Vastgesteld 23 juni 2009
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 18 juni 2009 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het Jaarverslag 2008 van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Atsma
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Dortmans
Donderdag 18 juni 2009
13.30 uur
De voorzitter: Schreijer-Pierik
Aanwezig zijn 5 leden der Kamer, te weten,
Pieper, Polderman, Snijder-Hazelhoff, Jacobi en Schreijer-Pierik,
en minister Verburg van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aan de orde is:
de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 20 mei 2009 inzake het Jaarverslag van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2008 (31924-XIV, nr. 3);
de brief van de Algemene Rekenkamer d.d. 20 mei 2009 inzake het Rapport bij het Jaarverslag 2008 van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2008 (31924-XIV, nr. 4);
het wetsvoorstel Slotwet en jaarverslag ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2008 (31924-XIV);
de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 20 mei 2009 (31924F, nr. 1);
de brief van de Algemene Rekenkamer d.d. 20 mei 2009 inzake het Rapport bij het jaarverslag Diergezondheidsfonds 2008 (31924F, nr. 2);
het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Diergezondheidsfonds 2008 (31924F);
de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 20 mei 2009 inzake de aanbieding Jaarverslag 2008 Blik naar buiten (2009Z09405);
de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 18 mei 2009 inzake Jaarverslag met de Rekening & Verantwoording 2008 van het Bureau Beheer Landbouwgronden en tevens de Verantwoording Meerstad 2008 (30099, nr. 12);
de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 19 mei 2009 inzake de aanbieding van het jaarverslag Faunafonds 2008 (29446, nr. 66);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 april 2009 inzake de beleidsdoorlichting LNV (begrotingsartikel 25) en VWS (onderdeel begrotingsartikel 41) (31104, nr. 2);
de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 20 april 2009 inzake de Monitor duurzame stallen (28286, nr. 289);
de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 11 juni 2009 inzake de lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag 2009 van LNV (31924-XIV, nr. 5);
de brief van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 juni 2009 inzake de beantwoording van vragen van de commissie LNV en RU over het rapport Jaarverslag 2008 LNV (2009Z11584);
de motie-Snijder-Hazelhoff c.s. d.d. 18 juni 2009 (31924-XIV, nr. 6).
De voorzitter:
Ik heet eenieder hartelijk welkom, zeker degenen die wij vandaag nog niet hebben gezien. Dat geldt niet voor de minister. Wij hebben haar al in de plenaire zaal gezien. Aan de orde is het wetgevingsoverleg over het Jaarverslag 2008 van LNV.
Ik heet in de commissie ook hartelijk welkom de heer Hein Pieper, lid van de CDA-fractie. Eigenlijk houdt hij vandaag zijn maidenspeech in dit wetgevingsoverleg. Bovendien is hij rapporteur. Wat dat betreft, heeft hij veel te behappen.
Aangezien wij wat tijd moeten inhalen, geef ik de rapporteur eerst tien minuten spreektijd en vervolgens de andere Kamerleden ruim drie minuten.
De heerPieper(CDA)
Voorzitter. Als beginnend Kamerlid is dit voor mij een prachtige exercitie en een goede gelegenheid om mij helemaal in te werken. Terecht begint de minister haar jaarverslag met de constatering dat de economische crisis in 2008 haar schaduw vooruitwierp en daarmee het beleid beïnvloedde. Zij constateert ook dat de crisis een probleem is, maar ook een kans biedt. De crisis opent namelijk de mogelijkheid om de verduurzamingsagenda sneller uit te werken. Onder de crisis, die nu heel dominant is, verdwijnen andere problemen naar de achtergrond, maar die zijn daarmee niet weg. Ik noem de voedselcrisis, de klimaatcrisis, de millenniumdoelstelling, de voortgaande globalisering en de opkomende economieën, om over de veranderingen in de Nederlandse samenleving nog maar te zwijgen. Al deze onderwerpen vragen om beleid, om afstemming, maar vooral om visie. De huidige crisis heeft dit nog duidelijker gemaakt. Als rapporteur heb ik de jaarverslagen op drie manieren gelezen. Ik zeg met nadruk: gelezen. Voor mij golden de volgende vragen: 1. hoe verantwoordt de minister haar beleid in het algemeen, 2. wat doet zij aan de voor haar relevante beleidsdoelstellingen van het regeerakkoord en hoe gaat zij daarbij te werk en 3. in hoeverre wordt nagegaan of het beleid de juiste effecten in de samenleving oplevert? In mijn eigen woorden: wat merken de ondernemers, de burgers hiervan? En: hoe wordt het effect gemeten?
Mijn eerste onderdeel betreft het oordeel over het jaarverslag en de bedrijfsvoering. Ik heb gebruik gemaakt van de stukken die werden aangeleverd door het ministerie, de Algemene Rekenkamer en het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven. Ik mag constateren dat ook bij de Algemene Rekenkamer verbetering is opgetreden. Dat merkten wij tijdens de briefing waarop de kwaliteitskaart werd gepresenteerd. Die biedt ons de mogelijkheid om in één seconde, om met één oogopslag te zien wat de sterke en de zwakke punten van de bedrijfsvoering zijn. Vergeleken met het vorige jaar zou de minister een 9 moeten krijgen. Met zo'n rapport zou ik durven thuiskomen en zeker mijn kinderen.
De Algemene Rekenkamer laat wel een waarschuwing horen. Daar is zij ook voor in het leven geroepen. Het is namelijk van belang dat het ministerie goed zicht houdt en heeft op de belangrijkste risico's van zijn bedrijfsvoering en dat het, als dat nodig is, op tijd bijstuurt. Het ministerie dient in ieder geval drie relatief zwakke onderdelen van de interne bedrijfsvoering te versterken: het beheer van de programmagelden, de begrotingsadministratie en het financieel beheer van de baten-lastendienst, DICTU.
Een uitdagend traject geldt voor het Investeringsbudget Landelijk Gebied. Daarmee vertel ik niets nieuws. De kwaliteit van de verantwoordingsinformatie van de provincies over de besteding van dit budget is nog onvoldoende om de voortgang die de provincies boeken betrouwbaar te meten. Het ministerie maakt veel werk van het verbeteren van de informatie die met de begroting en het jaarverslag worden verstrekt. Het werkt onder andere aan de opstelling van een nieuwe set indicatoren.
Er zijn drie aandachtspunten voor de interne bedrijfsvoering. Ik wil ze apart noemen. In de eerste plaats gaat het dan om wat de Algemene Rekenkamer als onvolkomen – het is de enige onvolkomenheid – heeft gekwalificeerd: het beheer van de programma-uitgaven aan de kleine relaties. De beleidsdirecties beheren grotendeels zelf het grote aantal, relatief kleine, uitgaven. Dat beheer is in de afgelopen jaren verbeterd, maar nog niet op een toereikend niveau gekomen. Veel fouten worden veroorzaakt doordat beleidsdirecties geen duidelijk onderscheid maken tussen opdrachten aan derden en subsidies. De Algemene Rekenkamer beveelt aan om dit onderscheid in de toekomst nadrukkelijker aan te brengen. Verder beveelt zij aan om de functie van het financieel dienstencentrum, het FDC, te versterken en om het scherper toezicht te laten houden op de naleving van de centrale afspraken.
In de tweede plaats behoeft de begrotingsadministratie extra aandacht. Het opstellen van de jaarverantwoording verloopt veel beter dan in voorafgaande jaren, maar blijvende aandacht is nodig. Nog te vaak moeten problemen in een laat stadium worden opgelost, zo constateert de Algemene Rekenkamer. Zij beveelt dan ook aan om ten minste één keer per jaar een soort tussentijdse verantwoording op te stellen met een diepgang als ware het 31 december, Sint-Silvester. Alleen dan komen de problemen in een vroeg stadium aan het licht en kan het ministerie deze problemen gaan oplossen.
In de derde plaats baart het financieel beheer van de baten-lastendienst, DICTU, de Algemene Rekenkamer en daarmee ons zorgen vanwege diverse gebreken.
Ondanks het feit dat dit genoegzaam bekend is, wil ik nog aandacht vragen voor het Investeringsbudget Landelijk Gebied. De risico's blijven groot, mede doordat twee programma's door elkaar lopen, namelijk dat van de ecologische hoofdstructuur, wat een groot project is geworden en daarmee een relatief zwaar verantwoordingsarrangement heeft gekregen, en dat van de ILG-gelden, over de besteding waarvan pas na zeven jaar verantwoording behoeft te worden afgelegd. Men ziet dat hier twee project op het punt van de verantwoording strijdig met elkaar zijn.
De Tweede Kamer heeft de afgelopen jaren geïnformeerd in hoeverre de ministeries de Europese aanbestedingsregels naleven. De Algemene Rekenkamer constateert dat de baten-lastendienst van de Voedsel en Waren Autoriteit van het ministerie van LNV in twee gevallen de regels niet heeft nageleefd. Dan gaat het om een totaalbedrag van bijna € 900.000. De minister heeft toegezegd door te gaan met verbetering van de financiële verantwoording. Het vervangen van alle financiële systemen die zij heeft ingezet, dragen daar heel goed aan bij. Daarnaast worden de bestaande trajecten voortgezet, de trajecten die zich richten op betere beheersing van de programma-uitgaven.
Mijn tweede vraag bij lezing van de jaarverslagen was: wat doet de minister aan de voor haar relevante beleidsdoelstellingen van het kabinetsakkoord? Het kabinet heeft zijn ambities verwoord met 74 doelstellingen die zijn opgenomen in het beleidsprogramma Samen werken, samen leven. Om met de deur in huis te vallen: het grote probleem is en blijft dat het kabinet en daarmee het ministerie onheldere definities geeft van de te bereiken doelstellingen. Dat probleem komt ook bij lezing van deze tekst terug. Het kabinet spreekt in twee derde van de gevallen over prestatiedoelstelingen en slechts in een derde van de gevallen over effectdoelstellingen. Bij dit laatste moet nog worden opgemerkt dat de indicatoren aan de hand waarvan de effecten kunnen worden gemeten, veelal ontbreken dan wel te vaag geformuleerd zijn. Met andere woorden: de controle van deze doelstelling is erg moeilijk. Het ontbreekt mij hier aan tijd om met u al deze doelstellingen te bespreken, maar ik wil er toch een paar uitlichten.
Doelstelling nr. 1 betreft Europa. Bij de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is de werking van de health check belangrijk. Deze check vraagt onder andere om maatschappelijke consultatie. Het ministerie moet als het ware diep in de samenleving duiken om de gevoelstemperatuur omtrent dit thema te meten. Daarvoor heeft het een negental keukentafelgesprekken, een drietal discussiebijeenkomsten, verschillende internetconsultaties en een opinieonderzoek georganiseerd. Mij lijkt dat onvoldoende. Wat is de definitie van "maatschappelijke consultatie"? Op welke wijze wordt het effect gemeten?
