Kamerstuk 31924-XIV-3

Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2008

Dossier: Slotwet en jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2008

Gepubliceerd: 15 mei 2009
Indiener(s): Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-XIV-3.html
ID: 31924-XIV-3

31 924 XIV
Slotwet en jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2008

nr. 3
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT (XIV)

Aangeboden 20 mei 2009

Uitgaven verdeeld over de (beleids)artikelen (bedragen x € 1 mln.).

kst-31924-XIV-3-1.gif

Ontvangsten verdeeld over de (beleids)artikelen (bedragen x € 1 mln.).

kst-31924-XIV-3-2.gif

INHOUDSOPGAVE blz.

A.Algemeen6
1.Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening6
2.Leeswijzer9
   
B.Beleidsverslag11
1.Beleidsagenda11
2.Beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen47
 ILG-overzicht 200847
 21 Duurzaam ondernemen49
 22 Agrarische ruimte57
 23 Natuur60
 24 Landschap en Recreatie65
 25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid69
 26 Kennis en Innovatie73
 27 Reconstructie79
 28 Nominaal en onvoorzien82
 29 Algemeen83
3.Bedrijfsvoeringsparagraaf86
   
C.Jaarrekening91
1.Departementale verantwoordingsstaat91
2.Departementale saldibalans92
3.Overzicht Topinkomens102
4.Samenvattende verantwoordingsstaat inzake baten-lastendiensten103
5.Toelichting bij de samenvattende verantwoordingsstaat inzake baten-lastendiensten104
 Algemene Inspectiedienst (AID)104
 Dienst ICT Uitvoering (DICTU)108
 Dienst Landelijk Gebied (DLG)112
 Dienst Regelingen (DR)117
 Plantenziektenkundige dienst (PD)123
 Voedsel en Warenautoriteit (VWA)128
   
D.Bijlagen133
1.Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s133
2.Aanbevelingen Algemene Rekenkamer138
3.EU-bijlage139
4.Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijke personeel 2008146
5.Lijst met afkortingen147

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

Aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) over het jaar 2008 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit decharge te verlenen over het in het jaar 2008 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel en materieel beheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. het financiële informatie in de jaarverslag en jaarrekening;

d. de departementale saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven stukken te worden betrokken:

a. Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2008;

b. Het voorstel van de slotwet over het jaar 2008 die met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

c. Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2008 met betrekking tot de onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

d. De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2008 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2008, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2008 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Medio mei 2007 heeft het kabinet Balkenende IV haar beleidsprogramma voor de periode 2007–2011 «Samen werken, Samen leven» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 31 070, nr. 1) gepresenteerd. Hierin zijn ook op de beleidsterreinen van LNV een aantal grote en belangrijke opgaven verwoord. Deze beleidsdoelstellingen vormen als ware de kapstok van het beleidsverslag en zullen ook tijdens deze kabinetsperiode worden gemonitored. Aan de hand van deze beleidsdoelstellingen is het beleidsverslag opgesteld. Aan het eind van het beleidsverslag is een overzichtstabel opgenomen waarin de relatie wordt gelegd per doelstelling uit het beleidsprogramma met het betreffend begrotingsartikel en operationele doelstelling.

Experiment verantwoording nieuwe stijl

Dit jaarverslag is evenals het jaarverslag over 2007 opgemaakt onder de condities en doelstellingen vanuit het experiment verantwoording nieuwe stijl.

Tijdens het verantwoordingsdebat over het Rijksjaarverslag 2006 hebben de Kamer en het kabinet de wens geuit om te komen tot meer politieke focus van de verantwoording. Hiertoe zijn door de minister van Financiën voorstellen ontwikkeld in overleg met de Algemene Rekenkamer en de Commissie voor de Rijksuitgaven. Deze voorstellen zijn opgenomen in de brief van de minister van Financiën van 20 december 2007 inzake het begrotings- en verantwoordingsproces, tolerantiegrenzen en uitvoering van subsidies (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 031, nr. 19). LNV is één van de experimentdepartementen naast de ministeries van VWS, Jeugd en Gezin, Buitenlandse Zaken, VROM en WWI.

Met de Kamer is op 6 februari 2008 reeds gesproken over de impact en betekenis van het experiment verantwoording nieuwe stijl. De Kamer heeft ingestemd met het experimenteel karakter. Overigens is afgesproken dat het jaarverslag inzake het Diergezondheidsfonds (Begroting F) buiten de scope van het experiment valt.

De belangrijkste veranderingen op een rij zijn:

• Meer politieke focus wordt verkregen door het beleidsverslag in te delen volgens de beleidsdoelstellingen van het kabinet en door alleen opmerkelijke resultaten te rapporteren. Als niet wordt ingegaan op de voortgang van een bepaalde doelstelling, komt de voortgang dus overeen met hetgeen in de begroting 2008 is aangekondigd.

• In de nieuwe opzet staat het beleidsprogramma «Samen werken, Samen leven» van het kabinet centraal. In het verslag wordt de stand van zaken verantwoord met betrekking tot de doelstellingen en projecten die betrekking hebben op LNV beleidsterreinen.

• In het beleidsverslag is een tabel opgenomen waarin staat welke operationele doelstellingen corresponderen met de nu opgenomen doelstellingen uit het beleidsprogramma. Per beleidsartikel wordt ingegaan op de financiële verantwoording. De opmerkelijke verschillen tussen begroting en realisatie worden toegelicht evenals de belangrijkste slotwetmutaties. Aan het eind van elk artikel wordt ingegaan op de uitgevoerde evaluatie-onderzoeken.

Conform de RBV 2009 is in dit jaarverslag ook een overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel opgenomen binnen LNV.

Gelijktijdig met het indienen van dit jaarverslag doe ik de Kamer ook de beleidsdoorlichting op begrotingsartikel 25, Voedselkwaliteit en Diergezondheid, toekomen. Gelijktijdig zal mijn ambtsgenoot Klink van het ministerie van VWS de beleidsevaluatie op het onderdeel Voedselveiligheid doen toekomen.

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2008 hanteer ik een ondergrens van € 3,0 mln. In sommige gevallen, waar politiek relevant, licht ik ook posten toe onder deze ondergrens.

B. BELEIDSVERSLAG

1. BELEIDSAGENDA

De krediet- en economische crisis hebben, ondanks dat in 2008 de volle omvang nog niet bekend was, hun schaduw vooruit geworpen. Ze grijpen in op de samenleving en op de beleidsterreinen van LNV. De crisis kan de verduurzamingsopgave waar ook de primaire sectoren voor staan bemoeilijken, maar kan ook een aanjaagfunctie hebben. Daarom moet de inzet van overheid én bedrijfsleven, er juist op gericht zijn kennis en innovatie, met name op het gebied van duurzame ontwikkeling, te stimuleren.

Dat is ook van belang omdat we naast de kredietcrisis en de daaropvolgende economische recessie, ook met andere crises te maken hebben. Op mondiaal niveau worden voedsel en energie schaarser. Bestaande grondstoffen en hulpbronnen moeten efficiënter worden benut. Landbouw blijft ook in de 21ste eeuw een fundamenteel instrument voor economische groei en armoedebestrijding. We hebben ons daar ook internationaal toe verplicht met de Millennium Ontwikkelingsdoelen. De notitie «Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid» van 8 mei 2008 benadrukt dat substantiële extra investeringen in de landbouw en rurale bedrijvigheid in ontwikkelingslanden noodzakelijk zijn en bevat een aanpak in vijf sporen. Er moet structureel worden geïnvesteerd in een hogere en duurzamere landbouwproductie. Innovatie en versterking van kennis en onderzoek zijn cruciaal om dit in ontwikkelingslanden mogelijk te maken. Tevens moet worden geïnvesteerd in een enabling environment, duurzame ketenontwikkeling, markttoegang en sociaal-economische vangnetten op gebied van voedselzekerheid.

In het coalitieakkoord is een ambitie geformuleerd om de Europese inkomenstoeslagen in de landbouw in de toekomst meer te koppelen aan het realiseren van maatschappelijke waarden, zoals het instandhouden van het landschap en de zorg voor milieu en dierenwelzijn. In het licht van die ambitie zijn in 2008 in Europa belangrijke stappen gezet over de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

Er is een doorbraak geboekt met een politiek akkoord over de health check. Naast algemene afspraken over bijvoorbeeld ontkoppeling van de inkomenssteun en versterking van het plattelandsbeleid via modulatie, zijn voor Nederland met name belangrijk de afspraken over verhoging van het melkquotum en over het uitblijven van extra verplichtingen ten aanzien van bufferstroken langs waterlopen.

