een dalende tendens is bij de doelgroep sluitende aanpak wat betreft uitstroom zonder re-integratieondersteuning, zowel bij jongeren als volwassenen. Dit wordt ondermeer veroorzaakt doordat in de meting in het CBS-cijferonderzoek «sluitende aanpak» in de loop der tijd de definitie van re-integratieondersteuning is uitgebreid, waardoor ondersteuning die in eerdere jaren niet als ondersteuning werd gezien in latere jaren wel als zodanig is beschouwd (bv. actieve begeleiding door re-integratiecoaches van het UWV).

Met ingang van de begroting 2009 wordt deze indicator niet meer gebruikt. In plaats van op de sluitendheid van het aanbod wordt – in lijn met het Plan van Aanpak re-integratie – de nadruk gelegd op de selectiviteit van het aanbod voor alleen diegenen die niet op eigen kracht aan het werk kunnen komen.

Tabel 47.6 Indicatoren operationele doelstelling 1
 20062007Realisatie 20081Streefwaarde 2008
Uitstroom zonder re-integratieondersteuning:    
– volwassenen (binnen 12 maanden) (%)554128>58
– jongeren (binnen 6 maanden) (%)443222>45

Bron: CBS cijferonderzoek sluitende aanpak (voor 2006 tevens gebaseerd op UWV Rapportage sluitende aanpak)

1 De cijfers voor 2008 hebben betrekking op het eerste halfjaar.

Kengetallen

Uit de kengetallen komt naar voren dat de preventie van instroom in de uitkering in de periode 2006–2008 een stijgende lijn vertoont. Dit betreft het aandeel dat werkzoekend is en in aanmerking komt voor een WW- of WWB-uitkering en dat uiteindelijk geen beroep hoeft te doen op een dergelijke uitkering. Beide eerste preventiequotes hebben betrekking op de bijdrage van het CWI aan de preventie van de betreffende uitkering. De laatste twee op de rol van de keten als geheel.

Tabel 47.7 Kengetallen operationele doelstelling 1
(%)2006200720083
PreventiequoteWW/CWI1202426
PreventiequoteWWB / CWI1535661
KetenpreventiequoteWW1323740
KetenpreventiequoteWWB2 5959

Bronnen:

1 CWI Jaarverslag

2 CBS onderzoek ketenprestatie-indicatoren, oktober 2008

3 De cijfers voor 2008 hebben betrekking op het eerste half jaar

Operationele doelstelling

2 Ondersteuning bij het verkleinen van de afstand tot regulier werk aan die uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen

Motivering

Het re-integratiebeleid is gericht op uitstroom uit werkloosheid naar regulier werk van uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot regulier werk. Het re-integratiebeleid zet niet in op personen die op eigen kracht regulier werk kunnen verkrijgen. Gemeenten, UWV en CWI hebben de verantwoordelijkheid en de middelen om via maatwerk een passende voorziening aan te bieden. Met (re-integratie)ondersteuning wordt bedoeld trajecten – waaronder ook inburgeringstrajecten –, extra ondersteuning van de bemiddelaar bij het CWI, de casemanager bij gemeenten en de re-integratiecoach bij het UWV.

Doelbereiking

Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting van dit artikel en het daaropvolgend overleg met de Tweede Kamer is tegelijkertijd met de SZW-begroting 2009 het Plan van Aanpak re-integratie aan de Tweede Kamer gezonden. Hierin zet het kabinet het streven uiteen naar een meer vraaggerichte en selectieve re-integratieondersteuning. Ook zijn met gemeenten afspraken gemaakt over de uitbreiding van de Statistiek Re-integratie Gemeenten door hierin zgn. re-integratieposities op te nemen. In 2009 zal deze statistiek voor het eerst op een dergelijke manier worden ingevuld, waarna de eerste jaarresultaten in de tweede helft van 2010 beschikbaar zullen komen. Diverse acties uit het Plan van Aanpak zijn al gerealiseerd of verkeren in een uitvoerend stadium. Voor het zomerreces 2009 zal een rapportage over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het Plan van Aanpak aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

In het Bestuursakkoord SZW-VNG uit juni 2007 is onder meer ingezet op een extra vermindering van het aantal WWB-gerechtigden met 75 000 (van 302 000 eind 2006 tot 227 000 in 2011) en het participeren van 25 000 niet-uitkeringsgerechtigden in de periode tot en met 2011. Met betrekking tot deze laatste groep zijn in november 2008 aanvullende afspraken met gemeenten gemaakt over een extra inspanning van 10 000 niet-uitkeringsgerechtigden. Of de doelen uit het Bestuursakkoord worden behaald wordt gevolgd via nul- en vervolgmetingen. De nulmeting is op 12 januari 2009 aan de Tweede Kamer verzonden. Het aantal WWB-uitkeringen bedroeg eind december 2008 259 000.

Instrumenten en activiteiten

• Re-integratiebudgetten gemeenten en UWV

• Specifieke re-integratie instrumenten gemeenten en UWV

• Bestuurlijke afspraken (w.o. Bestuursakkoord SZW-VNG uit juni 2007)

Realisatie meetbare gegevens

Uit tabel 47.8 komt naar voren dat het percentage uitstroom naar regulier werk na re-integratie-ondersteuning is toegenomen van 46% in 2006 tot 63% in de eerste helft van 2008. Het percentage van 63% is een overall-percentage. Het is opgebouwd uit een percentage van 70% voor de WW, 52% voor de bijstand, 51% voor AO en 72% voor de niet-uitkeringsgerechtigden.

Ook het aantal gestarte ondersteuningen is in 2008 toegenomen ten opzichte van 2007, in aanmerking nemend dat de cijfers van 2008 op een half jaar in plaats van een heel jaar betrekking hebben. De toename van het aantal gestarte ondersteuningen is met name toe te schrijven aan de verhoging van de ondersteuning van WW-uitkeringsgerechtigden door re-integratiecoaches.

Het aantal brugbanen blijft achter bij de streefwaarde. Zoals toegelicht bij tabel 47.5 heeft dat van doen met het lager dan verwachte aanbod door werkgevers en het feit dat al meer mensen aan het werk waren dan verwacht.

Over het geheel genomen vertonen de resultaten voor operationele doelstelling 2 – afgemeten aan de indicatoren – een positieve ontwikkeling.

Tabel 47.8 Indicatoren operationele doelstelling 2
 20062007Realisatie (eerste halfjaar) 2008Streefwaarde 2008–2011
Gestarte re-integratieondersteuning 1164 000150 72096 220+ 50 000 pj
– waaronder brugbanen2  25010 000
Uitstroom naar regulier werk met re-integratieondersteuning (%) (totaal: jongeren en volwassenen, alle uitstroom binnen 24 maanden na start re-integratieondersteuning)34145663 

Bronnen:

1 CBS Statistiek Re-integratie Gemeenten en UWV Jaarverslag (bewerking SZW)

2 UWV Jaarverslag

3 CBS Uitstroom naar werk

4 Uitkomsten voor het jaar 2006 zijn niet geheel vergelijkbaar met latere jaren. Het volledig beeindigen van een uitkering werd hier nog zwaarder gewogen dan de start van een baan

Kengetallen

Het hiaatpercentage in tabel 47.9 is het aandeel personen zonder re-integratieondersteuning van het totaal aantal personen dat niet is uitgestroomd. Dit percentage ligt in de eerste helft 2008 bij jongeren op 50 procent en bij volwassenen op 39 procent. Het hiaatpercentage vertoont in zijn algemeenheid een dalende lijn. Alleen bij jongeren is het hiaat licht gestegen ten opzichte van 2007 met 3-procentpunt.

De uitstroom naar werk met re-integratieondersteuning in tabel 47.9 blijft stabiel op ruim 40%. Het percentage geeft het aandeel startende banen na re-integratie aan vanuit een uitkering (waardoor de betreffende personen volledig uit de uitkering zijn geraakt) of na re-integratie van niet-uitkeringsgerechtigden.

Tabel 47.9 Kengetallen operationele doelstelling 2
 200620072008
Sluitende aanpak:   
Hiaatpercentage volwassenen (23–65 jaar) (%)16554395
Hiaatpercentage jongeren (<23 jaar)16347505
Re-integratietrajecten(beëindigd en lopend einde jaar)2504 000494 000444 0004
    
Uitstroom naar werk van personen met arbeidsongeschiktheidsuitkering, werkloosheidsuitkering en/of ingeschreven bij UWV werkbedrijf, voorafgegaan door re-integratieondersteuning 43%42%6
    
UWV Handhaving:   
Percentages sancties op signalen onvoldoende inzet re-integratieAO3251221
Percentages sancties op signalen onvoldoende inzet re-integratieWW3282537

Bronnen:

1 CBS cijferonderzoek sluitende aanpak (voor 2006 tevens gebaseerd op UWV Rapportage sluitende aanpak)

2 CBS Statistiek Re-integratie Gemeenten en UWV jaarverslag (bewerking SZW)

3 UWV jaarverslag

4 UWV trajecten gemeten over het hele jaar 2008, gemeentelijke trajecten gemeten t/m 30 juni 2008

5 De cijfers voor 2008 hebben betrekking op het eerste halfjaar

6 Banen gestart in het eerste halfjaar van 2008

Toelichting:

Door de opzet van begroting en jaarverslag wordt op diverse plekken in dit artikel een toelichting gegeven op begrotingsuitgaven, premieuitgaven en de activiteiten die verricht werden. In de overzichtstabel 47.10 zijn daarom de uitgaven aan re-integratie in 2008 en de re-integratietrajecten van 2008 bij elkaar geplaatst.

Tabel 47.10 Uitgaven, trajecten en resultaten re-integratie in 2008
  UWV gemeenten 
 TotaalAOWWWWB Nug/Anw
uitgaven (x € mln) 12 022269118 1 635 
 wv aan LKS/gesubsidieerde Banen6451  644 
Uitvoeringskosten (x € mln)11939598 NB 
Totaal uitgaven(x € mln) 12 215364216 1 635 
       
Re-integratietrajecten (x 1 000)2      
gestart in 2008131394149 2
lopend ultimo 20083155636213 10
beëindigd in 2008129375337 2

Bronnen:

1 UWV Jaarverslag en SZW Financiële administratie

2 CBS Statistiek re-integratie door gemeenten en UWV jaarverslag

Nb. De gemeentelijke informatie over gestarte, lopende en beëindigde trajecten heeft betrekking op de eerste helft van 2008

Overzicht afgeronde onderzoeken

Tabel 47.11 Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex antegeen   
     
BeleidsdoorlichtingMinisterie van SZW, Beleidsdoor- lichting re-integratie; Een doorlichting van het SZW begrotingsartikel 23 (thans artikel 47).ADA. 2006B. 2008Kamerstukken II, vergaderjaar 2007/08, 28 719, nr. 43
     
Effecten onderzoek ex postEvaluatie jobcoach en begeleid werkenOD 2A. 2007B. 2008Kamerstukken II, vergaderjaar 2007/08, 31 224, nr. 24
 Bruggen bouwen naar de arbeidsmarkt voor jongeren met een beperking (evaluatie Verburggelden)OD 2A. 2008B. 2008Kamerstukken II, vergaderjaar 2007/08, 31 224, nr. 24
     
Overig evaluatieonderzoekgeen   

Artikel

48 Sociale werkvoorziening

Algemene doelstelling

Het faciliteren van de arbeidsparticipatie van personen met lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen, die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn

Motivering

Om arbeidsparticipatie voor personen uit de doelgroep door het aanbieden van aangepaste arbeid mogelijk te maken. Arbeid die past bij hun capaciteiten en mogelijkheden en tevens een bijdrage levert aan het behouden en bevorderen van hun arbeidsbekwaamheid.

Doelbereiking en maatschappelijk effect

Het bereiken van de algemene doelstelling in 2008 wordt aan de hand van onderstaand kengetal weergegeven. Dit kengetal geeft het jaargemiddelde weer van het aantal personen in het Wsw-werknemersbestand als percentage van de totale doelgroep (werknemersbestand plus wachtlijst). Ten opzichte van 2007 is dit percentage in 2008 met 2%-punt toegenomen. Zie tabel 48.1.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

• het met behulp van subsidie aanbieden van aangepaste arbeid aan personen uit de doelgroep;

• de mate waarin personen een beroep doen op de Wsw;

• aangepaste arbeid die bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van personen uit de doelgroep.

Kengetallen

Eerste voorlopige cijfers laten een stijging zien van het aantal personen in het Wsw-werknemersbestand tegenover de totale doelgroep. Deze stijging wordt toegeschreven aan de opschoonactie van de wachtlijst op grond van de criteria voor beschikbaarheid voor arbeid in het kader van de gewijzigde Wsw, in werking getreden op 1 januari 2008. In verhouding zijn hierdoor dus meer mensen aan het werk ten opzichte van de totale doelgroep (een deel van de doelgroep staat immers niet meer op de wachtlijst). Afgezien hiervan blijft de fundamentele wachtlijstproblematiek onverminderd voortduren. Als het aantal personen dat een beroep doet op de Wsw toeneemt in vergelijking tot de uitstroom uit het Wsw-werknemersbestand, resulteert dit in groeiende wachtlijsten en een daling van het Wsw-werknemersbestand (in verhouding tot de totale doelgroep). Omdat mensen zich vrijwillig aanmelden voor de Wsw is de totale doelgroep niet of nauwelijks te beïnvloeden.

Tabel 48.1 Kengetal algemene doelstelling
 200620072008
Aantal personen in Wsw werknemersbestand tegenover de totale doelgroep (%)858385*

Bron: Research voor Beleid, WSW-monitor

* voorlopig cijfer

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 48.2 Begrotingsuitgaven Artikel 48 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen2 213 4862 227 4192 300 8492 417 6032 511 9912 349 053162 938
Uitgaven2 184 9302 222 4962 248 1842 335 8822 426 3912 349 05377 338
        
Programma uitgaven2 184 9302 221 8842 247 0812 334 5512 425 2092 347 63277 577
Operationele doelstelling 1       
Wet sociale werkvoorziening2 184 9302 221 8842 224 9812 306 5512 399 9092 323 93875 971
Uitvoeringskosten Wsw indicatiestelling0022 10028 00025 30023 6941 606
        
Apparaatsuitgaven06121 1031 3311 1821 421– 239
Personeel en materieel06121 1031 3311 1821 421– 239
        
Ontvangsten515 388459 693473 895473 108488 720450 89837 822

Toelichting

Wet sociale werkvoorziening

• In vergelijking met de begroting 2008 zijn de middelen voor de Wsw vanaf 2008 structureel met € 85 mln verhoogd als gevolg van de loonbijstelling.

• Als gevolg van de wetswijziging en nieuwe financieringssystematiek is structureel € 25 mln extra beschikbaar gesteld. In 2008 zijn ca 1 000 extra Wsw-plaatsen toebedeeld aan die gemeenten die daar – op basis van hun aantal geïndiceerden – het meeste behoefte aan hadden.

• Het budget voor de stimuleringsuitkering begeleid werken voor 2008 bedroeg € 18 mln. Hiervan is ca € 8,2 mln uitgekeerd aan de gemeenten op basis van de verantwoordingsinformatie Wsw over 2007 met daarin de opgegeven gerealiseerde begeleid werkenplekken. Voor de resterende middelen is voorgesteld deze in te zetten ten behoeve van de pilots Wsw welke aangekondigd zijn in de op 12 februari 2009 verstuurde kabinetsreactie op het rapport van de commissie fundamentele herbezinning Wsw (Kamerstukken II, 2008/09, 29 817, nr. 40).

Ontvangsten

• In 2008 is € 1,4 mln terugontvangen als gevolg van de vaststelling van de Wsw-subsidie over het subsidiejaar 2006. De grond voor deze terugontvangsten is «onderrealisatie Wsw-plaatsen».

• Voor Wsw-werknemers met recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering draagt UWV de vrijvallende uitkeringen af aan SZW. In 2008 heeft UWV € 487,3 mln aan anticumulatiebaten aan SZW afgedragen.

Operationele doelstelling

1 Het realiseren van aangepaste arbeid voor personen met een Wsw-indicatie, waar mogelijk in een zo regulier mogelijke werkomgeving

Motivering

Om arbeidsgehandicapten die willen deelnemen aan het arbeidsproces de mogelijkheid van arbeidsparticipatie te bieden wordt voor Wsw-geïndiceerden aangepaste arbeid gerealiseerd waar mogelijk in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving.

Doelbereik

Door een oplopende wachtduur wordt in mindere mate voldaan aan de doelstelling om voor Wsw-geïndiceerden aangepaste arbeid te realiseren. Zoals in tabel 48.4 is te zien is de wachtlijst in 2008 afgenomen. Deze afname wordt echter toegeschreven aan de eenmalige opschoonactie van de wachtlijst als gevolg van de gewijzigde Wsw die per 1 januari 2008 in werking is getreden. Naar verwachting zal het beroep op de Wsw, en daarmee de fundamentele wachtlijstproblematiek, onverminderd groot blijven. Daarentegen wordt door het groeiende aantal detacheringen en begeleid werkplekken in grotere mate voldaan aan de doelstelling om aangepaste arbeid te realiseren in een zo regulier mogelijke omgeving.

Wetswijziging Wsw

Per 1 januari 2008 is de wijziging van de Wsw in werking getreden. Met de wetswijziging worden voor gemeenten en uitvoerders betere randvoorwaarden geboden om beleid en verantwoording zodanig vorm te geven dat deze gericht zijn op het doel van de Wsw: het op kosteneffectieve wijze realiseren van arbeidsplaatsen die op de behoefte en situatie van individuele Wsw-geïndiceerden zijn toegesneden en bijdragen aan de ontwikkeling van de arbeidsbekwaamheid in de richting van zo regulier mogelijk werk. Tevens is met de wetswijziging de stimuleringsuitkering begeleid werken ingevoerd. Deze uitkering beoogt een financiële prikkel te geven aan gemeenten om de doelstelling – zoveel mogelijk werken in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving – verder te stimuleren. De wetswijziging biedt echter geen antwoord op een aantal andere vraagstukken waaronder het voortgaande beroep dat wordt gedaan op de Wsw. Hiertoe heeft het kabinet de commissie fundamentele herbezinning Wsw in het leven geroepen. Deze commissie heeft op 9 oktober 2008 advies uitgebracht. Op 12 februari 2009 is de kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2008/09, 29 817, nr. 40).

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten:

• Subsidie aan gemeenten voor het realiseren van Wsw-plaatsen;

• Overdracht taakstelling Wsw;

• Stimuleringsuitkering begeleid werken.

Activiteiten:

• Voeren van Bestuurlijk Overleg met VNG;

• Toekennen van subsidie aan gemeenten;

• Toezien op de uitvoering;

• Vaststellen van de subsidie;

• Toezien op de uitvoering van de indicatiestelling door CWI;

• Ondersteuning van de implementatie van de wetswijziging.

Doelgroepen

Personen met een Wsw-indicatie (personen met lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen, die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn).

Realisatie meetbare gegevens

Het bereiken van de operationele doelstelling in 2008 wordt aan de hand van twee indicatoren weergegeven:

• De eerste indicator toont de realisatie van Wsw-plaatsen in relatie tot het aantal waarvoor subsidie is toegekend. Wsw-plaatsen worden uitgedrukt in arbeidsjaren (voorheen standaardeenheden). Een arbeidsjaar komt overeen met 1 fte van een Wsw-werknemer ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie matig. Voor 1 fte van iemand ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie ernstig wordt 1,25 arbeidsjaar gerekend. Uit tabel 48.3 blijkt dat het aantal Wsw-plaatsen waarvoor subsidie is verstrekt, meer dan volledig is gerealiseerd. Het percentage van 105 geeft aan dat op macroniveau meer arbeidsjaren worden gerealiseerd dan waarvoor subsidie wordt verstrekt.

• De tweede indicator drukt de doelstelling van de Wsw uit, namelijk zoveel mogelijk werken in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving. De vorm begeleid werken is de meest reguliere vorm van werken voor de doelgroep. De stimuleringsuitkering begeleid werken beoogt een financiële prikkel te geven aan gemeenten om de doelstelling – zoveel mogelijk werken in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving – verder te stimuleren. In 2008 is een stijging te zien ten opzichte van 2007.

Tabel 48.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Realisatie van arbeidsplaatsen in relatie tot het aantal waarvoor subsidie is toegekend (%)100102105*100
Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)334*4

Bron: RvB, WSW-monitor

* voorlopig cijfer

Kengetallen

• Als gevolg van de wetswijziging en nieuwe financieringssystematiek is structureel € 25 mln extra beschikbaar gesteld. In 2008 zijn ca 1 000 extra Wsw-plaatsen toebedeeld aan die gemeenten die daar – op basis van hun aantal geïndiceerden – het meeste behoefte aan hadden. Hierdoor is het werknemersbestand gegroeid.

• Eerste voorlopige cijfers laten een daling zien van het aantal personen op de wachtlijst ten opzichte van het werknemersbestand. Deze daling wordt toegeschreven aan de opschoonactie van de wachtlijst op grond van de criteria voor beschikbaarheid voor arbeid in het kader van de gewijzigde Wsw, in werking getreden op 1 januari 2008. Gezien de reden van deze lichte daling blijft de fundamentele (wachtlijst) problematiek onverminderd voortduren.

• Dat de wachtlijstproblematiek onverminderd groot blijft, wordt ook zichtbaar door de toegenomen gemiddelde wachtduur uitgedrukt in maanden. In 2008 is deze verder toegenomen tot 15,2. Met name de toenemende wachtlijsten waren aanleiding voor het kabinet om een commissie fundamentele herbezinning Wsw in te stellen. Deze commissie heeft op 9 oktober 2008 haar advies uitgebracht. Op basis van dit advies is een kabinetsreactie geformuleerd welke op 12 februari 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden.

Tabel 48.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
 200620072008
Werknemersbestand (personen) (ultimostand)99 333100 498102 061*
Wachtlijst (personen) (ultimostand)19 54519 92517 675*
Gemiddelde verblijfsduur op de wachtlijst (maanden)1314,415,2*
Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen192224*

Bron: RvB, WSW-monitor

* voorlopige cijfers

Overzicht afgeronde onderzoeken

Tabel 48.5 Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex antegeen   
Beleidsdoorlichtinggeen   
Effecten onderzoek ex postgeen   
Overig evaluatieonderzoekgeen   

Cluster overige sociale zekerheid

Onder «overige sociale zekerheid» valt de sociale zekerheid zonder activerend element en enkele overige regelingen. In artikel 49 worden onder meer de uitgaven aan de Algemene nabestaandenwet (ANW) en de Toeslagenwet verantwoord. In dit artikel staat ook het in omvang meest omvangrijke onderdeel van de sociale zekerheid, de AOW.

De AOW wordt voor een deel gefinancierd uit begrotingsmiddelen, deze worden samen met de andere rijksbijdragen verantwoord op artikel 51.

Onder artikel 50 vallen de bijzondere bijstand en de tegemoetkomingen aan ouders met gehandicapte kinderen en aan asbestslachtoffers.

Artikel

49 Overige inkomensbescherming

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor adequate bescherming zonder activerende voorwaarden tegen de financiële risico’s bij inkomensverlies

Motivering

Om inkomensbescherming op minimumniveau te bieden. SZW creëert de voorwaarden voor de toekenning van een uitkering of toeslag en SVB, gemeenten en UWV zijn verantwoordelijk voor de uitvoering hiervan.

Doelbereik en maatschappelijke effecten

Mensen vanaf 65 jaar en nabestaanden ontvangen een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) respectievelijk een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet, gerelateerd aan het minimumloon.

Als een 65-plusser een AOW-uitkering ontvangt waarop een korting is toegepast in verband met niet-verzekerde jaren, kan deze een beroep doen op algemene bijstand op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) ingeval het inkomen onder het sociaal minimum komt.

Zieke, arbeidsongeschikte en werkloze werknemers ontvangen een toeslag op grond van de Toeslagenwet tot het relevante sociaal minimum als de betrokkene daar met het gezinsinkomen onder blijft.

Externe factoren

Demografische factoren, zoals de toenemende vergrijzing van de bevolking, zijn op de resultaten van invloed.

Realisatie meetbare gegevens

Voor de algemene doelstelling zijn geen aparte indicatoren geformuleerd. Verwezen wordt naar de realisatiecijfers voor de operationele doelstellingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 49.1 Begrotingsuitgaven Artikel 49 (x € 1 000):
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen341 093345 065372 308335 281367 111344 03523 076
Uitgaven341 093345 065372 308335 281367 111344 03523 076
        
Programma uitgaven341 093344 388371 593334 516366 255343 09723 158
        
Operationele doelstelling 3       
ToeslagenwetUitkeringslasten329 518332 830371 586334 516366 255343 09723 158
ToeslagenwetUitvoeringskosten11 57511 55870000
        
Apparaatsuitgaven0677715765856938– 82
Personeel en materieel0677715765856938– 82
        
Ontvangsten5 6598 6555 3581 8662 95502 955

Toelichting

Het volume van de toeslagen volgt de ontwikkelingen bij de moederwetten. Het volume bij de WIA en de Wajong is toegenomen en daardoor ook het aantal uitkeringen TW. De gerealiseerde uitkeringslasten inzake de Toeslagenwet (TW) zijn € 23 mln hoger dan geraamd. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door een loon- en prijsbijstelling (€ 10 mln) en door een meer dan verwacht toegenomen volume aan toeslagen (€ 13 mln). Op basis van de ontwikkelingen bij de moederwetten werd een lichte daling verwacht die zou worden overtroffen door een toename als gevolg van het per 1 januari 2008 onderbrengen van de «Kopjesregeling» bij de TW. Voor alle moederwetten geldt dat hun absolute aandeel in de TW meer is toegenomen dan geraamd, waarbij de aantallen WIA en Wajong de verwachtingen het meest overtroffen.

Tabel 49.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 49 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Uitgaven24 459 40825 134 25925 945 03827 084 40028 297 25528 334 545– 37 290
        
Programma uitgaven24 459 40825 134 25925 945 03827 084 40028 297 25528 334 545– 37 290
Operationele doelstelling 1       
ANW uitkeringslasten1 438 6221 367 7551 321 7851 264 5231 203 5361 205 017– 1 481
ANW uitvoeringskosten31 95332 33428 27930 65123 95030 501– 6 551
ANW tegemoetkoming0015 31921 39921 56022 176616
Operationele doelstelling 2       
AOWuitkeringslasten22 889 56923 369 23224 168 96625 198 00026 446 12625 605 038841 088
AOWuitvoeringskosten99 264112 955111 348131 221118 989126 349– 7 360
AOWtegemoetkoming0251 983299 341438 606483 094474 9628 132
        
Nominaal00000870 502– 870 502
        
Ontvangsten0000000

Bron: SVB Jaarverslag

Toelichting

Bij de ANW en de AOW zijn, afgezien van de prijsbijstelling (nominaal), geen grote verschillen te zien tussen realisatie en begroting.

De uitvoeringskosten zijn bij beide regelingen lager uitgevallen dan begroot.