Doelstelling nr. 6 betreft duurzame economische ontwikkeling en armoedebestrijding. Het beleid heeft ertoe geleid dat bij ontwikkelingssamenwerking landbouw jarenlang een ondergeschoven kindje was. En dat terwijl de meerderheid van de mensen in ontwikkelingslanden in de landbouw werkt en daarvan afhankelijk is. Het is fantastisch dat de minister op dit punt verandering in gang heeft gezet. Echter, ook hier geldt de opmerking: de beleidsvoornemens zijn onvoldoende. Gelet op de geschiedenis van Nederland, het niveau van onze kennis en gelet op onze opbouw en onze ondernemers, lijkt het mij mogelijk om een duidelijke en directe verbinding te leggen tussen onze ondernemers en de ondernemers in landen waarmee wij een ontwikkelingsrelatie hebben. Op welke wijze gaat de minister dus een duidelijk verbinding leggen tussen de Nederlandse ondernemers en hun organisaties en de boeren in ontwikkelingslanden? Op welke wijze wordt dit gemonitord? Welke smartindicatoren wil de minister hiervoor gebruiken?
Dan wil ik iets zeggen over het onderwerp onderwijs. Wat opvalt is dat de uitval bij hbo-groen in de periode 2006-2008 is toegenomen tot bijna 41%. Dit bevreemdt mij, mede doordat HAS Den Bosch tot de beste hbo's van het land behoort. Wat mbo-groen betreft, spreekt de minister van een teruggang bij de uitval, maar wij lezen dat ook de uitval daar 25% bedraagt, dus een kwart is. Ik vind deze percentages erg hoog. Ik mis ambitie. De minister besteedt aan dit punt slechts één zinnetje in het hele rapport. Dat zinnetje luidt: dit is een aandachtspunt voor het komende jaar. Beste minister, graag wat meer ambitie in dezen.
Doelstelling nr. 22 betreft het stimuleren van duurzame consumptie en productie. Ook hier geldt: graag een tandje erbij. Duurzaamheid is een "state of mind". Juist in deze crisis moeten wij op zoek gaan naar nieuwe, sociale en duurzame verbindingen. Welke inzet wordt gepleegd om te komen tot deze nieuwe verbindingen?
Voorzitter. Ik kom toe aan mijn derde en laatste punt en mijn opmerking daarbij is misschien wel een persoonlijke noot. De derde vraag die ik mij bij lezing van de jaarverslagen stelde was: in hoeverre wordt nagegaan of het beleid de juiste effecten in de samenleving oplevert? In mijn eigen woorden: wat merkt een ondernemer of een burger ervan? Hoe stel je vast wat de uitwerking van het beleid is? Wij kennen hier een netwerksamenleving, een samenleving die op een nieuwe manier en ook op een snelle manier verbindingen legt en die verandert. Ik heb een aantal vragen over de meting van de effectiviteit van het beleid.
Zorgt de stapeling van allerlei plannen bij ondernemers en burgers niet te veel voor onduidelijkheid van het beleid, mede doordat heel veel gedelegeerd wordt naar provincies en gemeenten? Is men daardoor niet het overzicht kwijt geraakt? Bestuurlijke drukte creëert gemakkelijk onduidelijkheid bij burgers. Met andere woorden: hoe controleert de minister de effecten van haar beleid aan de basis en welke criteria gebruikt zij daarbij?
Het kabinet heeft zich tot doel gesteld om het aantal ambtenaren terug te brengen. Wij lezen wel hoe groot het aantal ambtenaren is dat nu bij het ministerie werkt, maar wij weten niet hoeveel het er in 2007 waren. Nergens wordt gesproken over het terugdringen van het aantal ambtenaren.
Voorzitter. Als rapporteur blijf ik bij het oordeel dat ik gaf: de minister krijgt een 9. Dit was een prima verantwoordingsstuk.
De heerPolderman(SP)
Voorzitter. Ik dank de rapporteur voor zijn inbreng. Ik heb begrepen dat dit tevens de inbreng van het CDA was.
De voorzitter:
Die komt nog. De heer Pieper komt als laatste spreker nog kort aan het woord.
De heerPolderman(SP)
Heel goed, eigenlijk wilde ik dat weten.
Voorzitter. U hebt mij drie minuten spreektijd toegekend. Ik heb mij met mijn inbreng voorbereid op een iets langere spreektijd, maar ik zal mij beperken. Eigenlijk vind ik het niet erg dat ik dat moet doen, want voor ons had dit debat niet gehoeven. Wij hebben dat al op verantwoordingsdag gezegd. Onze core business is het kabinet voortdurend controleren. Dat doen wij het gehele jaar. Wij zien dan ook niet de meerwaarde van een keer per jaar een aparte en quasi officiële verantwoording afleggen. Anderen, mensen die ervoor doorgeleerd hebben, hebben hierover al wijze woorden gesproken. Ik herinner aan wat mevrouw Stuiveling bij de presentatie van het rapport zei, maar ook onze eigen commissie voor de Rijksuitgaven komt tot dezelfde bevindingen op het punt van de beleidsdoorlichting aan de hand van het gestelde in artikel 25. De conclusie was toch dat op deze manier te veel sprake is van de slager die zijn eigen vlees keurt. Voor ons ligt een enorme stapel papier en iedereen kan er wat uitpikken, maar daarbij wordt het dan een herhaling van zetten en van opmerkingen die bij eerdere debatten, bij de bespreking van andere dossiers al zijn gedaan. Ik kies dan ook niet voor deze manier van werken. Ik heb daar weinig behoefte aan. Op een paar punten wil ik nu wel nader inzoomen.
De vraag die wij samen zouden moeten beantwoorden, luidt: is de optimistische kijk die de regering, maar ook de minister met dit rapport heeft, gerechtvaardigd? Zelfs onze rapporteur zegt dat de verantwoording een 9 waard is. De minister-president zei dat 80% van de realisatie van de 74 doelstellingen op schema ligt. Het is een en al tevredenheid en optimisme. De vraag die wij vandaag moeten beantwoorden, luidt daarom: is dat optimisme gerechtvaardigd of worden praatjes voor de vaak gehouden?
Een aantal elementen bemoeilijkt de beoordeling van de begroting van LNV. Enerzijds komt dat doordat een aantal zaken is gedecentraliseerd. Daarover heeft het vorige kabinet een besluit genomen. Dit kabinet heeft dat niet teruggedraaid. Wij krijgen hiermee met name te maken bij de beoordeling van de doelstellingen voor het landelijk gebied. Ook de rapporteur sprak daarover. Met de WILG is een aantal taken doorgeschoven. Hierover hebben wij eerder gesproken. Verder geldt dat het landbouwbeleid is ingebed in de Europese politiek. Dus eigenlijk wordt aan de omvang van het beleid geknibbeld. Misschien is dat een pleidooi voor opheffing van dit ministerie, maar daarover hoor ik in ieder geval nooit iets van mensen van LNV. Deze coalitie hoor ik daar ook niet over, maar misschien zou dit toch een keer overwogen moeten worden.
Voorzitter. Toen dit kabinet twee jaar geleden aantrad, was het duurzaamheid voor en duurzaamheid na. Het is wel goed om na te gaan in hoeverre die duurzaamheidsdoelstellingen werkelijk worden gehaald. Met doelstelling 24 wordt het beleid met name vormgegeven. Daarmee wordt gezegd: in 2011 moeten de Nederlanders meer tevreden zijn over het landschap, zijn de groene gebieden gerealiseerd, is het platteland vitaler en dynamischer en wordt er geïnvesteerd natuurgebieden. Dit is een mooie volzin met mooi voornemens. Zij is niet echt smart geformuleerd, maar toch, de zin blijft een mooie volzin.
Een van de onderwerpen waarvoor deze doelstelling geldt, is in ieder geval de ehs. Daarover hebben wij meerdere keren gesproken. In 2011 zal de aanleg van de ehs een heel eind op streek moeten zijn, want in 2018 moet die klaar zijn. De minister houdt, tot mijn genoegen, nog steeds vast aan de einddatum van 2018, maar de tijd begint te dringen. In 2011 zal dus de ehs een heel eind klaar moeten zijn.
Een ander onderwerp waarvoor doelstelling 24 geldt is: recreatie rondom de stad. De Algemene Rekenkamer heeft met haar rapport Staat van beleidsinformatie op dit project ingezoomd. Dat heeft een aantal aardige punten opgeleverd. De Algemene Rekenkamer komt tot de conclusie dat de minister in haar communicatie met de Kamer een te optimistisch beeld schetst, optimistischer dan op grond van de onderliggende stukken zou zijn te rechtvaardigen. Je zou kunnen zeggen dat sprake is van een onjuiste vorm van informatieverschaffing aan de Kamer. Weliswaar gaat het hier om een milde vorm van onjuiste informatieverschaffing, maar toch. De minister was te optimistisch gelet op de onderliggende stukken: dan wordt toch eigenlijk onjuiste informatie verstrekt. De Algemene Rekenkamer schrijft ook dat over de risico's van doelrealisatie de minister haar informatie niet met de Kamer deelt. Vervolgens somt de Rekenkamer drie aspecten van de doelrealisatie op waarover de informatie aan de Kamer niet correct was. Ten eerste werd de Kamer niet juist geïnformeerd over het te verwerven en in te richten aantal hectares. Ten tweede werd de Kamer niet op de hoogte gebracht van de inhoud van de tussenevaluatie. Daarmee is de Kamer een analyse waaruit naar voren kwam dat de verlenging van de termijn voor realisatie van 2013 tot 2018 aan de orde was, onthouden. Ten derde is de Kamer niet op de hoogte gebracht van de veranderde uitvoeringsconcepten die ertoe leiden dat de feitelijke oppervlakte van de recreatie rondom de stadsgebieden geringer zal zijn dan de cijfers van de opgegeven realisatie aan hectares doen vermoeden. Dat heeft te maken met het meetellen van bijvoorbeeld het recreatieve fietspad tussen twee gebieden. Ook heeft de Rekenkamer kritisch naar de toegankelijkheid en de openbaarheid van de recreatiegebieden gekeken. Golfterreinen worden gerangschikt onder de noemer: vrij en zonder betaling toegankelijk. Die definitie is opgerekt met de redenering: iedereen kan lid worden van een golfclub en daarmee is dat gebied openbaar en vrij toegankelijk. Dat is een vrije interpretatie die ik niet altijd tot de mijne zou willen maken. Iedere Nederlander kan wel elk huis kopen, maar daarmee is niet elk huis vrij toegankelijk. De redenering klopt dus niet helemaal.
Kortom, er is sprake van een aantal onvolkomenheden bij het informeren van de Kamer met het Jaarverslag 2008. Samengevat zegt de Rekenkamer dat de minister te optimistisch is. Zij spiegelt ons een te zonnig beeld van de werkelijkheid voor. Dat ligt niet aan het feit dat zij van nature een zonnig karakter heeft.
MinisterVerburg
Dat staat er niet in.
De heerPolderman(SP)
Dat zeg ik. De Rekenkamer zegt dat ons een te optimistisch beeld wordt voorgespiegeld en ik zeg dan dat dat waarschijnlijk niet ligt aan uw optimistisch en zonnig karakter, maar aan het feit dat u de werkelijkheid wat verbeterd heeft.