Het voornemen van het kabinet om de duurzame leefomgeving te bevorderen door onder andere het karakteristieke Nederlandse landschap te beschermen is in 2008 geconcretiseerd in de Agenda Landschap «landschappelijk verantwoord ondernemen voor iedereen». Daarin worden op rijksniveau de uitgangspunten geformuleerd om het landschap te behouden en beschermen, maar het is aan provincies en gemeenten om te beslissen welke ontwikkelingen in een regio worden toegestaan. Dat gebeurt in overleg met degene die direct bij het gebied betrokken zijn, zodat mensen zich weer betrokken voelen bij en verantwoording nemen voor het gebied waar zijn wonen, werken en recreëren.

Sinds maart 2008 wordt in vier «voorbeeldgebieden» op basis van concrete projecten geëxperimenteerd met innovatieve financieringsvormen voor landschappelijke ontwikkeling.

In 2008 was veel maatschappelijke en politieke aandacht voor dierenwelzijn. De Nota Dierenwelzijn is in januari 2008 uitgewerkt in een werkprogramma met 94 concrete acties ter verbetering van het dierenwelzijn. De uitvoering van de acties is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Met deze uitvoering is een goede start gemaakt. Niet alleen in eigen land, ook in Europees verband zet Nederland zich actief in om dierenwelzijn te agenderen en te verbeteren.

In het najaar van 2008 heeft de minister van LNV, samen met vertegenwoordigers van de mosselvisserijsector en van natuurorganisaties, een convenant gesloten voor de toekomst van de mosselvisserij in de Waddenzee. Daarin zijn afspraken gemaakt over een proces dat moet leiden tot een bestendig langetermijnperspectief voor ondernemers in de mosselsector binnen de context van duurzaam natuurherstel in het Waddengebied. Het ambitieniveau van het natuurherstel is het terugwinnen van een rijke zee, aansluiting bij het ontwikkelingsperspectief van de PKB Waddenzee en realisatie van de Natura 2000-doelen. Partijen hebben zich gecommitteerd aan een gezamenlijk proces waarbij verschillen van inzicht niet via gerechtelijke procedures maar in constructieve samenwerking worden opgelost.

Het convenant is door de betrokken partijen uitgewerkt tot een programma van uitvoering, dat op 4 maart 2009 is vastgesteld.

De Tweede Kamer is in 2008 geïnformeerd over het LNV-programma inzake de kabinetsdoelstelling over de vermindering van de administratieve lasten. LNV kiest er voor niet te focussen op administratieve lasten, maar op vermindering van de regeldruk in algemene zin. Naast het wegnemen van bovenmatige informatieverplichtingen, wordt daarom ook ingezet op het wegnemen van irritaties, het verbeteren van de dienstverlening, het benutten van ICT-kansen, het verlagen van toezicht- en nalevingslasten en lasten rondom het aanvragen van vergunningen.

De Tweede Kamer heeft in 2008 meerdere malen gesproken over de handhaving en het toezicht van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) op diertransporten en slachterijen. De heren Hoekstra en Vanthemse hebben op verzoek van de minister van LNV onderzoek gedaan naar de aard en omvang van de problematiek. In de kabinetsreactie op de rapporten en de aanbevelingen daarin is een aantal maatregelen aangekondigd, waaronder het aantrekken van dierenartsen, het risicogebaseerd toezicht en het verbeteren van de interne informatiestromen. De maatregelen zijn in 2008 in gang gezet.

Het kabinet heeft voor de realisatie van de ambities met betrekking tot het klimaat- en energievraagstuk primair ingezet op een aanpak met convenanten. LNV heeft dit vertaald in een convenant waarin afspraken zijn vastgelegd met alle agrosectoren. In het convenant zijn de drie sporen van het kabinetsprogramma Schoon en Zuinig uitgewerkt, in een energiebesparingstempo van 2% per jaar, 30% reductie broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990 en een forse bijdrage (circa 30%) aan de nationale doelstelling van 20% duurzame energie in 2020. Het in juni 2008 gesloten convenant met de agrosectoren is in de tweede helft van 2008 geconcretiseerd in 9 jaarwerkprogramma’s waarin voor alle agrarische subsectoren (zoals melkveehouderij, voedingsindustrie, akkerbouw, bos/houtsector) projecten zijn gedefinieerd om de ambities stap voor stap te realiseren. Tegelijk zijn samen met de sectoren diverse innovatieprogramma’s ontwikkeld om bij te dragen aan de realisatie van die stappen.

Doelstelling nr. 1

Eén Europa met een stevig draagvlak onder de burgers, dat zich richt op de terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen.

Resultaten van het beleid

Het jaar 2008 stond in het teken van de discussie over de health check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). In aanvulling op haar mededeling over de health check van eind 2007, heeft de Europese Commissie in mei 2008 een serie wetgevingsvoorstellen gepresenteerd. Daarin stonden drie onderwerpen centraal: directe inkomensondersteuning, de omgang van marktondersteunende beleidsinstrumenten en nieuwe uitdagingen op het gebied van klimaat, waterbeheer, hernieuwbare energie en biodiversiteit. In de landbouw- en Visserij Raad van november 2008 hebben de landbouwministers van de Europese Unie een politiek akkoord bereikt over de health check. Het kabinet is van mening dat dit goed aansluit bij mondiale ontwikkelingen en de Nederlandse uitgangspunten.

De belangrijkste onderdelen uit dat akkoord zijn:

• verhoging van het Nederlandse melkquotum,

• volledige ontkoppeling van inkomenssteun,

• vaststelling van voorwaarden aan modulatie,

• introductie van een zogenaamd artikel 68 waarmee een deel van de nationale enveloppe voor inkomenssteun kan worden herbestemd voor het stimuleren van bijvoorbeeld milieuvriendelijke landbouw, kwaliteitslandbouw en risicoverzekeringen,

• uitblijven van extra verplichtingen ten aanzien van bufferstroken langs waterlopen voor landen (zoals Nederland) met een goedgekeurd actieprogramma in het kader van de Nitraatrichtlijn,

• verdere afbouw van het markt- en prijsbeleid met als doel de landbouw marktgerichter te maken,

• versterking van het Europees plattelandsbeleid via modulatie, gericht op nieuwe uitdagingen als klimaat, energie, water en biodiversiteit.

De health check is de opmaat naar de EU-begrotingsevaluatie in 2009. Meer principiële vragen zoals over de optimale verdeling van verantwoordelijkheden tussen de lidstaten en de Unie en de omvang van de landbouwbegroting ná 2013, maken onderdeel uit van de discussie over de EU-begrotingsherziening en de financiële perspectieven voor de periode 2014–2020.

In de tweede helft van 2008 is in Europa ook een begin gemaakt met de discussie over de toekomst van het GLB op lange termijn. Ter voorbereiding op die discussie, heeft het ministerie van LNV de zogenaamde Houtskoolschets opgesteld. De Houtskoolschets beschrijft de contouren van het GLB met een tijdshorizon tot 2020, waarin de zichtbare beloning van maatschappelijke waarden een centrale plaats inneemt.

De instrumenten die het kabinet na besluitvorming over de health check ter beschikking zullen staan, maken het mogelijk om vanaf 2010 een begin te maken met de ondersteuning van individuele maatschappelijke prestaties en de stimulering van concurrentiekracht en duurzaamheid.

In het beleidsprogramma 2007–2011 heeft het kabinet uitgesproken te streven naar een innovatieve en concurrerende economie in een duurzame leefomgeving. Met dit streven geeft Nederland ook uitvoering aan de Europese Lissabonstrategie. Het beleid van LNV en de inspanningen van de agrosector en andere plattelandsondernemers (privaat en publiek) dragen herkenbaar aan deze doelstellingen bij. Belangrijk hiervoor is het verbeteren van het ondernemingsklimaat, waarvoor vermindering van de regeldruk en administratieve lasten één van de speerpunten is. Daarnaast faciliteert en stimuleert LNV de ontwikkeling en toepassing van kennis en innovaties in de agroketen en op het platteland. Verder zijn energie en klimaatveranderingen prioritaire Lissabonthema’s. Zowel ten aanzien van mitigatie als op het gebied van adaptatie leveren landbouw en natuur een belangrijke bijdrage aan de EU- en nationale beleidsdoelen op deze terreinen.