De nominale bijstelling bij de premiegefinancierde uitgaven is circa € 870 mln. Deze prijsbijstelling verklaart vrijwel geheel de toename van de uitkeringslasten AOW.

Operationele doelstelling

1 Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan alleenstaande nabestaanden, wezen of halfwezen voor wie het niet mogelijk is om zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien

Motivering

Om personen die geconfronteerd zijn met het overlijden van een partner of ouders en die vanwege leeftijd, de zorg voor een jong kind, of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) een eigen inkomen kunnen verwerven, te voorzien van een minimuminkomen.

Doelbereiking

Nabestaanden ontvangen een nabestaandenuitkering van 70% van het minimumloon. Deze uitkering is inkomensafhankelijk. De nabestaande kan ook aanspraak maken op een halfwezenuitkering van 20% van het minimumloon voor een halfwees jonger dan 18 jaar die tot het huishouden behoort. Wezen kunnen aanspraak maken op een wezenuitkering. De wezenuitkering bedraagt een leeftijdsafhankelijk percentage van de nabestaandenuitkering. De halfwezen- en wezenuitkering zijn onafhankelijk van het inkomen.

Naast de nabestaanden-, halfwezen- of wezenuitkering ontvangen nabestaanden of wezen maandelijks een inkomensonafhankelijke tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming bedroeg in 2008 € 14,86 per maand.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten

• Uitkeringen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw)

• Bijdrage aan uitvoeringskosten SVB

Activiteiten SZW

• Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

• Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van uitkeringen aan minimumloonontwikkeling;

• Aansturen van en toezicht houden op de SVB;

• Op 4 december 2008 heeft de staatssecretaris van SZW een interpellatiedebat gevoerd met de Tweede Kamer naar aanleiding van zijn uitspraken over ideeën voor het begeleiden van nabestaanden in het kader van de Anw naar de arbeidsmarkt (Kamerstukken II, 31 802). Tijdens het debat is een motie (Kamerstukken II, 31 802, nr. 2) ingediend waarin de Kamer verzoekt om een brief waarin ingegaan wordt op een aantal aspecten met betrekking tot de Anw.

Activiteiten SVB

• Beoordelen nieuwe aanvragen;

• Verstrekken van uitkeringen;

• Verwerken van mutatiemeldingen;

• Handhaven van wet- en regelgeving.

Doelgroepen

Alleenstaande nabestaanden, wezen en halfwezen

Realisatie meetbare gegevens

Zie de leeswijzer (hoofdstuk 2) voor een nadere toelichting op het ontbreken van de nalevingsindicatoren.

Tabel 49.3 Indicatoren operationele doelstelling 1
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Nalevingsniveau van het melden van het voeren van een gezamenlijke huishouding (%)
Nalevingsniveau van opgave van inkomen en wijzigingen daarvan (%)

Bron: n.v.t.

Kengetallen

• De dalende trend in de Anw-cijfers is in overeenstemming met de verwachting dat de omvang van het Anw bestand afneemt nadat in 1996 de voorwaarden voor de regeling zijn aangepast.

• De bekendheid met de regels over het samenwonen is afgenomen, maar hoger dan in 2006. Het aantal onderzochte fraudesignalen is gestegen.

Tabel 49.4 Kengetallen operationele doelstelling 1
Volume (x 1000 uitkeringsjaren):200620072008
Volume: Ingang recht voor 1 juli 1996423732
w.v. nabestaande + halfwezenuitkering221
w.v. nabestaande uitkering403530
    
Volume: Ingang recht na 1 juli 1996676766
w.v. nabestaande + halfwezenuitkering101010
w.v. alleen nabestaandenuitkering444442
w.v. alleen halfwezenuitkering131314
    
Wezenuitkering111
Totaal volume uitkeringsjaren11010599
Totaal aantal uitkeringsgerechtigden (x 1000 personen)134127119
    
Handhaving:   
Bekendheid met regels samenwonen (%)809285
Bekendheid met regels inkomen (%)829693
Aantal onderzochte fraudesignalen1 160916961
Totaal schadebedrag fraude (x € 1 mln)4,34,72,8
Afdoeningspercentage strafrechtelijk (alle wetten)999998

Bron: SVB, Jaarverslag

Operationele doelstelling

2 Zorgdragen dat een minimuminkomen wordt verstrekt aan personen van 65 jaar en ouder

Motivering

Om personen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt inkomensbescherming te bieden.

Doelbereiking

In 2008 hebben 65-plussers een uitkering gerelateerd aan het minimumloon (50%, 70% of 90%, afhankelijk van de leefsituatie) ontvangen. Onder bepaalde voorwaarden is bij een gekort AOW-pensioen in verband met niet-verzekerde jaren algemene bijstand op grond van de WWB verstrekt.

Naast de AOW-uitkering ontvangen rechthebbenden maandelijks een inkomensonafhankelijke tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming bedroeg in 2008 € 14,86 per maand.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten

• Ouderdomspensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW);

• AOW-toeslag ten behoeve van de partner jonger dan 65 jaar aan personen die een ouderdomspensioen op grond van de AOW ontvangen;

• Aanvullende uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) indien een gekort AOW-pensioen wordt verstrekt in verband met niet-verzekerde jaren en indien geen toereikende eigen middelen aanwezig zijn;

• Bijdrage uitvoeringskosten aan SVB.

Activiteiten SZW

• Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

• Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van de uitkeringen aan minimumloonontwikkeling;

• Aansturen van en toezicht houden op de SVB;

• Tijdens het algemeen overleg van 5 november 2008 (Kamerstukken II, 2008/09, 29 389, nr. 14) heeft de Staatssecretaris aangekondigd dat de uitvoering van de aanvullende bijstand voor alle gemeenten overgeheveld zal worden naar de SVB. Op deze wijze wordt het niet-gebruik van aanvullende bijstand bestreden. Daarnaast heeft de Staatssecretaris in dit algemeen overleg aangekondigd dat de inkoopregeling AOW verruimd zal worden. De beslistermijn van 5 jaar zal hierbij opgerekt worden naar 10 jaar;

• Op 18 november 2008 is het wetsvoorstel flexibilisering AOW bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 31 774). Inwerkingtreding is voorzien per 1 januari 2010. Het wetsvoorstel regelt de mogelijkheid om het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk maximaal vijf jaar later in te laten gaan. Als het ouderdomspensioen later ingaat, is het ook hoger.

Activiteiten SVB

• Beoordelen recht op AOW;

• Verstrekken van uitkeringen;

• Verwerken van mutatiemeldingen;

• Handhaven van wet- en regelgeving.

Activiteiten gemeenten

• Beoordelen recht op aanvullende bijstand;

• Verstrekken aanvullende bijstand.

Doelgroepen

Personen van 65 jaar en ouder

Realisatie meetbare gegevens

Zie de leeswijzer (hoofdstuk 2) voor een nadere toelichting op het ontbreken van de nalevingsindicatoren.

Tabel 49.5 Indicatoren operationele doelstelling 2
 20062007Realisatie 2008Streefwaarde 2008
Nalevingsniveau van het melden van gewijzigde samenlevingsvormen (%)

Bron: n.v.t.

Kengetallen

• De ontwikkeling in de AOW cijfers is overeenkomstig de verwachting dat vanwege de vergrijzing het aantal AOW-ers toeneemt.

• De bekendheid met de regels over het samenwonen is afgenomen maar hoger dan in 2006. Het aantal onderzochte fraudesignalen is gestegen.

Tabel 49.6 Kengetallen operationele doelstelling 2
Volume uitkeringsjaren (x 1000):200620072008
90% uitkering (alleenstaande met kind)0,30,30,3
70% uitkering (totaal)975977988
w.v. partner < 65 jaar433
50% uitkering (totaal)1 4071 4471 490
w.v. partner < 65 jaar220228237
Totaal volume uitkeringsjaren (90%+70%+50%)2 3832 4262 478
Volume (x 1000 personen)2 5792 6352 698
    
Korting op de AOW-uitkering i.v.m. niet-verzekerde jaren:   
Aantal personen met korting (% van totaal)161617
Gemiddeld kortingspercentage (%)494949
Volume aanvullende WWB > 65 jaar (* 1000 personen)1273032
Bekendheid met afschaffen partnertoeslag (%)221
    
Handhaving:   
Bekendheid met regels samenwonen (%)708880
Bekendheid met regels inkomen (%)708181
Aantal onderzochte fraudesignalen2 2602 0863 338
Totaal schadebedrag fraude (x € 1 mln)3,23,12,4
Afdoeningspercentage strafrechtelijk (alle wetten) (%)999998

Bronnen: SVB Jaarverslag, behalve:

1 CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek

2 Intomart Gfk, Onderzoeksrapport AOW-partnertoeslag

Operationele doelstelling

3 Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan zieke, arbeidsongeschikte en werkloze werknemers

Motivering

Om personen die een uitkering op grond van de WW, ZW, WIA, WAO, Wajong, Wet arbeid en zorg, WAMIL of loondoorbetaling in het tweede ziektejaar ontvangen, te voorzien van een minimuminkomen.

Doelbereiking

Zieke, arbeidsongeschikte en werkloze werknemers ontvangen een toeslag tot het minimumniveau als de betrokkene daar met zijn gezinsinkomen onder blijft.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten

• Toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW);

• Bijdrage uitvoeringskosten aan UWV.

Activiteiten SZW:

• Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

• Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van uitkeringen aan minimumloonontwikkeling;

• Aansturen van en toezicht houden op UWV.

Activiteiten UWV:

• Beoordelen van recht, hoogte en duur toeslag;

• Verstrekken van uitkeringen.

Doelgroepen

Personen die een loondervingsuitkering of loondoorbetaling ontvangen (volgens de definitie van de TW) en per dag een inkomen hebben dat lager is dan het relevante sociaal minimum.

Realisatie meetbare gegevens

Output en outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar dit is in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Er is daarom geen indicator opgenomen. Recht op een toeslag uit hoofde van de toeslagenwet is slechts aan de orde bovenop een ander uitkeringsrecht. Output en outcome wordt gemeten bij de regeling waar de TW op aanvult.

Kengetallen

Toename bij gemiddeld jaarvolume TW is het gevolg van het opnemen van de kopjesregeling in de TW. De opname van de kopjesregeling in de TW is ook de oorzaak van de lagere gemiddelde toeslag, omdat het gemiddelde kopje beduidend lager is dan de gemiddelde toeslag van voor 2008.

Het aantal fysieke controles (huisbezoeken) voor de TW varieert tussen 2006 en 2008, omdat per jaar – mede op basis van een risicoanalyse – wordt bekeken welke doelgroepen in aanmerking komen voor fysieke controle.

Tabel 49.7 Kengetallen operationele doelstelling 3
 200620072008
Gemiddeld jaarvolume TW (* 1000 uitkeringsjaren)8878162
Gemiddelde toeslag (x € 1)4 2184 1812 261
Handhaving   
Aantal fysieke controles1 3924 0502 756
Totaal schadebedrag (x € 1 mln)2,26,85,1
Afdoeningspercentage93,093,493,8

Bron: UWV Jaarverslag

Overzicht afgeronde onderzoeken

Tabel 49.8 Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex antegeen   
BeleidsdoorlichtingArtikel 49ADA. 2008B. 2009 
Effecten onderzoek ex postgeen   
Overig evaluatieonderzoekgeen   

Toelichting

In het najaar van 2008 is gestart met de beleidsdoorlichting van artikel 49 (AOW, ANW, TW en aanvullende bijstand). Deze beleidsdoorlichting zal zich met name richten op het voorkómen van niet-gebruik van de genoemde regelingen. De eindrapportage zal met de begroting 2010 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Artikel

50 Tegemoetkoming specifieke kosten

Algemene doelstelling

Zorgdragen voor een tegemoetkoming in specifieke kosten alsmede maatschappelijke erkenning van het leed van asbestslachtoffers in werksituaties

Motivering

Om bepaalde personen een financiële tegemoetkoming te verstrekken voor specifieke kosten of als maatschappelijke erkenning. SZW creëert de voorwaarden voor het toekennen van deze tegemoetkomingen en zorgt ervoor dat deze tegemoetkomingen door de SVB worden uitgekeerd.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Ouders en verzorgers met een (voorlopig) blijvend gehandicapt thuiswonend kind van 3 tot 18 jaar ontvangen een tegemoetkoming in de kosten op grond van de regeling Tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG). (Ex)werknemers met maligne mesothelioom door asbestblootstelling in het werk of hun huisgenoten die volgens de procedures van het convenant asbestslachtoffers geen schadevergoeding van de werkgever kunnen krijgen, hebben – zoveel mogelijk bij leven – een tegemoetkoming ontvangen ter uiting van de maatschappelijke betrokkenheid bij hun leed.

Externe factoren

De uitvoeringskosten per klant voor de TOG zijn t.o.v. 2007 gestegen vanwege de hogere kosten voor indicatiestelling. De uitvoeringskosten per klant voor de TAS zijn t.o.v. 2007 gedaald.

Realisatie meetbare gegevens

De realisatie wordt toegelicht bij de operationele doelstelling.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 50.1 Begrotingsuitgaven Artikel 50 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen116 554116 404120 387129 282130 187139 055– 8 868
Uitgaven116 556116 404120 387129 316130 187139 055– 8 868
        
Programma uitgaven116 556115 969119 178128 143129 204137 925– 8 721
        
Operationele doelstelling 2       
Tog Uitkeringslasten27 39232 79037 61549 37353 40853 274134
Tog Uitvoeringskosten1 8911 8791 9892 3572 4012 824– 423
Kinderregelingen Uitvoeringskosten00002 00002 000
Akw Uitvoeringskosten84 02078 20076 50073 04367 93978 674– 10 735
Operationele doelstelling 3       
TAS uitkeringslasten2 3851 9172 3982 5252 4482 235194
TAS uitvoeringskosten8681 1836768451 008918109
Apparaatsuitgaven04351 2091 1739831 130– 147
Personeel en materieel04351 2091 1739831 130– 147
        
Ontvangsten10 7348 13516 2146 01812 695012 695

Toelichting

TOG Uitkeringslasten

In de begroting was een groter aantal telkinderen voor de TOG geraamd dan gerealiseerd (zie tabel 50.2). Desondanks zijn de gerealiseerde uitkeringslasten hoger dan begroot, omdat er méér uitkeringen met terugwerkende kracht zijn verstrekt dan begroot.

Kinderregelingen Uitvoeringskosten

Tot en met de begroting 2008 zijn deze uitvoeringskosten op de begroting van het Ministerie van Financiën verantwoord. Vanaf 1 januari 2008 vallen de uitvoeringskosten SVB voor de kinderregelingen onder de verantwoordelijkheid van SZW. Dit verklaart waarom in het jaarverslag 2008 van SZW wel een bedrag aan gerealiseerde uitvoeringskosten (€ 2 mln) is opgenomen maar het begroot bedrag nihil is.

AKW Uitkeringslasten

De uitkeringslasten AKW worden verantwoord op de begroting van Jeugd en Gezin. De uitvoeringskosten AKW blijven vallen onder de verantwoordelijkheid van SZW, omdat het wenselijk is dat de SVB door één departement wordt aangestuurd.

AKW Uitvoeringskosten

Uit de verantwoordingsinformatie 2008 van de SVB bleek dat er over het jaar 2008 minder kosten zijn toegerekend aan de AKW. Hierdoor is de realisatie van de uitvoeringskosten voor de AKW € 10,7 mln lager dan begroot.

Operationele doelstelling

1 Zorgdragen dat een extra financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen wordt verstrekt aan ouders of verzorgers

Motivering

Om ouders of verzorgers van een thuiswonend gehandicapt kind meer financiële ruimte te bieden.

Doelbereiking

Een toenemend aantal ouders of verzorgers ontvangt een bijdrage in de kosten van hun thuiswonende gehandicapte kind.

Instrumenten en activiteiten

Instrument

Tegemoetkoming op grond van de TOG-regeling.

Activiteiten SZW in samenwerking met het ministerie voor Jeugd en Gezin

• Opstellen en onderhouden van beleid en regelgeving;

• Bijdrage uitvoeringskosten aan SVB.

Activiteiten SVB

• Beoordelen recht op TOG-tegemoetkomingen;

• Verstrekken TOG-tegemoetkomingen;

• Handhaven van wet- en regelgeving.

Doelgroepen

Ouders of verzorgers van gehandicapte (pleeg)kinderen van 3 tot 18 jaar.

Realisatie meetbare gegevens

Voor het recht op een tegemoetkoming is bepalend of een kind thuis woont en gehandicapt is. Deze voorwaarden worden op basis van GBA en medische indicatie getoetst. Het aantal rechthebbenden wordt bepaald door de indicatiestelling.

Kengetallen

In 2008 ontvingen 56 000 kinderen een TOG-uitkering, dit is 2 000 minder dan begroot voor het jaar 2008. Het aantal telkinderen voor de TOG neemt, zoals blijkt uit de realisatie-cijfers toe. Deze stijgende trend zet in ieder geval door tot het jaar 2012. In dat jaar is de TOG-regeling naar verwachting volgroeid.

Tabel 50.2 Kengetallen operationele doelstelling 1
 Realisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008
Volume   
Aantal telkinderen TOG (x 1000)394856

Bron: SZW, Voorschotaanvragen TOG

Operationele doelstelling

2 Het zoveel mogelijk bij leven verstrekken van een eenmalige financiële tegemoetkoming in de immateriële schade aan werknemers, of huisgenoten van werknemers, met maligne mesothelioom door asbestblootstelling, die niet via de voormalige werkgever een schadevergoeding kunnen verkrijgen

Motivering

Om uiting te geven aan de maatschappelijke betrokkenheid bij het leed van asbestslachtoffers.

Doelbereiking

Asbestslachtoffers ontvangen een eenmalige tegemoetkoming.

Instrumenten en activiteiten

Instrument:

Tegemoetkoming op grond van de TAS-regeling.

Activiteiten SZW:

• Opstellen en onderhouden van beleid en regelgeving;

• Verstrekken van een bijdrage in de uitvoeringskosten SVB.

Activiteit SVB:

Verstrekken van (voorschotten op) tegemoetkomingen door de SVB op advies van het IAS.

Doelgroepen

• (Ex-)werknemers met maligne mesothelioom door asbestblootstelling in het werk die volgens de procedures van het convenant asbestslachtoffers geen schadevergoeding van de werkgever kunnen krijgen;

• Huisgenoten van werknemers die met asbest hebben gewerkt en die zelf maligne mesothelioom hebben gekregen.

Realisatie meetbare gegevens

Output en outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Gezien het geringe aantal gerechtigden en het geringe uitkeringsbedrag zijn daarom geen indicatoren geformuleerd.

Kengetallen

In 2008 zijn 305 voorschotten voor de TAS toegekend; 82% van deze toekenningen is bij leven verstrekt. In 2008 is 60% van deze toekenningen terugontvangen van de (voormalige) werkgevers. Vanaf 2008 worden in principe geen eenmalige uitkeringen meer verstrekt, tenzij deze expliciet worden aangevraagd.

Tabel 50.3 Kengetallen operationele doelstelling 2
 200620072008
Toekenningen voorschot271266305
Toekenningen eenmalige uitkering21240
Aantal terugontvangen TAS voorschotten166149185
Toekenningen bij leven t.o.v. totaal aantal toekenningen (%)868782

Bron: SVB, Jaarverslag

Overzicht afgeronde onderzoeken

Tabel 50.4 Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex antegeen   
Beleidsdoorlichtinggeen   
Effecten onderzoek ex postgeen   
Overig evaluatieonderzoekgeen   

Artikel

51 Rijksbijdragen aan sociale fondsen

Algemene doelstelling

Borgen van voldoende dekking in sociale fondsen en spaarfonds AOW

Motivering

Om tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen te dekken. Om tekorten in de fondsen van sociale verzekeringen te voorkomen indien premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is. Om er mede voor te zorgen dat er bij het Ouderdomsfonds vanaf 2020, ondanks de vergrijzing, geen tekorten optreden.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2008 is voldoende dekking in de sociale fondsen en het spaarfonds AOW geborgd. De algemene doelstelling is gehaald.

Externe factoren

N.v.t., omdat in dit artikel de algemene doelstelling wordt behaald door middel van de in de wet vastgelegde instrumenten.

Realisatie meetbare gegevens

N.v.t.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 51.1 Begrotingsuitgaven Artikel 51 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen7 624 4848 194 70310 404 30112 022 10610 135 14712 475 186– 2 340 039
Uitgaven7 624 4848 194 70310 404 30112 022 10610 135 14712 475 186– 2 340 039
        
Programma uitgaven7 624 4848 194 38510 403 41712 021 25610 134 35612 474 250– 2 339 894
        
Operationele doelstelling 1       
Rijksbijdrage AOW-gatgrensarbeiders11 000000000
Bijdragen BIKK AOW2 606 9002 341 4002 612 6002 921 8002 995 3002 970 30025 000
Bijdragen BIKK Anw189 900157 900180 700210 90039 900215 300– 175 400
RijksbijdrageOuderdomsfonds2 183 1242 694 0004 432 5005 457 1003 490 6005 705 000– 2 214 400
Premiebijdragen gemoedsbezwaarden1 6352 0153 94720101
RijksbijdrageAof02 0004 004500955500455
Rijksbijdragetegemoetkoming AOW-gerechtigden0251 700295 183437 119482 086475 2706 816
Rijksbijdragetegemoetkoming ANW-ers0015 66821 55721 65222 175– 523
RijksbijdrageSpaarfonds Aow2 631 9252 745 3702 858 8152 972 2603 085 7053 085 7050
Rijksbijdragezwangere zelfstandigen000018 157018 157
        
Apparaatsuitgaven0318884850791936– 145
Personeel en materieel0318884850791936– 145
        
Ontvangsten29 29555 73310 900580000

Toelichting

Rijksbijdragen Bikk Aow en Anw

Deze rijksbijdragen compenseren de gewijzigde premieopbrengst als gevolg van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Bijdrage In Kosten heffingsKortingen). De kosten van de heffingskortingen die in 2008 aan het Ouderdomsfonds worden toegerekend, zijn in dat jaar hoger dan bij de begroting geraamd werd. Hierdoor is de definitieve Bikk Aow voor 2008 € 25 mln hoger vastgesteld.

De kosten van de heffingskortingen die in 2008 aan het Nabestaandenfonds worden toegerekend, zijn in dat jaar aanmerkelijk lager dan bij de begroting werd geraamd. Dit verschil wordt veroorzaakt door de daling van het percentage ANW, begrepen in het belastingtarief 1e schijf. Tot en met 2007 bedroeg dit percentage 1,25%, met ingang van 2008 bedraagt het percentage ANW nog slechts 1,10%. Hierdoor is de definitieve Bikk Anw voor 2008 ruim € 175 mln lager vastgesteld.

Rijksbijdrage Ouderdomsfonds

De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden grotendeels gedekt door de premie-inkomsten. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat er een neutrale kaspositie voor dit fonds bestaat. De rijksbijdrage bedroeg in 2008 € 3,5 mld. Dit was aanmerkelijk lager dan begroot (€ 5,7 mld), omdat de Belastingdienst in 2007 voor de afrekening van de inkomstenbelasting 2003 een nieuwe berekeningsmethode heeft gehanteerd. Ook zijn de nabetalingen van de inkomstenbelasting 2001 en 2002 aangepast. Dit heeft gezorgd voor een extra vordering ten gunste van het AOW-fonds van € 2,64 mld. Deze vordering is in mindering gebracht op de rijksbijdrage van 2008. Na verschijning van het jaarverslag van de SVB is gebleken dat in het Ouderdomsfonds een vermogen van € 835 mln is ontstaan. Verrekening van dit bedrag vindt plaats met de Rijksbijdrage Ouderdomsfonds 2009.

Rijksbijdrage Aof

Deze rijksbijdrage voor zwangere alphahulpen loopt snel terug. De realisatie van bijna € 1,0 mln in 2008 is echter hoger dan geraamd (€ 0,5 mln). Dit komt omdat vanaf 1 januari 2008 de regelgeving is gewijzigd. Voorheen werden de uitvoeringskosten van de bevallingsuitkeringen voor alphahulpen niet via de rijksbijdrage Aof vergoed. Vanaf 1 januari 2008 worden de uitvoeringskosten vergoed en daarnaast heeft een nabetaling over de jaren 2005 tot en met 2007 plaatsgevonden.

Rijksbijdragen tegemoetkoming Aow en Anw

Deze rijksbijdragen zijn ter financiering van de in artikel 49 verantwoorde tegemoetkoming Aow en Anw. De gerealiseerde uitgaven 2008 wijken licht af van de begrote uitgaven.

Rijksbijdrage Spaarfonds AOW

Voor wat betreft een toelichting op de inkomsten en uitgaven uit het Spaarfonds wordt verwezen naar het Jaarverslag Spaarfonds AOW 2008.

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

Deze regeling is met ingang van juni 2008 ingevoerd en wordt gefinancierd uit een rijksbijdrage. In de ontwerpbegroting 2008 was met deze uitgaven nog geen rekening gehouden. De realisatie 2008 komt voor de uitkeringslasten uit op bijna € 16,4 mln, de uitvoeringskosten belopen € 1,8 mln.

Operationele doelstelling

1 Het medebekostigen van de sociale verzekeringen uit de schatkist ter dekking of voorkoming van tekorten in de fondsen

Motivering

Om tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen te dekken of tekorten in de fondsen van sociale verzekeringen te voorkomen indien premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is.

Om er mede voor te zorgen dat er bij het Ouderdomsfonds vanaf 2020, ondanks de vergrijzing, geen tekorten optreden.

Doelbereiking

In 2008 zijn door medebekostiging tekorten in de fondsen gedekt en premieschommelingen en lastenveranderingen voorkomen. De operationele doelstelling is behaald.

Instrumenten en activiteiten

De doelstelling is behaald door middel van in de wet vastgelegde instrumenten:

• Rijksbijdrage Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) voor de AOW en de ANW;

• Rijksbijdrage Ouderdomsfonds;

• Rijksbijdrage Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof);

• Rijksbijdrage tegemoetkoming AOW-ers en ANW-ers;

• Rijksbijdrage Spaarfonds AOW

• Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen.

Doelgroepen

De sociale fondsen en het Spaarfonds AOW.

Realisatie meetbare gegevens

N.v.t.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Tabel 51.2 Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODA. StartB. AfgerondVindplaats
Evaluatieonderzoek ex antegeen   
Beleidsdoorlichtinggeen   
Effecten onderzoek ex postgeen   
Overig evaluatieonderzoekgeen   

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel

97 Aflopende regelingen

Voor de financiële afwikkeling en verantwoording van een aantal afgesloten regelingen is in de begroting een aparte voorziening getroffen. Het gaat hier uitsluitend om nadeclaraties of vergoedingen van nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 97.1 Begrotingsuitgaven Artikel 97 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen73 4545 4066 4292 21063260– 197
Uitgaven73 4145 7356 546782294442– 148
        
Programma uitgaven73 2255 5816 528659231422– 191
Operationele doelstelling 1       
Afgesloten Regelingen60 3265 1096 311359000
Regeling Ex-Mijnwerkers1821821821821821820
Ondersteuning vorming BVG’en11 8271422311849240– 191
Overig afwikkeling SUWI890148120000
        
Apparaatsuitgaven18915418123632043
Personeel en materieel06318181820– 2
AgentschapSZW18991010545045
        
Ontvangsten18 81011 0711 3029 2541 75601 756

Toelichting

Regeling ex-mijnwerkers

De Regeling vervroegde uittreding ex-mijnwerkers en de Silicoseregeling mijnwerkers zijn financieel afgewikkeld. Per 1 januari 2000 zijn alle rechthebbenden uitgestroomd, zodat uitsluitend nog nabetalingen worden verantwoord. Op deze voorziening wordt tevens de Rijksbijdrage aan het algemeen mijnwerkersfonds verantwoord.