Voorzitter. Politiek gezien is het niet goed informeren van de Kamer een doodzonde. Zover wil ik nu niet gaan. Ik wil vandaag niet al te vervelend zijn. Ik ben hartstikke mild, voorzitter. Ik weet dat de minister een slechte lunch heeft gehad en ik houd daarom een beetje rekening met haar.
De voorzitter:
De minister kijkt heel vrolijk en u bent na bijna zes minuten aan het einde van uw inbreng. De rapporteur sprak tien minuten.
De heerPolderman(SP)
Ik rond af. Ik vraag wel om een verklaring van de minister. Ik wil weten waarom zij ervoor gekozen heeft om de zaken beter voor te stellen dan zij zijn, terwijl zij wist hoe alles ervoor stond. Dat is mijn fundamentele punt: zij wist dat alles minder positief was dan zij tegenover ons deed voorkomen. Daarvoor wil ik een verklaring.
MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)
Voorzitter. Natuurlijk heeft de eerste spreker het grootste blok voor zijn rekening mogen nemen, omdat hij mede namens ons sprak. Over de conclusie dat de minister een 9 verdient, hebben wij niet gedelibereerd. Ik vind zelf een 9 wel erg hoog. Daarmee zou zij uitmuntend scoren. Ik gun deze minister wel van alles nu zij proefondervindelijk bezig is, maar een 9 is wel erg hoog gegrepen. Waarop zou de minister de volgende keer dan moeten koersen? Ik maak dus een voorbehoud en zeg: wees een beetje voorzichtig; het kan minder. Laten wijs dus reëel zijn. Wij kunnen concluderen dat het ministerie redelijk op koers ligt, maar er is nog wel een aantal opmerkingen te maken.
Ook vanwege de tijd wil ik mij aansluiten bij de opmerkingen die de heer Polderman maakte toen hij sprak over de Algemene Rekenkamer. Die heeft echt goed onderzoek gedaan en heeft ons erop gewezen dat op een aantal beleidsterreinen een beter beeld is geschetst dan de werkelijkheid zou rechtvaardigen. Daarbij ging het om recreatie in en om de stad en om de hectares voor de ehs.
Ik heb nog een aantal vragen. Ik begin met het puntje dat door voorgaande sprekers is genoemd: de programma-uitgaven voor de kleine relaties. Daarover zijn door de Algemene Rekenkamer nogal wat opmerkingen gemaakt. Ik realiseer mij dat wij op een deel van de begroting niet zoveel zicht hebben als wij zouden moeten hebben. De financiële omvang van dit programmaonderdeel is heel groot. Het gaat in totaal om 130 mln. voor een groot aantal zeer kleine uitgaven. De beleidsdirecties doen die uitgaven zelf. Ik kreeg bij lezing het gevoel dat sprake is van strooigoed op een sinterklaasfeest. Volgens de Algemene Rekenkamer gaat het om bedragen van € 15.000 tot 10 mln. Het scala is dus erg divers en daarop heeft de Kamer niet echt zicht. De Kamer moet dat wel hebben. Zij heeft namelijk een controlerende taak. Dat wil niet zeggen dat wij moeten weten wat met elke € 10.000 gebeurt, maar wij moeten wel weten of de uitgaven passen bij het voorgestane beleid, dus of die passen bij de beleidsmatige lijn die wij gezamenlijk hebben ingezet. Die vraag blijft open. Die heeft ook de Algemene Rekenkamer niet kunnen beantwoorden. Ook de VVD vindt dat wij ons moeten beraden op de vraag welke stappen zouden moeten volgen. De minister heeft wel gezegd dat zij een nieuw financieel programma gaat invoeren. De vraag is wanneer zij dat doet. De Kamer moet dus, vanwege haar controlerende taak, wat meer zicht op deze bestedingen hebben.
Ik heb in aansluiting op de vragen die zijn gesteld nog drie kleine, inhoudelijke vragen. Er is een vraag gesteld over het beheer van de ehs. De kosten daarvoor zijn gestegen. Er wordt aangegeven dat die 10 mln. inclusief de kosten voor het beleid voor de ganzenfourageergebieden is. Vervolgens wordt aangegeven dat ook uit het Faunafonds 7,5 mln. extra is uitgekeerd vanwege schade door ganzen. Er wordt niet gezegd hoeveel van die 10 mln. van de ehs voor ganzen is uitgegeven. Er wordt slechts gesproken van 7,5 mln. aan extra faunaschade. Dat bedrag komt bovenop datgene wat wij uitgeven voor opvanggebieden en in het kader van Programma Beheer. Kunnen wij een overzicht krijgen van wat wij uitgeven voor het ganzenbeheer c.q. de ganzenschade? Mij lijkt dat wij zo'n overzicht zouden moeten willen.
De eerste spreker heeft gezegd dat wij het aantal ambtenaren willen terugbrengen. Wij zijn dan een beetje verbaasd dat in 2007 voor het aantrekken van extern personeel 40 mln. is uitgegeven. In 2008 zou daarvoor 57 mln. zijn uitgegeven. Dat betekent dat sprake is van een forse inplug van mensen van buiten. Hoe verhoudt zich dat tot de doelstelling van minder ambtenaren? Zo'n doelstelling klinkt aardig, maar als er 17 mln. extra c.q. bijna 57 mln. moet worden uitgegeven voor deze inplugging, kunnen wij zeggen dat wij de ambtenaren van buiten halen. Dat is misschien een beetje kort door de bocht en wellicht kan de minister ons ervan overtuigen dat de situatie anders is.
Mijn laatste vraag betreft het ILG. Natuurlijk geldt voor het ILG een zeer ingewikkeld proces. Ik heb uit de beantwoording van de vragen die wij aan de Algemene Rekenkamer hebben gesteld begrepen dat een deel van de provincies lang niet het budget verbruikt dat zij per jaar zouden mogen benutten. In 2007 bedroeg de benutting gemiddeld 60% en in 2008 was die gemiddeld 85%. Jaarlijks blijft dus een bepaald gedeelte in het Groenfonds achter. Zijn provincies bereid om goed met de gelden te schuiven? Is sprake van een goede handling? Dat is namelijk alleszins bepalend als het gaat om het goed uitvoeren van allerlei voornemens. De minister schrijft dat per provincie het verschil tussen betaalde bestedingen erg groot is. Moeten wij dat willen? Kunnen wij druk uitoefenen en ervoor zorgen dat wij komen tot een besteding van 100%? Als je het beleid snel en goed wil uitvoeren, moet daarvan, lijkt mij, wel sprake zijn.
MevrouwJacobi(PvdA)
Voorzitter. Ik wil graag mijn waardering uitspreken voor de slag die bij LNV is gemaakt bij het presenteren van de gegevens over de kosten, de baten en de prestaties. Ik meen dat menig ministerie hetzelfde zou moeten doen. LNV heeft een ontzettend grote klus geleverd en daarvoor spreek ik mijn waardering uit.
Die hele grote omslag in begrotingstechniek, het zich meer richten op output dan op input, vraagt nu om een tweede fase. Iets kan namelijk altijd beter, inzichtelijker en transparanter. In feite zegt het BOR dat voortdurend. De belangrijkste opmerkingen die zijn gemaakt, betreffen het feit dat wij nog niet echt goed zicht hebben op de prestaties. Wat zal het ministerie daarvoor doen? Ik zeg dit wel indachtig mijn oprechte waardering voor het feit dat men al zo ver is. Twee jaar geleden werd ik lid van de Kamer en toen stonden wij aan de vooravond van dit proces. Ik weet uit eigen ervaring – ik heb zelf lange tijd een organisatie aangestuurd die ook deze slag heeft gemaakt – dat hiermee heel veel werk is gemoeid. Ik zie ook wel dat andere ministeries prestaties hebben geleverd, maar LNV mag best trots zijn. Dat moet men ook een beetje uitdragen. Je moet je feestjes vieren, maar laten wij dat wel zo doen dat wij tot versterking komen. In het algemeen gaat het dus om de vraag: hoe kunnen wij meer vat op de prestaties krijgen? Ik denk dat Kamerleden daarbij constructief moeten meedenken.
Ik kom bij de vermindering van het aantal regels. Er ligt een apart document over een vermindering van de lastendruk en het aantal regels. Ik weet niet of dat gelijk opgaat met een vermindering van het aantal ambtenaren. Ik kom in de praktijk zo veel regels tegen dat ik denk dat het dubbelop aan het worden is. In de zorg heb je bijvoorbeeld de HKZ. In de landbouw bestaan tal van protocollen en eigen controlesystemen. Het is een soort zelfregulering. Dat is allemaal heel belangrijk voor de eigen kwaliteit. Gisteren waren wij op bezoek bij een bloementeler. Bloementelers hebben zelf het meeste belang bij kwaliteit. Toch hebben zij te maken met vele controles en een hoge regeldruk. Je zou ook een groot systeem aan de branche en de ondernemers zelf kunnen weggeven om daarna steekproefsgewijs controles te houden. Als je dan buiten de pot pist, is het zo ernstig dat je er, wat mij betreft, een ander type sancties op zou moeten zetten. Zo doorgaan als nu maakt ons land kapot. Het wordt een fout die steeds verder gaat, met alle consequenties voor de verhouding tussen overheid en burgers. Hier staat een heel verhaal: kabinetsdoelstelling nummer zestien, minder regels, minder instrumenten en minder loketten. Ik zou echter de uitdaging willen aangaan met een splitsing. Er zou een eigen reguleringssysteem moeten komen voor de branche en de sector. Handhaving en controle zijn dan echt iets voor de overheid. Er moeten echter geen zaken dubbelop worden gedaan. Heeft men hierover op het ministerie ook zelf nagedacht? Dit is eigenlijk een beetje een visionaire vraag. Het zou mooi zijn als wij ook daar slagen gaan maken.
Ik heb nog een paar kleine vraagjes. Bij de Dienst Regelingen zijn wij ongeveer 19 mln. hoger uitgekomen dan begroot. 19 mln. is wel heel veel geld. De verklaring is dat die verhoging grotendeels verband houdt met hogere uitvoerings- en controlekosten voor Programma Beheer. Ik ben ook heel kritisch bij Programma Beheer. Er kan volgens mij veel meer naar zelfregulering en het kan veel efficiënter. Is die 19 mln. misschien veroorzaakt door de vele controles en regeltjes die er wellicht uit zouden kunnen?
Ik kom op de werkzaamheden met betrekking tot de aanwijzing van Natura 2000-gebieden. Ik zou daarop graag een toelichting willen hebben. Hoeveel miljoenen heeft dat gekost? Ik vind het wel bijzonder.
De vraag van mevrouw Snijder over de 10 mln. en de ganzen wilde ik ook stellen. Ik wil daarop graag het antwoord horen.
Ik had nog een vraagje over Staatsbosbeheer en de ecologische hoofdstructuur. Dat is vraag 33 van de Kamer. Als verklaring voor het feit dat het 4 mln. hoger is, wordt gezegd dat de gerealiseerde bijdrage aan Staatsbosbeheer samenhangt met de loon- en prijscompensatie. Dat kan ik snappen. Ook de additionele opdrachtverlening snap ik. Ik wil echter graag een toelichting op de verklaring: "in het kader van Natura 2000". In hoeverre verhoudt zich dat met het ILG?