Beleidsconclusies en consequenties

De health check is een belangrijke stap in de hervorming van het GLB. Nederland zal daarbij in Europa blijven inzetten op beloning van maatschappelijke prestaties. Het in 2008 bereikte akkoord over de health check biedt voldoende aanknopingspunten om stappen te zetten op die weg. In 2009 volgt een nationaal traject waarin specifieke nationale keuzes worden gemaakt over de wijze van implementatie van de health check besluiten. Dit betreft onder andere de inzet van de extra middelen voor het plattelandsbeleid en artikel 68.

Naar aanleiding van in Europees verband gevoerde discussie over de invulling van het (ver)nieuw(d)e GLB, vindt een maatschappelijke consultatie plaats die onder andere bestaat uit keukentafelgesprekken, discussiebijeenkomsten, internetconsultaties en opinieonderzoek.

Doelstelling nr. 6

Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het project De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij

Resultaten van het beleid

Bijdragen aan armoedebestrijding en duurzame economische ontwikkeling

Onze internationale opgave om het aantal mensen dat in armoede leeft in 2015 te halveren, is op dit moment crucialer dan ooit. Die opgave wordt des te urgenter vanwege de hoge voedselprijzen. Stijgende prijzen voor voedsel en brandstof raken iedereen, maar ze raken de armen en kwetsbaren in ontwikkelingslanden het meest. Ook «competing claims» op landgebruik, en aanwenden en uitputten van natuurlijke hulpbronnen voor verschillende doeleinden (voedsel, diervoeding, randstof en biodiversiteit) spelen een belangrijke rol in armoedebestrijding.

Landbouw blijft ook in de 21ste eeuw een fundamenteel instrument voor voedselvoorziening, economische groei en armoedebestrijding. Innovatie en versterking van kennis en onderzoek zijn daarbij cruciaal voor productieverhoging. Hierdoor is het niet alleen mogelijk om productie op bestaande gronden te verbeteren, maar ook om duurzamer te produceren.

De minister van LNV heeft samen met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking een krachtig signaal afgegeven met de Kamerbrief «Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid» van 8 mei 2008 (te noemen «brief Verburg/Koenders» Kamerstuknummer 31 250, nr. 14). Hiermee zijn ambities neergezet om een bijdrage te leveren aan de internationale opgaven om armoede te bestrijden via vijf sporen, te weten productiviteitsverbetering, «enabling environment», duurzame ketenontwikkeling, verbeterde markttoegang en voedselzekerheid en overdrachtsmechanismen. Voor de uitvoering van de in de brief geformuleerde voornemens is gezamenlijk € 50 miljoen per jaar extra uitgetrokken boven op de al beschikbare € 350 miljoen.

Verder heeft de minister van LNV in Europees verband, naar aanleiding van het voorstel van de Europese Commissie van 18 juli 2008 voor het oprichten van een snelle response voedselfaciliteit voor ontwikkelingslanden, een voorstel gedaan voor de financiering van dit fonds om de budgetdiscipline te waarborgen en afgesproken plafonds voor de Financiële Perspectieven ongemoeid te laten. Lidstaten worden daarin onder meer opgeroepen additionele bijdragen te storten. In Brussel is inmiddels besloten dat financiering van de voedselfaciliteit geheel uit categorie IV «Extern Beleid» van de EU begroting plaats zal vinden, een voor Nederland acceptabele formule.

Het proces om internationale agrarische grondstoffenketens te verduurzamen is in 2008 wereldwijd geïntensiveerd. Vanuit de rol van Nederland in het internationale handelsverkeer, geeft de regering prioriteit aan de producten palmolie en soja. De instrumenten daartoe, de round table on responsible soy (rtrs) en roundtabble on sustainable palm oil (RSPO), hebben in 2008 tot concrete resultaten geleid. In oktober 2008 is het eerste schip met RSPO gecertificeerde palmolie de haven van Rotterdam aangemeerd. Ten aanzien van soja wordt verwacht dat eind mei 2009 de rtrs-criteria voor duurzame soja worden vastgesteld.

De Afghaanse minister van onderwijs heeft minister Verburg verzocht een samenwerking op het gebied van landbouwonderwijs op te zetten. LNV heeft in 2008 verdere voorbereidingen getroffen voor deze samenwerking, onder andere met de WUR. LNV kiest daarbij voor een brede insteek in het OVO-drieluik: een programma gericht op onderzoek, voorlichting en onderwijs met als basis een ketenbenadering. Voor Afghanistan is verbetering van de voedselzekerheid, opleiding en training van een nieuwe generatie studenten, en training en voorlichting aan boeren van groot belang voor de ontwikkeling van het land. Afspraken over deze landbouwsamenwerking zullen in 2009 verder vorm krijgen op basis van een te tekenen MoU tussen Nederland en Afghanistan.

Commissie voor duurzame ontwikkeling

In 2008 vond de 16e vergadering van de commissie voor Duurzame Ontwikkeling van de VN (CSD) plaats in New York. Mede als gevolg van de voedselcrisis staat het onderwerp duurzame landbouwontwikkeling weer hoog op de internationale ontwikkeling. Nadat CSD 16 met name heeft gekeken naar de recente ontwikkelingen op het gebied van duurzame landbouw, rurale ontwikkeling, land, verwoestijning en water, is het aan CSD 17, onder voorzitterschap van minister Verburg, om te komen tot concrete maatregelen. Inzet van de voorzitter is om tot concrete maatregelen te komen die in lijn zijn met de vijf sporen zoals deze in de hiervoor genoemde Kamerbrief zijn aangegeven. Naast maatregelen op het gebied van het stimuleren van duurzame landbouwproductie, waarbij innovatie, capaciteitsopbouw, onderzoek, voorlichting en technologieoverdracht centraal staan, zal met name aandacht worden besteed aan het vraagstuk van competing claims tussen productie voor voedsel of biofuels en tussen gebruik van water voor sanitatie of landbouw. Voorts zal specifiek aandacht worden geschonken aan de problematiek in Afrika en de noodzaak van een groene revolutie aldaar.

Beleidsconclusies en consequenties

De voedselcrisis vraagt om sterke investeringen in duurzame landbouw en rurale ontwikkeling, met name in ontwikkelingslanden. De landbouwsector in ontwikkelingslanden heeft een grote potentie tot het stimuleren van een economische en rurale ontwikkeling, verduurzaming en armoedebestrijding. Met de kamerbrief «Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid» heeft het kabinet haar extra inzet op dit gebied aangegeven. Inmiddels krijgt de implementatie van deze nota vorm en zijn verschillende activiteiten en programma’s in dit kader gestart.

Ook zal de minister van LNV in haar rol als voorzitter van CSD 17 een belangrijke impuls geven om internationaal tot afspraken te komen voor concrete maatregelen op het gebied van investeringen in landbouwproductie, enabling environment voor de private sector, duurzame ketenontwikkeling, verbeterde markttoegang en sociale vangnetten voor voedselzekerheid.

Doelstelling nr. 11

Hoger onderwijs met meer kwaliteit en minder uitval

Resultaten van het beleid

Voor een succesvol en concurrerend agrocluster is samenhang in het brede scala aan initiatieven en bewegingen op het vlak van kennis en innovatie van groot belang. Kwalitatief hoogwaardig, vakdepartementaal ondersteund onderwijs maakt hier onlosmakelijk deel van uit. LNV volgt het algemeen onderwijsbeleid van OCW en stuurt op de inzet en functies van het groen onderwijs voor de sector en op effectieve samenwerking tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven.

Kwaliteit van groen onderwijs

Het groen onderwijs op vmbo-niveau wordt door de onderwijsinspectie redelijk positief beoordeeld. Het vmbo-groen onderscheidt zich door betere kwaliteitszorg. Punten van zorg zijn de relatief lage eindexamencijfers en de naleving van de voorgeschreven onderwijstijd. In 2008 zijn de pilots met een nieuw competentiegericht examenprogramma uitgebreid. Deze beogen een verdere kwaliteitsverbetering en een betere aansluiting op het competentiegericht mbo. Het groen mbo loopt voorop in de invoering van de nieuwe competentiegerichte kwalificaties. In 2007/2008 was al 62% van de opleidingen competentiegericht, tegen 39% in het ROC.

