Kamerstuk 31924-XIV-7

Lijst van vragen en antwoorden over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag LNV 2008

Dossier: Slotwet en jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2008

Gepubliceerd: 18 juni 2009
Indiener(s): Joop Atsma (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-XIV-7.html
ID: 31924-XIV-7

31 924 XIV
Slotwet en jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2008

nr. 7
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 juni 2009

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, heeft een aantal vragen aan de Algemene Rekenkamer voorgelegd over het rapport bij het jaarverslag 2008 van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) (kamerstuk 31 924 XIV, nr. 4).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 juni 2009.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Atsma

De griffier van de commissie,

Dortman

1

«In welke twee gevallen heeft de baten- en lastendienst van de Voedsel en Waren Autoriteit van het Ministerie zich niet gehouden aan de aanbestedingsregels?»

In twee gevallen heeft de Voedsel en Warenautoriteit de Europese aanbestedingsregels niet nageleefd. Het ene geval had betrekking op externe inhuur (€ 468 741). Het andere geval had betrekking op de uitgaven aan laboratoriumbenodigdheden (€ 405 841).

2

«Kunt u uitleggen waar de overschrijding van € 130 miljoen op de begrotingsartikelen 2, 22 en 27 door komt?»

In het Jaarverslag 2008 licht het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) bij de betreffende beleidsartikelen het verschil toe tussen de stand van de 2e suppletoire begroting en de Slotwet.

3

«Hoe gaat men de akker van het financieel beheer blijvend bemesten?»

De minister heeft de acties ter verbetering van het financieel beheer onder meer beschreven in de bedrijfsvoeringsparagraaf in het Jaarverslag 2008 van LNV. Ook in haar reactie op ons rapport noemt de minister van LNV een aantal concrete acties.

4

«Kunt u uiteenzetten om wat voor soort of welke programma’s het gaat bij de stelling dat 7% van de programma-uitgaven van het ministerie naar een grote diversiteit aan organisaties gaat?»

Het begrip «programma-uitgaven» is mogelijk verwarrend. Dit begrip hebben wij gebruikt als overkoepelende term voor zowel transactie-uitgaven (contracten e.d.) als subsidies voor de uitvoering van het beleid. De «programma-uitgaven» waarop de onvolkomenheid betrekking heeft zijn vooral incidentele en relatief kleine uitgaven waarover beleidsdirecties zelf het beheer voeren. De onvolkomenheid richt zich niet op de uitgaven voor de meer grootschalige beleidsprogramma’s. De baten-lastendiensten (en niet de beleidsdirecties) van het Ministerie van LNV zijn verantwoordelijk voor het beheer van dergelijke uitgaven.

5

«Om welke beleidsdoelen gaat het bij de stelling van de AR dat onderzocht zou kunnen worden of bij al deze kleine uitgaven de bijdrage aan het bereiken van beleidsdoelen opweegt tegen de relatief grote administratieve last, en hoe worden die gerealiseerd?»

De onvolkomenheid richt zich, zoals bij vraag 4 is aangegeven, vooral op de incidentele en relatief kleine programma-uitgaven waarvan beleidsdirecties zelf het beheer voeren. Enkele voorbeelden zijn:

• een subsidie aan de Stichting Syntens voor het project innovatiestimulering in de land- en tuinbouw;

• een uitgave aan de Gezondheidsdienst voor Dieren b.v. voor het uitgeven en registeren van Unieke Bedrijfsnummers in het kader van het Honden- en Kattenbesluit;

• een subsidie aan het Ontwikkelcentrum voor de kosten van de basisorganisatie en deelname aan vernieuwingstrajecten in het agrarisch onderwijs;

• een exploitatiesubsidie aan de Sectorraad paarden;

• een subsidie voor het aanleggen van demonstratievelden met graanrassen aan proefboerderij Rusthoeve.

De betreffende uitgaven hebben betrekking op een breed palet aan beleidsdoelen.

6

«Waarom is Dienst Regelingen niet in staat de eindafrekeningen automatisch aan te leveren, nu gebleken is dat de omvang van de voorschotten ruim € 100 miljoen lager is dan in een conceptversie van het jaarverslag ?»

Het huidige financiële administratiesysteem voor de programma-uitgaven die Dienst Regelingen uitvoert, kent geen module eindafrekening. De eindafrekening moet daarom buiten het financiële systeem om bepaald worden.

Het Minister van LNV is bezig om een nieuw financieel systeem te implementeren. Hierdoor is het in de toekomst wel mogelijk om de eindafrekening automatisch op te stellen. Voorwaarde is wel dat zowel het kerndepartement als de baten-lastendiensten één financieel systeem gebruiken met dezelfde standaardindeling en hetzelfde rekeningschema.1

7

«Is het naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer (AR) zo dat er in het geheel geen beeld is over de beginsituatie bij de invoering van WILG of is dat beeld onvolledig, en wat is er in dit verband aan informatie te halen uit de overeenkomsten die met de provincies zijn afgesloten bij de start van WILG, en wat ontbreekt er dan nog?»

Er is op dit moment geen eenduidig beeld van de beginsituatie. Aanleiding hiervoor is dat provincies bij de start van het ILG sommige restanttaakstellingen voor de Ecologische hoofdstructuur betwistten.

De overeenkomsten die met provincies zijn afgesloten bij de start van de ILG-periode bevatten alleen te realiseren prestaties. Informatie over de beginsituatie is hierin niet opgenomen.