Ondersteuning vorming Bedrijfsverzamelgebouwen (BVG-en)

De tijdelijke stimuleringsregeling bedrijfsverzamelgebouwen bestaat uit twee subsidies, een startsubsidie en een vervolgsubsidie. De vaststelling van de startsubsidies en de verlening van de vervolgsubsidie zijn in 2004 afgerond. De vaststelling van de vervolgsubsidie, na opening van het bedrijfsverzamelgebouw, wordt tot en met het jaar 2011 voorzien.

Agentschap SZW

De stimuleringsregeling Bedrijfsverzamelgebouwen wordt uitgevoerd door het Agentschap SZW. De uitvoeringskosten worden tijdens de begrotingsuitvoering naar het AGSZW overgeboekt.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is op basis van afrekeningen een bedrag van € 1,8 mln aan restituties ontvangen.

Artikel

98 Algemeen

Op dit artikel worden de niet naar beleidsartikelen toe te rekenen posten Handhaving, Onderzoek en beleidsinformatie, Subsidies en Overig toegelicht. Verder worden de apparaatsuitgaven toegelicht die niet direct kunnen worden toegerekend aan één van de andere beleidsartikelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 98.1 Begrotingsuitgaven Artikel 98 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen247 233189 821197 648194 880185 081188 985– 3 904
Uitgaven242 088188 344189 094187 634183 895189 116– 5 221
        
Programma uitgaven26 79918 11123 39915 89313 77028 058– 14 288
        
Operationele doelstelling 1       
Handhaving4 3982 6907 7222 1241 94115 069– 1 3128
Onderzoek& Beleidsinformatie10 4006 6317 9616 7654 7956 347– 1 552
Subsidies70643426111012 456– 2 455
Overig11 2958 3567 4556 8947 0334 1862 847
        
Apparaatsuitgaven215 289170 233165 695171 741170 125161 0589 067
Automatisering  19 30424 28825 99217 0318 961
Huisvesting  28 57031 22229 61632 570– 2 954
Personeel en materieel183 960145 39793 06890 94193 43386 9016 532
Bijdrage aan IWI31 32924 83624 75325 29021 08424 556– 3 472
        
Ontvangsten7 0387 64713 03112 39612 1215 4966 625

Toelichting

Programma-uitgaven artikel 98

De programma-uitgaven op dit artikel zijn Handhaving, Onderzoek en beleidsinformatie, Subsidies en Overig. Delen van deze beleidsuitgaven kunnen worden toegerekend naar beleidsartikelen en zullen daar worden verantwoord. Indien van toepassing zal voor het behoud van een totaaloverzicht per uitgavencategorie inzicht worden gegeven in de totale omvang van de budgetten.

Handhaving

Van het handhavingsbudget is gedurende de begrotingsuitvoering € 7 mln overgeboekt naar apparaat, voorlichting, onderzoek en automatisering voor noodzakelijke voorzieningen ten behoeve van het handhavingsprogramma. De onderuitputting van het handhavingsbudget (€ 6 mln) is veroorzaakt door enkele projecten die vertraging hebben opgelopen en enkele projecten die niet zijn uitgevoerd.

Onderzoek en Subsidies

Op artikel 98 is vooral als gevolg van herschikkingen van onderzoek- en subsidiegelden naar de beleidsartikelen € 1,5 en € 2,5 mln minder uitgegeven.

Overig/Voorlichting

In de loop van het jaar is een aantal extra voorlichtingsactiviteiten (voorlichting Handhavingsprogramma en Iedereen doet mee) ondernomen.

Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven op artikel 98 bestaan uit personeel, materieel, huisvesting en automatisering. Totaal is € 9,1 mln meer uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd. Zie hieronder voor een toelichting per onderdeel.

Automatisering

De hogere uitgaven automatisering (€ 9,0 mln) hebben vooral betrekking op de modernisering en vernieuwing van de hard- en software.

Huisvesting

De uitputting van het huisvestingsbudget is voornamelijk als gevolg van een ingevulde ombuigingstaakstelling € 3,0 mln lager dan oorspronkelijk geraamd.

Personeel en materieel

De hogere uitgaven (€ 6,5 mln) zijn het saldo van enerzijds de loon- en prijsbijstelling en anderzijds de som van een aantal relatief kleine overschotten en tekorten op de personele en materiële directiebudgetten. Ook op de apparaatsuitgaven van de beleidsartikelen staan overschotten en tekorten. Het totaalbeeld van de personele en materiële uitgaven wordt in het vervolg nader toegelicht.

Bijdrage aan IWI

De bijdrage aan IWI is als gevolg van verrekeningen met het moederdepartement lager dan geraamd.

Ontvangsten

De gerealiseerde ontvangsten zijn € 6,6 mln hoger dan geraamd. Dit is vooral veroorzaakt door een niet voorziene ontvangst (€ 5 mln) in verband met een positief resultaat IWI.

98.1 Apparaatsuitgaven

In tabel 98.2 wordt van de totale apparaat- en algemene programma-uitgaven een verdeling over alle artikelen gegeven, zowel artikel 98 als niet artikel 98. Bij artikel 98 staan de uitgaven die niet aan beleidsartikelen kunnen worden toebedeeld, zoals algemene uitgaven.Vervolgens worden enkele uitgavencategorieën toegelicht.

Tabel 98.2 Totaaloverzicht gerealiseerde apparaat- en algemene programma-uitgaven 2008 (x € 1 000)
 ApparaatsuitgavenProgramma-uitgaven
 Personeel & MaterieelOverige*Primair Proc.OnderzoekVoorlichtingSubsidiesHandhaving
41 Inkomensbeleid688 32125 12 
42 Arbeidsparticipatie19 329      
43 Arbeidsverhoudingen16 326 2027306401 245283
44 Arbeidsomstandighedenen verzuim41 344 3 29757485414 678325
45 Pensioenbeleid1 488  15 928 
46 Inkomensbeschermingmet activering9 628  5051 860 7 827
47 Re-integratie4 344 221 0502 8014 497 
48 Sociale werkvoorziening1 182      
49 Overige inkomensbescherming856      
50 Tegemoetkomingen983      
51 Rijksbijdragen aan sociale fondsen791      
        
97 Aflopende regelingen18    182 
98 Algemeen93 43376 6925954 7956 43811 941
99 Nominaal en onvoorzien       
Totaal gerealiseerde uitgaven 2008190 41076 6924 1487 79412 55321 54310 376
Vastgestelde Begroting 2008187 30374 1576 58011 8946 46730 46524 174
Verschil 20083 1072 535– 2 432– 4 1006 086– 8 922– 13 798

Bron : SZW administratie

* Dit betreft Huisvesting (€ 29 616), Automatisering (€ 25 992) en Bijdrage moederdepartement (€ 21 084).

Tabel 98.3 Formatie en bezettingsontwikkeling (fte)
 20042005200620072008
Formatie totaal SZW ultimo3 0473 0472 9632 8942 794
waarvan batenlastendiensten357363355352325
      
Bezetting ultimo3 0142 9442 9222 7582 582
Bezetting gemiddeld3 0233 0072 9552 8252 670
      
Vacatures ultimo (aantal)3310341136212

Bron: SZW-administratie

Toelichting

Aan het eind van 2008 bestond de formatie inclusief de baten-lastendiensten uit 2 794 formatieplaatsen (fte). Dat is 100 fte lager dan de formatie van 2007. De formatie is met 85 fte afgenomen als gevolg van de doorwerking van de taakstelling Strategisch- en Hoofdlijnen akkoord. De bezetting per 31 december 2008 bedroeg 2 582 fte. Ten opzichte van 31 december 2007 is de bezetting gedaald met 176 fte.

Tabel 98.4 Realisaties personeel materieel, huisvesting en automatisering (x € 1 mln)
 20042005200620072008
Personeel (excl IWI en AG SZW)157161159158158,6
Materieel40,528,737,231,831,8
Huisvesting30,529,528,631,229,6
Automatisering19,719,719,324,326,0
Bijdrage moederdepartement aan IWI31,324,824,825,321,1
      
Gemiddelde realisatie per fte (x € 1 000)     
Personeel51,953,553,855,959,4
Materieel13,49,512,611,311,9
Huisvesting10,19,89,711,011,1
Automatisering6,56,66,58,69,7

Bron: SZW-administratie

Toelichting

Personeel

In 2008 is € 158,6 mln uitgegeven aan personeelskosten. Dit is inclusief € 2,6 mln aan post-actieven en € 7,0 mln voor inhuur van personeel. Deze bedragen zijn exclusief de baten-lastendiensten IWI en Agentschap SZW.

98.2 Programma-uitgaven

Handhaving

In 2008 bedroeg het totale beleidsbudget voor handhaving € 24,2 mln, verdeeld over de artikelen 43, 44, 46 en 98. De realisatie op het totale handhavingsbudget bedroeg uiteindelijk circa € 10,4 mln. Het verschil heeft twee oorzaken. Ten eerste is het beleidsbudget tussentijds verlaagd als gevolg van overboekingen naar apparaat, voorlichting, onderzoek en automatisering voor noodzakelijke automatiseringsvoorzieningen ten behoeve van het handhavingsprogramma (€ 7 mln). Daarnaast was er sprake van onderuitputting omdat projecten vertraging hebben opgelopen en omdat projecten niet zijn uitgevoerd.

Voorlichting

In de loop van het jaar is een aantal extra voorlichtingsactiviteiten ondernomen.

De totale voorlichtingsuitgaven 2008 bedragen € 12,6 mln. Naast de uitgaven «Postbus 51», bibliotheek, documentatie etc, beloopt het totale bedrag dat aan voorlichtingscampagnes is uitgegeven € 9,8 mln. Dit is als volgt over de beleidsterreinen verdeeld.

Tabel 98.5 Uitgaven voorlichtingscampagnes naar beleidsterrein (x € 1 000)
 Realisatie 2008
Arbeidsverhoudingen640
Arbeidsomstandigheden855
Schuldhulpverlening1 860
Iedereen doet mee2 801
Overig (dienstverlening aan huis, Wav en overig)3 622
Totaal9 778

Bron: SZW-administratie

Publieksinformatie

In 2008 zijn de volgende aantallen vragen door de afdeling Publieksinformatie afgehandeld:

• 13 494 e-mail via vooral het Algemeen loket (40%), de site van de Arbeidsinspectie, diverse andere loketten en Postbus 51;

• 1 726 brieven van burgers;

• 20 016 telefonische vragen op het gratis nummer 0800–9051.

Tabel 98.6 Verdeling van de gestelde vragen over de beleidsonderdelen SZW (%)
 Realisatie 2008
Arbeidsmarkt9,8
Arbeidsomstandigheden18,9
Arbeidsverhoudingen33,5
Arbeidsongeschiktheid7,0
Werkloosheid2,9
Overig Sociale voorzieningen6,0
Werk en Bijstand8,7
Overig13,2

Bron: SZW-administratie

Subsidies

Voor een totaaloverzicht subsidies wordt verwezen naar bijlage 6.

98.3 Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD)

De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) is een directie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De SIOD is in 2002 als bijzondere opsporingsdienst opgericht, met als doel de strafrechtelijke handhaving van de wet- en regelgeving op het terrein van werk en inkomen. De aanpak is repressief met een beoogd preventief effect. Oftewel: nu opsporen om in de toekomst misbruik en fraude te voorkomen.

In 2008 heeft de SIOD met de relevante beleidsdirecties van het ministerie van SZW en de arbeidsinspectie de beleidsgestuurde themaselectie gezamenlijk verder uitgewerkt. De SIOD is in 2008 doorgegaan met het beleidsgestuurd opsporen. Ook in 2008 heeft ruim 50% van de afgeronde opsporingsonderzoeken plaatsgevonden binnen de 6 geselecteerde thema’s:

• Bouwnijverheid;

• Land- en Tuinbouw;

• Levensmiddelenindustrie;

• Horeca;

• Uitzendbureau’s/malafide intermediairs;

• Schoonmaakbedrijven.

In het kader van het speerpunt «Bestrijding van slavernij-achtige uitbuiting in de arbeidssituatie», heeft de SIOD opnieuw geparticipeerd in het Expertisecentrum Mensenhandel/Mensensmokkel van de KLPD. Daarnaast heeft de SIOD deelgenomen aan een Europees initiatief om meer te gaan samenwerken op het terrein van de bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel, het G6 Human Trafficking Initiative. Bij ca. 50% van de SIOD-onderzoeken waren dubieuze uitzendbureau’s betrokken.

De SIOD heeft in 2008 70 opsporingsonderzoeken afgerond. Bij deze opsporingsonderzoeken waren 322 verdachte natuurlijke personen betrokken en 64 verdachte rechtspersonen Hierbij zijn door de SIOD de volgende benadelingsbedragen opgespoord:

• premiefraude € 0,8 mln;

• uitkeringsfraude: € 3,3 mln;

• subsidiefraude: € 0,4 mln;

• fiscaal nadeel € 12,2 mln;

• maatschappelijk nadeel € 10,4 mln.

De financiële opbrengsten van de SIOD zullen altijd van jaar tot jaar sterk fluctueren om de eenvoudige reden dat een paar afgeronde onderzoeken met een zeer hoog benadelingsbedrag een enorme invloed hebben op de totale opbrengst in een jaar.

Verdere feiten en cijfers:

• De digitale recherche van de SIOD heeft in 2008 40 SIOD onderzoeken of projecten ondersteund. Daarnaast zijn 5 onderzoeken van sociale recherches van gemeenten en 1 onderzoek van UWV ondersteund in 2008. De SIOD ondersteunt gemeenten en andere samenwerkingspartners als daarvoor ruimte is. Helaas heeft de SIOD in 2008 ook veel ondersteuningsverzoeken moeten afwijzen.

• De criminaliteits-analisten van de SIOD hebben in 2008 20 maal analyserapporten verstrekt aan de Interventieteams, waardoor controles van de betrokken partijen effectiever worden.

• De detachering bij de SIOD van twee ervaren parketsecretarissen door het Functioneel Parket werd ook in 2008 voortgezet, teneinde de aansluiting van de processen te optimaliseren en onderzoeken zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.

• Het aantal fraudemeldingen dat bij het Informatieknooppunt SZW (IKP) binnenkomt neemt snel toe. Over 2008 zijn het er ca. 2 500 geweest. Voor 2009 wordt opnieuw een stijging verwacht. De meeste IKP meldingen worden bij de uitvoeringsorganisaties in de keten van Werk en Inkomen weggezet.

• De SIOD heeft samen met de FIOD-ECD een gezamenlijk opleidingstraject ontwikkeld;

• De samenwerkingspilot met de gemeente Arnhem, waarbij de SIOD opsporingsonderzoeken voor Arnhem uitvoerde, heeft tot een positief evaluatierapport geleid.

• De SIOD heeft in 2008 5 signaleringsbrieven uitgebracht waarmee beleidsdirecties van SZW, uitvoeringsorganen en andere departementen in kennis zijn gesteld van fraudegevoelige situaties op hun terrein, zodat hier iets aan kan worden gedaan.

• Met toestemming van het College Bescherming Persoonsgegevens is de SIOD gestart met een zgn. Black Box project waarmee de Interventieteams in staat worden gesteld om bestanden te koppelen in een beveiligde omgeving waardoor de privacy van burgers zoveel mogelijk wordt gewaarborgd. Het is de bedoeling dat dit project uiteindelijk resulteert in een set van risicoprofielen die bestandskoppelingen overbodig maken.

• De onderzoekers van de SIOD hebben in 2008 op verzoek van het ministerie van OCW een onderzoek ingesteld naar de fraudegevoeligheid van kinderopvangsubsidies in relatie tot gastouderopvang.

• In 2008 heeft de SIOD 15 onderzoeken naar uitbuiting van buitenlandse werknemers afgerond.

• Ook in 2008 zijn er een aantal bijzondere onderzoeken gedraaid. Zo zijn er onderzoeken gedraaid naar frauduleuze constructies in de thuiszorg, naar een huisvuilverwerkingsbedrijf dat gebruik maakte van illegale chauffeurs en er is een groot onderzoek gedraaid naar fraudeconstructies bij een aantal bedrijven dat gebruik maakte van nep-ZZP’ers en illegalen in dienst nam om ze te laten werken op sofinummers van mensen die er niet werkten. Daardoor werd er ook nog door de mensen die hun sofinummer ter beschikking stelden ten onrechte een arbeidsverleden opgebouwd dat in de vorm van WW-uitkeringen kon worden verzilverd.

98.4 Arbeidsinspectie

De Arbeidsinspectie ziet toe op de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet), de Arbeidstijdenwet (ATW), de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV), de Wet Minimum loon (WML) en het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) en een aantal andere aspecten in sociale wet- en regelgeving. De Arbeidsinspectie draagt door dit toezicht bij aan veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en het bestrijden van illegale tewerkstelling of het ontduiken van het wettelijk minimumloon. In de aanpak ligt de prioriteit bij het opsporen en wegnemen van ernstige overtredingen. Onder regie van de Inspectieraad werkt de AI nauw samen met alle andere publieke inspectiediensten.

Een gedetailleerd verslag van activiteiten en uitkomsten van het toezicht door de Arbeidsinspectie wordt gegeven in het Jaarverslag Arbeidsinspectie 2008 dat gelijktijdig met het SZW-jaarverslag verschijnt; zie www.arbeidsinspectie.nl.

Op het terrein van arbeidsomstandigheden zijn in totaal 20 012 inspectietrajecten afgerond. Daarnaast zijn 2 279 onderzoeken naar arbeidsongevallen afgerond en 969 klachten onderzocht. In 56% van de gevallen is handhavend opgetreden. Een inspectietraject omvat alle bezoeken en administratieve handelingen die nodig zijn om te komen tot normconform gedrag.

In 2008 is voor € 9,2 mln aan boetes opgelegd en daarvan is inclusief de vorderingen uit eerdere jaren een bedrag van € 8,0 mln geïnd. In 2008 zijn er 280 inspectietrajecten in het kader van arbeidstijdenprojecten uitgevoerd. Verder zijn Arbeidstijden als inspectiepunt in een aantal relevante Arbo-inspectieprojecten meegenomen. Op grond van de ATW zijn in 2008 € 756 000 aan boetes opgelegd en is inclusief vorderingen uit eerdere jaren € 652 000 geïnd.

Bij het bestrijden van illegale tewerkstelling en of het ontduiken van het wettelijk minimumloon zijn 10 383 inspectietrajecten uitgevoerd. Daarbij is in 16% handhavend opgetreden.

Een inspectietraject omvat alle bezoeken en administratieve handelingen die nodig zijn om te komen tot normconform gedrag. De Arbeidsinspectie werkt via regionale en sectorale interventieteams samen met gemeenten, Belastingdienst, SIOD, UWV en vreemdelingenpolitie.

In 2008 zijn er voor circa € 36 mln aan boetes opgelegd voor overtredingen van de WAV en € 29 mln geïnd op basis van de WAV uit 2008 en nog openstaande vorderingen uit eerdere jaren en € 0,8 mln aan boetes opgelegd voor overtreding van de WML en € 0,15 mln geïnd.

Bij het toezicht ter voorkoming van zware ongevallen bij bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen heeft de Arbeidsinspectie in totaal 534 trajecten uitgevoerd. Er werd in 45% van de Arie en BRZO trajecten handhavend opgetreden en bij onderzoeken naar zware ongevallen leidde 25% van de onderzoeken tot een proces verbaal. Deze inspectietrajecten vallen uiteen in BRZO-inspecties, en inspecties op de aanvullende Risico Inventarisatie en Evaluatie (Arie-inspecties), Veiligheidsrapportbeoordelingen en Ongevalsonderzoeken. Deze trajecten zijn in omvang en doorlooptijd doorgaans veel omvangrijker dan andere Arbotrajecten. Ze richten zich op het functioneren van en de kwaliteit van de veiligheidbeheerssystemen bij risicovolle processen die tot ongelukken met grote gevolgen voor bedrijf en omgeving zouden kunnen leiden. In dit werkveld wordt samengewerkt met andere overheden (het bevoegde gezag volgens de Wet Milieubeheer: de gemeenten, provincies en waterschappen en de brandweer).

De Arbeidsinspectie heeft in 2008 de achterstanden in bezwaar en beroepzaken weggewerkt met de actie «Schoon schip». De werkvoorraad nam af van 800 bezwaarschriften op 1 januari 2008 naar 185 op 31 december 2008.

2008 was het eerste jaar dat de inning van de boetes door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) gebeurde.

De inning is uiteindelijk € 6 mln meer dan begroot, alleen de inning van WML boetes is wat lager dan begroot.

Deze extra inning is voor een deel eenmalig door de actie «Schoon schip» waardoor verhoudingsgewijs veel zaken in 2008 werden afgesloten.

De inning met betrekking tot WAV- en WML boetes is lastiger dan bij Arbo- en ATW-boetes. Bedrijven tekenen vaker bezwaar aan tegen boetes op overtreding van de WAV en de WML dan tegen boetes op grond van de Arbowet of Arbeidstijdenwet en zijn vaker niet meer traceerbaar of failliet.

Bij Arbo- en ATW-boetes werd door het CJIB respectievelijk 78% en 77% van het uitstaande bedrag geïnd. Dat is een fractie lager dan in 2007. Voor de WAV en de WML zijn de inningspercentages met respectievelijk 53% en 18%, duidelijk lager dan voor Arbo en ATW, maar voor de WAV betekent 53% een flinke stijging ten opzichte van de inning in 2007 die toen nog op 28% bleef steken.

Nemen we de in 2008 getroffen betalingsregelingen voor WAV-boetes mee als «geïnd», dan stijgt de inning van WAV-boetes over 2008 stijgen naar 73%. Het veel lagere inningscijfer voor de WML hangt samen met het feit dat 2008 het eerste volle jaar van boeteoplegging voor de WML was met relatief veel bezwaarprocedures en verzoeken om betalingsregelingen. De feitelijke inning ijlt na.

Tabel 98.7 Boeteontvangsten Arbeidsinspectie (bedragen x € 1 000)
BoetesBoetes opgelegd door de AI in 2008Boetes geëind door CJIB in 2008 (en overge-boekt op SZW) op grond van vorderin-gen uit 2008Boetes geïnd in 2008 door SZW op grond van vorderingen uit eerdere jarenTotaal ontvangsten SZW 2008Boetes geëind door CJIB in 2008 maar nog niet overgeboekt op SZW**Totaal ontvangsten Rijk 2008Begroting 2008Overschot/tekortInningspercentages
 ABCD=B+CEF=D+EGH=F-GI=(B+E)/A
ARBO9 1797 1199658 084198 1037 53257178%
ATW75655186637316686036577%
WAV35 95915 34613 55028 8963 71432 61023 0459 56553%
WML78739039106145504– 35918%
Totaal     41 526   

Bron: SZW/Arbeidsinspectie

** Ontvangsten op grond van betalingsregelingen blijven in depot bij CJIB totdat volledige vordering is voldaan en dan overgedragen aan SZW.

Artikel

99 Nominaal en onvoorzien

Op dit artikel staan tijdelijk middelen voor onvoorziene uitgaven, loon- en prijsbijstelling. De beschikbare middelen voor de loon- en prijsontwikkeling zijn gedurende het begrotingsjaar 2008 naar de in aanmerking komende artikelen overgeboekt.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 99.1 Begrotingsuitgaven Artikel 99 (x € 1 000)
artikelonderdeel2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Verplichtingen0000042 361– 42 361
Uitgaven0000042 361– 42 361
        
Programma uitgaven0000042 361– 42 361
Operationele doelstelling 1       
Loonbijstelling0000027 837– 27 837
Prijsbijstelling0000014 524– 14 524
Onvoorzien0000000
        
Ontvangsten0000000

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Het jaar 2008 heeft wat betreft de kwaliteit van de bedrijfsvoering in het teken gestaan van het wegwerken van de door de ARK gesignaleerde onvolkomenheden: de kwaliteit van de financiële administratie, de kwaliteit van het financieel beheer van het Agentschap SZW, de kwaliteit van het contractbeheer, de kwaliteit van het subsidiebeheer en het proces van boeteoplegging, de afhandeling van bezwaarschriften en beroepsprocedures en de inning van de bestuurlijke boetes op grond van de Wet arbeid vreemdelingen.

Samenvattend constateer ik dat deze verbeterslagen ertoe hebben geleid dat de tekortkomingen per het einde van 2008 merendeels zijn opgelost. Dat neemt niet weg dat de verbeteracties niet hebben kunnen voorkomen dat, over het gehéle jaar 2008 genomen, de kwaliteit van de verschillende processen nog te wensen heeft overgelaten. De situatie per ultimo 2008 laat echter een wezenlijk positiever beeld zien: op een aantal punten na behoren de tekortkomingen per ultimo 2008 tot het verleden. Ik spreek de ambitie uit dat over het gehele jaar 2009 de conclusie zal kunnen worden getrokken dat de verbeteracties in opzet en in werking tot de gewenste situatie hebben geleid. Dat neemt niet weg dat het noodzakelijk is in 2009 de focus te leggen bij de consolidatie van de bereikte situatie en het nog verder verbeteren van de werking van de gemaakte afspraken.

De kwaliteit van het financieel beheer en de financiële administratie

In de afgelopen jaren kampte de organisatie met ernstige aanloopproblemen met de invoering van het nieuwe systeem voor de financiële administratie (Hermes). Ook in 2008 bleken zich nog problemen voor te doen. De oorzaken daarvan moeten vooral worden gezocht in boekingsfouten, in de technische stabiliteit van het gebruikersportaal voor rapportages en formulieren (Mercurius), in het genereren – via Mercurius – van managementinformatie en in de procesgang binnen en tussen directies en de directie GOB, waar de financiële administratie wordt gevoerd.

Het beheer van de overige vorderingen is nog onvoldoende door tekortschietende managementinformatie. Een voorgenomen schoningsactie zal hierin verbetering brengen.

Met name ten aanzien van de kwaliteit van de managementinformatie (zie onder), de autorisaties en de tijdigheid van de betalingen zijn in de loop van 2008 wezenlijke verbeteringen gerealiseerd. De toezegging aan de Algemene Rekenkamer, dat de kwaliteit van het financieel beheer in de loop van 2008 verder zou verbeteren ten opzichte van 2006 en 2007, is daarmee naar mijn mening per ultimo 2008 nagekomen.