Doorlopende leerlijnen en aansluiting mbo-hbo zijn belangrijke issues binnen het algemeen onderwijsbeleid waarop het groen onderwijs zich onderscheidt. De Groene Kennis Coöperatie (GKC) biedt hiervoor het platform. Binnen de diverse GKC-programma’s (onder andere tuinbouw, agrologistiek, melkveehouderij, dierenwelzijn, internationalisering,) werken de verschillende onderwijsniveaus samen met onderzoek en de praktijk aan kenniscirculatie en vernieuwing van het kennissysteem.

Vermindering uitval

In het vmbo is een relatief geringe uitval van ongediplomeerde leerlingen. Ook in het mbo is de relatief lage ongediplomeerde uitval opvallend. Daarbij springt in het oog dat vooral meisjes het goed doen. Uit het in 2008 gepubliceerde rapport Benchmark mbo 2007 (zowel de OCW als de LNV-opleidingen) blijkt dat het opleidingssucces (de verhouding tussen het aantal schoolverlaters met en zonder een diploma) evenals in 2006 het hoogst is in de sector landbouw en natuurlijke omgeving.

Uitval

Percentage voortijdig schoolverlaters (VSV) per mbo-sector
 Sector    
SchooljaarEconomieTechniekZorg en welzijnGroenAlle sectoren
2005/200635,6%38,4%27,5%26,3%33,6%
2006/200733,9%37,9%25,8%26,8%32,3%
2007/200831,8%36,1%24,2%24,9%30,3%
Over drie jaren33,8%37,5%25,8%26,0%32,0%

Het voortijdig schoolverlaten binnen het groen onderwijs is relatief laag.

De volgende in 2008 genomen maatregelen beogen het groen onderwijs in de volle breedte verder te verbeteren:

• Alle instellingen hebben impulsmiddelen ingezet voor versterking van hun rol als regionaal kenniscentrum. In vijf provincies/regio’s is een pilot gestart om het concept School als Kenniscentrum te verdiepen, dit met betrokkenheid van ondernemers en burgers.

• De strategische agenda Hoger Onderwijs is geïmplementeerd. De Beleidslijn internationaal Groen Onderwijs die zich richt op versterking van de LNV-kennisinstellingen ten opzichte van buitenlandse kennisaanbieders is in de afrondingsfase.

• Vanaf 1 augustus 2008 werd via een LNV-regeling € 6 miljoen beschikbaar gesteld aan de AOC voor continuering van inhoud en omvang van de opleidingen voor de primaire agrarische beroepen. Deze regeling beoogde de uitstroom te vergroten met het oog op de afnemende leerlingaantallen en de toekomstige vraag op de arbeidsmarkt. Middelen uit deze regeling kunnen o.a. worden ingezet voor dure praktijkleervoorzieningen. Vanaf 2009 worden deze middelen ook aan de Hogere Agrarische Scholen beschikbaar gesteld. LNV heeft hiervoor in 2008 een regeling tot stand gebracht.

• Binnen de Groene Kenniscoöperatie zijn vijftien vraaggestuurde kennisprogramma’s in uitvoering met doel de onderlinge samenwerking te versterken tussen groene onderwijsinstellingen en tussen onderwijsinstellingen, praktijk en onderzoek met het oog op kennisverspreiding.

Kwalificaties

Onderstaande grafiek geeft de ontwikkeling aan van het percentage deelnemers binnen het groen onderwijs dat de opleiding heeft verlaten zonder diploma ten opzichte van het totaal aantal deelnemers dat de opleiding heeft verlaten.

kst-31924-XIV-3-3.gif

Bron: Onderwijsinstellingen/CFI

Bovenstaande grafiek laat zien dat de uitval in het HBO-groen is toegenomen in de periode 2006–2008. De verklaring daarvoor wordt nog onderzocht. Dit is een aandachtspunt voor het komende jaar.

Beoogde effecten en resultaten
Indicator-OutputReferentiewaardePeildatumRealisatie 2006Realisatie 2007Realisatie 2008Begr. 2008Begr. 2009StreefwaardePlanningBron
Positie Wageningen Universiteit t.o.v. 13 Nederlandse Universiteiten8e plaats2003–068e plaats8e plaats8e plaatsniet geformuleerd7e plaats of beterbeternvtNOWT/CWTS
Percentage vestigingen vmbo van voldoende kwaliteit73%200773%73%71%87%87%89%2012Onderwijs Inspectie
Percentage vestigingen mbo van voldoende kwaliteit71%200771%71%87%79%79%hogernvtOnderwijs Inspectie

Een indicatie voor de kwaliteit is dat Wageningen Universiteit in de Keuzegids Hoger Onderwijs 2009 is gekozen als beste Nederlandse Universiteit en HAS Den Bosch als de op drie na beste hogeschool. Op de vakgebieden Landbouwwetenschappen en omgeving en ecologie behoort WU wereldwijd bij de top 5. Volgens het Onderwijsjaarverslag 2007 scoort het groen vmbo beter dan het overig voortgezet onderwijs wat betreft systematisch ingerichte kwaliteitszorg. Het groen vmbo scoort minder wat betreft voldoen aan minimale onderwijstijd en gemiddelde eindexamenresultaten. Wat betreft het onderwijsleerproces wijkt het groen vmbo niet af van het overige voortgezet onderwijs. In kader van het onderwijsjaarverslag over 2008 zal worden nagegaan welke maatregelen nodig zijn om de kwaliteit van het vmbo-groen te verbeteren. De mbo-groen opleidingen laten over het geheel een vergelijkbare kwaliteit en hoger slagingspercentage zien dan de ROC.

Beleidsconclusies en consequenties

Kwalitatief goed groen onderwijs is een belangrijke voorwaarde voor een succesvol en internationaal concurrerend agrocluster. Binnen het groen onderwijs is de kwaliteit hoog en de ongediplomeerde uitval relatief klein. Desalniettemin is er voortdurende aandacht voor verbeteringen om deze kwaliteit te verhogen en de uitval te verlagen. In het onderwijsjaarverslag wordt dit nader toegelicht. In uitwerking op de Strategische Agenda Hoger Onderwijs worden sectorspecifieke afspraken gemaakt onder andere over doelen en indicatoren en verbinding onderwijs-arbeidsmarkt. Ook de internationale profilering van de instellingen voor hoger onderwijs, doorlopende leerlijnen vmbo-hbo en de samenwerking in de onderwijskolom en met onderzoek en beroepspraktijk via de Groene Kennis Coöperatie worden gestimuleerd. De rol van het hoger onderwijs bij kennisdoorstroming naar de beroepspraktijk (instellingen hbo-groen als kenniscentrum in de regio) wordt versterkt. Er is extra aandacht en financiering voor het praktijkleren en voor het in stand houden van land- en tuinbouwopleidingen bij de AOC’s en de Hoge Agrarische Scholen. Er wordt volop gewerkt aan nieuwe examenprogramma’s die een meer competentiegericht vmbo mogelijk maken.

De voortijdige schooluitval moet dalen tot maximaal 15% in 2012. Het groene onderwijs scoort beter dan het reguliere onderwijs.

Doelstelling nr. 14

Het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie

Resultaten van beleid

Het Nederlandse agrocluster is economisch sterk en robuust en toonaangevend in de wereld op het gebied van innovatie en kennisontwikkeling. Die positie moet worden behouden en versterkt. Verdere verduurzaming en vermaatschappelijking zijn voortdurende uitdagingen.

LNV heeft daaraan in 2008 bijgedragen door ondernemers te faciliteren bij innovatieve ontwikkeling. Bijvoorbeeld door het tot stand brengen van een goed werkend kennissysteem en door instrumenten om innovatieve projecten te ondersteunen. Het «Koplopersloket» stimuleert ondernemers door specifiek te kijken naar beperkingen als gevolg van regelgeving. Het Small Business Innovation and Research (SBIR) stimuleert creatieve ontwikkelingen bij MKB bedrijven op de gebieden van biodiversiteit en groene economie.

In innovatieagenda’s geven agrosectoren aan welke specifieke innovatieve onderzoeken en projecten kunnen bijdragen aan de duurzame ontwikkeling van de betreffende sector. Zo besteedt de innovatieagenda pluimveehouderij aandacht aan vergroting van afzetmogelijkheden voor eieren met meerwaarde, is in het kader van de innovatieagenda melkveehouderij onderzoek gericht op stimulering van de weidegang, heeft de innovatieagenda voor de varkensvleesketen in 2008 prioriteit gelegd bij mestverwerking en verdoofde castratie van beerbiggen en heeft de tuinbouwinnovatieagenda onderzoek geïnitieerd naar het optimaliseren en uniformeren van digitale gegevensstromen. De uitvoering van de innovatieagenda’s wordt door LNV gefaciliteerd.