8

«Hoe zijn de twee conclusies, dat er spanning is tussen de systematiek van WILG en de aanwijzing van de EHS als groot project en de conclusie dat de Kamer haar controlerende taak niet goed kan uitvoeren omdat er door ILG er een gebrek aan correcte landelijke informatie is, met elkaar te rijmen? Was het naar het oordeel van de AR juist vanwege de gebrekkige informatie niet juist verstandig van de Kamer om van de EHS een groot project te maken?»

De WILG legt de nadruk op het afleggen van verantwoording aan het eind van de zevenjarige ILG-periode. De kwaliteitseisen aan de tussentijdse voortgangsrapportages zijn in de WILG-systematiek lichter dan de eisen die zijn opgenomen in de Regeling Grote Projecten. Echter ook vanuit de WILG redenerend is het van belang dat de minister voorbereidingen treft om na afloop van de ILG-periode, in 2014, haar uitgaven aan provincies definitief te kunnen vaststellen. Inzicht in de beginsituatie is één van de noodzakelijke voorwaarden om in 2014 de ILG-budgetten definitief te kunnen vaststellen. Mogelijk heeft het aanwijzen van de EHS als groot project er toe bijgedragen dat zowel de Tweede Kamer als de minister het belang van betrouwbare informatie tijdig onderkennen.

9

«Wat is de betekenis van de constatering dat over 2007 de provincies 60% van het door het Rijk beschikbaar gestelde budget in het Nationaal Groenfonds hebben gebruikt, en over 2008 vermoedelijk 85%, en wat is de betekenis van de constatering dat er tussen de provincies grote verschillen zijn in de benutting van de budgetten?»

In ons rapport bij het Jaarverslag 2007 van het Ministerie van LNV gaven wij aan dat wij van mening zijn dat, indien rekening wordt gehouden met het kasstelsel, een adequaat begrotingsbeheer vereist dat de betalingen van het Rijk en de bestedingen door de provincies gelijke tred houden.1 Gekeken naar de totalen (bestedingen van alle provincies gezamenlijk) is het verschil tussen betaald budget en besteed budget in 2008 kleiner dan het verschil in 2007. Maar per provincie bezien is dit verschil (tussen betaald en besteed) soms nog erg groot.

10

«Gaat de doelstelling om medio 2009 de beginsituatie met betrekking tot het ILG op 1 januari 2007 in kaart te brengen gehaald worden?»

Dat zal de tijd ons leren. In ons rapport hebben wij (nogmaals) het belang onderstreept om op korte termijn het project «nulmeting op kaart» af te ronden.2 Door ons is niet onderzocht hoever betrokken partijen op dit moment zijn gevorderd en of de doelstelling realiseerbaar is.

11

«Kan alsnog inzicht worden gegeven aan de administratiekosten van Natuurmonumenten?»

De Vereniging Natuurmonumenten bracht in 2007 circa € 24 000 in rekening voor administratiekosten. In ons rapport concluderen wij dat er bij het Ministerie van LNV onvoldoende inzicht bestaat in de totstandkoming en onderbouwing van dit bedrag.

12

«Waarom ontbreekt in de begroting financiële informatie ten aanzien van het voedingscentrum en de Vereniging Natuurmonumenten?»

De minister neemt in haar begroting financiële informatie op over het Voedingscentrum en de Vereniging Natuurmonumenten. In het jaarverslag presenteert de minister deze informatie op een hoger abstractieniveau, waardoor inzicht in de gerealiseerde uitgaven voor elk van deze organisaties afzonderlijk ontbreekt.

13

«Kunt u uiteenzetten waardoor de verhoging van de administratiekosten van Natuurmonumenten met 71% t.o.v. 2006 is ontstaan?»

In ons rapport concluderen wij dat de totstandkoming en onderbouwing van de hoogte van de administratiekosten onvoldoende inzichtelijk is. Hierdoor hebben wij ook geen inzicht gekregen in de redenen voor de verhoging.

14

«Waarvoor was de extra inhuur van externen noodzakelijk?»

Bijlage 4 van het Jaarverslag 2008 van het Ministerie van LNV bevat een uitsplitsing van de kosten aan externe inhuur over verschillende categorieën. Wij hebben daar geen nader onderzoek naar gedaan.

15

«Waarom wordt alleen bij doelstelling 14, 22 en 41 toelichting gegeven op de verschillen tussen begroting en realisatie?»

Wij zijn nagegaan óf de minister de verschillen tussen begroting en realisatie heeft toegelicht. De redenen voor het ontbreken van een toelichting zijn door ons niet onderzocht.

16

«Worden de aanbevelingen op het punt van het invullen van conclusies en consequenties overgenomen?»

In ons rapport geven wij aan dat het Ministerie van LNV nog vaak in algemene bewoordingen rapporteert over de resultaten van beleid. Wij hebben aanbevolen om in het onderdeel Beleidsconclusies en Consequenties in het jaarverslag de resultaten en effecten zoveel mogelijk te beschrijven vanuit het gestelde doel. De volgende vragen kunnen hierbij een leidraad zijn:

• in hoeverre nadert het gevoerde beleid de betreffende kabinetsdoelstelling voor 2011;

• op welke onderdelen is het beleid succesvol geweest;

• op welke onderdelen blijft het beleid achter en wat zijn daar de consequenties van;

• waar moet het beleid eventueel bijgesteld worden?

De minister geeft in haar bestuurlijke reactie aan dat zij bij de opstelling van het volgende Jaarverslag deze mogelijkheid zal meenemen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (CU), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GL), Polderman (SP), Elias (VVD) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GL), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en Van Dam (PvdA).

XNoot
1

Zie ook ons rapport, p. 24.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 444 XIV, nr. 4, p. 29 en 30.

XNoot
2

Zie ook Algemene Rekenkamer, Ecologische hoofdstructuur. Terugblik 2009, Den Haag, 2008.