Dat betekent echter niet dat de eindsituatie is bereikt; in 2009 zullen de bereikte resultaten moeten worden geconsolideerd en zullen de puntjes op de i moeten worden gezet, om te borgen dat de aangebrachte verbeteringen structureel in de organisatie worden verankerd. Daarnaast zal in 2009 nog specifieke aandacht nodig zijn voor het voorschottenbeheer en het vorderingenbeheer en voor de inrichting van de financiële administratie in relatie tot de totstandkoming van de jaarrekening.

De kwaliteit van het financieel beheer van het Agentschap SZW

In de bedrijfsvoeringsparagraaf bij het jaarverslag over 2007 werd melding gemaakt van een plan van aanpak met verbetermaatregelen, waarvan de implementatie in 2008 zou worden afgerond. De bedoelde verbetermaatregelen zijn in 2008 afgerond, waarmee ook ten aanzien van de kwaliteit van het financieel beheer van het Agentschap kan worden gesteld dat deze per ultimo 2008 niet langer als tekortkoming behoeft te worden aangemerkt. Ook hier geldt echter dat het realiseren van de noodzakelijke verbeterslagen in 2008 te laat werd afgerond om met recht te kunnen stellen dat de problemen zich over geheel 2008 niet meer voordeden. Bij het opstellen van de overzichten ten behoeve van de jaarrekening van SZW over 2008 deden zich enkele complicaties voor, waardoor ook voor de kwaliteit van het financieel beheer van het Agentschap SZW geldt dat in 2009 de bereikte resultaten moeten worden geconsolideerd en de puntjes op de i moeten worden gezet, om te borgen dat de aangebrachte verbeteringen structureel in de organisatie worden verankerd.

De kwaliteit van het contractbeheer

Ten aanzien van de kwaliteit van het contractbeheer en van de (Europese) aanbestedingen is een forse verbeterslag gemaakt. Zoals in de bedrijfsvoeringsparagraaf over 2007 werd gemeld behoefden in 2008 het contractenregister en de contractdossiers nog bijzondere aandacht. De onrechtmatigheden ten aanzien van de naleving van de (Europese) aanbestedingsregels zijn in 2008 met succes overwonnen. Voor zover zich nog (rechtmatigheids)problemen voordoen zijn deze het gevolg van expliciete en zichtbaar gemaakte keuzen en van fouten met (Europese) aanbestedingen in eerdere jaren. Aan de kwaliteit van het contractbeheer kon in de loop van het jaar 2008 een belangrijke impuls worden gegeven met de invoering van het nieuwe contractenregister in Planon. In 2009 is uitsluitend nog aandacht nodig voor de kwaliteit van de contractdossiers. In zoverre is in de loop van het jaar 2008 een eind gekomen aan de tekortkomingen.

De kwaliteit van het subsidiebeheer

De kwaliteit van het subsidiebeheer is in de loop van 2008 verbeterd, mede dankzij de instelling, per 1 juli 2008, van het Subsidie Expertise Centrum (SEC). Het SEC blijkt te hebben geleid tot meer aandacht voor alle aspecten van het subsidieproces.

De tijdigheid van de vaststellingen heeft in 2008 aandacht gehad. Met betrekking tot de dossiervorming (volledigheid en juistheid van de dossiers) kan worden gesteld dat verbeteringen zijn gerealiseerd. Over het gehele jaar 2008 kan in retrospectief niet worden gesteld dat de kwaliteit van het subsidiebeheer voldoende op orde is geweest. De situatie per ultimo 2008 rechtvaardigt echter de conclusie dat de tekortkomingen voor een deel zijn opgelost, deels zullen ze in 2009 worden opgelost. De randvoorwaarden zijn geschapen om ervoor te zorgen dat ze zich ultimo 2009 niet meer zullen voordoen. In 2009 zullen de al bereikte resultaten moeten worden geconsolideerd, om te borgen dat de aangebrachte verbeteringen structureel in de organisatie worden verankerd.

De oplegging en inning van de bestuurlijke boetes op grond van de Wet arbeid vreemdelingen

De aanpak van de kwaliteitsproblemen met de oplegging en inning van de bestuurlijke boetes op grond van de Wet arbeid vreemdelingen is in 2008 voortvarend voortgezet. De onvolkomenheid van de Algemene Rekenkamer richtte zich op het proces – en op de werkvoorraden – van boeteoplegging, op het afhandelen van bezwaarschriften en beroepsprocedures en op de boete-inning. De eerste twee punten hebben in het jaar 2008 tot een overtuigende oplossing geleid. Verwacht mag worden dat deze twee problemen zich in 2009 niet meer zullen voordoen. Wat betreft de inning van oude boetes bestaat nog steeds een achterstand, die in de loop van 2009 verder zal worden ingelopen.

Het materieelbeheer

Het materieelbeheer is in de loop van 2008 geheel op orde gekomen. Met de invoering van het nieuwe inventarisadministratiesysteem Planon, dat in de tweede helft van het jaar door de directies werd gevuld, zijn de tekortkomingen van de inventarisadministratie verleden tijd. Middels periodieke aanwezigheidscontroles wordt de juistheid van de inventarislijsten gecontroleerd.

Rechtmatigheidsproblemen

Er hebben zich in 2008 geen rechtmatigheidsproblemen, uitgaand boven de tolerantiegrenzen, voorgedaan.

De kwaliteit van de niet-financiële beleidsinformatie

De Kamer moet ervan uit kunnen gaan dat zij juiste en goede informatie ontvangt over de ontwikkeling van de prestatie-indicatoren in de begroting en het jaarverslag. Daarom is het belangrijk dat de niet-financiële informatie van goede kwaliteit is. In het jaarverslag zijn alle indicatoren voorzien van een heldere en eenduidige bronvermelding en voorts wordt in kwaliteitsdocumenten beschreven op welke wijze de kwaliteit van systemen van niet-financiële informatie is geborgd. Hiermee is de ordelijkheid, controleerbaarheid en deugdelijkheid van de informatie geborgd en is ook duidelijk waar nog verbeteringen mogelijk zijn.

ONDERDEEL C. JAARREKENING

7. VERANTWOORDINGSSTAAT

Tabel 7.1 Departementale verantwoordingsstaat 2008 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (x € 1 000)
  (1)(2)(3)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
 TOTAAL 23 859 024501 378 21 888 884715 866 – 1 970 140214 488
           
 Beleidsartikelen         
41Inkomensbeleid1 5061 475 971857 – 535– 618 
42Arbeidsparticipatie41 87947 47915 54528 99726 62528 100– 12 882– 20 85412 555
43Arbeidsverhoudingen23 49823 3391 30721 56720 500711– 1 931– 2 839– 596
44Arbeidsomstandighedenen verzuim71 81572 7015 13259 97061 0728 207– 11 845– 11 6293 075
45Pensioenbeleid2 3342 390 2 6232 43113 6612894113 661
46Inkomensbeschermingmet activering6 088 4946 105 261 6 442 4436 436 83759 864353 949331 57659 864
47Re-integratie2 067 7312 067 13123 000541 2162 097 53787 076– 1 526 51530 40664 076
48Sociale werkvoorziening2 349 0532 349 053450 8982 511 9912 426 391488 720162 93877 33837 822
49Overige inkomensbescherming344 035344 035 367 111367 1112 95523 07623 0762 955
50Tegemoetkomingen139 055139 055 130 187130 18712 695– 8 868– 8 86812 695
51Rijksbijdragen aan sociale fondsen12 475 18612 475 186 10 135 14710 135 147 – 2 340 039– 2 340 039 
           
Niet-beleidsartikelen          
97Aflopende regelingen260442 632941 756– 197– 1481 756
98Algemeen188 985189 1165 496185 081183 89512 121– 3 904– 5 2216 625
99Nominaal en onvoorzien42 36142 361    – 42 361– 42 361 

Bij de subtotalen en totalen kunnen afrondingsverschillen optreden.

8. SALDIBALANS

 DEBETUltimo 2008Ultimo 2007  CREDITUltimo 2008Ultimo 2007
  EURO1000EURO1000   EURO1000EURO1000
1Uitgaven 2007 26 981 245 2Ontvangsten 2007 825 464
1Uitgaven 200821 888 877  2Ontvangsten 2008715 865 
3Liquide middelen1117  4Rek.crt. Ministerie van Financiën21 200 17526 466 810
5Uitgaven buiten begrotingsverband40 370327 796 6Ontvangsten buiten begrotingsverband13 21716 784
 Subtotaal (A)21 929 25827 309 057  Subtotaal (A)21 929 25827 309 057
7Rechten00 7Tegenrekening rechten00
8Extra-comptabele vorderingen85 18940 353 8Tegenrekening extra-comptabele vorderingen85 18940 353
9Tegenrekening extra-comptabele schulden00 9Extra-comptabele schulden0 0 
10Voorschotten14 813 12015 202 292 10Tegenrekening voorschotten14 813 12015 202 292
11Tegenrekening Garantieverplichtingen1 965331 11Garantieverplichtingen1 965 331 
12Tegenrekening openstaande verplichtingen7 062 5689 058 067 12Openstaande verplichtingen7 062 568 9 058 067 
13Deelnemingen0 0  13Tegenrekening deelnemingen00
 Subtotaal (B)21 962 84324 301 043  Subtotaal (B)21 962 84324 301 043
 Totaal (A + B)43 892 10051 610 101  Totaal (A + B)43 892 10051 610 101

De subtotalen in de balans hebben tot doel het onderscheid aan te geven tussen het intra-comptabele gedeelte (A) en het extra-comptabele gedeelte (B).

Het intra-comptabele gedeelte bevat de administratie van de financiële gegevens van transacties die in directe relatie staan met de kasstromen die via de rekening-courant met het ministerie van Financiën worden bijgehouden.

Het extra-comptabele gedeelte bevat de administratie van de overige rekeningen die met de sluitrekeningen in evenwicht worden gehouden.

Bij de subtotalen en totalen kunnen afrondingsverschillen optreden.

TOELICHTING BIJ DE SALDIBALANS

Alle bedragen zijn vermeld in € 1 000,00

Ad 1/2 Uitgaven/ontvangsten 2008

De departementale verantwoordingsstaat over het jaar 2007 is bij wet van 27 september 2008 vastgesteld (Staatsblad 454) en is in 2008 in de rekening courant met het ministerie van Financiën afgewikkeld.

In verband hiermee zijn deze uitgaven en ontvangsten ultimo 2008 niet meer in de saldibalans opgenomen.

Het verschil tussen de realisaties ontstaat door verschillende afrondingsmethodieken. In de departementale verantwoordingstaat worden de uitgaven op € 1 000 naar boven afgerond, in de saldibalans wordt de rekenkundige methodiek gehanteerd.

UITGAVENTotaalDoorbelastUltimo 2008Ultimo 2007
Apparaatskosten246 01696 975149 041171 740
Beleidsuitgaven21 642 861– 96 97521 739 83626 809 504
Totaal hoofdstuk 15 van de rijksbegroting21 888 877021 888 87726 981 245
VERPLICHTINGENUltimo 2008Ultimo 2007
Apparaatskosten151 898176 680
Beleidsuitgaven20 275 46126 510 425
Totaal hoofdstuk 15 van de rijksbegroting20 427 35926 687 106
ONTVANGSTENUltimo 2008Ultimo 2007
 715 865825 464
 UitgavenOntvangsten
Wet van 4 april 2008, Stb. 131 (vastgestelde begroting)23 859 024501 378
Wet van 25 september 2008, Stb. 438 (1e suppletore wet)– 1 809 13942 235
Voorstel van wet 1 december 2008, Kamerstuk 31 792 (2e suppletore wet)– 121 505164 553
Totaal toegestaan bij wet21 928 380708 166
Slotwet– 39 4967 700
Realisatie volgens departementale rekening21 888 884715 866
Realisatie volgens de saldibalans21 888 877715 865

Ad 3 Liquide middelen (€ 11)

 Openstaand ultimo 2008
Postbank concernblok0
Min. van Financiën concernblok0
Postbank 552 7121
Totaal verschuldigde girale liquide middelen1
Departementale kas10
Kassen kasvoorschothouders1
Totaal chartale liquide middelen10
Totaal liquide middelen11

Centraal en decentraal worden kassen aangehouden voor het doen van kleine materiële uitgaven. Het totaal saldo van de departementale kas sluit aan met het kasboek. De kasbeheerder heeft dit akkoord bevonden. Een kasvoorschothouder wordt bij beschikking aangewezen. Deze dient maandelijks een kasstaat in over de, in een verslagmaand, gedane uitgaven en/of ontvangsten. Er is één kasvoorschothouder aangesteld. De saldi met betrekking tot de concernblokrekeningen worden dagelijks afgeroomd.

Ad 4 Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (€ 21 200 175)

Dit is de rekening-courant van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten opzichte van het ministerie van Financiën. Het ministerie van Financiën stelt de door SZW uit te geven begrotingsgelden beschikbaar. Nadat de Rekening aan de Tweede Kamer is aangeboden en de Algemene Rekenkamer geen bezwaren heeft die goedkeuring in de weg staan, wordt tot verrekening overgegaan. Het saldo stemt overeen met het dagafschrift van 31 december 2008, de daarop gecorrigeerde overloopposten en de verrekende uitgaven en ontvangsten over het jaar 2008 van de Rijkshoofdboekhouding van het ministerie van Financiën.

Ad 5 Uitgaven buiten begrotingsverband (€ 40 370)

 Openstaand ultimo 2008
Door te betalen Europees Sociaal Fonds-gelden38 334
Apparaatskosten IWI1 082
Apparaatskosten AGSZW670
Diverse Personeel158
Project Directie Arbeidsmarkt85
Diversen41
Totaal uitgaven buiten begrotingsverband40 370

Ad 6 Ontvangsten buiten begrotingsverband (€ 13 217)

 Openstaand ultimo 2008
Afdracht loonheffing3 488
Directie Internationale Zaken projecten3 429
Afdracht pensioenpremie2 368
Directie Arbeidsverhoudingen1 935
Afdracht sociale verzekeringspremies989
Met Derden te verrekenen407
Ontvangsten WAO/WIA/Ziektewet288
Directie Arbeidsomstandigheden projecten151
Academie SZW119
Diversen43
Totaal ontvangsten buiten begrotingsverband13 217

Ad 7 Openstaande rechten (€ 0)

Geen.

Ad 8 Vorderingen inclusief CJIB/Agentschap SZW (€ 85 189)

 AgentschapOpenstaand
 MinisterieSZWCJIBultimo 2008
 37 3625 16442 66485 189
MinisterieOpenstaand ultimo 2008
t/m 20056 856
200616 433
20076 299
20087 774
 37 362

Het openstaande bedrag bestaat voornamelijk uit vorderingen (€ 25 182) wegens door de Arbeidsinspectie opgelegde bestuurlijke boetes in 2006 of eerder. Bestuurlijke boetes die in 2007 en verder worden opgelegd worden niet meer door SZW maar door het CJIB geïncasseerd. Ten aanzien van de in jaren 2006 en eerder opgelegde boetes zijn door SZW inningswerkzaamheden verricht. Ultimo 2008 stond nog voor € 13 418 aan bestuurlijke boetes uit bij het incassobureau.

Ultimo 2008 kan van de totale vorderingen een bedrag ter grootte van € 9 824 als oninbaar worden beschouwd, waarvan € 8 020 betrekking heeft op bestuurlijke boetes. De overige vorderingen van SZW worden beschouwd als direct opeisbaar.

Ad 9 Extra-comptabele schulden (€ 0)

Geen.

Ad 10 Voorschotten inclusief Agentschap SZW (€ 14 813 120)

 MinisterieAgentschapSZWOpenstaand ultimo 2008
 14 509 108304 01214 813 120

Ministerie (€ 14 509 108)

In de onderstaande specificaties worden de openstaande voorschotten van het ministerie verantwoord naar ouderdom en artikel.

 Saldo 1-1-2008VerstrektAfgerekendOpenstaand ultimo 2008
t/m 200547 541 39 1098 432
20064 097 718 4 064 65933 059
200710 520 670 6 941 7933 578 878
2008 10 997 462108 72210 888 740
 14 665 92910 997 46211 154 28314 509 108
ArtOmschrijvingOpenstaand ultimo 2008
41Inkomensbeleid96
42Arbeidsparticipatie9 279
43Arbeidsverhoudingen2 944
44Arbeidsomstandighedenen verzuim22 775
45Pensioenbeleid828
46Inkomensbeschermingmet activering2 677 422
47Re-integratie3 127 463
48Sociale Werkvoorziening4 718 780
49Overige inkomensbescherming365 659
50Tegemoetkomingen122 842
51Rijksbijdragen aan sociale fondsen18 532
95Jeugd en Gezin3 394 876
97Aflopende regelingen45
98Algemeen42 496
99Nominaal en onvoorzien0
 Rekeningen buiten begrotingsverband5 071
Totaal 14 509 108

Agentschap SZW (€ 304 012)

In onderstaande tabel wordt het verloop van de voorschotten van het Agentschap SZW in 2008 weergegeven.

 ESF/EQUALSubsidiesDepartementOpenstaand ultimo 2008
Saldo 1 januari493 98845 265539 253
Betaald48 7314 63053 361
Subtotaal542 71949 895592 614
Afgerekend255 22733 375288 602
Saldo 31 december287 49216 520304 012

Ad 11 Garantieverplichtingen (€ 1 965)

Opbouw garantieverplichtingen: 
Garantieverplichtingen per 1 januari331
Bij: Aangegane verplichtingen1 634
Af: Tot betaling gekomen verplichtingen0
Af: Intrekkingen, bijstellingen en terugbetalingen0
Garantieverplichtingen per 31 december1 965

In 2008 is de «tijdelijke SZW-borgstellingsregeling startende ondernemers vanuit een uitkering» van kracht geworden. Eind 2008 staat SZW voor een bedrag van € 2 499 borg aan kredietinstellingen en gemeentelijke kredietbanken die een kredietovereenkomst hebben verleend aan startende ondernemers. Het daadwerkelijke risico van uitbetaling als alle verplichtingen zouden worden opgeëist bedraagt € 1 965.

Ad 12 Openstaande verplichtingen (€ 7 062 568)

 AgentschapMinisterieOpenstaand
 MinisterieSZWJeugd&Gezinultimo 2008
Saldo 1 januari7 695 8091 357 1013 2639 056 173
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar20 427 359230 567020 657 926
Subtotaal (A)28 123 1671 587 6683 26329 714 099
Tot betaling gekomen in het verslagjaar21 888 877277 589022 166 466
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren     
aangegane verplichtingen18 054466 686325485 064
Subtotaal (B)21 906 931744 27532522 651 530
Saldo 31 december (A – B)6 216 237843 3932 9387 062 568

Specificatie openstaande verplichtingen Ministerie naar artikel (€ 6 216 237)

Art OmschrijvingUltimo 2007Negatieve bijstellingenAangegaan 2008Betaald 2008Doorbelasting P&MBetaald incl. doorbelastingOpenstaand 2008 e.v.
41 Inkomensbeleid00970169688856114
42 Arbeidsparticipatie3 46734728 9977 29519 32926 6245 492
43 Arbeidsverhoudingen63711421 5664 17316 32620 4991 589
44 Arbeidsomstandighedenen verzuim12 1083 15359 96919 72841 34461 0717 853
45 Pensioenbeleid1502 6239431 4882 430207
46 Inkomensbeschermingmet activering3 770 0433756 442 4426 427 2099 6286 436 8373 775 273
47 Re-integratie1 584 0976 466541 2152 093 1934 3442 097 53721 309
48 Sociale Werkvoorziening2 301 5911712 511 9912 425 2091 1822 426 3912 387 020
49 Overige inkomensbescherming00367 110366 255856367 1100
50 Tegemoetkomingen00130 186129 203983130 1860
51 Rijksbijdragen aan sociale fondsen0010 135 14610 134 35579110 135 1460
97 Aflopende regelingen2 21954263275182931 446
98 Algemeen21 6336 886185 080280 870– 96 975183 89515 933
99 Nominaal en onvoorzien  
 7 695 80918 05420 427 35921 888 877021 888 8776 216 237

Specificatie openstaande verplichtingen Agentschap SZW (€ 843 393)

 ESF 2ESF 3EQUALOpenstaand ultimo 2008
Saldo 1 januari138 4291 166 96551 7081 357 101
Aangegaan in verslagjaar228 1762 30784230 567
Subtotaal (A)366 6041 169 27251 7921 587 668
Tot betaling gekomen in verslagjaar14 978252 09610 515277 589
Negatieve bijstelling van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingen5 157448 20613 323466 686
Subtotaal (B)20 135700 30223 838744 275
Totaal (A – B)346 469468 97027 954843 393

Ad 13 Deelnemingen (€)

Geen.

9. BATEN-LASTENDIENSTEN

9.1 Samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastendiensten

Tabel 9.1 Samenvattende verantwoordingsstaat 2008 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) (x € 1000)
 BegrotingRealisatieVerschil
AgentschapSZW   
    
Totale baten15 09016 3691 279
Totale lasten15 09017 1852 095
Saldo van baten en lasten0– 816– 816
    
Totale kapitaalontvangsten000
Totale kapitaaluitgaven406379– 27
    
Inspectie Werk en Inkomen   
    
Totale baten23 65821 699– 1 959
Totale lasten23 00021 355– 1 645
Saldo van baten en lasten658344– 314
    
Totale kapitaalontvangsten0– 4– 4
Totale kapitaaluitgaven1 7081 956248

9.2 Toelichting Agentschap SZW

Algemeen

• Het Agentschap SZW volgt bij de opstelling van de financiële verantwoordingen de inrichtingseisen zoals die zijn opgenomen in de Comptabiliteitswet en daarmee samenhangende regelingen (in het bijzonder de Regeling baten-lastendiensten 2007). De waardering van de activa en passiva is tegen nominale waarden tenzij anders vermeld.

• De materiële vaste activa zijn gewaardeerd op aanschafwaarde minus de desbetreffende afschrijvingen (lineair). De investeringen worden in drie jaar afgeschreven.

• De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd op aanschafwaarde minus de desbetreffende afschrijvingen (lineair). De investeringen worden in 3 tot 5 jaar (afhankelijk van het product) afgeschreven.

• Investeringen die via de out of pocketkosten (rechtstreeks in rekening te brengen bij opdrachtgever) worden gefinancierd, worden volledig afgeschreven in het jaar van aanschaf/ontwikkeling.

• De voorzieningen voor benoemde risico’s komen in overleg met eigenaar en FEZ tot stand. Bij AGSZW is nog één Voorziening Personeel ingericht.

• Het eigen vermogen dat wordt aangehouden stoelt op de «Regeling baten-lastendiensten 2007» en specifieke afspraken met de eigenaar/Financiën (maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie boekjaren).

• AGSZW beschikt met instemming van het Ministerie van Financiën (in 2007 verleend) tot en met 2010 over een geoormerkte bestemmingsreserve. Deze reserve is bedoeld voor het opvangen van de (benoemde) kosten voortvloeiend uit de krimp van de organisatie (afloop ESF 2000–2006 en Equal en start ESF 2007–2013). Financiën kan op grond van de Regeling baten-lastendiensten 2007 een dergelijke afwijking van de regels toestaan.

• De verplichte reserve wordt aangehouden voor de geactiveerde immateriële vaste activa.

• De omzet is gewaardeerd tegen opbrengstwaarde (aantal producten x productprijs en uren x tarief) en wordt als gerealiseerd beschouwd in de periode waarin de diensten zijn verricht en/of de producten zijn geleverd.

• AGSZW stuurt op volledige uitvoering van uitgebrachte offertes en/of afgesproken producten (kalenderjaar gebonden). Hierdoor is waardering van een post «Onderhanden werk» niet of nauwelijks aan de orde. Het financiële belang van afwijkingen in de uitvoering is gering. In de jaarrekening is dan ook geen post «Onderhanden werk» opgenomen.

• Lasten en overige baten worden toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

• De Auditdienst heeft voor de accountantsverklaring bij het externe jaarverslag 2007 van AGSZW een nadere controle uitgevoerd. Dit heeft ertoe geleid dat, ten opzichte van de in het departementale jaarverslag 2007 opgenomen cijfers, nog correcties zijn uitgevoerd. Bij de vergelijkende cijfers over 2007 zijn de gecorrigeerde cijfers gehanteerd en dus reden voor de afwijkingen ten opzichte van de gegevens in het departementale jaarverslag 2007.

Balans Agentschap SZW

Tabel 9.2.1 Balans per 31 december 2008 (x € 1 000)
 Balans per 31 december 2008Balans per 31 december 2007
Activa  
Immateriële vaste activa174454
Materiële vaste activa91147
Debiteuren186678
Nog te ontvangen6652 333
Liquide middelen4 2084 412
Totaal activa5 3248 024
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
* exploitatiereserve1 019708
* bestemmingsreserve1 9843 170
* verplichte reserves174454
* onverdeeld resultaat– 816– 269
Leningen bij het Ministerie van Financiën00
Voorzieningen2035
Crediteuren1 1381 861
Nog te betalen1 8052 065
Totaal passiva5 3248 024

Immateriële vaste activa

In 2008 zijn verdere investeringen gedaan in de applicatie die de nieuwe regeling ESF 2007–2013 ondersteunt. Deze investeringen zijn in één keer afgeschreven en als out of pocketkosten bij de opdrachtgever in rekening gebracht.

Materiële vaste activa

In 2008 is kleinschalig geïnvesteerd in de hardware van de ICT-omgeving van het Agentschap SZW (betreft aanschaf laptops en aanpassingen van DMS).

Debiteuren

De post te ontvangen omvat de nog af te rekenen geleverde diensten en producten «uitvoering subsidieregelingen» en nog te ontvangen personele kosten op basis van IF-contracten.

Liquide middelen

De liquide middelen worden aangehouden op de rekening courant van het Ministerie van Financiën. Het saldo sluit aan met de saldo-opgave van het ministerie van Financiën.

Eigen vermogen (Agentschapsvermogen)

Het eigen vermogen is hoger geworden door de vrijgevallen middelen uit de bestemmingsreserve (€ 0,3 mln) en de lagere aan te houden verplichte reserve voor immateriële activa (€ 0,280 mln). Het onverdeeld negatieve resultaat 2008 kan worden opgevangen door het eigen vermogen. Het saldo voldoet daarna aan de 5% norm, waarbij het eigen vermogen niet meer mag bedragen dan 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen 3 jaar.

Bestemmingsreserve

In 2005 heeft AGSZW toestemming gekregen van het ministerie van Financiën voor het aanhouden van een hoger eigen vermogen dan de reglementaire 5%-norm. In 2007 heeft Financiën ingestemd met het vormen van een bestemmingsreserve van € 3,588 mln uit het eigen vermogen. Deze bestemmingsreserve is bedoeld om de kosten voortvloeiend uit de krimp in het takenpakket van AGSZW gedurende de periode 2007 tot en met 2010 op te vangen. In 2008 is € 0,886 mln aan de bestemmingsreserve onttrokken en ten gunste van de resultatenrekening gebracht. AGSZW heeft voor de reorganisatie/krimp trekkingsrecht verkregen op het centrale budget voor Flankerend Beleid (SFB) van SZW. Met het beschikbaar worden van deze middelen staat vast dat de eigen bestemmingsreserve op de onderdelen HRM niet volledig zal worden benut. In 2008 zijn op dit onderdeel geen kosten gemaakt. De gereserveerde middelen ad € 0,3 mln zullen niet worden gebruikt (en naar het zich laat aanzien ook niet in volgende jaren). Dit bedrag valt dus vrij binnen het totale Agentschapsvermogen (verlaging bestemmingsreserve en verhoging Agentschapsvermogen 5% norm).