Innovatieve ontwikkelingen zijn ook gestimuleerd door inzet van het Innovatienetwerk, Transforum en Syntens. Het innovatienetwerk richt zich op grensverleggende innovaties binnen de thema’s duurzaam ondernemen, gezonde samenleving, ruimte creëren en innovatiestimulerende omgeving. Transforum heeft inzet gepleegd in een reeks projecten gericht op onder andere het leggen van nieuwe verbindingen tussen landelijk gebied en steden, op duurzaamheid in de keten en voedselproductie in sterk verstedelijkte gebieden. Syntens richtte zich op vernieuwing in de tuinbouwsector en de ontwikkeling van de multifunctionele landbouw. Innovatieprojecten waren onder meer lokaal gebruik van afvalwater, gemaaid natuurgras als energiebron en de ontwikkeling van zoutwatertuinbouw. Hierdoor zijn in 2008 400 bedrijven geadviseerd.

Interdepartementaal is een belangrijke impuls gegeven door het traject «Nederland Ondernemend Innovatieland». Er is een interdepartementale projectgroep gestart die werkt aan een maatschappelijke innovatieagenda voor duurzame agro- en visserijketens. Hierin gaat het om fundamentele en grensverleggende doorbraken die nodig zijn in het bedrijfsleven en het agrokenniscluster. LNV heeft bijgedragen aan het tot stand komen van de maatschappelijke innovatieagenda’s gezondheid, water en energie. In de lange termijn strategie die in de zomer 2008 naar de kamer is gestuurd heeft LNV de ambitie voor 2030 voor een duurzame landbouw en visserij verwoord. Eind 2008 hebben de ministeries van OCW, EZ en LNV de valorisatieagenda met partijen uit het veld ondertekend.

LNV neemt actief deel in het initiatief Partners voor Ondernemerschap, gericht op het stimuleren van de kennisontwikkeling en -toepassing rondom ondernemerschap richting primaire ondernemers, ketenpartners en onderwijs.

In 2008 is LNV gestart met de implementatie van het actieplan opschaling agrologistiek (2008–2011). Hiervoor is het aantal projecten onder het Platform Agrologistiek uitgebreid tot 14, heeft het Platform samenwerking gezocht met aanverwante initiatieven zoals het programma duurzame logistiek en zijn samenwerkingsverbanden aangegaan met groene onderwijsinstellingen.

De genoemde 14 projecten hebben geleid tot een transportreductie van 2 miljoen wegkilometers per jaar.

Binnen het sleutelgebied Flowers & Food zijn in het innovatieprogramma «Food & Nutrition Delta» projecten opgenomen van MKB-bedrijven. Het Technologisch Topinstituut Groene Genetica heeft projecten tot stand gebracht tussen veredelingsbedrijven en kennisinstellingen.

Beoogde effecten en resultaten

Sinds 2004 is sprake van een stijgende lijn van bedrijven die product- of procesinnovaties doorvoeren (zowel bedrijven die dat als eerste doen als groep van innovatieve volgers). In 2004 ging het om 6,7%, in 2006 om 11,6% en voor 2007 om 11,5%.

IndicatorPeilwaardePeildatumReal 2006Real 2007Real 2008Raming 2008Raming 2009StreefwaardePlanningBron
Outcome          
1. % inno-verende agrarische bedrijven 6,7%200411,6%11,5%*9,8%13,0%15,0%2012LEI
2. % agro- bedrijven in top 100 van innovatieve bedrijven28%200822%26%28%26%>28%stijgend2011Bizz-Syntens
3. Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties70%200571%69%78%70%> 80%stijgend2011Prosu BV

Toelichting

* Deze indicator komt jaarlijks 10 maanden na afloop van het jaar beschikbaar. Het realisatiecijfer over 2008 wordt opgenomen in het jaarverslag 2009.

1. Het percentage innoverende agrarische bedrijven geeft het percentage van de bedrijven weer dat product -of procesinnovaties heeft doorgevoerd in het betreffende jaar. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers die bij de (eerste) groep behoren die vernieuwingen hebben doorgevoerd die al eerder door andere zijn ingevoerd. De indicator is conjunctuurgevoelig en daarmee gebonden aan behaalde bedrijfsresultaten.

2. Het percentage agrobedrijven in top 100 van innovatieve bedrijven betreft een vergelijking met alle andere sectoren in Nederland. Ten opzichte van al deze hoog innovatieve sectoren is de doelstelling dat de agrosector minimaal even innovatief zal zijn.

Beleidsconclusies en consequenties

De inzet van het kabinet is erop gericht de Nederlandse land- en tuinbouw te ondersteunen in het behouden en waar mogelijk verstevigen van de internationale concurrentiepositie.

De innovatieagenda’s leiden tot een effectieve combinatie van innovatie, verduurzaming en vermaatschappelijking. Ook voor meer fundamentele innovaties zijn belangrijke stappen in die richting gezet. Dat heeft geleid tot een stijging van het aantal innoverende agrarische bedrijven met 11,5% in 2007. De innovatieagenda’s zullen in 2009 nadere uitwerking krijgen en door LNV worden ondersteund.

In 2008 is door de projecten onder het Platform Agrologistiek een transportbesparing van 2 miljoen kilometer per jaar bereikt. Ook is een belangrijke impuls gegeven aan de implementatie van het actieplan opschaling Agrologistiek. De inzet wordt in 2009 doorgezet.

Doelstelling nr. 16

Minder regels, minder instrumenten, minder loketten

Resultaten van beleid

In het coalitieakkoord is een nieuwe reductie van de administratieve lasten afgesproken van 25% in de periode 2007–2011. Op basis van de nieuwe rijksbrede nulmeting is in 2008 voor LNV € 205 miljoen aan lasten vastgesteld en een reductiedoelstelling van 18,5%. In december heeft de minister van LNV haar plan voor het realiseren van deze doelstelling in het jaar 2011 naar de Kamer gezonden.

Voor merkbare lastenvermindering is meer nodig is dan het wegnemen van bovenmatige informatieverplichtingen. Daarom wordt ook gewerkt aan het wegnemen van irritaties, het verbeteren van de dienstverlening, het benutten van ICT-kansen, het verlagen van toezichtlasten, nalevingslasten en lasten rondom het aanvragen van vergunningen. Ook het vernieuwen van de regelgeving en het verlagen vande implementatielasten daarvan en van de verkrijgingskosten van subsidies, zijn elementen van de ingezette reductieaanpak.

Concreet heeft dit onder meer opgeleverd:

1. Vernieuwde regelgeving/vergunningen

• de wetgeving voor binnenvisserij is herzien en vergunningen zijn vereenvoudigd

• de Natuurbeschermingswet 1998 is aangepast om de toepassing van het principe bestaand gebruik te vereenvoudigen voor de periode tot de beheerplannen Natura 2000

• de Regeling agressieve dieren is ingetrokken

• douaneregelgeving is opgeschoond en geïntegreerd

2. Administratieve lasten

  In kwantitatieve zin zijn de administratieve lasten in 2008 gedaald met 0,9% (€ 1,8 mln). Deze reductie werd met name behaald door verdergaande automatisering van de gecombineerde data-inwinning (Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave) en een wijziging van uitvoeringsregeling Meststoffenwet».

3. Nalevingslasten en toezichtslasten

• In de land- en tuinbouwsectoren en in de vleesketen (diervoederbedrijven) houdt het rijk nog maar twee regulier inspecties per jaar. Met de pluimveesector is een «Toezicht op Controle-arrangement» overeengekomen.

• In de recreatiesector (attractieparken) zijn diverse controles gebundeld in één inspectieverzoek.

• Verdere inrichting van de Gegevensautoriteit Natuur leidt tot verbetering van de gegevensvoorziening aan bedrijven en organisaties.

4. Dienstverlening en verkrijgingskosten subsidies

  Het programma Elektronische Dienstverlening verbetert de dienstverlening aan doelgroepen. Dat gebeurt onder meer door het aanbieden van formulieren via internet, waarop al bekende gegevens zijn ingevuld.

 200720082011
formulieren voor ondernemers via het Internet beschikbaar70%80%100%
Gebruik van niet complexe formulieren via internet80%80%100%
Gebruik van complexe formulieren via internet25%40%70%

5. EU

  De Europese Commissie is, naar Nederlands voorbeeld, gestart met de vermindering van de administratieve lasten met 25% in 2012. Op het terrein van LNV is in 2008 de braakregeling en daarmee gepaard gaande voorwaarden afgeschaft en is een groot aantal import- en exportcertificaten vervallen.