De voorzitter:
Dan kom ik tot slot terug bij de heer Pieper, nu namens de CDA-fractie.
De heerPieper(CDA)
Voorzitter. Ik zal mijn inbreng kort houden omdat ik ook het een en ander kwijt kon vanuit mijn rol als rapporteur. Wij hebben allemaal wel het gevoel dat 2008 en nu 2009 turbulente jaren zijn. Wij zullen met elkaar nog heel zware tijden tegemoet gaan. De ondernemers in deze sector hebben gemerkt hoe snel inkomens achteruit kunnen gaan. Zij hebben hiervoor nog twee prachtige jaren gehad en konden niet voorzien dat het zo heftig en snel zou kunnen gaan. Dat geeft aan dat je heel snel moet kunnen anticiperen op de veranderingen die er op je afkomen. Ik wil graag aansluiten bij mijn collega Jacobi. Waar maakt het ministerie gebruik van het zelflerend en zelforganiserend vermogen van mensen? De minister heeft het gepresteerd om in een jaar tijd van 560 terug te gaan naar 400 regels. Dat is een knappe prestatie. Helaas is de administratievelastendruk slechts met 0,9% verminderd. Wij hebben een streefcijfer staan van 18,5% en wat dat betreft is er dus nog een hele slag te maken. De CDA-fractie is erg benieuwd hoe die slag wordt gemaakt.
Regeldruk is ook vaak een gevoelskwestie. Mijn collega had het over het aanspreken van het zelflerend en zelforganiserend vermogen van mensen en ondernemers. Ik refereer aan een werkbezoek dat wij gisteren aflegden aan het ministerie van Financiën, dat gerenoveerd is via de pps-constructie. Aanvankelijk bestond er op dat ministerie enorm veel koudwatervrees. Toen men daaroverheen was, bleek dat het 15% goedkoper was gedaan door de ondernemers, dus de private sector. Ik proef in het project recreatie rond de stad, tussen de regels door, dat de minister daar ook creatief bezig is. Ik lees dat zij daarbij probeert ondernemers binnen te halen om het project proactief vorm te geven. Is het mogelijk om ook in dit geval aan pps-constructies te denken? Is het mogelijk om bij dit soort projecten, dat toch het gevaar in zich meedraagt om star en nogal vierkant uitgevoerd te worden, en gezien alle snelle veranderingen in onze samenleving, veel meer gebruik te maken van de creativiteit van ondernemers? Ondernemers hebben vaak een kennisvoorsprong. Daarop wees men de Kamerleden bij het werkbezoek aan het ministerie van Financiën. Men zei dat men daar zelf de kennis niet in huis had. Ik mag veronderstellen dat zelfs het ministerie van LNV, met zijn hoge rapportcijfer, niet alles in huis heeft.
Een heel korte opmerking betreft de 222 aanvragen voor de investeringsregeling gecombineerde luchtwassers, waarvan slechts 69 zijn gehonoreerd. De reden lag in het niet voldoen aan de randvoorwaarden, maar ook in de hoogte van het beschikbare subsidieplafond. Kan de minister verduidelijken hoeveel middelen beschikbaar zijn en hoeveel men nog tekort komt?
Ik maak nog een laatste opmerking. Mevrouw Snijder had het over de constatering van de Algemene Rekenkamer dat er vorig jaar 40 mln. en dit jaar 57 mln. besteed is aan de inhuur van externen. In een ander rapport, Rijk verantwoord 2008, zegt de Algemene Rekenkamer dat het ministerie vorig jaar 73,8 mln. heeft uitgegeven aan de inhuur van externen. Ik vermoed dat men met twee definities werkt. In het eerste geval heeft de minister haar huiswerk niet goed gedaan en in het tweede geval werkt zij duidelijk wel aan het terugbrengen van de inhuur van externe krachten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
MinisterVerburg
Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Ik feliciteer de rapporteur en woordvoerder van de CDA-fractie met zijn maidenspeech in deze commissiezaal, en dat nog wel over het jaarverslag van LNV. Ik wil niet verhullen dat wij extra ons best hebben gedaan om er een mooi jaarverslag van te maken. Dat is herkend en erkend door de Algemene Rekenkamer en ook door de commissie. Mevrouw Snijder zegt dat het niet gekker moet worden. Ik dank overigens voor de waarderende woorden die eigenlijk door iedereen zijn gesproken. Ik zal dat compliment graag doorgeleiden naar alle mensen die er dag in dag uit mee bezig zijn. Er wordt nogal wat van hen gevraagd. Vaak doen zij het onzichtbaar voor de buitenwereld, maar wel met de beste bedoelingen en zo veel mogelijk anticiperend en inspelend op wensen uit de samenleving en de Tweede Kamer. Ik aanvaard het compliment dus graag. Een 9 is mooi, zeker in deze periode waarin veel eindexamenkandidaten horen of zij wel of niet zijn geslaagd. Ik zou kunnen zeggen: wij hangen de vlag uit met een tas eraan en gaan bier drinken. Daarvoor zou ik voelen. Toch lijkt het mij dat er een aantal vragen is gesteld dat de moeite van het beantwoorden waard is.
Wij streven naar een 10, waarbij dus helemaal de nul wordt gehouden. Ik ben ervan overtuigd dat zelfs mevrouw Snijder dan zegt: nou, petje af. Eerlijk gezegd, hoor ik dat nu al doorklinken in haar woorden. Ik word even een slag serieuzer. Velen van u vragen – ik ga daarop straks nog specifiek en vraaggericht in – of het niet eenvoudiger kan en met minder regels. Daartussendoor hoor ik ook vragen of het niet met minder mensen kan. Het antwoord daarop zou zijn: ja. Men dient dan echter wel rekening te houden met een paar punten.
In de eerste plaats noem ik in dat verband het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zoals ook genoemd door de heer Polderman. Dat betekent dat wij heel veel spelregels hebben waar wij ons in Nederland aan hebben te houden. Wij vertalen die een-op-een naar Nederland en implementeren ze. Ook hebben wij graag dat de overige 26 lidstaten zich daaraan houden en dat zij daarop ook door de Europese Commissie worden gecontroleerd. Wij moeten het niet gek vinden dat de Europese Commissie dan zegt dat zij de wens van Nederland ten aanzien van de overige 26 lidstaten begrijpt, maar Nederland ook vraagt om een verantwoording van het Europese geld dat zij besteedt aan Nederland. Ik vind dat een legitieme vraag, maar het brengt wel de nodige administratie en papierwerk met zich mee, ook voor ondernemers. Ik onderken dat en onderschat het niet. Ik vind dat wij van een boer geen boekhouder moeten maken. Als er Europese regels zijn, moeten die echter wel worden nageleefd. Dat vraagt ook om af en toe achter het bureau te zitten. Wij maken dat overigens zo gemakkelijk mogelijk. Bij de Dienst Regelingen is men in staat mee te kijken als men het via internet doet. De Dienst Regelingen kan dan ook advies geven en helpen met invullen.
In de tweede plaats werken wij op een aantal punten samen met andere maatschappelijke partijen. Ik doel daarbij niet zozeer op de pps-constructie waarover de heer Pieper het had, maar bijvoorbeeld wel op de provincies. Het dilemma is zojuist geschetst door de rapporteur. Wij hebben met de provincies een aantal afspraken gemaakt. Mevrouw Snijder refereerde daar ook aan, maar dan in verband met het Groenfonds. Zij vroeg in hoeverre je dat per jaar kan meten. Wij hebben echter in 2006 met de provincies afgesproken welke prestaties zij gaan leveren. Zij kunnen dat op hun eigen manier doen en in hun eigen tempo. De spelregels staan vast, maar zij hoeven niet per se in 2007 iets bereikt te hebben en in 2008 weer iets anders. Daardoor ontwikkelen verschillende provincies een verschillend tempo. Dat komt doordat zich kansen voordoen. Als zich een kans voordoet, moet men die grijpen. Op die manier realiseert een provincie in een bepaald jaar niet 100% van wat kan, maar misschien wel 140%. In een ander jaar komt die provincie misschien niet verder dan 60%. Alles overziende, staat elke provincie voor een helder omschreven taak. De provincie heeft echter zelf de regie en bepaalt zelf op welke wijze en wanneer het gerealiseerd wordt. Wij houden daarbij natuurlijk wel de vinger aan de pols. Het is inderdaad wel complexer geworden doordat de Kamer de ecologische hoofdstructuur heeft benoemd tot groot project. Wij hebben ons dat met elkaar al eens gerealiseerd. Zo'n groot project – mevrouw Snijder is met de heer Waalkens zelfs rapporteur geweest – brengt een aantal extra eisen en wensen, hoe legitiem ook, van de Tweede Kamer met zich mee. Dat leidt tot extra uitvraag, administratie en werkdruk. Ik ben het van harte eens met iedereen die zegt dat wij alles op alles moet zetten om de administratievelastendruk en de rapportagedruk zo veel mogelijk te verminderen. Wij zullen daarbij dan wel in het verkeer tussen minister en Tweede Kamer van tijd tot tijd goed de vinger moeten leggen.
In de derde plaats is de Kamer, met de allerbeste bedoelingen, heel behoorlijk in staat om meer administratievelastendruk te veroorzaken doordat zij ergens een rapportage van wil, of bijvoorbeeld maatwerk wil in de nitraatwetgeving. In een motie wordt de status aparte voor een Waddeneiland gevraagd. Dat soort dingen brengt zijn eigen dynamiek met zich mee.
MevrouwJacobi(PvdA)
Een status aparte leidt tot minder lastendruk.