Verplichte reserves

In 2008 is conform de Regeling baten-lastendiensten 2007 een verplichte reserve aangehouden voor de geactiveerde immateriële vaste activa (afzondering van eigen vermogen). De lagere verplichte reserve per 31 december 2008 t.o.v. 31 december 2007 betekent een navenante verhoging van het Agentschapsvermogen (5% norm).

Lening bij het Ministerie van Financiën

De aflossingsverplichting (IV) 2008 was opgenomen onder de post «nog te betalen».

Met deze aflossing is de laatst lopende lening van AGSZW geheel afgelost.

Voorzieningen

De voorziening personeel betreft uitsluitend nog de afwikkeling van gerechtelijke procedures. In 2008 is op basis van een gerechtelijke uitspraak € 15 000 tot uitkering gekomen. Op de balansdatum loopt nog één gerechtelijke procedure.

Staat van baten en lasten Agentschap SZW

Tabel 9.2.2 Staat van baten en lasten 2008 (x € 1 000)
 BegrotingRealisatieVerschil
Baten   
Opbrengst moederdepartement14 50013 193– 1 307
Opbrengst derden*550771221
Onttrekking aan bestemmingsreserve 886886
Rentebaten409555
Out of pocketkosten** 1 4241 424
Totaal baten15 09016 3691 279
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten10 31412 8292 515
* materiële kosten4 6363 941– 695
Rentelasten4013– 27
Afschrijvingskosten   
* materieel258358
* immaterieel75319244
    
Totaal lasten15 09017 1852 095
    
Saldo van baten en lasten0– 816– 816

* inclusief matraprojecten via de EVD

** De out of pocketkosten betreffen specifieke wensen van de opdrachtgevers waarvan de werkelijke kosten afzonderlijk in rekening worden gebracht bij de opdrachtgevers.

Opbrengst Moederdepartement

De realsaties wijken af van de begroting/offertes door het achterblijven van de omzet als gevolg van fluctuaties in de uitvoering de subsidieregelingen, in het bijzonder bij de Europese subsidies en door de vervroegde sluiting van het financiële administratie. AGSZW heeft in het laatste kwartaal 2008 nog maatregelen getroffen om de omvang van het achterblijven van de omzetten terug te dringen. In overleg met de opdrachtgevers heeft dit geresulteerd in bijgestelde offertes. Een deel van de omzetdaling betreft verschuivingen van 2008 naar 2009 (onder andere door vervroegde sluiting van de financiële administratie en extra capaciteit inzet verbetering financieel beheer).

Onttrekking aan bestemmingsreserve

Overeenkomstig de gemaakte afspraken met het Ministerie van Financiën over de besteding van de bestemmingsreserve is voor de gemaakte kosten 2008 een bedrag van € 886 000 ingezet voor externen en employability. Deze kosten zijn niet gedekt door de tarieven van AGSZW.

Rentebaten

De rentebaten (dagrente) worden ontvangen over het saldo op de rekening courant.

De hoge rentebaten zijn het gevolg van het mogen aanhouden van eerder genoemde bestemmingsreserve en het hogere rentepercentage. Dit was in de begroting niet voorzien.

Personele kosten

De gerealiseerde personele kosten zijn ten opzichte van de begroting hoger uitgevallen. Voornaamste reden is dat ten tijde van het opstellen van de begroting 2008 nog geen zicht was op de workload voortvloeiend uit de offerten 2008 (deze waren pas in december 2007 bekend). In de tarievennotitie AGSZW is een bedrag geraamd van € 12,1 mln. Daarnaast is er sprake van inzet externen ten behoeve van 5% controles door de Audit Dienst (AD) raming € 1,4 mln. Deze mutaties zijn verwerkt in de 1e suppletore wet. De personele kosten zijn uiteindelijk uitgekomen op € 12,9 mln waarvan € 0,7 mln betrekking heeft op de 5% controles van de AD.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten huisvestings-, kantoor-, communicatie-, ICT- en onderzoekskosten en zijn inclusief de out of pocketkosten. De out of pocketkosten zijn achtergebleven op de begrote kosten.

Rentelasten

De gerealiseerde rentelasten hebben voornamelijk betrekking op de betalingen van toegekende wettelijke renten als gevolg van gerechtelijke procedures (uitvoering subsidieregelingen).

Afschrijvingskosten, materieel en immaterieel

De afschrijvingskosten betreffen gedane investeringen in het ontwikkelen van software en aanschaffingen van hard- en software. De afschrijvingskosten zijn hoger uitgevallen dan geraamd door vervroegde afschrijvingen in verband met aflopende regelingen. Doordat een aantal subsidieregelingen zijn afgelopen, is de door AGSZW gebruikte hard- en software overbodig geworden en versneld afgeschreven.

Saldo van baten en lasten

Het negatieve resultaat 2008 is hoofdzakelijk het gevolg van de achtergebleven omzetten ten opzichte van de uitgebrachte offerten. Het afhandelen van declaraties vroeg om meer capaciteit dan voorzien. De kwaliteit van de declaraties bleek in veel gevallen onvoldoende. Hierdoor ontstond onvoldoende dekking voor de apparaatuitgaven. De apparaatskosten van AGSZW zijn voorts beïnvloed door de versterking van de financiële functie.

Tabel 9.2.3 Regelingen Agentschap SZW 2008 (x € 1 000)
 BegrootRealisaties
 Omzet o.b.v. uitgebrachte offertes1(1e supplet. wet)Out of Pocketkosten1,2(1e supplet. wet)OmzetOut of pocketkosten1,2
ESF oud58 5811
ESF-3 2000–20066 5251905 410171
Equal tranches 1 en 21 8102141 488250
ESF 2007–20134 7819793 433597
Subtot. Europese Regelingen13 1741 38310 3891 029
ID-banen529 5511
Leer- Werktrajecten117 76 
Tss Klantmanagement4 3 
Farbo479153944
LBB5295051162
BijstandBuitenland53035981
BVG45 34 
RSP413 318 
Europees Jaar Gelijke Kansen100 11647
Gemeente Loket Telefoon227 174 
Arbocatalogi1375205
TS ROA3  9 
Subtot. Nationale Regelingen3 110732 804120
Kinderopvang(SKO) Min v. OCW5162526063
Wet Inburgering Min. v. VROM32273175121
Helpdesk Inburgering Min. v. VROM19725208 
Subtot. Opdrachten derden1 035123643184
Matraprojecten en overige projecten104 12791
     
Totaal17 4231 57913 9631 424

1 De oorspronkelijke begroting kende nog geen toerekening naar de regelingen. Deze zijn pas in het offertetraject (november/december 2007)bekend geworden en verwerkt met de 1e suppletore wet.

2 De out of pocketkosten betreffen specifieke wensen van de opdrachtgevers waarvan de werkelijke kosten afzonderlijk in rekening worden gebracht bij de opdrachtgevers.

3 Voor deze regeling is medio 2008 een offerte uitgebracht die niet tot uitvoering is gekomen.

In 2008 zijn bij AGSZW 18 regelingen en diverse Matraprojecten uitgevoerd.

• 4 Europese Regelingen (ESF en Equal) met opdrachtverlening vanuit SZW.

• 11 Nationale Regelingen met opdrachtverlening vanuit SZW. Gemeente Loket Telefoon betreft de inrichting en exploitatie van een helpdeskfunctie; de overige regelingen zijn subsidieregelingen.

• 3 Regelingen met opdrachtverlening van derden. Kinderopvang is een opdracht vanuit het Ministerie van OCW, de uitvoering van de Wet Inburgering en helpdesk Inburgering kent als opdrachtgever het Ministerie van VROM.

• Matraprojecten (ondersteuning projecten in Midden-en Oost Europa) in Bulgarije, Roemenië en Turkije.

De totale gerealiseerde omzet 2008 bedroeg afgerond € 14,0 mln. De omzet voor de out of pocket kosten bedroeg € 1,4 mln. De out of pocketkosten betreffen specifieke wensen (inclusief maatwerk ICT-ondersteuning) van de opdrachtgevers waarvan de werkelijke kosten afzonderlijk in rekening worden gebracht bij de opdrachtgevers.

Tabel 9.2.4 Kasstroomoverzicht 2008 (x € 1 000)
 BegrotingRealisatieVerschil
1. Rekening-courant RIC 1 januari 20088 9324 412– 4 520
    
2. Totaal operationele kasstroom10017575
    
  a. Totaal investeringen (–/–)– 25– 67– 42
  b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)   
3. Totaal investeringskasstroom– 25– 67– 42
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)   
  Eenmalige storting door moederdepartement (+)   
  Aflossingen op leningen (–/–)– 381– 31269
  Beroep op leenfaciliteit (+)   
4. Totaal financieringskasstroom– 381– 31269
    
5. Rekening-courant RIC 31 december 2008 (=1+2+3+4)(maximale roodstand 0,5 mln. euro)8 6264 208– 4 418

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in het werkkapitaal (mutaties in vlottende debetposten en kortlopende creditposten op de balans). In de begroting 2008 (gedrukte stuk) is een telfout geslopen bij «1e suppletore wet 2007» die doorwerkt naar 2008 en volgende jaren (€ 8 932 had moeten zijn € 6 322). Met de 1e suppletore wet 2008 is dit gecorrigeerd.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom is het totaal van de investeringen en de boekwaarde van de desinvesteringen. Met investeringen worden de uitgaven voor de aanschaf van vaste activa bedoeld. De investeringen hebben betrekking op immateriële activa en materiele activa. De investeringskosten 2008 voor de applicatie ESF 2007–2013 zijn geactiveerd en in één keer afgeschreven.

Financieringskasstroom

De totale financieringskasstroom is het saldo van de posten eenmalige uitkering aan het moederdepartement, eenmalige storting door het moederdepartement, aflossingen op leningen en beroep op leenfaciliteit. De aflossing op leningen heeft betrekking op de aflossing van de lopende leningen (laatste aflossing is in 2008 gepleegd). AGSZW heeft in 2008 geen beroep gedaan op de leenfaciliteit.

Doelmatigheid

Het streven naar grotere doelmatigheid is de hoofddoelstelling van elke baten-lastendienst. Voor het Agentschap SZW betekent dit het streven naar betere prestaties, bij optimaal gebruik van de ingezette middelen.

De directie Begrotingszaken van het Ministerie van Financiën heeft een benchmark uitgevoerd naar de ontwikkelingen van de doelmatigheid van de baten-lastendiensten binnen de Rijksoverheid. In dat kader is een werkgroep samengesteld die een notitie «doelmatigheidskengetallen van subsidieverlenende baten-lastendiensten» heeft uitgebracht. Op dit moment zijn de administraties nog niet zodanig ingericht dat alle gevraagde gegevens snel en periodiek geleverd kunnen worden. Dit onderwerp krijgt in 2009 prioriteit. Over 2008 zijn de volgende kengetallen beschikbaar.

Tabel 9.2.5 kengetallen in verband met verbetering van de doelmatigheid
Doelstellingrealisatie 2008begroting 200820072006
1. Gem. tarief per medew. per dir. uur€ 75,70€ 72,86€ 75,90€ 72,92
2. Verhouding directe/indirecte uren74%:26%74%:26%76%:24%76%:24%
3. Productiviteit (verh. dir./totale uren)57%61%60%60%
4. Loonkostenper fte€ 69 433€ 65 473€ 67 495€ 61 201
5. Materiële kosten per fte€ 17 584€ 18 432€ 17 400€ 18 155
6. Omzet per fte€ 76 270€ 83 919€ 81 193€ 83 244
7. Resultaat– € 816 000€ 0– € 269 000€ 924 000
Tabel 9.2.6 Vermogensontwikkeling (x € 1 000)
 200620072008
1. Eigen vermogen per 1 januari7 5235 6744 063
2. Saldo van baten en lasten924–/– 269–/– 816
3a. Uitkering aan moederdepartement– 2 772–/– 924 
3b. Bijdrage moederdepartement ter versterking van eigen vermogen   
3c. Overige mutaties in eigen vermogen –/– 418–/– 886
3. Totaal directe mutaties in eigen vermogen –/– 1 342–/– 886
4. Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)5 6754 0632 361*

* Exploitatiereserve € 203

  Verplichte reserves € 174

  Bestemmingsreserve €1 984

9.3 Toelichting Inspectie Werk en Inkomen

Algemeen

De Inspecteur Generaal en de Secretaris Generaal hebben in december 2007 in de Tarievennota 2008 afspraken gemaakt over de in 2008 door IWI te leveren producten en de prijs hiervan. In de viermaandelijkse managementrapportages rapporteert de inspectie over de voortgang van de werkzaamheden en de mutaties op de tarievennota, zoals de invulling van de post onvoorzien. In deze rapportages wordt tevens ingegaan op de beheersmaatregelen van risico’s uit de bedrijfsvoeringsagenda, over verschillende bedrijfsvoeringsaspecten en is een prognose gegeven van het saldo van baten en lasten. De Inspecteur Generaal heeft de managementrapportages besproken met de Secretaris Generaal.

De gerealiseerde opbrengsten van de geleverde producten zijn in de staat van baten en lasten opgenomen inclusief de mutatie van het onderhanden werk (de ultimo 2008 nog niet afgeronde producten). De omvang van het onderhanden werk is ultimo 2008 nagenoeg gelijk aan die van het begin van 2008 en heeft de gerealiseerde opbrengsten slechts beperkt beïnvloed.

De bevoorschotting van IWI is met ingang van 2008 gebaseerd op de Tarievennota en is bijgesteld naar aanleiding van de 2e managementrapportage 2008 en sluit derhalve beter aan bij de werkelijke liquiditeitsbehoefte. Tot en met 2007 werd IWI bevoorschot op basis van het (hogere) budgettaire kader.

Balans Inspectie Werk en Inkomen

Tabel 9.3.1 Balans per 31 december 2008 (x € 1 000)
 20082007
Activa  
Materiële vaste activa  
* Grond en gebouwen58
* Installaties en inventarissen165103
* Dienstauto’s1423
Vlottende activa  
* Voorraden
* Onderhanden werk3 0733 455
* Vorderingen489324
* Nog te ontvangen/vooruitbetalingen17099
* Liquide middelen12 68716 033
   
Totaal activa16 65620 037
   
Passiva  
Vermogen  
* Exploitatiereserve1 169599
* Onverdeeld resultaat3442 357
Langlopende schulden  
* Leningen
Voorzieningen6 4445 982
Kortlopende schulden  
* Crediteuren2 6371 657
* Nog te betalen6254 139
* Vooruitontvangen bedragen5 4375 303
   
Totaal passiva16 65620 037

Waarderingsgrondslagen

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs onder aftrek van lineaire afschrijvingen. De afschrijvingstermijnen passen binnen de aangegeven eisen zoals opgenomen in artikel 17 van de Regeling baten-lastendiensten 2007.

De waardering van het onderhanden werk geschiedt tegen de vervaardigingsprijs, ofwel het aantal aan de producten bestede uren in 2008 vermenigvuldigd met het uurtarief. De overige balansposten worden gewaardeerd op de nominale waarde.

Voorzieningen

Tabel 9.3.2 Verloop en de stand van de voorzieningen (x € 1 000)
 Stand 1-1-2008Saldo uitgaven 2008Vrijval of dotatieStand 31-12-2008
1 Voorziening wachtgeldverpl. voorm. Ctsv’ers4 970–/– 1 063–/– 2033 704
2 Voorziening voor reorganisatie 200498–/– 11012
3 Voorziening voor reorganisatie 2007914–/– 154–/– 220540
4 Voorziening voor reorganisatie 200902 2002 200
     
Totaal voorzieningen5 982–/– 1 3271 7896 444

De voorziening voor onderhanden werk is gesaldeerd met de voorraad onderhanden werk op de balans. De overige voorzieningen worden toegelicht bij de staat van baten en lasten (tabel 9.3.4)

Resultaatsverdeling en eigen vermogen

Tabel 9.3.3 Ontwikkeling eigen vermogen in meerjarig perspectief (x € 1 000)
 2006200720082009
Eigen vermogen per 1 januari3331 4592 9571 513
Uitkering aan departement–/– 224–/– 859–/– 1 788–/– 526
     
Sub-totaal eigen vermogen (na uitk resultaat vorig jaar)1096001 169987
Saldo van baten en lasten1 3502 357344 
     
Eigen vermogen per 31 december1 4592 9571 513 

Als gevolg van het positieve resultaat ad € 344 000 groeit het eigen vermogen van IWI tot € 1 513 000. Hiermee wordt de grens van het maximale eigen vermogen (5%-regel) overschreden. Na de terugbetaling in 2009 aan het kerndepartement van de vrijval uit de voorzieningen voor wachtgeldverplichtingen en reorganisatie 2007, alsmede de vrijval uit de voorziening voor onderhanden werk voor een totaalbedrag van € 526 000 komt het eigen vermogen op € 987 000. Dit is ruim € 127 000 onder de maximale grens van 5% van de gemiddelde omzet van de laatste drie jaar, te weten € 1 114 000.

Staat van baten en lasten Inspectie Werk en Inkomen

Tabel 9.3.4 Staat van baten en lasten 2008 (x € 1 000)
 BegrotingRealisatieVerschil
Baten   
Opbrengst departement SZW23 30820 562–/– 2 746
Rentebaten350611261
Buitengewone baten
Vrijval voorziening526526
Exploitatiebijdrage
    
Totaal baten23 65821 699–/– 1 959
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* Personele kosten17 85015 206–/– 2 644
* Materiële kosten4 7303 617–/– 1 113
Afschrijvingskosten   
* Materieel30054–/– 246
Rentelasten12015838
Dotaties voorzieningen2 3202 320
Buitengewone lasten
Totaal lasten23 00021 355–/– 1 645
    
Saldo van baten en lasten658344–/– 314

Baten

Opbrengst departement SZW

De gerealiseerde opbrengst 2008 ad € 20,6 mln betreft de opbrengst van aan het departement geleverde producten tegen de in de Tarievennota’s 2006, 2007 en 2008 opgenomen kostprijs. Hierbij is tevens rekening gehouden met de mutatie op het onderhanden werk. De begrote opbrengst is gebaseerd op het budgettaire kader 2008 ten tijde van het opstellen van de begroting. De opbrengst komt aanmerkelijk lager uit door het schrappen van geplande producten en het slechts gedeeltelijk invullen van de post onvoorzien. Daarnaast leidt de waardering van het onderhanden werk tot een lager opbrengst dan gepland. Ultimo 2008 lopen er 23 projecten waarvoor in totaal een voorschot van € 5,4 miljoen is ontvangen. Dit bedrag is op de balans opgenomen.

Rentebaten

De rentebaten van de rekening courant en uitgezette deposito’s belopen € 611 000. Dit is ruim € 260 000 meer dan begroot doordat het gemiddelde saldo en het rentepercentage hoger was dan begroot.

Vrijval voorziening

De vrijval uit voorzieningen bedraagt totaal € 526 000. De herwaardering van de voorziening voor wachtgeldverplichtingen van voormalige Ctsv’ers en de voorziening voor reorganisatie leidt tot een vrijval van respectievelijk € 203 000 en € 220 000. Uit de voorziening voor onderhanden werk valt een bedrag van € 103 000 vrij als gevolg van het afronden van producten uit de Tarievennota’s 2006 en 2007.

Lasten

Personele kosten

De personele lasten ad € 15,2 mln komen in vergelijking met de begroting € 2,6 mln lager uit. De begroting 2008 van de inspectie was gebaseerd op een formatie van 216,4 fte’s, inclusief 3,8 fte’s aan gedetacheerde medewerkers. De gemiddelde bezetting in 2008 komt uit op 186,5 fte’s, waarvan 15,0 fte’s voor gedetacheerde medewerkers. Hierin zijn de bij de Belastingdienst gedetacheerde facilitaire medewerkers voor 7,5 fte’s begrepen. Het saldo van de salariskosten van deze laatste groep medewerkers en de opbrengsten uit de detachering is ten laste van de voorziening voor reorganisatie 2007 gebracht. De detacheringsopbrengsten van de overige gedetacheerde medewerkers zijn in mindering gebracht op de salariskosten.

In de begroting 2008 is een post van € 300 000 opgenomen voor de inhuur op openstaande vacatures en de opvang van tijdelijke capaciteitstekorten. Als gevolg van een tekort aan onderzoekers zijn de lopende contracten van enkele ingehuurde krachten verlengd. Daarnaast zijn de kosten van de inhuur van een directeur en de Inspecteur Generaal a.i. via de Algemene Bestuursdienst ten laste van deze post gebracht. De overschrijding ad € 513 000 wordt gefinancierd uit de eerdergenoemde onderbesteding op de salariskosten.

IWI gaat zeer terughoudend om met de inhuur van externe deskundigen en de uitbesteding van projecten. De besluitvorming hierover is voorbehouden aan de IG. De uitgaven belopen € 456 000 en blijven daarmee € 644 000 binnen de begrotingsvoorziening van € 1 100 000.

De uitgaven aan rechtspositionele regelingen, opleidingen en overige personeelskosten blijven circa € 237 000 onder de begroting.

Materiële kosten

De materiële kosten, bestaande uit de kosten voor automatisering/ICT, de huisvestingskosten en de bureaukosten, komen € 1 113 000 lager uit dan begroot.

De kosten van automatisering/ICT laten een onderbesteding zien van € 322 000. De kosten van het bouwen van een nieuw informatiesysteem zijn als vooruitbetaalde kosten in de balans opgenomen en zullen op het moment van ingebruikneming in 2009 worden geactiveerd en afgeschreven in een periode van 5 jaar. De in de begroting opgenomen stelpost voor dit systeem is daarom onbenut gebleven. Daarnaast komen de kosten voor de service level agreement kantoorautomatisering lager uit dan begroot, met name omdat het aantal desktop en laptop pc’s is teruggebracht.

De kosten van huisvesting blijven € 173 000 binnen het in de begroting opgenomen bedrag. Op het moment van opstellen van de begroting 2008 was nog geen goede inschatting te maken van de totale kosten van huur. Zo was er veel onduidelijkheid over en geen inzicht in de kosten van de gebruikersfaciliteiten in het Rijksverzamelkantoor en de kosten van de facilitaire dienstverlening. Dat de huisvestingskosten in 2008 lager uitkomen dan begroot komt met name doordat in de jaarrekening 2007 rekening was gehouden met een ingangsdatum van het huurcontract van 1 november 2007. De contractuele ingangsdatum is echter 15 december 2007 waardoor de in 2007 te veel gereserveerde kosten zijn gecorrigeerd ten gunste van 2008.

De bureaukosten komen € 618 000 lager uit dan begroot door onderbestedingen op nagenoeg alle onderliggende rubrieken. Door de verhuizing naar het Rijksverzamelkantoor komen de kosten van huur van kantoormachines, koffieapparatuur, catering en vaste telefonie ruim € 200 000 lager uit dan begroot. Daarnaast zijn er besparingen te zien op de portikosten, de interne informatievoorziening, de kosten van communicatie en de overige bureaukosten.

Afschrijvingskosten

In de begroting 2008 is rekening gehouden met de afschrijvingslasten van nieuw meubilair en het documentaire informatie systeem. Omdat het nieuwe pand gehuurd wordt inclusief werkplekmeubilair en de vertraging van oplevering van het nieuwe documentaire informatiesysteem blijven de afschrijvingslasten € 246 000 onder de begroting.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op een dotatie aan de voorziening voor wachtgeldverplichtingen van voormalige Ctsv-medewerkers.

Dotaties voorzieningen

Voor een nieuw te vormen voorziening voor de reorganisatie in 2009 wordt een bedrag van € 2 200 000 gedoteerd. Als gevolg van deze reorganisatie zal de organisatie in formatie teruggaan van 180 fte’s tot 70 fte’s per 1 januari 2011. Circa 30 medewerkers zullen met hun werk overgaan naar andere onderdelen van SZW of het Rijk. Circa 80 medewerkers worden begeleid van werk naar ander werk. De voorziening is onder meer voor de afkoop van bovenschalige salariskosten, opleidingen en de doorbetaling van salariskosten van boventallig personeel.

De voorziening voor reorganisatie 2004 is ultimo 2008 afgewikkeld. Als gevolg van onvoorziene uitgaven voor een schikking met een voormalige medewerker is in 2008 een bedrag van € 12000 gedoteerd.

Daarnaast is ultimo 2008 € 108 000 gedoteerd aan de voorziening voor onderhanden werk.

Tabel 9.3.5 Kasstroomoverzicht 2008 (x € 1 000)
 BegrotingRealisatieVerschil
1. Saldo rekening courant RHB 1 januari 200812 98516 0303 045
    
2. Totaal operationele kasstroom–/– 1 176–/– 1 393–/– 217
    
  –/– Totaal investeringen–/– 168–/– 168
  +/+ Totaal boekwaarde desinvestingen44
3. Totaal investeringskasstroom–/– 164–/– 164
    
  –/– Eenmalige uitkering aan departement SZW–/– 1 708–/– 1 788–/– 80
  +/+ Eenmalige storting door het departement SZW
  –/– Aflossing op leningen
  +/+ Beroep op leenfaciliteit
4. Totaal financieringskasstroom–/– 1 708–/– 1 788–/– 80
    
5. Saldo rekening courant RHB 31 december 2008110 10112 6852 584

1 Het verschil tussen het saldo rekening courant RHB per 1 januari en 31 december 2008 en het saldo liquide middelen in de balans betreft de kleine kas.

Doelmatigheid Inspectie Werk en Inkomen

De prestaties van de inspectie

Doelmatigheid is de verhouding tussen geleverde prestaties in kwaliteit en kwantiteit en de ingezette middelen. Door het toenemende verschil tussen formatie en bezetting heeft de omvang van de productie in 2008 onder druk gestaan en is een deel van de afgesproken producten later geleverd.

Om de effectiviteit van het toezicht te verbeteren is IWI vanaf 2008 programmatisch gaan werken. Met de programma’s en de grotere externe oriëntatie brengt IWI zowel op inhoud als op planning meer samenhang in het toezicht aan. In 2008 heeft IWI overkoepelende rapportages uitgebracht en minder afzonderlijke oordelen dan in voorgaande jaren. De focus is verlegd naar rapportages over de werking van het stelsel.

Daarnaast is IWI in 2008 gaan werken met een projectmanagementmethode die gebaseerd is op Prince2 en is toegesneden op de situatie bij IWI. Met deze methode ontstaat er beter inzicht in de beschikbaarheid en tijdsbesteding van medewerkers, waardoor projecten in de tijd gezien beter op elkaar aansluiten.