Beoogde effecten en resultaten
IndicatorReferentiewaardePeildatumRealisatie 2008StreefwaardePlanningBron
Outcome      
1. Administratieve lastenreductie0%2007– 0.9%– 18,5%2011Beleidsprogramma
2. Dienstverlening30%200740%70%2011EDV
3. Toezicht100%2007n.v.t.125%2011Programma Vernieuwing toezicht

Grafisch kunnen de belangrijkste resultaten als volgt worden weergegeven.

kst-31924-XIV-3-4.gif

Beleidsconclusies en consequenties

De Tweede Kamer heeft in 2008 het LNV-programma voor het realiseren van de doelstelling voor de reductie van administratieve lasten ontvangen. Hoofdlijn van de aanpak is, naast het verminderen van de administratieve lasten, wordt gestreefd naar een vermindering van de regeldruk in brede zin.

Een dreiging voor de reductie blijft dat er wensen in een sector kunnen leven die, indien er gehoor aan wordt gegeven, leiden tot een toename van de administratieve lasten. Zo leidt de roep om differentiatie in de gebruiksnormen voor stikstof in het mestdossier al snel tot een toename van de informatiestromen en daarmee tot een toename van de administratieve lasten.

Doelstelling nr. 22

Het stimuleren van duurzame consumptie en productie

Resultaten van beleid

LNV stimuleert de verduurzaming van consumptie en productie. Het beleid zowel gericht op de aanbodkant als op de vraagkant. Dat betekent dat verduurzaming van productie wordt gestimuleerd, maar ook dat bewustzijn van burgers over duurzame consumptie wordt vergroot.

Schoon en Zuinig

Op basis van het kabinetsprogramma Schoon en Zuinig moeten de agrosectoren meedoen aan de 2% energiebesparing per jaar, broeikasgasreductie van 30% en 20% duurzame energie in 2020. LNV heeft op 10 juni 2008 met de belangrijkste agrosectoren het «Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren» gesloten. Het convenant heeft een looptijd tot 2020 en legt vast hoe de doelstellingen voor de verschillende agrosectoren worden bereikt.

De ambitie uit het convenant wordt vertaald in jaarwerkprogramma’s per sector. In de tweede helft van 2008 zijn de jaarwerkprogramma’s voor 2009 opgesteld voor de volgende sectoren: melkveehouderij, dierhouderij, akkerbouw en open teelt, voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI), bloembollen en paddenstoelen en natuur, bos, landschap en houtketen.

In het najaar van 2008 zijn ook de energie innovatieprogramma’s ontwikkeld die bijdragen aan de realisatie van de convenantdoelstellingen. Hierover vindt in de eerste maanden van 2009 besluitvorming plaats. Concreet gaat het om innovatieprogramma’s op het gebied van groene grondstoffen, glastuinbouw, precisielandbouw, mestvergisting, energie uit binnenlandse houtachtige biomassa en reductie overige broeikasgassen.

Energietransitie en glastuinbouw

De omstandigheden voor de tuinbouwsector zijn op dit moment niet gunstig; hoge gasprijzen, lage productprijzen en ook gevolgen van de kredietcrisis. Tegen deze achtergrond heeft LNV in november 2008 een akkoord gesloten met LTO-Nederland en de Rabobank. Extra maatregelen moeten ervoor zorgen dat de sector blijft investeren in energiezuinige kassen én kwalitatief goede producten blijft produceren.

Nieuwe maatregelen uit het akkoord die de investeringen in de duurzame en energiezuinige sector moeten bevorderen zijn:

• Aardwarmtegarantievoorziening waarschijnlijk vanaf april 2009; hiermee wordt het risico van «misboringen» naar warmwaterbronnen in diepe aardlagen financieel gecompenseerd. De ministeries EZ en LNV en storten samen totaal € 10 mln. Ook de Rabobank levert een bijdrage van € 5 mln.

• Verhoging van de garantstelling voor duurzame investeringen van € 1,2 mln. naar € 2,5 mln. Deze extra garantstelling moet nog aan de Europese Commissie worden voorgelegd voor goedkeuring.

• De eisen voor investeringen in Groenlabelkassen worden iets versoepeld waardoor er geïnvesteerd blijft worden in dit soort kassen.

• De fiscale aftrekposten voor milieu-investeringen worden verruimd.

• De ministers van LNV en VROM willen het «ruimte-voor-ruimte» instrumentarium verder optimaliseren en de provincies aanspreken op een effectieve inzet hiervan.

• De minister van LNV laat onderzoek doen naar de prijsopbouw van tuinbouwproducten.

Het programma «Kas als Energiebron» formuleert als ambitie een klimaatneutrale en rendabele teelt in nieuwe kassen vanaf 2020. In 2008 is samen met het Productschap Tuinbouw een »versnellingsprogramma implementatie semi-gesloten kas» opgezet en gestart.

Om het gebruik van fossiele brandstoffen te beperken en een efficiënt energiegebruik binnen de glastuinbouw te stimuleren zijn in 2008 de regelingen Marktintroductie Energie Innovatie (MEI) en Investeringsregeling Energie (IRE) opengesteld. Op basis van deze regelingen zijn in 2008 zeven subsidieverplichtingen aangegaan voor een bedrag van ca. € 22 mln.

kst-31924-XIV-3-5.gif

Ontwikkeling index energie-efficiëntie in de productieglastuinbouw

Bron: LEI/Wageningen UR Tussenrapportage energiemotor glastuinbouw 2008, mei 2008

Biobased Economy (groene grondstoffen)

In 2008 is het innovatieprogramma groene grondstoffen uitgewerkt. In de eerste maanden van 2009 vindt hierover besluitvorming plaats.

Om de biobased economy vooruitlopend hierop al een impuls te geven, is eind 2008 een tweede tender SBIR biobased economy uitgeschreven. Daarmee wil de minister de omschakeling versnellen van een economie die afhankelijk is van fossiele grondstoffen naar een economie op basis van groene grondstoffen. Via de subsidie hebben 20 bedrijven de opdracht gekregen om een product te gaan ontwikkelen dat bijdraagt aan versterking van agro- en chemiecluster en daarbij de afhankelijkheid van aardolie en gas vermindert.

Windenergie op land

In 2008 heeft LNV een stevige bijdrage geleverd aan het interdepartementale project om de kabinetsdoelstelling uitbreiding capaciteit windenergie op land te realiseren. Binnen dat project borgt LNV de natuur- en landschapsbelangen maar ook de doelstelling uit het convenant om binnen de agrosectoren een verdubbeling van de windenergiecapaciteit te realiseren in 2020.

Beoogde effecten en resultaten
IndicatorReferentiewaardePeildatumReal. 2006Real. 2007Begr. 2008Begr. 2009StreefwaardePlanningBron
Outcome         
Glastuinbouw         
1. Energie-eff.verbetering glastuinbouw tov 19804%200360%60%60%64%65%2010LEI/Senter
2. Aandeel duurzame energie in glastuinbouw t.o.v. totaal energieverbruik>5%20030,6%0,8%1,5%1,2%4%2010LEI
3. CO2-emissie voor de teelt in mton  5,25,2 5,06,62012LEI
  CO2-emissiereductie voor de teelt t.o.v. 1990  24%24% 26%3%2012LEI
4. Energie-efficiency-verbetering (t.o.v. 2005) bloembollen*0%200521,1%a)4,4%4%11%2011Senter
5. Energie-efficiency-verbetering (t.o.v. 2005) paddestoelen*)0%20055,2%9,1%5,8%4%14,5%2011Senter
6. Energie-efficiency-verbetering Voedings- en genotmiddelen-industrie t.o.v. 2001**4,94%20064,9410,18,3%8,3%15%2012Senter

Toelichting

De indicatoren komen jaarlijks 10 maanden na afloop van het jaar beschikbaar. De realisatiecijfers over 2008 worden opgenomen in het jaarverslag 2009.

a). Door een andere samenstelling van de meetmethode komt dit cijfer later dit jaar beschikbaar.

* De energie-efficiëncy-verbetering bloembollen resp. paddenstoelen is de verbetering in het primair brandstofverbruik per eenheid product bepaald voor de sector bloembollen respectievelijk de sector paddestoelenteelt, gerefereerd aan het referentiegebruik in 2005.