MinisterVerburg
Ik ben bang dat de status aparte, ondanks de goede bedoelingen, wel degelijk leidt tot meer lastendruk. Je moet dan van alles apart voor de Waddeneilanden regelen. Vervolgens is de vraag legitiem waar de verschillen zitten. Ik ga daarop nu even niet in; ik noem het bij wijze van voorbeeld. Wij komen daarover vast nog wel eens te spreken. Mij gaat het erom dat de Kamer, als controleur van de regering, maar ook als medewetgever, daarover soms ideeën heeft. Enerzijds zegt zij terecht dat zij zo min mogelijk bureaucratie en administratieve lasten wil. Het moet zo lean, mean en transparant mogelijk zijn. Anderzijds worden vanuit de Kamer ook heel veel vragen gesteld. Een afspiegeling daarvan vindt men in de verantwoording: wat heeft het gekost en wat hebben wij daarvoor gedaan? Wij scoren daarop heel goed. Dat is ook onze ambitie. Volgens de Algemene Rekenkamer is dat voor 100% goed onderbouwd. Wat heeft dat gekost? Ook dat is voor 100% goed onderbouwd. Wat hebben wij daarvoor gedaan? De concreetheid van de informatie over de prestaties scoort 81%, dus daar is nog wat op te winnen. Het is wel een heel hoge score, dus een goed vertrekpunt voor verbetering. Het vraagt echter wel wat. De rapporteur zegt dat men nog wat minder wil focussen op de prestaties. Wij hebben eerst de slag gemaakt van de inspanningsverplichting naar de resultaatverplichting, dus de prestaties. Nu vraagt men, met de beste bedoelingen, niet naar de prestaties te kijken maar naar het effect, naar de outcome. Ook dat is een legitieme vraag. Vervolgens staat elk departement voor de uitdaging van hoe dat handen en voeten moet worden gegeven. Hoe formuleren wij dan de indicatoren? Hoe ontwikkelen wij het monitoringsysteem? Hoe meten wij het en hoe kunnen wij het zien? Zeer terecht is vorig jaar ook een dergelijke vraag gesteld. Ik heb toen, ook richting Algemene Rekenkamer, gezegd dat ik zeer opensta voor advisering door de Algemene Rekenkamer. Ik heb gezegd dat LNV een lerend departement is; het leert graag iets van iemand anders. Wij nodigden de Algemene Rekenkamer uit om met ons mee te denken over het ontwikkelen en formuleren van scherpe indicatoren. Daarmee is de Algemene Rekenkamer akkoord gegaan. Inmiddels lopen er een paar medewerkers bij de Algemene Rekenkamer rond die ontdekt hebben dat het ontwikkelen van indicatoren af en toe best lastig is. Ik druk mij nu Gronings uit: het is af en toe best lastig.
LNV doet overigens ook mee aan experimenten. Als er nieuwe experimenten zijn, is LNV een van de eerste departementen die meedoet. Wij doen dus zowel mee aan het experiment ter verbetering van de begroting als dat voor een verbetering van het jaarverslag. Het doel van het experiment is om meer focus en politieke relevantie te krijgen in de begroting en het jaarverslag en tegelijkertijd minder verantwoordingslasten. Eigenlijk worden op die manier dus alle ambities samengebald: meer focus en politieke zeggingskracht over de kabinetsdoelen en bij de beleidsartikelen; alleen een toelichting op significante afwijkingen tussen begroting en realisatie; de voortgang rapporteren over de bereikte resultaten en maatschappelijke effecten van de tien kabinetsdoelen uit Samen werken, samen leven; opname van beleidsconclusies. Ik kan het hele rijtje voorlezen. Het is zeer de moeite waard, maar het vraagt nogal wat aan ambitie. Op het moment dat het rijp is om uit te rollen over de andere departementen, zal dat daar ook gebeuren. Wij doen op dat punt onze uiterste best.
Ik kom op een aantal opmerkingen van de rapporteur, waarop de Kamer ook verder heeft ingespeeld. De eerste vraag, over het gebrek aan effectindicatoren op de outcome of het beleidseffect, heb ik al beantwoord. Wij doen het dus wel, maar sommige van die effecten zijn pas op langere termijn zichtbaar. De heer Polderman noemde in dat verband een sprekend voorbeeld: als je wilt dat burgers het landschap met hoge cijfers waarderen – wij hebbend de lat nogal hoog gelegd, ik dacht een "acht" in 2020 – dan moeten wij daaraan de komende tijd wel aan werken. Je zult dat substantieel moeten aanpakken zodat burgers de vergrote waarde en sterkere waardering kunnen herkennen en onder woorden brengen. Hoe meet je dat precies? Ik zei al dat de ambitie groot is. Het is echter niet eenvoudig om daarvoor de indicatoren te formuleren. LNV heeft daarvoor in ieder geval het Programma Beleidsinformatie ontwikkelt. Uit dat programma wordt niet alleen duidelijk hoe lastig het is om beleidseffecten treffend in beeld te brengen, maar het heeft ook geleid tot de conclusie dat soms niet elk doel in beleidseffecten meetbaar is te maken. Wij moeten dan terugvallen op de next best-indicatoren. Wij werken er in ieder geval aan. De eerste effecten van de kwaliteit van de indicatoren zullen wij binnen een half jaar, in de ontwerpbegroting 2010, zichtbaar maken.
De rapporteur heeft een vraag gesteld over de maatschappelijke consultatie rond het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Ik ben het op dat punt niet eens met de rapporteur. Ik denk dat wij via internet, keukentafelgesprekken met boeren en mensen uit de omgeving en gesprekken met sleutelfiguren in de samenleving, een heel goed beeld hebben gekregen van hoe er in de samenleving wordt gedacht over plattelandsontwikkeling, de agrarische sector en de rol van boeren in onze samenleving. Wij hebben daarmee ook een goed beeld gekregen van de oriëntatie op het gemeenschappelijke landbouwbeleid, ook voor de nieuwe periode. Ik ben het dus niet eens met de rapporteur.
De rapporteur had het ook over doelstelling zes, over de duurzame ontwikkeling. Hij sprak zijn waardering uit over de wijze waarop ik als minister van LNV samenwerk met mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik denk dat dat terecht is. Het is historisch de eerste keer dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de minister van LNV zo gericht samenwerken. Daarbij zeg ik dat het ook hoog tijd was. Gedurende enkele decennia is de land- en tuinbouw volstrekt genegeerd, als zijnde een belangrijke drager van duurzame en blijvende ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Dat heeft de Wereldbank voor het eerste erkend en vastgelegd in het World Bank Report 2008.
Toen al waren mijn collega Koenders en ik bezig om onze samenwerking handen en voeten te geven. Wij gaan dat doen door intelligente combinaties te maken. De boeren en de bewoners van het platteland in ontwikkelingslanden zijn zelf "in the lead". Zij zijn zelf "owner", zoals het heet in ontwikkelingssamenwerkingsjargon. Wij spreken de regeringen van die, meestal Afrikaanse, landen aan op hun verantwoordelijkheid voor het creëren van een goede infrastructuur voor de ontwikkeling van de landbouw. Productie is één, maar als je van melk geen kaas kunt maken en je kunt het ook niet koelen of pasteuriseren, dan is hij na één dag bedorven. Je blijft dan soms met melk zitten. Zo is het ook met sommige teelten. Je moet het kunnen verduurzamen, het houdbaar kunnen maken en er productwaardetoevoegingen aan kunnen doen. Dat betekent dat je ook de ketenonwikkeling nodig hebt. Je hebt ook een beleidsinfrastructuur en een fysieke infrastructuur nodig, om de weg van de boerderij naar de supermarkt en van de producent naar de consument te realiseren. Dat zijn taken voor de overheden in die landen zelf. Wijzelf kunnen dan kennis, nieuwe technologieën, goed uitgangsmateriaal en goede bestuursvormen ter beschikking stellen. Ik vind dat wij dat voluit moeten doen.
De nota van minister Koenders en mij staat vol met dat soort concrete initiatieven. Wij gaan proberen om in de komende jaarverslagen – daarover moet ik met mijn collega Koenders nog tot een zorgvuldige verdeling komen – op een verantwoorde, transparante en doelmatige manier de Kamer laten weten wat de effecten zijn van de 50 mln. extra die wij daaraan per jaar besteden. Ik zeg daarbij wel het volgende. Wij denken aan de mogelijkheden om gebruik te maken van de internationale expertise en de voorhoederol die een universiteit als Wageningen speelt. Ook willen wij gebruik maken van de expertise van andere groene onderwijsinstellingen en adviesbureaus. Zo kunnen wij de kennis die wij hier hebben ontwikkeld, beschikbaar stellen aan boeren in ontwikkelingslanden, maar naar hun keuze en onder hun regie. Ik denk dat dat een harde les is die wij in de ontwikkelingssamenwerking hebben geleerd.
De rapporteur heeft opgemerkt dat de uitval in het mbo hoog is. Daarmee ben ik het eens. Een zinnetje zoals "ik zal daar aandacht aan besteden" zegt echter wel veel. Ik vind een uitvalspercentage van 24,9 nog heel hoog, maar het was 26,3. Ik reken mij daarmee niet rijk, maar je kunt het vergelijken met andere studierichtingen. Bij economie bijvoorbeeld is de uitval 33,8% en bij techniek 37,5%. Het is een groot en hardnekkig probleem in het mbo. Als ik zeg dat ik er aandacht voor heb, houdt dat in dat ik erop stuur dat de AOC Raad, die verantwoordelijk is voor de AOC's, met een concrete en gerichte aanpak komt om de uitval te verminderen. Elke leerling die uit de schoolbanken stapt, is bezig om een stukje van zijn toekomst te verknallen. Die heeft nooit de kans om een vlag uit te steken, daaraan een tas te hangen en een fuif te geven.
Door de rapporteur en mevrouw Snijder is mij gevraagd om inzicht te geven in de samenstelling van de programmagelden waarop de Rekenkamer doelt ten aanzien van de onvolkomenheid. Tevens is gevraagd of deze bestedingen wel doelmatig zijn. Van de programma-uitgaven van het ministerie gaat 7% naar een grote diversiteit aan organisaties. Alle uitgaven zijn ter ondersteuning van mijn beleidsvoornemens en het realiseren van mijn prioritaire beleidsdoelen. Voor ongeveer 60 mln. zijn dit de zogenaamde niet-normatieve uitgaven die buiten de lumpsumvergoeding aan de onderwijsinstellingen vallen naar analogie van OCW. Een ander deel betreft de financiering van de Regeling praktijkleren en versterking primaire opleidingen groen onderwijs 2009, namelijk 21 mln. Daarnaast is een groot deel van de subsidies of de opdrachten gericht op verduurzaming. Verduurzaming is een van de werkwoorden in mijn beleid. De heer Pieper had het over duurzaamheid als een "state of mind", maar ik heb het liever over verduurzamen als werkwoord. Je bent er namelijk nooit; je kunt nooit zeggen: nu zijn we duurzaam, nu doen we er een strik omheen, niet meer aankomen, het is klaar. Je bent nooit klaar. Het gaat altijd door. Er zijn altijd nieuwe uitdagingen en er zijn ook altijd nieuwe kansen.
Wij besteden aan de verduurzaming van de Noordzeevisserij 4,5 mln. Aan de Gegevensautoriteit Natuur, die er geweldig aan kan bijdragen om ervoor te zorgen dat processen rond de infrastructuur en sociaaleconomische ontwikkelingen veel sneller verlopen, besteden wij 5,4 mln. Aan de soortenbescherming 2,3 mln. en aan het beheer van nationale parken 1,6 mln.
Dan is er nog een categorie met verschillende doelen, de FAO-contributie bijvoorbeeld van 6,5 mln., de bilaterale agro-economische samenwerking 1,9 mln., het project Aviaire Influenza – vogelgriep in Indonesië – 1,3 mln., het project Mainport Rotterdam 6,3 mln. – een van de voortrekkerregio's in het kader van Natura 2000 – gezelschapsdieren 1,4 mln., diverse projecten voedselveiligheid 2,6 mln., en ga zo maar door. De doelmatigheid en de doeltreffendheid van deze projecten heeft en houdt mijn aandacht, maar ik kwalificeer ze tegelijkertijd ook als slagvaardig en doeltreffend, want juist met deze subsidies, kun je snel schakelen omdat we ze niet hoeven los te weken. Dan heb je vaak optimale effectiviteit.