Ter optimalisering van de documentaire informatievoorziening is in 2008 een digitaal post- en archiefsysteem ontwikkeld en uitgetest door de gebruikers. Begin 2009 zal dit systeem IWI-breed worden uitgerold.

De inspectie heeft over 2008 het overgrote deel van het toezichtprogramma uitgevoerd. Zes projecten uit de Tarievennota 2008 die om verschillende redenen minder prioriteit hadden zijn, na overleg met de SG, geschrapt. Tevens zijn het meerjarenplan IWI en cki’s (doorloop uit de Tarievennota 2007) geschrapt. In totaal is voor deze projecten 9 300 uur geschrapt.

Ten laste van de post onvoorzien zijn 13 nieuwe projecten opgenomen met een totaal capaciteitsbeslag in 2008 van circa 5 600 uur is van enkele projecten de capaciteitsplanning bijgesteld met per saldo ruim 1 700 uur. De post onvoorzien is hiermee voor ruim 62% gevuld.

Als gevolg van de lagere bezetting en de balans tussen de tijdigheid en kwaliteit en effectiviteit van de producten is bij enkele producten vertraging in de oplevering gekomen. Bij zes projecten is de geplande opleverdatum over de jaargrens geschoven en zullen de producten daarom in 2009 geleverd worden.

Tabel 9.3.6 Inzet van middelen
 200620072008
Ontwikkeling formatie (in fte):   
– Toezichtmedewerkers154,2151,2136,0
– Declarabele stafmedewerkers18,217,0
– Overhead85,862,044,4
Totaal (exclusief gedetacheerde medewerkers)240,0231,7197,4
    
Directe productiviteit   
– Gepland65,0%67,5%70,0%
– Realisatie64,0%65,0%65,0%
    
Uurtarief toezichtmedewerker (x € 1)147,00140,65138,45
    
Gerealiseerde omzet (x € 1 000)23 60622 86120 724
    
Personele kosten16 65017 08715 206
Materiële kosten4 8235 2893 705
Totaal apparaatskosten21 47322 37618 911

Als gevolg van taakstellingen en reorganisaties is de formatie van IWI sinds de instelling in 2002 fors verminderd en zal de komende jaren nog verder afnemen. IWI startte in 2002 met een formatie van 419 fte’s.

IWI heeft als doelstelling de directe productiviteit van de toezichtmedewerkers stapsgewijs te verhogen tot 75%. Onder meer als gevolg van de activiteiten die samenhangen met de invoering van de nieuwe methode van projectmanagement en de ontwikkeling van de nieuwe visie is de gerealiseerde directe productiviteit in 2008 gelijk aan die van 2007 en blijft daarmee achter bij de norm voor 2008.

Het uurtarief, zoals berekend met de productiviteitsnorm uit de tarievennota’s, is de afgelopen jaren gedaald.

De apparaatskosten zijn ten opzichte van 2006 met circa 12% afgenomen (de tijdelijke kostenstijging in 2007 is als gevolg van tijdelijke extra inhuur van onderzoekers en de dubbele huurkosten in verband met de verhuizing naar het Rijkskantoor). In lijn hiermee is de omzet 2008 in vergelijking met die van 2006 met 12% gedaald.

10. TOPINKOMENS

Publicatieplicht op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient elk departement via het departementaal jaarverslag een overzicht op te nemen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2008 vastgesteld op € 181 000 (zie de Mededeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 februari 2009 in de Staatscourant van 19 februari 2009 (Stcrt. 2009, nr. 34, blz. 1)).

Tabel 10.1 Topinkomens (x € 1)
 20072008
FunctieBelastbaar loonPensioen bijdrage werkgeverTotaal Belastbaar loonPensioen bijdrage werkgeverOntslagvergoeding TotaalMotivering
Senior beleidsmedewerker71 57317 46289 03563 88513 953225 206303 044Aanvulling FPU en pensioen

ONDERDEEL D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1 TOEZICHTRELATIES

Sturing

Op grond van de Wet SUWI fungeert het toezicht onder volledige ministeriële verantwoordelijkheid. Het toezicht formuleert geen eigen normen, maar baseert zich op normen die elders gezaghebbend zijn vastgelegd. Het normenkader voor de SUWI-organisaties bestaat uit onder meer wet- en regelgeving, het jaarplan van de organisaties (na goedkeuring door de minister) en de beleidsregels die de organisaties zelf stellen. Daarnaast is de zogeheten «meibrief» van belang, die de beleidsprioriteiten voor het komende jaar en het financiële kader bevat. De Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) verwerken deze beleidsprioriteiten in hun jaarplan en het financiële kader in hun begroting. De minister stelt de prioriteiten vanuit de sturingsrol, maar de meibrief wordt ook betrokken bij de totstandkoming van het programma van de toezichthouder. Hierdoor kunnen de onderscheiden rollen met betrekking tot sturing en toezicht elkaar versterken. Hierbij zij opgemerkt dat het gegeven de onafhankelijke positionering aan de Inspectie Werk en Inkomen is om de inhoud van toezicht te bepalen.

Toezicht

De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) is de onafhankelijke toezichthouder voor de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De inspectie houdt toezicht op de uitvoeringsorganisaties die de werknemers- en volksverzekeringen uitvoeren en op de gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de WWB. IWI oordeelt over de werking van het stelsel van werk en inkomen, met name door te kijken naar de effectiviteit van de uitvoeringspraktijk. Daarnaast houdt IWI tweedelijnstoezicht op de certificatie- en keuringsinstellingen op het terrein van arbeidsomstandigheden, en op de AFM, de DNB en de SER. Op de AFM en de DNB in hun hoedanigheid van toezichthouder op de uitvoering van pensioenwet- en regelgeving door pensioeninstellingen en op de SER bij de uitvoering van diens taken op grond van de Wet op de bedrijfsorganisatie. Verder geeft IWI een oordeel over de jaarrekening van de SER.

De Inspecteur-Generaal stelt het jaarplan van de Inspectie vast na overleg met de Minister.

IWI werkt haar jaarplan uit in inhoudelijke programma’s die aansluiten op maatschappelijke thema’s zoals arbeidsparticipatie, inkomenszekerheid en dienstbare overheid. De programma’s leiden tot overkoepelende rapportages die antwoord geven op de vraag «Draagt de uitvoering bij aan het realiseren van het beoogde effect van maatregelen, is die bijdrage gezien de beleidsdoelstellingen toereikend en welke verklaringen zijn er indien de beoogde effecten niet worden behaald?»

Een voorbeeld van een overkoepelende rapportage is «Zicht op iedereen doet mee». Hierin maakt de inspectie de stand van zaken op van de uitvoering van de participatiedoelstellingen uit het coalitieakkoord van februari 2007. IWI biedt inzicht in de inspanningen van CWI, UWV en gemeenten om kwetsbare uitkeringsgerechtigden te laten meedoen in de samenleving.

De inspectie rapporteert aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en aan de uitvoeringsorganisaties. De rapportages van de inspectie werk en inkomen zijn openbaar.

De inspectie publiceert op grond van artikel 38 lid 2 van de Wet SUWI een eigen jaarverslag. Hierin gaat IWI in op de vraag in hoeverre de uitvoering bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen van de wetgever. Tevens legt IWI verantwoording af over haar eigen bedrijfsvoering. Het jaarverslag van de inspectie wordt parallel aan dit jaarverslag ter kennis gebracht van beide Kamers der Staten-Generaal. Voor het oordeel over de kwaliteit van de uitvoering van de sociale zekerheid en voor een overzicht van de producten van IWI wordt verwezen naar het jaarverslag 2008 van de Inspectie Werk en Inkomen.

BIJLAGE 2 TOEZICHTHOUDERS IN HET KADER VAN DE PENSIOENWET

Via de moties van de leden De Nerée tot Babberich c.s. (Kamerstukken II 2006/07, 30 300, nr. 39) en de Vries c.s. (Kamerstukken II 2006/07 30 413, nr. 79) is de regering ten aanzien van onder meer de toezichthouders op de financiële markten, te weten De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), verzocht in het departementale jaarverslag een overzicht op te nemen van:

a. de toezichtstaak, de beleidsdoelen en de geleverde prestaties door de toezichthouders;

b. de kosten van de toezichthouders;

c. het aantal formatieplaatsen, zo mogelijk per beleidsdoel en toezichtstaak;

d. de kosten en bedragen die worden doorberekend aan de onder toezicht gestelden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verantwoordelijk voor het prudentieel toezicht op pensioenfondsen en het materieel toezicht op pensioenuitvoerders (pensioenfondsen en verzekeraars) door DNB. De overige toezichtstaken vallen onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën.

Omdat De Nederlandsche Bank in zijn verantwoording geen onderscheid maakt naar zijn activiteiten ten aanzien van verzekeraars, is niet aan te geven welk deel van het toezicht betrekking heeft op verzekeraars en welk deel betrekking heeft op pensioenen. Om deze reden is dezelfde tekst opgenomen als de bijlage over toezichtrelaties in het Jaarverslag van de Minister van Financiën. De betreffende gegevens zijn gebaseerd op informatie van DNB en AFM.

De Nederlandsche Bank

Toezichtstaak

Als prudentieel toezichthouder ziet DNB toe op de soliditeit van financiële ondernemingen en het bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector.

Beleidsdoelen

Hoofddoel van het toezicht is een stabiele en integere financiële sector die op een groot vertrouwen van het publiek mag én kan rekenen. Daartoe zijn drie doelstellingen geformuleerd (zie ook tabel B2.1):

1. Goede uitvoering van het toezicht

Als gevolg van de financiële crisis kwamen veel instellingen in liquiditeitsproblemen. DNB hield nauwlettend de financiële posities van de financiële instellingen in de gaten. Het risicobeeld van instellingen is steeds geactualiseerd en waar nodig zijn de toezichtplannen aangepast. Meerdere malen waren majeure ingrepen nodig om de weerbaarheid van instellingen te verbeteren en de financiële instabiliteit te temperen.

2. Goed voorbereid zijn op externe ontwikkelingen

De kredietcrisis stelt het toezicht voor nieuwe uitdagingen. In het verslagjaar heeft DNB samen met andere toezichthouders en centrale banken de eerste lessen uit deze crisis getrokken. Binnen de internationale toezichtgemeenschap wordt hard meegewerkt aan het zoeken van een uitweg uit de crisis en een verbetering van de organisatie, uitvoering en effectiviteit van het toezicht. DNB speelt een actieve rol bij de beleidsrespons van de internationale toezichtgemeenschap op de financiële crisis. De maatregelen en verbeteringen krijgen de komende jaren hun beslag, waarbij ook de consequenties voor de organisatie en processen van DNB verder zullen worden uitgewerkt.

3. Verdere professionalisering van het toezicht

De verdere professionalisering van de toezichtorganisatie en innovatie van werkprocessen zijn door de kredietcrisis in een stroomversnelling gebracht. De beoogde veranderingen en verbeteringen zijn zichtbaar in gang gezet. In 2008 is een externe evaluatie van de risico-oriëntatie in het verzekeringstoezicht opgestart. Het eindrapport wordt in het voorjaar van 2009 verwacht. Ook is voortgang geboekt bij de verdere ontwikkeling van verzekeringskennis, waaronder het verwerven van meer inzicht in de inherente risico’s van het zorgverzekeringsstelsel en de wijze waarop zorgverzekeraars die risico’s kunnen beheersen.

Tabel B2.1 Geleverde prestaties DNB
DoelstellingStreefwaardeResultaat
Hoofddoelstelling 1: goede uitvoering van het toezicht
Effectief risicogebaseerd toezicht.Actueel en getrouw beeld van financiële instellingen: FIRM-risicoscores zijn actueel en voor alle instellingen ingevoerd in risicotool, uitkomsten gedeeld met instellingen.Gerealiseerd, maar (vooral voor het bankentoezicht) onder druk door grote inspanningen in verband met de financiële crisis.
   
 Soepele invoering Bazel II/CRD voor banken en beleggings-ondernemingen, overgang naar nieuwe rapportagekaders voor verzekeraars en pensioenfondsen en continuïteitsanalyses (beoordeling FTK-implementatie).Gerealiseerd.
   
Toezicht op governance en integriteit.Verder operationaliseren van periodieke integriteitscan en invoeren van een systeem van self-assessment.Gerealiseerd
   
 Beoordelen of de implementatie van PFG bij fondsen tijdig en conform de wet- en regelgeving is geschied. Verankeren in regulier toezicht.Gerealiseerd, waaronder in 2008 35 gesprekken met pensioenfonds-bestuurders.
   
Effectieve en tijdige interventies.Geen incidenten als gevolg van bij DNB bekende tekortkomingen bij instellingen onder toezicht.Als gevolg van de financiële crisis waren in 2008 majeure ingrepen nodig.
   
 Adequaat en zorgvuldig optreden tegen niet-integere of illegale ondernemingen.In één beroepsprocedure is een boetebesluit van DNB vernietigd, omdat onvoldoende zorgvuldig is opgetreden.
   
Hoofddoelstelling 2: goed voorbereid zijn op externe ontwikkelingen
Verdere invoering Pensioenwet.Uitvoering implementatieactiviteiten Pensioenwet.Gerealiseerd, waaronder beoordelen actualiteit beleidsregels, ontwikkeling indexatielabel en actualiseren Open Boek.
   
Invoering toezichtherverzekeraars.Soepele implementatie van herverzekeringtoezicht bij DNB en instellingen.Gerealiseerd, waarbij inmiddels voor 4 herverzekeraars een vergunning is afgegeven.
   
Verschuiving naar meer principle-based toezicht.Aanpassen werkwijzen naar principle-based toezicht door meer gebruik professionele afwegingen, innovatieve guidance, training/opleiding, verbeteren vaardigheden/interne samenwerking.Gerealiseerd. Dit krijgt in 2009 een vervolg.
   
Economisch rationele invulling Solvency II voor verzekeraars.Voorbereidingen treffen voor invoering Solvency II, waaronder uitvoering QIS4.Gerealiseerd.
   
Harmonisatie EU-solvabiliteitsraamwerk pensioenen.Invulling geven aan voortrekkerrol van DNB op dit vlak door uitvoeren van geplande activiteiten in CEIOPS-werkgroep (voorzitterschap DNB).Gerealiseerd.
   
Hoofddoelstelling 3: steeds beter toezicht
Bijdrage externe verantwoording en verbetering toezicht via uitvoeren externe evaluatie.Pilot externe evaluatie uitgevoerd.Pilot in 2008 gestart, eindrapportage volgt in voorjaar 2009.
   
Meer openheid en kennisdeling door beschikbaar stellen web-based informatieloket.Open Boek Toezicht uitgebreid en verbeterd (o.a. door klankbordgroep).Gerealiseerd.
   
Vaststellen effectiviteit van het toezicht door toepassen van dossierreviews.Reguliere dossierreviews uitgevoerd: volledige jaarcyclus gedraaid incl. rapportages.Jaarcyclus uitgevoerd, maar vertraagd door kredietcrisis.
   
Volgen stramien van Bewust Beleid bij opstellen beleid en regelgeving.Toevoeging beschrijving van proces Bewust Beleid aan beleidsnota’s.Gerealiseerd.
   
Verdere professionalisering toezichtorganisatie en innovatie werkprocessen.Beoogde veranderingen en verbeteringen gerealiseerd of zichtbaar in gang gezet.Gerealiseerd.
   
Investeren in verzekeringskennis, inzicht en samenwerking.Meer inzicht verwerven in de inherente risico’s van het zorgverzekeringsstelsel en de wijze waarop zorgverzekeraars die risico’s kunnen beheersen.Verdiepen van verzekeringskennis.In 2008 zijn diverse activiteiten ontwikkeld. Dit wordt in 2009 verder opgepakt.
   
Goede samenwerking met AFM.Taakverdeling AFM-DNB o.b.v. convenant juli 2007; door tijdige informatie-uitwisseling en afstemming van toezicht-werkzaamheden bereiken van een efficiënte en effectieve samenwerking.In 2008 is op veel terreinen frequent overleg geweest met de AFM, waaronder periodiek beleidsoverleg op bestuurlijk niveau. Daarnaast zijn gezamenlijke onderzoeken uitgevoerd.
Tabel B2.2 Toezichtskosten DNB (x € 1 mln)
 20072008
Banken145,2135,04
Pensioenfondsen21,3817,15
Verzekeraars25,1620,97
Overige instellingen9,797,60
Wwft en Sanctiewet20,720,35
FEC-eenheid300,14
Som der lasten102,2681,244
   
Aan onder toezichtsgestelden toe te rekenen kosten84,9458,745
Gemiddeld aantal fte’s6657642

1 Banken inclusief Electronische geldinstellingen en overige kredietinstellingen (niet-banken).

2 De Wet identificatie bij dienstverlening (Wid) en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet MOT) zijn per 1 augustus 2008 samengevoegd in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).

3 Aanloopkosten (de secretariaatsfunctie van het FEC is per 1 januari 2009 van de AFM overgegaan naar DNB).

4 De daling van de lasten is toe te schrijven aan lagere pensioenlasten op grond van RJ271.

5 Rekening is gehouden met de aanvullende overheidsbijdrage, als gevolg van twee uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, voor de betrokkenheid van DNB bij de voorbereiding van weten regelgeving in 2007 en 2008.

6 Direct personeel plus toegerekende ondersteuning.

Autoriteit Financiële Markten

Toezichtstaak

Als gedragstoezichthouder ziet de AFM toe op ordelijke en transparante financiële marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten.

Beleidsdoelen

Hoofddoel van het toezicht is het bevorderen van eerlijke en transparante financiële markten. Daartoe is de AFM actief op twee terreinen, te weten financiële dienstverlening en kapitaalmarkten.

1. Financiële dienstverlening

De AFM bevordert de zorgvuldige financiële dienstverlening aan consumenten. Bedrijven en personen die financiële diensten verlenen, moeten deskundig, betrouwbaar en integer zijn. De informatie van financiële ondernemingen en pensioenuitvoerders dient feitelijk juist, begrijpelijk en niet misleidend te zijn. De ondernemingen moeten handelen in het belang van hun klanten (zorgplicht).

2. Kapitaalmarkten

De AFM bevordert de eerlijke en efficiënte werking van kapitaalmarkten, waarop beleggers kunnen vertrouwen. De toezichthouder handhaaft de spelregels voor degenen die actief zijn op de markt van aandelen en andere effecten. Marktmisbruik – gebruik van voorwetenschap, manipulatie of misleiding – is verboden. Beursgenoteerde bedrijven moeten koersgevoelige informatie tijdig en correct naar buiten brengen. De AFM handhaaft de regels voor de uitgifte van effecten en openbare biedingen, voor financiële verslaggeving en voor accountants die de verslaggeving controleren.

Tabel B2.3 Geleverde prestaties AFM
Onderdeel Omschrijving20072008
Financiële dienstverleningMarkttoegangAantal afwijzingen van vergunningaanvragen55812
  Aantal intrekking van verleende vergunningen op eigen verzoek1 176949
  Aantal intrekkingen van verleende vergunningen door AFM251
  Aantal verleende vergunningen3 905899
 Adviseurs en bemiddelaarsAantal gestarte instellingsspecifieke onderzoeken11378
  Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken9682
  Aantal lopende thema-onderzoeken64
  Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven5821
  Aantal formele toezichtmaatregelen60132
 AanbiedersAantal gestarte instellingsspecifieke onderzoeken10780
  Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken14762
  Aantal lopende thema-onderzoeken73
  Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven14111
  Aantal formele toezichtmaatregelen1215
 Integriteitstoezichtillegale financiële activiteitenAantal gestarte instellingsspecifieke onderzoeken345559
  Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken375546
  Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven60112
  Aantal formele toezichtmaatregelen3783
 InformatieverstrekkingAantal gestarte instellingsspecifieke onderzoeken1 0521 519
  Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken1 0841 519
  Aantal lopende thema-onderzoeken01
  Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven130173
     
KapitaalmarktenEmissies en openbare biedingenAantal gestarte instellingsspecifieke onderzoeken1715
  Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken1615
  Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven113
  Aantal formele toezichtmaatregelen22
  Aantal goedkeuringen prospectus233153
  Aantal aanvullende prospectussen79122
 MarktmisbruikAantal gestarte instellingsspecifieke onderzoeken5651
  Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken5842
  Aantal lopende thema-onderzoeken21
  Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven30
  Aantal formele toezichtmaatregelen1420
 Melding zeggenschapAantal formele toezichtmaatregelen02
  Aantal alerts361257
  Aantal meldingen zeggenschap en insider meldingsregeling3 4622 448
  Aantal te late meldingen441161
 InfrastructuurAantal gestarte instellingsspecifieke onderzoeken413
  Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken38
  Aantal lopende thema-onderzoeken10
  Aantal adviezen/vvgb’s/notificaties/toetsingen3817
  Aantal beoordelingen reglementswijzigingen2525
  Aantal beoordelingen organisatie/systeemwijzigingen2331
 Financiële verslaggevingAantal gestarte instellingsspecifieke onderzoeken5270
  Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken4563
  Aantal lopende thema-onderzoeken13
  Aantal formele toezichtmaatregelen2636
  Aantal deponeringen jaarverslagen225312
 Accountants-organisatiesAantal gestarte instellingsspecifieke onderzoeken19
  Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken01
  Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven15
  Aantal formele toezichtsmaatregelen10
  Afwijzingen van vergunningaanvragen724
  Intrekkingen van verleende vergunningen03
  Verleende vergunningen13472
Tabel B2.4 Toezichtskosten AFM (x € 1 mln)
 200712008
Aanbieders26,720,3
Accountantsorganisaties6,16,3
Adviseurs en bemiddelaars in financiele producten20,921,6
Effecten uitgevende instellingen14,215,4
Infrastructuur1,71,5
Integriteit1,71,2
Overig1,02,2
Kosten die niet direct herleidbaar zijn tot een wettelijke taak3,20,3
Afschrijving eerder geactiveerde kosten8,08,0
Geactiveerde lasten ontwikkelde software0,10,3
Som der lasten80,779,9
   
Aan onder toezichtsgestelden toe te rekenen kosten249,844,9
Gemiddeld aantal fte’s434434

1 Als gevolg van stelselwijzigingen wijken enkele cijfers af van de vorig jaar gepresenteerde cijfers.

2 Inclusief de in het betreffende jaar gemaakte voorbereidingskosten die later aan onder toezichtsgestelden worden doorberekend.

BIJLAGE 3 ZBO’S EN RWT’S

Deze bijlage bevat een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) die onder de verantwoordelijkheid van het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen. Indien een ZBO of een RWT uit de departementale begroting en/of via de premie-uitgaven een bijdrage ontvangt, is het beleidsartikel vermeld waarin het ZBO of de RWT is opgenomen, alsmede de gerealiseerde bijdragen van 2008.

Tabel B3.1 Overzicht van ZBO’s en RWT’s van SZW (x € 1 mln)
 RWTZBOBeleidsartikelBijdrage 20081
Raad voor Werk en Inkomen(RWI)Ja Artikel 475,7
Stichting Kunstenaar en CoJa Artikel 461,9
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),JaJaArtikel 46, 47 en 491 624,92
Centrale organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) en BKWIJaJaArtikel 47 en 48386,3
Sociale Verzekeringsbank (SVB)JaJaArtikel 49 en 50217,72
Inlichtingenbureau (IB)Ja Artikel 465,8
Certificerende- en keuringsinstanties arbeidsomstandigheden JaArtikel 44 
Bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen JaArtikel 45 

1 Deze bedragen zijn inclusief bijdragen van derden.

2 Deels via premiegefinancierde uitgaven

Raad voor Werk en Inkomen

De Raad voor Werk en Inkomen (www.rwi.nl) is het officiële en onafhankelijke overlegorgaan van vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gemeenten. De Raad heeft tot taak overleg te voeren met Onze Minister over voorstellen van deze raad betreffende a. het beleid met betrekking tot werk en inkomen; b. het arbeidsmarktbeleid; c. de bevordering van de kwaliteit en de transparantie van de re-integratiemarkt.

Kunstenaars & CO

Kunstenaars&CO (www.kunstenaarsenco.nl) heeft als wettelijke taak het uitvoeren van beroepsmatigheidsonderzoeken. Kunstenaars die gebruik maken van de WWIK moeten kunnen aantonen dat zij beroepsmatig werken. Kunstenaars&CO voert deze onderzoeken uit in opdracht van de sociale diensten van gemeenten. Kunstenaars&CO is daartoe aangewezen door de minister van SZW.

SUWI

In de Wet SUWI is de rechtspersoonlijkheid van de ZBO’s op het terrein van de uitvoering van werk en inkomen geregeld.

UWV

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (www.uwv.nl) is een zelfstandig bestuursorgaan dat de sociale verzekeringen voor werknemers, zelfstandigen en jonggehandicapten uitvoert. De belangrijkste taak van het UWV is bemiddeling en re-integratie. Tevens rekent UWV het tot haar taak om de sociale verzekeringen (onder meer WAO, WIA, WW en Wajong) snel, duidelijk en betrouwbaar, rechtmatig en doelmatig uit te voeren. Middels «de Vernieuwing» werkt UWV de komende jaren aan een fundamentele verdere verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening. De reguliere kosten van UWV vertonen een dalende lijn als gevolg van efficiencymaatregelen, beleids- en volume-effecten.

CWI

Met de fusie per 1 januari 2009 van CWI en UWV worden de activiteiten van beide organisaties gericht op werk samengebracht in één organisatieonderdeel van het UWV, het WERKbedrijf. De programma-uitgaven van CWI worden ingebracht in dit organisatieonderdeel. Vanaf 2009 verzorgt UWV (het organisatieonderdeel WERKbedrijf) de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers. Werkgevers kunnen dan bij UWV terecht voor personeelsbemiddeling en informatie over de arbeidsmarkt. Werkzoekenden kunnen bij UWV terecht voor het vinden van werk of het aanvragen van een WW- of bijstandsuitkering. Daarnaast verleent UWV (voorheen CWI) ontslagvergunningen en tewerkstellingsvergunningen en geeft arbeidsrechtelijke informatie.

BKWI

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (www.bkwi.nl) werkt in opdracht van het ministerie van SZW en verleent diensten aan de Suwi-organisaties. Het BKWI is opgericht om het geheel aan centrale voorzieningen binnen de keten van werk en inkomen te beheren en door te ontwikkelen. Een onderdeel hiervan is het beheer van SUWI-net.

SVB

De Sociale verzekeringsbank (www.svb.nl) is een zelfstandig bestuursorgaan dat de regelingen uitvoert voor verschillende overheidsorganisaties. Voor het ministerie van SZW voert de SVB de AOW, ANW, AKW, TOG en de TAS uit. Bij de SVB is een dalende lijn in de reguliere kosten zichtbaar. Door het SVB is een verandertraject (SVB 10) in gang gezet. Met dit verandertraject heeft SVB als missie om de beste, servicegerichte en omgevingsbewuste uitvoerder te zijn van persoonsgebonden regelingen van de overheid. Dit vernieuwingstraject zal onder meer tot gevolg hebben dat de dienstverlening aan de klant verder verbetert en dat de nieuwe regelingen sneller en gemakkelijker geïntroduceerd en uitgevoerd kunnen worden.