** Deze indicator is een gewogen gemiddelde van verschillende sectoren in de voedings- en genotmiddelenindustrie.

Biologische landbouw

De beleidsnota Biologische landbouwketen 2008 – 2011 (Tweede Kamer 2007–2008, 29 842, nr. 15) richt zich op het ontwikkelen van zelfstandige, robuuste biologische sector, die in goede verbinding staat met de koplopers van de gangbare landbouw en met de samenleving. Op 31 januari 2008 is alweer het derde convenant Marktontwikkeling Biologische Landbouw door alle belangrijke marktpartijen getekend en op 22 april 2008 het tweede deelconvenant met maatschappelijke organisaties.

De vraag naar biologische landbouw groeit momenteel sneller dan het aanbod. In 2008 zijn de bestedingen ten opzichte van 2007 met 12,4% gegroeid terwijl het biologische areaal in 2008 ten opzichte van 2007 is gestegen met 7,3%. Daarom wordt ontwikkeling van de aanbodkant gestimuleerd, onder andere door in samenwerking met ketenpartners een totaalpakket op te zetten om de groep potentiële omschakelaars te vergroten.

Beoogde effecten en resultaten
IndicatorReferentiewaardePeildatumReal 2006Real 2007Real 2008Raming 2009StreefwaardePlanningBron
Outcome         
Biologische Landbouw         
1. Jaarlijks 10% groei consumentenbestedingen (x € 1 mln.)€ 5202007457,9518,9583,4€ 629€ 7602011Biologica
2. Jaarlijks 5% groei in biologisch areaal47 000 ha.200748 42547 01950 43551 800 ha.57 100 ha.2011SKAL

Duurzame veehouderij

LNV heeft in januari 2008 een toekomstvisie op de veehouderij naar de Tweede Kamer gezonden. (Tweede Kamer 2007–2008, 28 973, nr. 18). Kern van deze visie is dat de veehouderij zich in 15 jaar moet hebben ontwikkeld tot een in alle opzichten duurzame veehouderij met een breed draagvlak in de samenleving. Dat betekent een veehouderij die produceert met respect voor mens, dier en milieu, waar ook ter wereld. Daarnaast is de inzet op de vermindering van uitstoot van schadelijke stoffen en van fijn stof van belang.

In 2008 is verder geïnvesteerd in systeeminnovaties gericht op integraal duurzame houderijsystemen, en ketengerichte innovaties waarbij ook maatschappelijke organisaties betrokken zijn. Via de investeringsregeling integraal duurzame en diervriendelijke stallen is ongeveer € 2,5 miljoen aan investeringen in integraal duurzame stallen ondersteund.

In het kader van het ontwerpen van integraal duurzame stallen is het project Kracht van Koeien in de melkveehouderij voortgezet. Verder is in 2008 het herontwerptraject begonnen voor de varkenshouderij. de resultaten van dit herontwerptraject worden eind 2009 opgeleverd.

De Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV), waarbij bovenwettelijke investeringen in dierenwelzijn en milieu voor fiscale tegemoetkoming in aanmerking komen (MIA/Vamil) is in 2008 uitgebreid met de melkveehouderij (naast de varkens- en pluimveehouderij). Er is in 2008 gewerkt aan een uitbreiding van de MDV met deelmaatlatten voor energie en diergezondheid. Daarnaast is gewerkt aan een maatlat voor de vleeskalverhouderij en de koppeling van nieuwe financiële instrumenten aan de MDV (Borgstellingsfonds Plus en de Regeling groenprojecten voor de melkveehouderij). Deze uitbreiding en de koppeling met nieuwe instrumenten zullen naar verwachting begin 2009 in werking treden.

Ten aanzien van het convenant over tussensegmenten (dierlijke producten die wat betreft welzijnsniveau tussen gangbaar geproduceerde en biologische producten zitten) is in 2008 overleg gestart over de inhoudelijke criteria en de aanpak met verschillende partijen die tussensegmenten willen ontwikkelen. Het ministerie van LNV heeft hierbij een stimulerende en faciliterende rol en heeft financiële middelen gereserveerd voor onderzoek en haalbaarheidsstudies.

De investeringsregeling gecombineerde luchtwassers (ammoniak èn stof) is in 2008 voor de tweede keer opengesteld en kende een grote belangstelling, namelijk 222 aanvragers. De regeling wordt ook in 2009 opengesteld.

Varkenshouders kunnen gebruik maken van de investeringsregeling voor gecombineerde luchtwassers. Er zijn vier verschillende systemen beschikbaar die de uitstoot van fijn stof met 80% verminderen. De pluimveehouderij is de grootste veroorzaker van fijn stof in de landbouw. Voor deze sector zijn de gecombineerde luchtwassers nog in ontwikkeling. Daarnaast zijn er andere maatregelen in ontwikkeling die de uitstoot van fijn stof kunnen verminderen in de pluimveehouderij. Hierdoor zijn er straks meerdere maatregelen beschikbaar om de doelstellingen fijn stof te realiseren.

Mestbeleid

Het mestbeleid beoogt de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te verbeteren op een verantwoorde en uitvoerbare wijze. In 2007 bleek uit de evaluatie van de Meststoffenwet dat de sector de mineralenbelasting van grond- en oppervlaktewater fors heeft teruggebracht, maar dat de doelstellingen nog niet gehaald waren. Maatregelen uit de Derde Actieprogramma Nitraatrichtlijn die per 1 januari 2008 van kracht zijn geworden, zoals aanscherping van gebruiksnormen, moeten de realisatie van de doelen dichterbij brengen.

In 2008 is volop gewerkt aan de voorbereidingen van het Vierde Actieprogramma Nitraatrichtlijn (2010–2013) en een nieuw derogatieverzoek in het kader van de Nitraatrichtlijn. Alle inspanningen zijn er op gericht dat beide in 2009 door de Europese Commissie worden goedgekeurd.

In 2008 is toestemming gekregen van de Europese Commissie dat maximaal 10 bedrijven van dierlijke mest een vloeibaar mineralenconcentraat mogen maken als kunstmestvervanger. Op die manier kan een overschot aan dierlijke mest worden verminderd en kunnen meststoffen worden hergebruikt. De pilotprojecten worden in 2009 en 2010 uitgevoerd.

Beoogde effecten en resultaten
IndicatorReferentiewaardePeil datumReal 2006Real 2007Real 2008Begr. 2008Begr. 2009StreefwaardeplanningBron
Outcome          
Nieuw mestbeleid          
Nationaal fosfaatoverschot (in mln kg) (1)7820029476 (2)(3)69 (4)78 (4)Evenwichtsbemesting2015CBS
Nationaal stikstofoverschot (In mln kg) (1)4202002444427(2)(3) 4003602013CBS

(1) De indicatoren nationaal fosfaatoverschot en nationaal stikstofverschot geven het totaal verlies aan mineralen op landbouwgrond (door toepassen van meststoffen in de Nederlandse landbouw en als gevolg van neerslag) na opname door de gewassen (definitie CBS). Het nationaal stikstofoverschot omvat ook netto stikstofverliezen door vervluchtiging.

(2) Dit zijn voorlopige cijfers.

(3) Definitieve gegevens komen later in 2009 beschikbaar.

(4) De raming voor 2008 en 2009 zijn weergegeven in kg fosfaat (P2O5). Omgerekend naar mln kg fosfor (P) komt dat overeen met 30 mln. resp. 34 mln kg P voor 2008 en 2009.Deze laatste 2 cijfers waren opgenomen in de begroting voor 2008 resp. 2009.

Gewasbescherming

De milieudoelstellingen van de Nota Duurzame Gewasbescherming staan centraal in het in 2008 gevoerde beleid. Daartoe is de Wet Gewasbeschermingsmiddelen en biociden eind 2007 aangepast. De partijen in het convenant duurzame gewasbescherming hebben afspraken gemaakt die erop gericht zijn de doelstellingen van de nota te realiseren.

Naast de nationale inspanningen is in EU-verband hard gewerkt aan een nieuwe verordening voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (ter vervanging van richtlijn 91/414) en een richtlijn voor duurzaam gebruik van pesticiden. Beide wetten zullen begin 2009 hun beslag krijgen. Daarmee is weer een stap gezet naar de verdere Europese harmonisatie van het gewasbeschermingsbeleid. Voorts is de laatste hand gelegd aan het beoordelen van de werkzame stoffen van Annex I van de huidige richtlijn 91/414. Begin 2009 zal ook dat proces worden afgerond. Daarmee komt een beoordelingstraject van 15 jaar ten einde.