Dan is gevraagd wat ik ga doen om de laatste onvolkomenheid op te lossen. De maatregelen waar de Algemene Rekenkamer melding van maakt, trekken we door: een verdere professionalisering van het financieel dienstencentrum, verdere opleiding en standaardisatie van brieven, dossiers en checklisten. Kortom, alles wat de Algemene Rekenkamer adviseert, doen we, want we willen een keer die 10 halen.
Terecht is gevraagd door de Algemene Rekenkamer wat wij gaan doen aan de begrotingsadministratie. Die onvolkomenheid hebben wij de afgelopen jaren opgelost. Wij zullen blijvend aandacht geven aan goede tussentijdse afsluitingen, draaiboeken en dynamisering van de accountantscontroles enzovoort. Eigenlijk zijn dat de oplossingen waar de heer Pieper ook aan refereerde. Dat draagt bij aan het beheerproces van de jaarverantwoording. Het doel is dat de geconstateerde problemen gedurende het jaar worden opgelost en dus niet pas aan het eind.
Dan de baten-lastendienst DICTU. Daar zijn nog verschillende gebreken geconstateerd. Het is een van mijn voornemens om het financiële beheer bij DICTU verder te verbeteren. Daarvoor hebben we al een verbeterplan opgesteld. Aspecten uit dat verbeterplan zijn het borgen van de volledigheid van geschreven uren, een verbetering van de controle op uitgaande facturen, het verbeteren van de aansluiting tussen offerte en factuur, de ingebruikname van de zogenaamde audit package en de voorbereiding op de implementatie van een nieuw uniform financieel systeem per 1 januari 2011. Dat is het pakket waarop wij gaan sturen, want DICTU is een grote zorg en moet nog beter gaan functioneren. Wij hebben al stappen gezet, maar daar is nog een wereld te winnen.
De spanning over de systematiek van de WILG en de ehs als groot project heb ik besproken.
Er is opgemerkt dat er twee gevallen zijn geconstateerd waarbij de Voedsel en Waren Autoriteit de aanbestedingsregels niet heeft nageleefd. Dat heeft in de eerste situatie te maken met externe inhuur. Nodig was dat er specifieke materiekennis aanwezig was en dat is dus niet aanbesteed. Ik geef een voorbeeld. Stel dat je veterinairs zoekt voor de controles in de slachthuizen. Dan kun je dat Europees gaan aanbesteden, maar je hebt niets aan Poolse veterinairs die de Nederlandse taal niet spreken. Het tweede geval heeft betrekking op uitgaven in het kader van laboratoriumbenodigdheden. Daarvoor was een aanbestedingstraject gestart, maar door ontwikkelingen bij de concentratie van de laboratoria in het kader van de voorgenomen fusie is die aanbesteding niet doorgezet. Dat betekent dat wij binnen de Voedsel en Waren Autoriteit gewoon de lijn hanteren van openbare Europese aanbesteding. Wij volgen dus ook de Europese aanbestedingsregels. In twee situaties is dat het afgelopen jaar echter niet gebeurd en in beide gevallen om verklaarbare redenen.
Over de administratievelastendruk heb ik al het nodige gezegd. Ik wil hier nog aan toevoegen dat mijn voorganger uitermate succesvol was in het terugbrengen daarvan. Hij heeft in één kabinetsperiode de administratievelastendruk voor ondernemers met 37% teruggebracht. Nou, dat is geweldig. Applaus! Maar toen ik daar binnenkwam, dacht ik: nu is het laaghangend fruit geplukt en moet de ladder erbij komen. Dat betekent niet dat ik minder ambities heb dan mijn voorganger. Integendeel, maar ik heb al wel een paar oorzaken genoemd. De Kamer is daarbij, met de beste bedoelingen, een "partner in crime". Dus als we iets willen, moeten we ook naar onszelf wijzen. Ik vind het allemaal wel plausibel. Willen we het terugdringen, dan moeten we ook elkaars "partner in oplossingen" kunnen zijn.
Ik heb de zogenaamde tienkamp bij de Kamer geïntroduceerd. Ik wil namelijk proberen om op meerdere terreinen de regeldruk terug te dringen. Wij hebben tien terreinen benoemd. Ik noem het wegnemen van irritaties. Wat zijn de grootste irritaties en hoe nemen we die weg? Verder noem ik het verbeteren van de dienstverlening en het benutten van ICT-kansen. Denk aan de grote wens die ik heb dat boeren straks allemaal voor 100% hun bedrijfstoeslagenaanvraag via internet naar de Dienst Regelingen sturen, nadat zij de Dienst Regelingen hebben laten meekijken bij het invullen. Op het moment dat wij daarin slagen, maken wij een enorme klapper met betrekking tot de externe inhuur. Weet de Kamer wel hoe vaak het spitsuur is bij de Dienst Regelingen op het moment dat al die toeslagenaanvragen van bedrijven binnenkomen? Als je ziet hoeveel administratieve handelingen verricht moeten worden op het moment dat de aanvragen op papier binnenkomen en hoeveel inzet daarop nodig is, zou het een win-winsituatie zijn als iedereen via ICT zijn formulier inlevert. Meer reclame kan ik er vanmiddag niet voor maken, maar het is een absolute win-winsituatie. Vervolgens noem ik het verlagen van de toezichtslasten, de nalevingslasten en de lasten rondom het aanvragen van vergunningen. Tot slot noem ik het vernieuwen van regelgeving en het verlagen van de implementatielasten daarvan en van de verkrijgingskosten van subsidies. Dat zijn allemaal elementen van de ingezette reductieaanpak. Die verbrede aanpak heb ik in december 2008 de Kamer toegezonden.
De heer Pieper en mevrouw Snijder hebben gevraagd hoe het zit met de meerjarige formatie in fte's. Ik zal de cijfers geven. Wij baseren dat op de grondslag in 2006. Toen was het aantal fte's 7051. In 2007 was het aantal fte's 6923. In 2008 hebben we te maken gehad met een tijdelijke verhoging en kwamen we uit op 6948. Dat heeft te maken met extra prioriteiten. Als je dingen extra gaat doen, heb je daar soms extra mensen voor nodig.
De voorzitter:
Kan de minister de Kamer die cijfers schriftelijk toezenden? Het is een hele lijst.
MinisterVerburg
Ja, maar volgende week staat het in het verslag.
MevrouwJacobi(PvdA)
Het komt toch in het verslag?
De voorzitter:
Goed.
MinisterVerburg
Voor 2009 gaat het om 6778 fte's, voor 2010 om 6506 fte's en voor 2011 om 5961 fte's. Dat betekent dat we in 2011 1090 fte's minder hebben dan in 2006.
De heer Pieper en mevrouw Snijder hebben gevraagd naar de inhuur van externen. In 2007 was er voor 73,8 mln. ingehuurd. Het gaat daarbij ook vaak om extra handjes voor seizoenswerk. Tijdens pieken wordt snel ingehuurd voor een heel korte periode om een maximale dienstverlening te kunnen leveren. Op het moment dat de klus is geklaard, gaan mensen meestal terug naar het uitzendbureau. In 2008 was er voor 57 mln. ingehuurd. Dat betekent dat we fors sturen op vermindering, maar we moeten wel de mogelijkheid hebben om in te huren als er snel iets uitgevoerd moet worden of als er sprake is van een plotselinge noodsituatie. Dan moeten we wel mensen in kunnen schakelen. Overigens stuurt het kabinet op vermindering van inhuur van externen. Ik zal de Kamer binnenkort bij brief informeren hoe wij dat gaan doen. Ik zal naar aanleiding van vragen van de Kamer over bijzondere projecten aangeven wat de externe inhuur inhoudt, zodat de Kamer kan volgen waarvoor wij al dan niet extern inhuren. Dat bevordert de transparantie, maar ook het maatwerk. LNV is een van de departementen met veel uitvoerende diensten en veel uitvoerende taken. Dan moet het wel zichtbaar zijn dat je voor de piekbelasting soms even snel mensen moet kunnen inhuren. Ik heb liever dat wij dat als departement met de Kamer wisselen dan dat alles in algemene zin langs de lijn van de minister van Binnenlandse Zaken en de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken gaat.
Mevrouw Snijder wil weten wat de constatering inhoudt dat de provincies over 2007 60% en over 2008 vermoedelijk 85% van het door het Rijk beschikbaar gestelde budget van het Nationaal Groenfonds hebben gebruikt. Wij hebben hier te maken met grote infrastructurele projecten waarbij de bestedingen door de provincies niet op de euro nauwkeurig vallen te plannen. Daarom hebben wij het Groenfonds als bankier aangesteld. Gekeken wordt naar de bestedingen van alle provincies gezamenlijk. Het verschil tussen het betaald budget en het besteed budget is in 2008 kleiner dan in het opstartjaar 2007.
De heer Polderman en mevrouw Snijder vinden dat de Tweede Kamer niet voldoende is geïnformeerd over de realisatie van de gebieden voor recreatie in en om de stad in 2008. De heer Polderman maakte zijn opmerking een beetje met een knipoog, maar ik wijs hem erop dat de rapportage soms zodanig is dat je het niet op de laatste boom nauwkeurig kunt zeggen. Ik zeg dat omdat ik mij realiseer dat wij soms moeten erkennen, ook in het kader van de ecologische hoofdstructuur dat het meer moeite kost dan mij lief is om de uitgangssituatie goed en scherp in beeld te krijgen, bijvoorbeeld op kaart. Dat komt doordat provincies of soms gemeenten met verschillende systemen werken. Die systemen moeten eerst op elkaar worden afgestemd. Ik vind dat buitengewoon vervelend. Ik vind het ook lastig, want het kost heel veel werk om dat allemaal op elkaar afgestemd te krijgen, maar ik zie geen andere mogelijkheid. Het is ontzettend veel werk. Daar gaat heel veel extra energie in zitten. Wij informeren de Kamer naar vermogen. Ik zal daar nog scherper op letten en ik zal voortaan bij informatie aan de Kamer hierover altijd vermelden dat het informatie is op basis van het inzicht dat wij op dat moment hebben. Daar moet de Kamer niet wantrouwend van worden, want ik ben graag bereid om dat toe te lichten. Ik kan nu nog niet voor 100% garanderen dat de informatie klopt. Dat kan ik wel wanneer het systeem is uitgerold. Er is dus op geen enkele manier sprake van het bewust onthouden van informatie, maar doodgewoon van het op een bepaald moment niet beschikken over informatie. Een enkele keer wordt er dan een taxatie gemaakt. Op het moment dat je dan gaat doorvragen, blijken er aannames gedaan te zijn die bij nadere meting niet voor 100% kloppen. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de start van het ILG. Volgende week hebben wij hierover een algemeen overleg en dan kom ik hierop terug. Het heeft dus niet te maken met mijn ultieme optimisme of met het niet willen informeren van de Kamer, maar doodgewoon met het nog niet beschikken over de scherpe cijfers.