IB

Het Inlichtingenbureau (www.inlichtin genbureau.nl) ondersteunt gemeenten bij hun wettelijke taken in het kader van de sociale zekerheid. Deze ondersteuning bestaat uit coördinatie en dienstverlening op het gebied van gegevensuitwisseling tussen gemeenten en derden in de keten Werk en Inkomen. Deze gegevensuitwisseling vindt plaats via de Sectorloket-applicatie (SLOG) van het Inlichtingenbureau, een belangrijke toepassing hiervan zijn de samenloopsignalen. Het doel is bestrijding van fraude en bevorderen van samenwerking tussen de verschillende uitvoeringsorganisaties op het terrein van de sociale zekerheid.

Bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen

Uitvoeren van een bedrijfstak- of beroepspensioenregeling met verplichte deelname.

Certificerende- en keuringsinstanties arbeidsomstandigheden (tot 2009)

Afgeven certificaat arbodienst – Afgeven certificaat vakbekwaamheid arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, arbeidshygiene, veiligheidskunde, arbeids-en organisatiekunde. Keuren en certificeren op het terrein van arbeidsomstandigheden.

Aansturing, toezicht, samenwerking SUWI-organisaties

De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) is de «organisatiewet» voor de ZBO’s op het terrein van werk en inkomen. De Wet SUWI is in 2006 geëvalueerd. De rapporten betreffende de Evaluatie SUWI 2006 zijn bij brief van 28 augustus 2006 (Kamerstukken II, 2005/2006, 26 448, nr. 290) aan de Tweede Kamer aangeboden. De reactie van het kabinet op deze evaluatie is bij brief van 19 oktober 2007 (Kamerstukken II, 2007/2008, 26 448, nr. 342) aan de Tweede Kamer aangeboden. Met de wijziging van de Wet SUWI per 1 januari 2009 is uitwerking gegeven aan de Kabinetsreactie Evaluatie SUWI. Hoofdpunten van deze wijziging vormen de fusie tussen UWV en CWI per 1 januari 2009 en de verdere ontwikkeling van de geïntegreerde dienstverlening. Hiermee wordt beoogd de effectiviteit, klantgerichtheid en efficiency van de dienstverlening in de keten van werk en inkomen te versterken.

De aansturing en het toezicht op de SUWI-organisaties, zoals SVB, UWV en CWI, zijn binnen SZW expliciet belegd binnen de organisatie. De aansturing vindt plaats door een aparte afdeling binnen de directie Relatiebeheer, Uitvoeringsontwikkeling en Aansturing (tot 1 januari 2009: Uitvoeringsbeleid) en het signalerende toezicht door de onafhankelijke Inspectie werk en inkomen. Deze scheiding tussen aansturing, toezicht en beleid borgt professionele aansturing en toezicht.

Uitvoeringskosten SUWI-organisaties

In tabel B3.2 worden de gerealiseerde uitvoeringskosten van de SUWI-organisaties afgezet tegen de beschikbaar gestelde budgetten. Grote verschillen worden toegelicht. In tabel B3.3 en B3.4 wordt de rechtmatigheid weergeven van de door het UWV en de SVB uitgevoerde wetten. De gegevens in de tabel zijn ontleend aan de jaarverslagen 2008 van de SUWI-organisaties. Deze jaarverslagen zijn voorzien van een accountantsverklaring omtrent getrouwheid. In de aanbiedingsbrief bij de jaarverslagen 2008 van de SUWI-organisaties wordt nader ingegaan op de prestaties van de SUWI-organisaties in 2008.

Tabel B3.2 Uitvoeringskosten per SUWI-organisatie (x € 1 mln)
 2004200520062007Realisatie 2008Begroting 2008*verschil 2008
UWV totaal**1 821,71 902,91 779,51 718,21 624,91 671,9– 47,0
Reguliere kosten1 552,11 551,31 529,51 469,81 420,11 402,517,6
Transformatie- en frictiekosten156,2159,484,866,244,375,7– 31,4
Kwaliteitsbudget55,072,852,1
Overige projecten58,4119,4113,1182,2160,5193,7– 33,2
        
SVB totaal210229215204217,7233,5– 15,8
Reguliere kosten210229215204217,7233,5– 15,8
        
CWI totaal412429392393376,3384,3– 8,0
Reguliere kosten367389385342336,5340,1– 3,6
Transformatiekosten2826
Projectkosten***17137185,39,8– 4,5
Reguliere kosten (doorberekend)*   3334,534,5 
        
BKWI totaal10,08,58,28,710,010,2– 0,2
Reguliere kosten7,36,86,27,58,59,2– 0,7
Projectkosten2,71,82,01,21,51,00,5
        
IB totaal****5,68,15,76,95,85,80,0
Reguliere kosten4,54,44,05,75,85,80,0
Projectkosten1,13,71,71,10,0

* De kolom begroting 2008 geeft de eindstand van het budget van de SUWI-organisaties weer. Vanwege budgettoekenningen die na het opstellen van de SZW-begroting 2008 hebben plaatsgevonden, wijkt dit af van de stand zoals opgenomen in de SZW-begroting 2008. Voor CWI geldt dat het ketenbudget voor DKD buiten beschouwing is gelaten. Tevens is bij CWI een regel toegevoegd voor reguliere kosten die worden doorberekend aan derden.

** De uitvoeringskosten betreffen de uitvoeringskosten vóór onttrekking aan bestemmingsfondsen.

*** De projectkosten zijn exclusief het ketendeel van het programma Digitaal Klant Dossier.

**** De uitvoeringskosten Inlichtingenbureau worden in de begroting SZW niet afzonderlijk weergegeven, maar als onderdeel van het handhavingsbudget op artikel 30.

UWV

De totale uitvoeringskosten UWV bedroegen in 2008 € 1 624,9 miljoen. Ten opzichte van de begroting van € 1 671,9 miljoen is er sprake van een positief begrotingsresultaat van € 47,0 miljoen. De begroting bestond uit een beschikbaar gesteld budget van € 1 636,9 miljoen en uit een bedrag van € 35,0 miljoen uit bestemmingsfondsen die in 2007 zijn gevormd. Het UWV heeft uit deze bestemmingsfondsen een bedrag van € 32,2 miljoen gebruikt voor de financiering van de uitvoeringskosten 2008. Na onttrekking aan deze bestemmingsfondsen resulteert een positief begrotingsresultaat van € 44,2 miljoen. Dit resultaat is in overleg met SZW toegevoegd aan de bestemmingsfondsen per 31 december 2008.

SVB

De uitvoeringskosten SVB voor SV-taken bedroegen in 2008 € 217,7 miljoen. Dit is inclusief een bedrag van € 7,1 miljoen voor het programma SVB tien. Ten opzichte van het beschikbaar gestelde budget van € 233,5 miljoen is er sprake van een positief begrotingsresultaat van € 15,8 miljoen. Een deel hiervan zal in 2009 (en verder) worden ingezet voor het Veranderprogramma SVB10.

CWI

Het budget CWI bedroeg eind 2008 € 353,7 miljoen. Dit is inclusief het bestemmingsfonds projecten ad € 8 mln. In bovenstaande tabel is hierop een correctie toegepast om de aansluiting te kunnen maken bij de uitvoeringskosten CWI. Het ketendeel van het DKD-budget (UWV, CP-ict en BKWI) van € 3,9 miljoen is buiten beschouwing gelaten. Daarnaast is€ 34,5 miljoen toegevoegd voor reguliere kosten die worden doorberekend aan derden: onderverhuur en ICT-ontwikkelingen. Hieruit volgt een daadwerkelijk voor CWI te besteden bedrag van € 384,3 miljoen. De totale uitvoeringskosten bedroegen in 2008 € 376,3 miljoen. Hierdoor resulteert ten opzichte van het te besteden bedrag een positief budgetresultaat van € 8,0 miljoen. Dit bedrag zal in 2009 (en verder) worden ingezet.

BKWI

De totale uitvoeringskosten BKWI bedroegen in 2008 € 10,0 miljoen.

IB

De totale uitvoeringskosten IB bedroegen in 2008 € 5,8 miljoen.

Rechtmatigheid

Tabel B3.3 Rechtmatigheid UWV
 20042005200620072008Streven 2008
UWV totaal98,0%98,8%98,4%98,5%98,599,0%
BIA99,4%97,4%97,5%99,3%99,9 
TRI94,7%89,6%87,3 
Wajong99,7%99,9%99,6%99,5%99,7 
WAO99,5%99,9%99,5%99,9%99,8 
WAZ99,2%99,3%99,2%98,7%99,5 
WIA98,2%95,8%98,2 
WW94,9%97,1%98,5%98,3%97,0 
ZW94,8%95,7%91,0%90,1%94,5 
REA91,7%90,3% 
WAZO98,0%98,8%96,2%96,1%95,8 
TW97,2%99,3%95,8%97,2%97,7 

Bron: UWV Jaarverslag 2008

Op totaalniveau is de rechtmatigheid in de uitkeringslasten van het UWV in 2008 gelijk gebleven op 98,5%. De rechtmatigheid ligt hiermee nog onder de streefwaarde van 99,0%.

Tabel B3.4 Rechtmatigheid SVB
 20042005200620072008Streven 2008
SVB totaal99,8%99,9%99,9%99,9%99,9%99%
AOW96%97%98%100%100% 
ANW86%89%95%99,9%99,7% 
AKW97%96%98%99,9%99,8% 
TOG68%77%84%100%99,1% 
TAS100%100%100% 

Bron: SVB Jaarverslag 2008

Het op basis van de regelgeving berekende onrechtmatigheidpercentage voor de SVB bedraagt 0,037 procent van de totale lasten van de jaarrekening als geheel en blijft daarmee ruim beneden het toegestane maximum van 1 procent.

BIJLAGE 4 AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER

In haar Rapport bij het Jaarverslag van SZW over 2007 signaleerde de Algemene Rekenkamer onvolkomenheden in enkele aspecten van de bedrijfsvoering van SZW. De betreffende onderwerpen zijn door de Algemene Rekenkamer samengevat in de zgn. Audit Action List, die in het Rapport bij het Jaarverslag was opgenomen. De constateringen van de Algemene Rekenkamer hebben zonder uitzondering geleid tot de noodzakelijke verbetertrajecten. In het onderstaande wordt de stand van zaken toegelicht.

AanbevelingToezeggingStand van zaken
Financieel administratiesysteem Hermes:  
• Ondanks getroffen maatregelen was het financieel beheer in 2007 nog ontoereikend. Dit gold voor het betalingen- en verplichtingenbeheer, de voorschottenadministratie, het vorderingenbeheer en de managementinformatie.• De AR beval aan om de toezegging van vorig jaar na te komen en het financieel beheer in 2008 verder te verbeteren tot het niveau van eind 2005.• Tevens beval de AR aan om op korte termijn de interne controlefunctie en de rol van de concerncontrol te verbeteren, zodat in 2008 veel minder correctieboekingen dan in 2007 nodig zouden zijn.• De minister zegde toe de voorschottenadministratie, het vorderingenbeheer, het autorisatiebeheer en het betalingenbeheer te verbeteren ten opzichte van 2006 en 2007.• De minister zegde voorts toe de interne controle binnen van processen van de financiële administratie te zullen optimaliseren en controleerbaar uit te voeren.• Ook zegde de minister toe dat de concerncontroller extra aandacht zou besteden aan het periodiek toetsen van het budgetverbruik en het beoordelen van posten die onderdeel uitmaken van de saldibalans.• Ook zou de concerncontroller structureel de voortgang van de verbeteracties volgen.• De kwaliteit van het financieel beheer is in de loop van 2008 verder verbeterd ten opzichte van 2006 en 2007. De manage- mentinformatie is verbeterd. Dit stelt directies in staat beter te sturen op de budget- ten en de openstaande posten. In 2008 zijn de autorisaties opnieuw ingericht en zijn de beheerprocedures aangescherpt. De tijdigheid van betalen van facturen is sterk verbeterd door departementsbreed V=K in te voeren voor facturen tot € 15 000,– en door het betaalproces met behulp van portaltechnologie te verbeteren.• De IC-rapportages zijn verbeterd. De voortgang wordt door FEZ bewaakt.• Conform toezegging van de minister heeft de concerncontroller in 2008 extra aandacht besteed aan het toetsen van het budgetverbruik. In 2008 is twee keer een zogenaamde plausibiliteitstoets uitgevoerd. Over beide toetsen is gerapporteerd aan de Auditdienst. De toets op de rekeningen buiten begrotingsverband heeft conform planning plaatsgevonden in de eerste maanden van 2009. De toets op de saldi heeft plaatsgevonden op de concept saldibalans 31-12-2008.• De voortgang van de verbeteracties ten aanzien van het financieel beheer stond in 2008 structureel op de agenda van het directeurenoverleg FEZ-AD-GOB. Tevens is over de stand van zaken in elk Audit Committee gerapporteerd.
   
Financiële administratie Agentschap SZW:  
• De AR concludeerde dat de implementatie van het verbeterplan in 2007 onvoldoende was gerealiseerd. Hierdoor was de financiële administratie onvoldoende verbeterd.• De AR beval aan de financiële administratie van het Agentschap SZW op korte termijn te actualiseren naar de door de auditdienst goedgekeurde eindstanden.• De AR beval tevens aan ervoor te zorgen dat eind 2008, na uitvoering van het verbe- terplan, het beheer van de financiële processen structureel is geborgd in de organisatie.• De minister gaf in de bestuurlijke reactie aan dat de eindstanden reeds geactualiseerd waren.• De minister zegde toe de implementatie van het verbeterplan voort te zullen zetten en verwachtte daardoor het beheer van de financiële processen op structurele wijze te borgen in de organisatie.• De implementatie van het verbeterplan financieel beheer is in 2008 afgerond. Alle daarin opgenomen actiepunten zijn geïmplementeerd, waarmee het financieel beheer is verbeterd.
   
Contractbeheer, inclusief Europees aanbesteden:  
• De AR concludeerde dat getroffen maatregelen nog onvoldoende hadden gewerkt met als gevolg onrechtmatigheden door onterecht niet Europees aanbestede contractverlengingen of het niet gebruiken van bestaande raamcontracten. Ook het contractregistratiesysteem functioneerde nog niet naar behoren.• De AR beval aan het instrument «raamcontracten» zorgvuldiger toe te passen.• Tevens beval de AR aan het contractregistratiesysteem in 2008 goed te laten werken zodat het (top)management bij beslissingen weet dat het drempelbedrag wordt overschreden.• Verder beval de AR aan tijdig en zorgvuldig af te wegen of Europese aanbesteding noodzakelijk is of kan worden.• Tot slot beval de AR aan terughoudend om te gaan met het afwijken van de regelgeving en bij afwijking de argumenten hiervoor altijd vast te leggen.• De minister zegde toe het ministerie aanvullend te zullen informeren over het instrument «raamcontracten».• De minister gaf aan dat het ministerie in 2008 contracten registreert in een gemoderniseerd contractregistratiesysteem.• Tevens heeft de minister het ministerie verplicht om inkoopdeskundigen te betrekken bij contractverlengingen en vervolgopdrachten die samen met oor- spronkelijke opdrachten een totaal van € 50 000 overstijgen.• De minister zegde tot slot toe terughoudend te zullen zijn in het bewust afwijken van Europese aanbestedingsverplichtin- gen en in voorkomende gevallen de argumenten daartoe vast te zullen leggen.• Directies zijn geïnformeerd over het instrument «raamcontracten». Dit heeft ertoe geleid dat voor een groot aantal inkooppakketten waar nog geen raamcontracten voor aanwezig waren er raamcontracten zijn afgesloten. Dit verhoogt de grip op rechtmatigheid van deze inkopen.• De invoering van het gemoderniseerde contractregistratiesysteemin 2008 is succesvol verlopen en tijdig afgerond. De directies van het ministerie hebben dit systeem nu in gebruik voor de registratie van hun contracten.• Inkoopdeskundigen hebben in geheel 2008 geadviseerd bij contractverlengingen en vervolgopdrachten.• De minister is ook in 2008 terughoudend geweest met het bewust afwijken van Europese aanbestedingsverplichtingen.
   
Subsidiebeheer:  
• De AR signaleerde tekortkomingen in de dossiervorming, de tijdigheid van de vaststellingen, het reviewbeleid en het beleid om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen.• De AR beval aan het subsidiebeheer op de genoemde onderdelen te verbeteren.• De minister gaf aan in 2008 verbetering te verwachten van het subsidiebeheer door de oprichting van de Subsidie Expertise Centrum.• De oprichting van het Subsidie Expertise Centrum (SEC) heeft belangrijke invloed gehad op de kwaliteit van het subsidiebeheer. Het SEC is medio 2008 operationeel geworden. Alle voornemens tot het verlenen van subsidies op grond van de Kaderwet SZW-subsidies en tot het opstel- len en wijzigen van subsidieregelingen worden voor advies aan het SEC voorgelegd. De adviezen van het SEC zijn gericht op beheersing van de recht- en doelmatigheidsrisico’s en op vermindering van de in- en externe administratieve lasten. Daarbij wordt vanuit het SEC informatie verstrekt over de eisen die worden gesteld aan de uitvoering op het punt van de (tijdigheid van de) vaststellingen en de dossiervorming. Over de volledigheid en actualiteit van de dossiers wordt ook contact onderhouden met de departementale archiefmedewerkers. Het SEC stelt via een eigen «subsidieplein» op het SZW-web relevante informatie en modelbeschikkin- gen en checklists ter beschikking, waarmee in ieder geval aan de voorkant de randvoorwaarden worden geschapen voor de ordelijkheid van de uitvoering. Een eerste tussenevaluatie van het functioneren van het SEC is in november 2008 aan het MTSZW voorgelegd.
Bestuurlijke boetes WAV:  
• De AR merkte op dat de achterstand bezwaarschriften niet was weggewerkt en dat de oplegging van boetes en de afhandeling van bezwaarschriften niet binnen de wettelijke termijn plaatsvond. De AR beoordeelde de tijdigheid van de invorderingsacties van openstaande boetes van vóór 2008 als onvoldoende.• De AR beval aan om aan te geven hoe de achterstand bezwaarschriften eind 2008 kon zijn weggewerkt.• De AR beval voorts aan ervoor te zorgen dat het tijdig opleggen van boetes en het tijdig afhandelen van bezwaarschriften in 2008 flink zou verbeteren en in 2009 volledig binnen de wettelijke termijnen zou plaatsvinden.• De minister zegde toe voor geheel 2008 extra tijdelijke capaciteit in te zullen zetten. De minister verwachtte dat daarmee dat achterstand eind 2008 zou zijn ingelopen.• De minister zegde voorts toe de capaciteit voor het afhandelen van bezwaarschriften en het opleggen van boetes structureel uit te breiden met 15 fte respectievelijk 2 fte. Hierdoor verwachtte de minister de wettelijke termijn van afhandeling te kunnen halen na het wegwerken van de achterstanden in 2008.• De achterstanden in het opleggen van bestuurlijke boetes Wet Arbeid vreemdelingen (WAV) en het behandelen van bezwaarschriften WAV waren conform verwachting eind 2008 volledig weggewerkt. Hiervoor is extra tijdelijke capaciteit ingezet.• De structurele uitbreiding met 15 fte op het afhandelen van bezwaarschriften en 2 fte op het opleggen van boetes is binnen SZW gefinancierd en in de formatieboek- houding opgenomen.

BIJLAGE 5 INHUUR EXTERNEN

Tabel B5.1 Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (x € 1 000)
 2008
Interim-management360
Organisatie- en Formatieadvies126
Beleidsadvies83
Communicatieadvisering90
Totaal beleidsgevoelig659
  
Juridisch advies87
Advisering opdrachtgevers automatisering528
Accountancy, financiële en administratieve organisatie1 437
Totaal (beleids)ondersteunend2 052
  
Uitzendkrachten (formatie en piek)8 626
Totaal ondersteuning bedrijfsvoering8 626
  
Totaal uitgaven inhuur externen11 337

Bron: SZW administratieToelichting

Het kabinet heeft de ambitie om te komen tot een beheersing van de uitgaven externe inhuur. Voor 2008 is het de ambitie om de uitgaven externe inhuur te stabiliseren, en waar mogelijk te verminderen, op het niveau 2007.

Voor SZW bedroeg de externe inhuur in 2007 € 13,3 mln. De totale uitgaven 2008 blijven € 2 mln beneden dit niveau. Bij de categorie uitzendkrachten is er sprake van een stijging als gevolg van piekwerkzaamheden.

BIJLAGE 6 SUBSIDIES

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de subsidies op de begroting van SZW. Er worden twee definities toegepast die leiden tot verschillende standen van de subsidieuitgaven.

Algemene Wet Bestuursrecht

De eerst gehanteerde definitie is die volgens de Algemene Wet Bestuursrecht (artikel 4.21):

«De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».

Artikel 4.21, lid 3 specificeert de definitie nader:

«De subsidietitel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.»

Uit lid 3 kan afgeleid worden dat specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies geen subsidies zijn.

Tabel B6.1 Subsidieoverzicht definitie Algemene Wet Bestuursrecht (x € 1 000)
ArtikelOmschrijvingRealisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008
42 OD 3Subsidiesminderhedenbeleid1712847
42 OD 3Subsidiesstimulering leeftijdsbewust beleid4 5704 4224 452
42 OD 3Overige subsidies stimulering arbeidsparticipatie865495 
42 OD 3Breed initiatief maatschappelijke binding698110 
42 OD 3Campussen*4 334  
43 OD 1Subsidieregeling Kwaliteit Arbeidsverhoudingen316427524
43 OD 4Subsidies Expertisecentrum Leeftijd270533449
43 OD 4Jaar van de gelijke kansen1 296284101
44 OD 1Farbo4 6181 6072 000
44 OD 1Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval (SPA)9904911 200
44 OD 1Subsidies arbeidsveiligheid (VASt, VAV)4 8894 4565 088
44 OD 1Overige subsidiesarbeidsveiligheid1 4901 3434 270
44 OD 1Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden9 092429 
44 OD 1Arbosubsidies preventie en verzuim5 4176 35211 823
46 OD 5Tijdelijke subsidieregeling schuldhulpverlening2006831  
47 OD 1Ketensamenwerking 15 000 
47 OD 2Regeling schoonmaakdiensten particulieren (RSP)3 5761 1165 900
47 OD 2Subsidies re-integratie (o.a. IPW) en Cliëntenraden7 0234 4972 265
47 OD 2ESF-EQUALCofinanciering211 2683 093
47 OD 2SVWW(via RWI)3 077  
47 OD 2Stichting Blik op werk 261 
47 OD 2Regeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen (via UWV)6 25811 0008 000
97 OD 1Regeling bedrijfsverzamelgebouwen11849240
97 OD 1Regelingen ex-mijnwerkers182182182
98 OD 1NIBUD (aan de hand van onderzoeksprogramma)325319334
98 OD 1Projectsubsidies11012 286
     
 Totaal Definitie AWB60 53754 67052 254

* In 2008 overgeheveld naar de begroting van Jeugd en Gezin.

«Ruime» subsidiedefinitie

Naast de subsidiedefinitie uit de Algemene Wet Bestuursrecht wordt soms gebruik gemaakt van een «ruimere» subsidiedefinitie waarin ook specifieke uitkeringen worden meegenomen:

«Een gebonden inkomens- of een vermogensoverdracht van het rijk om-niet aan een natuurlijk of rechtspersoon in Nederland».

Het voornaamste onderscheid tussen de eerste en tweede definitie ligt in het feit dat specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies bij de tweede subsidiedefinitie wel als subsidie worden aangemerkt. Bij deze definitie wordt bijvoorbeeld de WSW als subsidie aangemerkt in tegenstelling tot de subsidiedefinitie van de AWB. Inkomensoverdrachten aan natuurlijke personen zoals de TOG zijn niet opgenomen in de tabel.

Tabel B6.2 Subsidieoverzicht «ruime» definitie (x € 1 000)
ArtikelOmschrijvingRealisatie 2007Realisatie 2008Vastgestelde begroting 2008
43 OD 2Kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders (KOA)118  
47 OD 2Agenda voor de Toekomst4 336  
47 OD 2Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10 000 ID-banen5 8522 333 3 000
47 OD 2Flexibel re-integratiebudget1 591 5921 580 7891 566 770
48 OD 1WSW2 306 5512 385 8432 323 938
     
 Totaal toevoegingen «ruime» definitie3 908 4493 968 9653 893 708
 Totaal beide definities3 968 9864 023 6353 945 962

BIJLAGE 7 BUDGETDISCIPLINE SZA-KADER EN SOCIALE FONDSEN

1 Inleiding

Inhoud

Deze bijlage geeft een totaaloverzicht van de uitgaven in de budgetdiscipline sociale zekerheid en arbeidsmarkt (SZA) in het jaar 2008. Tevens worden de exploitatiesaldi en vermogenspositie van de sociale fondsen beschreven.

In de volgende paragraaf wordt de opbouw van de totale uitgaven in het SZA-kader weergegeven, onderverdeeld naar begrotings- en premiegefinancierde uitgaven. Deze totaaltelling geeft een aansluiting bij de uitgaven in de begrotingsartikelen. Tevens wordt hierbij ingegaan op de volume- en prijsontwikkeling die aan de uitgaven ten grondslag liggen. Ten slotte worden de SZA-uitgaven afgezet tegen de ijklijn van het SZA-kader. In de laatste paragraaf komen de exploitatiesaldi en vermogens van de sociale fondsen aan bod.

2 Uitgaven SZA-kader 2008

Overzicht en aansluiting bij begroting

Deze paragraaf geeft een overzicht van de SZA-uitgaven in het jaar 2008. De uitgaven in het SZA-kader bestaan uit begrotingsgefinancierde uitgaven (€ 21,9 mld) en premiegefinancierde uitgaven (€ 43,9 mld). Op de totaaltelling van beide (€ 65,7 mld) moet echter nog een correctie worden toegepast. De sociale fondsen worden namelijk voor een deel gevuld uit begrotingsmiddelen. Deze zogeheten rijksbijdragen worden verantwoord op artikel 51 van de begroting. Het betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het AOW-fonds. Omdat de opbrengsten van de AOW-premie onvoldoende zijn om de uitgaven te dekken, vindt er jaarlijks een bijdrage uit de algemene middelen plaats. De rijksbijdrage aan het ouderdomsfonds is in 2008 veel lager uitgevallen dan begroot, omdat in 2008 een afrekening heeft plaatsgevonden van premieopbrengsten over oude jaren (2001 en 2002). De definitieve vaststelling van de premieverdeling over deze jaren week af van de eerder geraamde verdeling. Op kasbasis vielen de premie-inkomsten in 2008 daardoor ruim € 2 mld hoger uit. Het Ouderdomfonds kon daardoor in 2008 toe met een lagere rijksbijdrage. Deze lagere rijksbijdrage komt ook tot uitdrukking in de begrotingsgefinancierde uitgaven, die bijna € 2,4 mld lager uit zijn gevallen.