Mevrouw Jacobi en mevrouw Snijder hebben gevraagd naar de verrekening van schade door ganzen. Er zijn twee mogelijkheden: via het Programma Beheer of via het Faunafonds. De totale kosten van schade door ganzen bedroeg 14,5 mln. Via SAN-ganzenpakketten is 6,4 mln. vergoed en via het Faunafonds 8,1 mln. Dat zijn wel heel forse bedragen. Dan komt wel de vraag in zicht of hier niet wat actiever beheerd zou moeten worden.
MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)
Graag.
MinisterVerburg
Mooi, ik neem dit graag mee. Ik zie dit als een toezegging van de zijde van de Kamer.
De heerPieper(CDA)
Het is een toezegging.
MinisterVerburg
Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar de extra 4 mln. voor Staatsbosbeheer. De bijdrage aan Staatsbosbeheer ligt hoger dan in de begroting 2008 is opgenomen. Dat heeft te maken met de loon- en prijscompensatie en de additionele opdrachtverleningen in 2008. Naast de reguliere opdrachtverleningen heeft Staatsbosbeheer ook opdrachten uitgevoerd in het kader van Natura 2000. Met name gaat het dan om kosten in verband met het voorbereiden en opstellen van beheerplannen. Daar is de nodige deskundigheid voor beschikbaar bij Staatsbosbeheer.
De heer Pieper heeft gevraagd hoe het zit met de gecombineerde luchtwassers. In 2008 zijn 153 aanvragen afgewezen, waarvan vier niet voldeden aan de randvoorwaarden. Er zijn er 149 afgewezen om budgettaire redenen. Wij hebben er vorig jaar in totaliteit 13 mln. aan besteed. Via voor de investeringsregeling gecombineerde luchtwassers is in het aanvullend beleidsakkoord in totaliteit 20 mln. extra gereserveerd.
Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar de extra kosten voor de Natura 2000-operatie. Voor een goede uitvoering van de werkzaamheden van Natura 2000 is 37 mln. begroot in de periode 2008-2012. Dat heeft alles te maken met het goed omgaan met de ontwerpbeheerplannen, waarbij het gaat om de zienswijze en het hele traject, de inspraakprocedures, monitoring et cetera. Er is heel veel werk te doen.
Voorzitter. Ik denk dat ik hiermee alle gestelde vragen heb beantwoord.
De voorzitter:
Dan geef ik nu de gelegenheid aan de Kamer om in tweede termijn kort te reageren.
De heerPieper(CDA)
Voorzitter. De minister had het over de beleidseffecten en de indicatoren. Ik zou nu juist niet de Algemene Rekenkamer binnenhalen. Ik stel voor om gewoon mensen uit de samenleving binnen te halen en na te gaan hoe zij hiernaar kijken. Wij moeten proberen kennis uit de samenleving bij het ministerie binnen te halen. Het gaat de CDA-fractie er niet om dit meteen om te zetten in allerlei verantwoordingsdebatten of papieren rapporten, maar gewoon om de lerende organisatie die het ministerie wil zijn vanuit de samenleving te versterken. Het is een heel andere manier van aanvliegen.
Wat het beleid van minister Koenders betreft merk ik op dat de kracht van Nederland het organiserend vermogen is onder andere geborgd binnen het maatschappelijk middenveld. Ik zie bij minister Koenders bewegingen om dat maatschappelijk middenveld in Nederland buitenspel te zetten. Dat zou ik zeker voor de landbouw dodelijk vinden. Ik onderschrijf terecht en vol overtuiging hetgeen de minister van LNV zegt, namelijk dat de focus binnen ontwikkelingssamenwerking meer richten op landbouw allang heel hard nodig was. Hier zijn grote gaten en grote problemen ontstaan in het beleid voor de Derde Wereld omdat men jarenlang dacht dat het niet nodig was of dat anders moest worden aangevlogen.
De minister heeft niets gezegd over de hbo-uitval. Die is de laatste jaren gestegen naar 41%. Die uitval is nog schrikbarender dan de uitval bij het mbo.
De heerPolderman(SP)
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Op een paar zaken wil ik nog ingaan. Ik begin met een kwestie die in eerste termijn door verschillende van mijn collega's nadrukkelijk werd bepleit, namelijk om vooral de regelgeving te verminderen. Dat klinkt natuurlijk heel aannemelijk en heel goed, maar wij moeten ons wel realiseren dat wij niet zonder regels kunnen, zeker in deze sector niet. Het gaat natuurlijk in de eerste plaats om de beschikbaarheid van voedsel. Dat is algemeen belang nummer één. Een tweede punt van algemeen belang is de duurzaamheid en de leefomgeving. Een leefbare omgeving is een zaak van algemeen belang. Als je het allemaal aan de zelfregulering van de sector overlaat, gaat dat niet goed. Bij regelgeving hoort natuurlijk handhaving. Wij hebben niets aan regels die niet te handhaven zijn. Ik herinner nog aan het laatste debat over visserij, toen de minister zei dat vissers net als gewone mensen tot alle kwaad geneigd zijn. Zij heeft zelfs nog uit de Bijbel geciteerd, maar dit geeft aan dat je regels moet maken die te handhaven zijn. Als die er niet zijn, wordt het een zooitje. Die nuancering wil ik maken bij de roep om van alle regelgeving af te komen. Zo simpel zit de wereld niet in elkaar.
De minister stelde dat het nog niet zo eenvoudig is om indicatoren te geven voor verbetering van het landschap. We hebben afgesproken dat de ehs in 2018 klaar moet zijn. Dus moeten er in 2011 aantoonbare verbeteringen te melden zijn, anders halen we dat gewoon niet. We hebben het al vaker over die marathon gehad, dat je op een gegeven moment halverwege de rit toch wel moet weten of je het gaat halen of niet. We weten dus wat we in 2011 moeten hebben, maar voortdurend worden we ermee geconfronteerd dat wij achterliggen op schema, zowel op het gebied van de verwerving als op het gebied van de inrichting. De indicatoren of we de doelen halen zijn er dus wel degelijk. Er zijn ook afspraken gemaakt over een aantal hectares voor recreatie in de stad. Dat zijn toch gewoon harde indicatoren? Zo ingewikkeld is dat nu ook weer niet.
Ik ben het hartgrondig met de minister eens dat de landbouw in ontwikkelingslanden veel te weinig aandacht had en dat het goed is dat dit nu op de agenda is gezet. Inderdaad, landbouw is altijd de motor waardoor ontwikkeling in gang komt. Naar mijn idee moet de gevolgtrekking daaruit zijn dat we wat reserves moeten hebben bij het streven van dit ministerie om de voedselproductie voor de wereldmarkt voor een groot deel in Nederland te houden. Dat is met elkaar in strijd. Als je enerzijds concludeert dat de landbouw in ontwikkelingslanden omhoog moet, moet je ook bereid zijn om te zeggen dat wij hier onze landbouwproductie iets meer regionaal op Europese schaal moeten regelen. Dat hoor ik de minister niet zeggen en dat vind ik jammer. Dus daar moet zij nog eens over nadenken.
In reactie op mijn kritiek op de Algemene Rekenkamer, met name als het gaat om de recreatie om de stad, stelt de minister dat zij niet van alles op de hoogte is. Dat is nu precies een gevolg van de decentralisatie waar wij het al vaker over hebben gehad. Ik raad haar aan om pagina 74 van het rapport Staat van de beleidsinformatie nog eens goed te lezen. De drie punten die daarin worden genoemd, houden het verwijt aan de minister in dat zij wel op de hoogte was van een aantal zaken maar dat zij de Kamer daarover niet heeft geïnformeerd. Het antwoord van de minister dat zij niet op de hoogte was, klopt niet met wat hier staat. Die kritiek was heel duidelijk en expliciet daarin genoemd. Ik nodig de minister uit om daarop te reageren in tweede termijn.
Ten slotte herhaal ik het idee van de SP om volgend jaar geen verantwoordingsdebat te houden en het jaarverslag voor kennisgeving aan te nemen. Het is beter om het hele jaar door de controlerende taak van de Kamer serieus te nemen.
De voorzitter:
Ik moet constateren dat u wel een inbreng hebt geleverd bij dit debat.
De heerPolderman(SP)
Uiteraard, voorzitter. Wij doen aan alle debatten mee.
De voorzitter:
Maar goed, ik zal geen politiek oordeel geven.
MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)
Voorzitter. Ik begin met de ehs en de recreatie rondom de stad. Wij hebben daar geen goed zicht op. De minister zegt dat wij ons moeten realiseren dat het moeite kost. Natuurlijk realiseer ik mij ook dat wij niet tot op de laatste boom aan kunnen geven waar het om gaat, maar er zou toch redelijk zicht moeten zijn op waar we staan. Als wij horen van de Algemene Rekenkamer dat het beeld te positief is geschetst, baart dat zorgen. Dat moet de minister ook begrijpen. Het mag duidelijk zijn dat de Tweede Kamer daar iets meer greep op wil hebben.
Het is goed dat de minister duidelijkheid heeft geschapen over de kosten van de totale ganzenopvang. Het gaat om 14,5 mln. Ik hoop dat wij daar in een volgend debat nog op terug kunnen komen. Hierbij plaats ik de kritische noot dat wij niet op deze weg moeten doorgaan.
Heb ik goed van de minister begrepen dat zij nog met een brief komt waarin zij uitlegt waar extra fte's nodig zijn en dat zij bij elk voorstel zal proberen aan te geven of dat extra formatie kost. Ik vind het lovenswaardig dat zij de Kamer op deze wijze wil informeren. Dat onderstreept de medeverantwoordelijkheid van de Kamer en dat is altijd goed.
Dan kom ik bij het punt van het beheer van de programma-uitgaven kleine relaties. Wij zijn er nog niet van doordrongen dat wij daar echt zicht op krijgen. De minister heeft wel een hele riedel bedragen genoemd, maar wij missen nog een complex geheel, namelijk de beleidsmatige inpassing daarvan. Daarvoor dien ik de volgende motie in, mede omdat het niet de eerste keer is dat deze onvolkomenheid wordt gemeld.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld dat er een onvolkomenheid in het financieel beheer van het ministerie van LNV zit, waar het gaat om een bedrag van 130 mln. bij het onderdeel Programma Beheer kleine relaties;
overwegende dat deze onvolkomenheid reeds vanaf 2004 wordt waargenomen;
overwegende dat de Tweede Kamer geen "inzicht" heeft waar deze uitgaven terechtkomen en of zij ten goede komen aan de beleidsdoelstellingen;
overwegende dat de Tweede Kamer haar controlerende functie zowel wat betreft de uitgaven als ook wat betreft de relatie met het beleid moet kunnen vervullen;
verzoekt de regering, met procesmatige verbeterpunten te komen, zodanig dat de Tweede Kamer haar controlerende taak naar behoren kan vervullen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff, Jacobi en Pieper. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 6 (31924-XIV).
MevrouwJacobi(PvdA)
Voorzitter. Ik dank de minister voor de goede beantwoording. Ik sluit aan bij de woorden van de heer Polderman over de harde indicatoren. Die gelden zeker ook voor recreatie in en om de stad. Ik maak mij daar vandaag wat minder fanatiek druk om, omdat wij daar een apart overleg over krijgen in het kader van het groot project. Ik denk dat het verstandig is om te voorkomen dat wij volgend jaar dezelfde opmerkingen moeten maken, dus dat wij een beter beeld krijgen van hoe de groene buffers zich ten opzichte van stedelijke bebouwing gaan ontwikkelen. Het is van belang vast te houden aan 16.000 ha.
Ook sluit ik mij aan bij de opmerking van de heer Pieper over de kwestie van de regelgeving. Hij stelde voor om de sectoren binnen te halen bij het ministerie. Dat is een methodiek die zal voorkomen dat er te veel verstrengelingen zijn tussen de protocollen en de systemen die de branches zelf hebben om hun kwaliteit zo maximaal te laten zijn. Het samen met de sector zoveel mogelijk ontwarren van die verstrengelingen, zal leiden tot duidelijke verhoudingen tussen aan de ene kant eigen verantwoordelijkheid en aan de andere kant controles, sancties en handhaving. Er zullen dan geen ergerlijke controles plaatsvinden die voor de sector voelbaar op dit moment niet nodig zijn. Dat leidt tot een effectieve inzet. Dan zullen regels, zoals de heer Polderman stelde, er zijn om te handhaven. We hebben nu veel te veel regels, waardoor het een heel schimmig geheel wordt. Je krijgt weer duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden. Dat zou ik graag wat meer in daden en woorden terugzien bij de minister. Eigenlijk heeft de minister niet echt gereageerd op het visionaire aspect dat ik naar voren bracht van die almaar grotere verdubbeling tussen de ISO-normen en het hele handhavingssysteem van de overheid.
De opmerkingen over Staatsbosbeheer zijn niet echt verhelderend. Ik heb wel ongeveer een beeld van waar het geld aan is uitgegeven. Ik vraag mij alleen af waarom het miljoenen moet kosten, maar dat zal aan mij liggen. Dit was mijn reactie in tweede termijn.
De voorzitter:
Hiermee is de tweede termijn van de kant van de Kamer afgerond. Kan de minister meteen antwoorden?
MinisterVerburg
Zeker, voorzitter. Ik dank de leden voor de inbreng in tweede termijn. Er zijn een paar punten blijven liggen. Het eerste punt brachten de heer Pieper en mevrouw Jacobi in. De Kamer kent mij als iemand die graag samenwerkt met maatschappelijke spelers en actoren. Ik vind die inbreng van onnoemelijk groot belang. Wanneer maatschappelijke spelers met elkaar en met ons afspraken willen maken, zichzelf betrokken weten en ook medeverantwoordelijk zijn, is geen wetgeving nodig en kunnen nieuwe administratieve lasten en rapportagelasten worden voorkomen. Dan zal de betrokkenheid en de motivatie vele malen hoger zijn. Ik geloof dat dat de beweegreden is van de heer Pieper en van mevrouw Jacobi. Hoe moeten wij dat vertalen naar de indicatoren? Wij streven nu naar perfectie. De Algemene Rekenkamer heeft de mensen van het ministerie van LNV die daar dag in dat uit aan werken gecomplimenteerd dat zij zo ver zijn gekomen. Zij constateren slechts een paar onvolkomenheden. Nu vraag ik de Kamer om het mijn mensen en mij niet moeilijker te maken dan het is, want wat goed is aan de indicatoren wil ik graag zo houden. Wat goed is, moeten wij niet veranderen. Wel moeten wij nog eens goed kijken naar wat niet goed is. Als maatschappelijke organisaties of mensen uit de samenleving daar goede ideeën over hebben, vind ik dat prima. Ik sta daar altijd voor open. Ik vraag de Kamer alleen om ons niet te veroordelen tot grote sessies waarin we van alles en nog wat moeten bespreken. Maar ik zie aan de lichaamstaal van mevrouw Jacobi en de heer Pieper dat zij dat niet bedoelen. Als wij elkaar op dat eerste punt kunnen vinden, zie ik dat graag als ondersteuning van mijn inzet. Ik geloof echt dat mijn inzet vruchtbaar is. Het wordt een enkele keer, zoals in het mosselconvenant, gefrustreerd maar dat mag ons de moed niet ontnemen om daar toch op te blijven inzetten, anders loopt deze samenleving vast. Ik wil juist een aantal van die vastgeroeste trajecten, waarin organisaties elkaar alleen maar tegenkomen bij de bestuursrechter of de voorzieningenrechter losweken omdat ik dat niet als vruchtbaar zie. Maar als we elkaar daarin kunnen vinden, dan doen we dat.
De heer Pieper wil het maatschappelijk middenveld niet buitenspel zetten. Ik ben het daar zeer mee eens. Overigens, als het gaat om de samenwerking tussen minister Koenders en ondergetekende op het gebied van landbouw en rurale bedrijvigheid in Afrika, is dat onze gezamenlijke inzet. Juist dat middenveld, de pps-constructies, moet daar meer waarde aan geven. Wees ervan overtuigd dat wij daarop sturen.
Ook ik maak mij zorgen over de grote uitval in het hbo.
MevrouwJacobi(PvdA)
Ik wil nog kort reageren op wat de minister zei over die indicatoren. Het zijn juist de indicatoren waar wij hard aan moeten vasthouden. Wat mij betreft moeten die nog worden verscherpt. Maar daarna moet in overleg met de branches nagegaan worden hoe de eigen verantwoordelijkheid zich verhoudt tot de regelgeving, waardoor minder regelgeving van de kant van de overheid nodig is. Het is mijn bedoeling om de verdubbelingen eruit te halen, maar dat is een discussie die nog op gang moet komen. Volgens mij willen we allemaal hetzelfde, namelijk effectievere regelgeving en minder regelgeving.
MinisterVerburg
Voorzitter. Ik begrijp mevrouw Jacobi nu, maar zeg haar: hiermee ben ik voluit bezig. Als de exportverzamelplaatsen zijn gecertificeerd, kunnen zij van de klepkeuring afkomen. Ik denk ook aan de vissers. Kortom, ik ben een groot voorstander van zelfcertificering. De audit moet wel door een onafhankelijke instelling zijn verstrekt en er moet ook een sanctioneringssysteem gelden. De zelfcertificering moet dus deugdelijk en op orde zijn. Als wij daarmee echter onze controle en inspectie en het aantal regels kunnen verminderen, zeg ik: graag. Het werk in uitvoering en alle kansen die zich voordoen, zal ik benutten, zij het dat de organisaties, de partijen in de praktijk hun kansen moeten grijpen. Als dat de bedoeling is, zijn wij het volstrekt met elkaar eens.
De uitval bij het hbo is inderdaad een groot zorgpunt. Hier geldt vooral dat de verbinding met de arbeidsmarkt belangrijk is. Zijn de arbeidsorganisaties voldoende vraaggericht als het om het hbo gaat? Is de verbinding tussen het bedrijfsleven, de organisaties en de onderwijsinstellingen voldoende doorbloed? Weet men wat de vraag is, wat de ontwikkeling is en hoe wij gezamenlijk kunnen opereren? Het gaat om de dynamiek. Dit is een punt van aandacht. Ik ben hiermee bezig, in overleg met collega Plasterk van Onderwijs, maar ik zie mogelijkheden om verbeteringen aan te brengen.
De heer Polderman sprak over regels die nuttig zijn. Die regels moet je behouden.
Verder heeft hij gesproken over de ecologische hoofdstructuur en de realisatie in 2018. De datum van 2018 geldt en dus zijn de prestaties daarop gericht. Wat ik zei is niet een doekje voor het bloeden. Ik heb slechts geschetst dat het lastig is om beeld en praktijk goed met elkaar overeen te laten komen. De heer Polderman vraagt om daarvoor te zorgen. Mevrouw Snijder wees daar ook nadrukkelijk op. Overigens, mevrouw Jacobi evenzeer. Eigenlijk hebt u alleen gezegd: wij hebben niet voor niets hiervan een groot project gemaakt. Ik begrijp dat. Het beeld en de praktijk moeten daarom goed met elkaar overeenkomen, zodat wij allen de vinger aan de pols kunnen houden. Dat moeten de Kamer en de provincies kunnen, maar ook ik, want ik ben uiteindelijk de systeemverantwoordelijke en ik moet door iedereen afgerekend kunnen worden op de resultaten. Dit punt heeft dus mijn volle aandacht. Wij zetten hier stevig op in.
De heer Polderman heeft gewezen op wat staat op bladzijde 74 van het rapport Staat van de beleidsinformatie. Dat is een rapport van de Algemene Rekenkamer. Ik zal het lezen. De woorden van de heer Polderman heb ik, zoals ik dat altijd doe, ter harte genomen. Ik zal die extra op mij laten inwerken, maar waar hij op wees, is voor mij een zorgpunt en heeft mijn aandacht.
Mevrouw Snijder sprak over de externe inhuur. Zij heeft gelijk met wat zij zei. Ik ga hierover een brief schrijven. Zij kan dan volgen wat er gebeurt en dan is de Kamer medeverantwoordelijk, hoewel zij dat in controlerende zin altijd al medeverantwoordelijk is. In ieder geval kan zij dan meelezen en als het ware mee ademen.
Ten slotte wil ik iets zeggen over de motie, die is meeondertekend door mevrouw Jacobi en de heer Pieper. Wij zijn nu een heel eind gekomen. Wij komen bovendien van heel ver. Het gaat om genoemd bedrag. Nogmaals, wij komen van heel ver, maar iedere keer als je iets hebt bereikt, wil je de lat hoger leggen. Ik zeg ook wel eens tegen de Rekenkamer: jullie gaan de criteria toch niet aanscherpen, omdat wij aan bijna alle eisen voldoen? Alles overwegende zal ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten.
Ik dank de leden voor de prettige wijze waarop zij de verslagen van LNV hebben behandeld. Ik dank ze voor de waarderende woorden. Ik beschouw die als een stimulans om hierover van tijd tot tijd met de Kamer van gedachten te wisselen, zij het dat de heer Polderman gelijk heeft toen hij zei dat bij elk overleg al verantwoording wordt afgelegd. Ik laat het dus graag aan de Kamer over om te bepalen wat zij met gehaktdag doet.
De voorzitter:
Ik herinner de leden aan de toezeggingen. De minister informeert de Kamer binnenkort over de inhuur van externen door het ministerie van het LNV en zij zal voortaan bij projecten van enige omvang aangeven hoeveel fte's aan externe inhuur wordt ingezet.
De leden wordt gevraagd om op grond van het Jaarverslag 2008 akkoord te gaan met het verlenen van decharge. De decharge zal met een schriftelijke procedure worden vastgelegd. Ik zie dat men hiermee akkoord gaat.
Dan zijn wij gekomen aan het eind van dit wetgevingsoverleg. Ik dank alle aanwezigen heel hartelijk.
Sluiting 15.47 uur.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GroenLinks), Polderman (SP), Elias (VVD) en Linhard (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GroenLinks), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en Van Dam (PvdA).