De apparaatsuitgaven en enkele andere uitgaven behoren niet tot het SZA-kader maar tot het kader rijksbegroting in enge zin. Deze uitgaven worden daarom net als de ontvangsten1 op de totaaltelling in mindering gebracht. De post bijzondere uitgaven uit de begroting is inmiddels in de artikeluitgaven verwerkt.

De totale uitgaven in het SZA-kader komen daarmee in 2008 uit op € 54,5 mld, bijna € 0,4 mld lager dan voorzien in de begroting 2008. De posten uit de begroting 2008 zijn omgerekend naar prijzen 2008.

Tabel B7.1: SZA-uitgaven 2008 (x € 1 mln)
 Begroting 2008Realisatie 2008Verschil
Totaal begrotingsgefinancierde uitgaven24 28721 889– 2 398
Totaal premiegefinancierde uitgaven43 87143 860– 10
Totaal artikelen68 15865 749– 2 408
–/– Correctie dubbeltelling rijksbijdragen12 47410 135– 2 339
–/– Uitgaven Rijksbegroting eng2752783
–/– Ontvangsten753875122
w.v. begrotingsgefinancierd514700186
w.v. premiegefinancierd239176– 63
+ Bijzondere uitgaven1790– 179
Totale uitgaven54 83454 461– 373

Bron: SZW

Volumeontwikkelingen

De uitgaven in het SZA-kader zijn sterk afhankelijk van de volumeontwikkelingen in de sociale verzekeringen. In tabel B7.2 zijn daarom de verschillende uitkeringsvolumina afgezet tegen de gebruikte ramingen in de begroting 2008. Bij de raming van de uitgaven en de volumecijfers wordt gebruik gemaakt van de macro-economische inzichten van het CPB. Het CPB voorzag voor 2008 een economische groei van 2½% (MEV 2008). Deze is uiteindelijk uitgekomen op bijna 2%. De lagere groei heeft in 2008 echter nog niet tot volume-effecten geleid. Het aantal werkloosheidsuitkeringen (inclusief bijstandsgerechtigden) is uitgekomen op ongeveer 430 duizend, gelijk aan de raming in de begroting 2008. Ten opzichte van 2007 is dit een forse verlaging. Enkel het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en het aantal AOW-uitkeringen is licht hoger uitgekomen dan in de begroting. Daar staat ook een hoger aantal actieven tegenover, waardoor de verhouding tussen het aantal inactieven en het aantal actieven slechts 0,1 procentpunt ongunstiger is uitgevallen. Ten opzichte van 2007 is er sprake van een verbetering van de ratio met 1,7 procentpunt.

Tabel B7.2: Volumeontwikkelingen en I/A verhouding (x 1 000 uitkeringsjaren)
 Realisatie 2007Realisatie 2008Begroting 2008Verschil 2008
Werkloosheidsuitkeringen*4944324311
Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen**88383281715
Nabestaandenuitkeringen10499100– 1
Ouderdomsuitkeringen2 4272 4792 46910
Ziekteverzuimparticuliere sector***2532652578
Totaal aantal inactieven***4 1614 1074 07235
Totaal aantal actieven***6 3726 4576 41245
I/A-verhouding65,3%63,6%63,5%0,1%

* De werkloosheidsuitkeringen zijn inclusief bijstandsuitkeringen

** Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen is inclusief de Wajong, de WAZO en de ZW

Bron: CPB, CEP 2009

Prijsontwikkeling

Voor de realisatie van de uitgaven is naast de volumeontwikkeling ook de prijsontwikkeling van belang. De jaarlijkse aanpassing van de uitkeringen wordt bijna volledig bepaald door de vertaling van de contractloonstijging naar het minimumloon en de sociale uitkeringen. Deze vertaling is geregeld in de Wet koppeling met afwijkingsmogelijkheid (WKA). In de begroting 2008 werd een aanpassing met 2,84% geraamd. De aanpassing is uiteindelijk uitgekomen op ruim 2,67%. Dit lagere koppelingspercentage heeft geleid tot een ruilvoetwinst (zie Toetsing aan ijklijn).

De ijklijn van het SZA-kader wordt jaarlijks opgehoogd met de prijs van de nationale bestedingen (pNB). Deze werd ten tijde van de begroting geraamd op 2,25%. De pNB is uiteindelijk uitgekomen op 2,45%, wat heeft geleid tot een extra ophoging van de ijklijn met € 0,1 mld (zie ook tabel B7.3).

Toetsing aan ijklijn

In tabel B7.3 zijn de uitgaven in het SZA-kader afgezet tegen de ijklijn. Uit de vergelijking blijkt dat over het jaar 2008 sprake is van een onderschrijding van de ijklijn met € 0,4 mld. Tijdens de begroting 2008 werd uitgegaan van een sluitend kader. De macro-economische meevallers in de vorm van een ruilvoetwinst van € 0,2 mld verklaren het grootste gedeelte van de onderschrijding. De ruilvoetwinst van € 0,1 mld is het gevolg van het lagere koppelingspercentage en de hogere pNB. De uitvoeringsmutaties laten per saldo een meevaller van € 0,1 mld zien.

Tabel B7.3: Toetsing SZA-uitgaven aan ijklijn
 Begroting 2008Realisatie 2008Verschil 2008
Totale SZA-uitgaven (x € 1 mld)54,854,5– 0,4
IJklijn SZA-uitgaven (x € 1 mld)54,854,90,1
Over/onderschrijding ijklijn SZA (x € 1 mld)0,0– 0,4– 0,4
w.v. macro-economische mutaties – 0,2 
w.v. beleidsmatige mutaties – 0,1 
w.v. uitvoeringsmutaties – 0,1 
    
Uitgaven SZA in % BBP9,49,2– 0,2

Bron: SZW

3 Sociale fondsen 2008

Ontvangsten en exploitatiesaldo

Een groot deel van de uitgaven in het SZA-kader lopen via de sociale fondsen. In tabel B7.4 zijn de exploitatiesaldi van de sociale fondsen weergegeven. Het exploitatiesaldo is het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven van een fonds. Naast de premieontvangsten behoren ook de rijksbijdragen en renteontvangsten tot de inkomsten van een fonds. De uitgaven bestaan naast de uitkeringen voornamelijk uit uitvoeringskosten. Daarnaast vinden er tussen de fondsen onderlinge betalingen plaats. Het saldo tussen ontvangen en betaalde onderlinge betalingen is voor de sociale fondsen negatief, omdat er uit deze fondsen ook premies worden betaald voor de zorgverzekering van uitkeringsgerechtigden. Tegenover de negatieve saldi bij de sociale fondsen staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

Het totale exploitatiesaldo van de sociale fondsen is licht positiever dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door hogere premieontvangsten. Dit heeft binnen het WW-fonds gezorgd voor een gunstiger beeld.

Ook het AOW-fonds heeft een positief exploitatiesaldo. De rijksbijdrage AOW vult de ontvangsten van het fonds aan tot het benodigde exploitatiesaldo is bereikt. Dit exploitatiesaldo is nodig om het fondsvermogen te laten toenemen tot het normvermogen. Het normvermogen is afhankelijk van de jaarlijkse AOW-uitgaven. De hogere premieontvangsten binnen het ouderdomsfonds hebben tot een lagere rijksbijdrage geleid.

De rijksbijdrage aan het nabestaandenfonds is fors lager uitgevallen. De verlaging van de Anw-premie van 1,25% naar 1,1% heeft geleid tot een lagere Bijdrage In Kosten van Kortingen (BIKK) dan voorzien. Ten tijde van de begroting werd nog uitgegaan van een premie van 1,25% en een daarbij behorende bijdrage.

In dit jaarverslag wordt voor het eerst een geïntegreerd werkloosheidsfonds gepresenteerd. Dit WW-fonds bestaat uit het werkgeversfonds (Wgf), het algemeen werkloosheidsfonds (Awf) en het uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo). Dit virtuele WW-fonds wordt gevuld uit de ontvangsten uit de Wgf-, de Awf- en de Ufo-premie. De uitgaven beslaan de totale WW-lasten. De WW-lasten werden al langer geïntegreerd weergegeven in de begroting (artikel 46).

Een zelfde verhaal geldt voor het WAO-fonds. Dit fonds bestaat uit zowel het arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof), de arbeidsongeschiktheidskas (Aok) als de werkhervattingskas (Whk).

Tabel B7.4: Overzicht sociale verzekeringen 2008 (x € 1 mln)
 AOWAnwWAOWWTotaal
 BegrotingRealisatieBegrotingRealisatieBegrotingRealisatieBegrotingRealisatieBegrotingRealisatieVerschil
Premies17 36520 2131 3641 4149 9219 8667 2847 72435 93439 2173 284
Bijdragen van het rijk9 5386 97020961019009 7477 050– 2 696
Ontvangen onderlinge betalingen00007408074162811 1561 088– 68
Saldo Interest144613124108101307362590548– 42
Totaal Ontvangsten27 04727 2441 6031 50010 76810 7938 0088 36847 42747 904478
Uitkeringen/Verstrekkingen26 82126 9291 2331 2259 1229 3784 8044 63841 98042 170191
Uitvoeringskosten13111932246997568357811 6971 680– 17
Betaalde onderlinge betalingen0089871 2791 2707537912 1202 14828
Totaal Uitgaven26 95227 0481 3531 33611 10011 4046 3926 21045 79645 998202
            
Exploitatiesaldo95195251164– 332– 6101 6162 1571 6301 906276
            
Werknemerspremie17,90%17,90%1,25%1,10%0,00%0,00%     
Werkgeverspremie0,00%0,00%0,00%0,00%6,38%6,37%     
Wettelijke premie17,90%17,90%1,25%1,10%6,38%6,37%     

Bronnen: CPB, SZW

Vermogenspositie

In onderstaande tabel staat de vermogenspositie van de vier sociale fondsen opgenomen. Hierbij zijn wederom de arbeidsongeschiktheidsfondsen en de werkloosheidsfondsen geïntegreerd opgenomen. Het aanwezige vermogen neemt jaarlijks toe of af met het exploitatiesaldo. Het hogere vermogen in het ouderdomsfonds wordt verklaard door de rijksbijdrage die samenhangt met het toegenomen normvermogen.

De sociale fondsen hebben ultimo 2008 een gezamenlijk vermogen van € 14,7 mld; dit is € 0,5 mld hoger dan begroot. Dit wordt deels verklaard door het hogere (totale) exploitatiesaldo van € 0,3 mld, en deels doordat het aanwezige vermogen ultimo 2007 € 0,2 mld hoger uitviel dan voorzien bij het opstellen van de begroting over 2008. Destijds werd een aanwezig vermogen van € 12,6 mld geraamd (ultimo 2007).

Tabel B7.5: Vermogens sociale fondsen ultimo 2007 en 2008 (x € 1 mln)
 Aanwezig vermogen ultimo 20071Exploitatiesaldo 2008Aanwezig vermogen ultimo 2008
   RealisatieBegroting
AOW1 5721951 7671 676
Anw731164894950
WAO2 956– 6102 3462 515
WW7 5302 1579 6879 105
     
Totaal sociale fondsen12 7891 90614 69514 247

1 Bron: CPB, CEP 2009

BIJLAGE 8 ORGANOGRAM (PER 1 JANUARI 2009)

kst-31924-XV-1-6.gif

BIJLAGE 9 LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN

ADAuditdienst
AGSZWAgentschap SZW
AFMAutoriteit Financiële Markten
AGArbeidsgehandicapten
AIArbeidsinspectie
AKWAlgemene kinderbijslagwet
ALAdministratieve Lastenverlichting
ANWAlgemene nabestaandenwet
AOAdministratieve Organisatie
AofArbeidsongeschiktheidsfonds
AOKArbeidsongeschiktheidskas
AOWAlgemene Ouderdoms Wet
APIAlgemene Pensioeninstelling
ARAlgemene Rekenkamer
ArboArbeidsomstandigheden
ARIEAanvullende Risico-Inventarisatie en -Evaluatie
ARKAlgemene Rekenkamer
ATBArbeidstijdenbesluit
ATWArbeidstijdenwet
AVVAlgemeen verbindend verklaren van bepalingenvan collectieve arbeidsovereenkomsten
AWfAlgemeen Werkloosheidsfonds
BBPBruto Binnenlands Produkt
BbzBesluit Bijstandsverlening Zelfstandigen
BiaWet beperking inkomensgevolgenarbeidsongeschiktheidscriteria
BIKKBijdrage in de kosten van kortingen
BKWIBureau Keteninformatisering Werk en Inkomen
BOVBanenoffensief voor vluchtelingen
BRZOBesluit Risico’s Zware Ongevallen
BVGBedrijfsverzamelgebouw
BZKMinisterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CAOCollectieve Arbeidsovereenkomst
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CEPCentraal Economische Planbureau
CJIBCentraal Justitieel Incasso Bureau
CKICentraal Krediet Informatiesysteem
CNVChristelijk Nationaal Vakverbond
CPBCentraal Planbureau
CTSVCollege van Toezicht Sociale Verzekeringen
CVZCollege van zorgverzekeringen
CWICentra voor Werk en Inkomen
DIVDiversiteitsmanagement
DKDDigitaal Klant Dossier
DNBDe Nederlandse Bank
EBBEnquête Beroeps Bevolking
ECDEconomische Controle Dienst
EMUEuropese Monetaire Unie
EqualTransnationaal programma van de Europese Uniegericht op het creëren van gelijke kansen en hetbestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt
ESFEuropees Sociaal Fonds
EUEuropese Unie
EVCErkenning van Verworven Competenties
EZMinisterie van Economische Zaken
FarboFinanciële ondersteuning arbeidsmiddelen
FIODFiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst
FNVFederatie Nederlands Vakverbond
FteFulltime Equivalent
GBAGemeentelijke Basis Administratie
HVSHoofdelijk Versnelde Scholing
IACKInkomensafhankelijke Combinatie Korting
IAKInkomensafhankelijke verhoging arbeidskorting
IASInstituut Asbestslachtoffers
IASBInternational Accounting Standard Board
IBInlichtingenbureau
ID banenInstroom, doorstroombanen
IDMIedereen Doet Mee
IKPInformatie Knooppunt
IOAWWet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijkArbeidsongeschikte werkloze werknemers
IOAZWet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijkarbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
IOWWetsvoorstel tijdelijke inkomensregeling oudere werklozen
IPWInvoeringswet- en aanpassingswet Pensioenwet
IVAInkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten
IWIInspectie voor Werk en Inkomen
J&GJeugd en Gezin
KOARegeling Kinderopvang en buitenschoolse opvang voor alleenstaande Ouders met kinderen in de Abw
LBBTijdelijke subsidieregeling stimuleren leeftijdsbewust beleid
LWILocatie Werk en Inkomen
MAAVWet medefinanciering aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
MEVMacro-Economische Verkenning
MKBMidden- en Kleinbedrijf
MLTMiddellange Termijn
MOTWet Melding ongebruikelijke transacties
MPDMarkt voor Persoonlijke Dienstverlening
NCvBNederlands Centrum voor Beroepsziekten
NEANationale Enquête Arbeidsomstandigheden
NIBUDNationaal Instituut Budgetvoorlichting
NTNNationale Thematische Netwerken
NUGNiet Uitkeringsgerechtigden
NVSNationale Verzuim Statistiek
OCWMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OROndernemingsraad
PBOPubliekrechtelijke Bedrijfs Organisatie
POROSZPeriodiek OnderzoekRegelovertreding Sociale Zekerheid
PPIPremie PensioenInstelling
PZOPlatform Zelfstandig Ondernemers
REAWet Re-integratieArbeidsongeschikten
REACHRegistratie, Evaluatie en Autorisaties vam Chemische Stoffen
RECHRegistratie, Evaluatie en Autorisaties van Chemische Stoffen
RI&ERisico-inventarisatie en evaluatie
RSPRegeling schoonmaakdiensten particulieren
RWIRaad voor Werk en Inkomen
RWTRechtspersonen met een wettelijke taak
SECSubsidie Expertise Centrum
SERSociaal Economische Raad
SFBSociaal flankerend beleid
SHVSubsidieregeling schuldhulpverlening
SIODSociale Inlichtingen en Opsporingsdienst
SKOStichting Kinder Opvang
SLOGSectorloket applicatie
SPASubsidieregeling preventie van arbeidsuitval
STAStimulering Totstandkoming Arbocatalogi
SUWIStructuur Uitvoering Werk en Inkomen
SVBSociale Verzekeringsbank
SVWWStimuleringsregeling vacaturevervulling door werklozen enmet werkloosheidbedreigde werknemers
SZWMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TASTegemoetkoming Asbestslachtoffers
TBAWet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen
TNOToegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
TOGTegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonendeGehandicapte kinderen 2000
TRITijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten
TWToeslagenwet
UPOUniform Pensioen Overzicht
UWVUitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen
VAStVersterking Arbobeleid voor Stoffen
VAVVersterking Arbeids Veiligheid
VazaloWet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders
VNGVereniging Nederlandse Gemeenten
VPLWet VUT, Prepensioen en Levensloop
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VUTVervroegde Uittreding
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WAJONGWet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten
WAOWet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAVWet Arbeid Vreemdelingen
WAZWet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
WAZOWet Arbeid en Zorg
WBOWet op de Bedrijfsorganisatie
WEORWet op de Europese Ondernemingsraden
WGAWerkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten
WGFWerkgeversfonds
WhkWerkhervattingskas
WIAWet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
WidWet identificatie bij dienstverleing
WIWWet Inschakeling Werkzoekenden
WKAWet koppeling met afwijkingsmogelijkheid
WMLWet Minimumloon
WORWet op de Ondernemingsraden
WsnpWet schuldsanering natuurlijke personen
WSWWet sociale werkvoorziening
WTVWerktijdverkorting
WVAWet vermindering afdracht loonbelasting en premievoor de volksverzekeringen
WWWerkloosheidswet
WWBWet Werk en Bijstand
WwftWet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
WWIWonen, Wijken en Integratie
WWIKWet Werk en InkomenKunstenaars
ZBOZelfstandig Bestuursorgaan
ZvWZorgverzekeringswet
ZWZiektewet
ZZPZelfstandige zonder personeel

BIJLAGE 10 TREFWOORDENREGISTER

Administratieve lasten 34, 37, 167

Adoptieverlof 44, 49, 50

Afgesloten regelingen 9, 115

Agentschap SZW 85, 88, 115, 119, 126, 127, 133, 134, 135, 136, 137, 138, 139, 140, 142, 143, 166

Anw 94, 103, 112, 113, 175, 176

AOW-gat 79, 112

AOW 16, 29, 59, 62, 79, 80, 100, 101, 102, 104, 105, 106, 107, 112, 113, 114, 162, 165, 172, 173, 174, 175, 176

Arbeid en zorg 48, 49, 50, 68, 106

Arbeidsgehandicapten 50, 96

Arbeidsinspectie 36, 47, 48, 51, 56, 57, 120, 122, 123, 124, 133, 178

Arbeidsomstandigheden 51, 53, 54, 55, 56, 57, 118, 119, 120, 122, 129, 133, 134, 136, 153, 161, 162, 170

Arbeidsongeschikten 18, 35, 66, 73, 74, 77, 89

Arbeidsongevallen 53, 54, 122

Arbeidsparticipatie van  40

Arbeidsparticipatie 11, 14, 15, 16, 30, 33, 34, 35, 38, 39, 40, 42, 43, 48, 70, 71, 84, 89, 95, 96, 118, 129, 134, 136, 153, 170

Arbeidsparti 39

Arbeidsproductiviteit 13, 14, 37, 53, 55

Arbeidstijdenwet 47, 122, 123

Arbo 53, 54, 55, 56, 57, 122, 123, 142, 162, 170

Armoedebestrijding 11, 21

Asbestslachtoffers 108, 110

Automatisering 116, 117, 118, 119, 148, 169

Bedrijfsvoering 9, 126, 127, 144, 154, 166, 169

Bestuurlijke boeten 54

BIA 66, 68, 78, 165

Bijstand 18, 21, 31, 34, 35, 66, 67, 68, 78, 79, 80, 81, 82, 92, 101, 104, 105, 106, 107, 120, 142, 162, 173

BIKK Anw 112

BIKK AOW 112

Bkwi 85

Borgstellingsregeling 135

Brugbanen 18, 89, 92

BRZO trajecten 123

Contractloon 13, 14, 173

Contractregistratiesysteem 167

Digitaal Klantdossier 86

Diversiteitsbeleid 36, 42

Duale trajecten 35, 39

Emancipatie 10

EQUAL 10, 87, 88, 135, 136, 170

Etnische minderheden 40, 41, 42

Evc-trajecten 38

Ex-mijnwerkers 115, 170

Expertisecentrum LEEFtijd 51

FARBO 54, 55

GrijsWerkt 40, 41

Handhaving 10, 44, 48, 54, 55, 56, 60, 65, 66, 68, 71, 72, 73, 74, 75, 79, 80, 82, 85, 86, 93, 104, 106, 107, 116, 118, 119, 120, 164

Herbeoordelingsoperatie 67

ID-banen 86, 87, 142, 171

Illegale tewerkstelling 122

Inkomensbescherming 65, 70, 101, 104, 118, 129, 134, 136

IOAW 66, 67, 68, 80, 81, 82

IOAZ 66, 67, 68, 80, 81, 82

IOW 70, 71

IVA 65, 69, 73, 74, 75

IWI 9, 116, 117, 119, 132, 144, 145, 146, 148, 150, 151, 153, 154

Jeugd en Gezin 10, 21, 109, 134, 170

Jeugdwerkloosheid 40

Jongeren 10, 18, 25, 35, 40, 41, 42, 75, 76, 87, 90, 91, 92, 93, 94

Jonggehandicapten 25, 75, 76, 88, 89, 161, 170

Ketensamenwerking 85, 86, 170

Kinderbijslag 10, 28

Kinderkorting 29

Kinderopvang 10, 49, 121, 142, 171

Kindertoeslag 10

Koopkracht 11, 13, 14, 28, 29

Langdurigheidstoeslag 20, 21, 79

Leeftijdsbewust beleid 40, 41, 170

Leerwerktrajecten 39

Levensloop 39, 45, 48, 49, 50

Loondoorbetaling bij ziekte 73

Loonkosten 18, 87, 89, 144

Loonontwikkeling 13, 37, 45, 46

Medezeggenschap 45, 46, 61

Minimumloon 29, 31, 47, 48, 101, 102, 103, 104, 106, 122, 173

Nabestaanden 101, 102, 103, 104, 112, 173, 175

Nulmeting 20, 79, 92

Ontslag 47, 48, 61, 71, 72, 152, 162

Ouderdomsfonds 112, 113, 114, 172, 175

Ouderen 11, 36, 39, 40, 42, 50, 71

Ouderschapsverlof 45, 49, 50, 61

PBO 46, 179

Pensioen 9, 27, 28, 58, 59, 60, 61, 62, 101, 104, 105, 118, 129, 133, 134, 136, 153, 155, 156, 157, 158, 161, 162

Praktijkscholing 85

Premiebijdragen gemoedsbezwaarden 112

Prepensioen 39

Preventiequote 91

REA 89, 165, 179

Re-integratie 18, 41, 53, 65, 67, 70, 80, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 118, 129, 134, 136, 161, 170, 171

Rijksbijdrage 88, 112, 113, 114, 115, 118, 129, 134, 136, 172, 173, 174, 175

Risico-inventarisatie en -evaluatie 55, 56

RSP 87, 142, 170

Rwi 85

Schuldhulpverlening 11, 15, 21, 23, 24, 64, 79, 81, 83, 119, 170

Silicoseregeling 115

SIOD 120, 121, 122

Sluitende aanpak 90, 91, 93

Sociale fondsen 112, 114, 118, 129, 134, 136, 172, 174, 175, 176

Sociale uitsluiting 21, 83

Sociale werkvoorziening 25, 64, 95, 96, 118, 129

Sollicitatieplicht 67, 68, 79, 80

Spaarfonds AOW 113, 114

SPA 54, 170

Startkwalificatie 38, 41, 79

Stimuleringsregeling bedrijfsverzamelgebouwen 115

Subsidies 9, 18, 27, 44, 54, 59, 66, 85, 87, 88, 89, 115, 116, 118, 120, 121, 135, 140, 167, 170

SUWI 65, 86, 90, 115, 153, 154, 161, 162, 163, 164

Tarievennota 144, 145, 147, 150, 151

TAS-regeling 110

Toeslagenwet 101, 106, 107

Toezicht 9, 60, 67, 103, 104, 106, 122, 123, 150, 151, 153, 155, 156, 157, 158, 159, 160, 163

TOG-tegemoetkomingen 109

Uitkeringsgerechtigden 18, 34, 64, 65, 66, 72, 73, 78, 84, 89, 90, 91, 92, 104, 153, 174

Uitstroomquote 85

Van ouderen 40

VAV 56, 57, 170

Vazalo 66, 68, 80

Verlofregeling 49

Verzuimbeleid 53, 55

Voorlichting 23, 35, 36, 44

Voorlichting; 47

Voorlichting 55, 56, 61, 73, 76, 116, 118, 119

VUT 39

Wajong 18, 25, 64, 66, 68, 75, 76, 77, 83, 85, 87, 88, 89, 101, 102, 106, 161, 165, 173

WAO 69, 72, 73, 74, 75, 87, 88, 89, 106, 133, 161, 165, 175, 176

WAZ 69, 70, 73, 74, 75, 87, 88, 89, 165, 173

Werk en bijstand 64, 67, 80, 104

Werk en Inkomen 9, 34, 64, 68, 73, 80, 85, 86, 90, 120, 121, 137, 144, 145, 147, 150, 153, 154, 161, 162, 163, 178

Werkgelegenheid 6, 12, 13, 14, 120, 129, 132, 137, 152, 153, 154, 155, 161

Werkloosheid 11, 12, 14, 15, 18, 19, 30, 31, 34, 40, 41, 42, 64, 65, 70, 71, 72, 74, 84, 91, 93, 120, 173, 175

Werktijdverkorting 11, 18, 47, 48

Wet Arbeid Vreemdelingen 10, 36, 42, 122

WGA 69, 70, 73, 74, 75, 83

WIA 53, 69, 73, 75, 83, 87, 88, 89, 101, 102, 106, 133, 161, 165

WWIK 68, 80, 82, 161

WW 11, 18, 19, 29, 37, 64, 65, 69, 70, 71, 72, 77, 85, 88, 89, 91, 92, 93, 94, 106, 122, 161, 162, 165, 170, 174, 175, 176, 180

Ziekteverzuim 53, 54, 173

Ziektewet 70, 72, 73, 133

Zorgverlof 61


XNoot
1

De ontvangsten van de begrotingsartikelen in het SZA-kader (€ 700 mln) wijken af van de totale artikelontvangsten in de taartdiagram aan het begin van dit jaarverslag (€ 716 mln). In het taartdiagram zijn ook de artikelontvangsten die betrekking hebben op de budgetdiscipline Rijksbegroting in enge zin meegenomen.