Beoogde effecten en resultaten
IndicatorReferentiewaardePeildatumReal 2006Raming 2008Raming 2009StreefwaardePlanningBron
Outcome        
Gewasbescherming        
1. % afname aantal milieubelastingspunten t.o.v. 1998 (in NMI) 1)86%200686%geen90%95%2010NMP
2. % afname overschrijdingen residunormen voedselproducten t.o.v. 2003 2)30%200630%geen35%50%2010NMP

a) De doelstelling in de Nota Duurzame gewasbescherming is een afname met 95% van de milieubelasting oppervlaktewater t.o.v. 1998. De voortgang van de «nota duurzame gewasbescherming» en ook van de bovenstaande indicatoren is in 2006 door het NMP geëvalueerd. Begin 2007 is over deze tussenevaluatie gerapporteerd, de eindevaluatie vindt in 2010/2011 plaats. De evaluatie liet zien dat de tussendoelstelling van 75% in 2006 is gerealiseerd. Tussentijds (2007, 2008 en 2009) vinden geen metingen plaats. In de begroting 2008 is geen raming opgenomen, de raming in de begroting 2009 is een rekenkundige raming

1) De indicator geeft het percentage afname van de belasting van het milieu (water en bodem) met gewasbeschermingsmiddelen aan ten opzichte van het referentiejaar 1998. Dit is berekend met behulp van de Nationale Milieu-indicator die wordt uitgedrukt in milieubelastingspunten. De raming 2009 kan niet worden geverifieerd omdat afgesproken is dat er monitoringsonderzoek plaatsvindt in 2010 (95% afname).

2) De indicator geeft het percentage vermindering in de overschrijding van residunormen voor voedselproducten aan ten opzichte van het referentiejaar 2003.

Transitie visserij

Voor een goed perspectief voor ondernemers in de visserijsector is het van essentieel belang dat de sector de transitie naar duurzame visserij maakt. Daarvoor moeten technische en technologische vernieuwing worden gecombineerd met een gunstig innovatieklimaat, versterkt ondernemerschap en intensivering van de samenwerking met maatschappelijke organisaties. Een goed voorbeeld daarvan is het «Maatschappelijk convenant duurzame Noordzeevisserij» dat in juni 2008 door de sector, maatschappelijke organisaties en het ministerie van LNV is ondertekend.

Om goed ondernemerschap in de sector te stimuleren is Wageningen Universiteit gevraagd samen met de sector te werken aan bedrijfsplannen waarin een duidelijke toekomstvisie wordt neergelegd. Ruim 150 ondernemers hebben zich gemeld om deel te nemen in dit traject. Begin 2008 zijn kenniskringen in de visserij geïntroduceerd om onderlinge samenwerking in de sector ten behoeve van de omslag naar verduurzaming te versterken. Inmiddels zijn 13 kenniskringen actief.

In de zomer van 2008 zijn, met behulp van het Europees Visserijfonds, vier projecten financieel ondersteund om duurzame alternatieven voor boomkorvisserij te ontwikkelen en nog eens vier projecten gericht op andere vormen van verduurzaming. In aanvulling daarop zijn in het najaar van 2008 nog eens 18 innovatieve projecten ondersteund.

In december 2008 is het nationale aalbeheerplan, onder voorbehoud van een eventuele bijstelling van het plan, voor goedkeuring ingediend bij de Europese Commissie. Uiterlijk 1 juli 2009 moeten de goedgekeurde beheerplannen in uitvoering worden genomen en is de visserij op aal alleen nog toegestaan in het kader van het goedgekeurde aalbeheerplan.

In Europa zijn ook afspraken gemaakt om illegale visserij tegen te gaan. Alle vis die in de EU wordt geïmporteerd moet voorzien zijn van een certificaat met daarop de herkomst van de vis en er komt betere controle in de havens op de vis die aangeland wordt door visserijschepen uit landen buiten de EU.

Beoogde effecten en resultaten

Prestatiegegevens
Indicator (x 1000 ton)ReferentiewaardePeildatumReal 2006Real 2007Real 2008Begr. 2008*StreefwaardePlanningBron
Outcome         
1 Voorzorgsniveau         
  – scholbestand2052005225216254Geen2302010ICES1)
  – Tongbestand41 261933,3Geen352010ICES
2. Discards 2)80% 73%58%**Geen40%2013CVO 3)
3 Duurzame visserijmethode (aantal kotters) 120071 15***51102013VIRIS4)

* In de begroting 2008 is hierover geen info opgenomen omdat de info pas na de presentatie van de begroting beschikbaar komt. (ultimo 2007)

** Info komt medio 2009 beschikbaar

*** Betreft aantal subsidietoezeggingen voor 5 kotters met een nieuwe vismethode; deze nieuwe vismethode zal in 2009 daadwerkelijk in gebruik worden genomen.

1) International Council for the Exploration of the Sea

2) Discards betreft het percentage niet-commerciele bijvangst. De streefwaarde van 40% in 2013 betreft een Nederlands streefcijfer. De Europese Commissie formuleert momenteel beleid inzake discards. De realisatiecijfers voor 2006 en 2007 betreffen schattingen dat wel zeggen een omrekening van de bemonstering door IMARES naar de gehele Nederlandse vloot.

3) Centrum voor Visserij Onderzoek (WUR)

4) Visserij Registratie en Informatiesysteem

Bewustwording consumenten

Consumenten zijn een belangrijke schakel in de voedselketen. De vraag naar voedsel, van bijvoorbeeld hoge kwaliteit, is medebepalend voor de wijze waarop voedsel wordt geproduceerd. De bewustwording van consumenten bij voedsel – waar komt ons eten vandaan – is in 2008 bevorderd.

• Via een breed spectrum aan activiteiten wordt de jeugd aangezet tot bewuster consumeren, via smaaklessen, promotie tijdens de «Week van de smaak» of de Nationale Jeugdraad.

• In het vierde kwartaal van 2008 heeft de dialoog «biodiversiteit voedsel en vlees» plaatsgevonden. Deze zal leiden tot een robuuste agenda voor 2009.

• Er is een verkenning gestart om te komen tot verduurzaming van het voedselaanbod. Deze moet in 2009 leiden tot een breed gedragen samenwerkingverband met verschillende stakeholders zodat stappen naar verduurzaming ook daadwerkelijk gemaakt zullen worden.

• De eerste versie van de «Staat van voedselkwaliteit/voedselbalans» is uitgebracht. Het geeft de perceptie en gedrag van consumenten weer op verschillende waarden van voedsel.

Beoogde effecten en resultaten

Beoogde effecten en prestaties
IndicatorReferentiewaardePeildatumReal 2007Real 2008Raming 2008Raming 2009StreefwaardePlanningBron
Output (1)/ Outcome (2)         
1. Aantal basisscholen met smaaklessenBeperkt aantal20055001 0001 0001 5003 0002012LNV
2. Het vertrouwen van consumenten in voedsel*3,120043,33,43,13,1Behoud vertrouwenContinuVWA- monitor

* De VWA meet jaarlijks het vertrouwen van consumenten in de veiligheid van voedsel. Dit wordt uitgedrukt in een waarde op een schaal 1–5.

Beleidsconclusies en consequenties

• De jaarwerkprogramma’s die LNV in het kader van het convenant Schoon en Zuinig met de sectoren heeft gesloten, leiden in 2009 en volgende jaren tot de realisatie van concrete resultaten op het gebied van CO2-reductie door energiebesparing en door productie van duurzame energie. Verder worden in 2009 met de sectoren diverse verkenningsprocessen in gang gezet om nog meer resultaatgerichte activiteiten nader te kunnen benoemen. De beoogde resultaten in 2008 voor energietransitie in de glastuinbouw zijn gerealiseerd. Een akkoord over hoge gasprijzen is gesloten. Dit is van groot belang voor investeringen in energie zuinige kassen. Voor 2009 bestaat evenwel het gevaar van het inzakken van investeringen door hoge gasprijzen en kredietcrisis.

• In 2008 is het innovatieprogramma groene grondstoffen uitgewerkt. Vooruitlopend hierop is eind 2008 succesvol een tweede SBIR-tender biobased economy uitgeschreven.

• Bij de biologische landbouw groeit de vraag momenteel sneller dan het aanbod. Daarom is de aandacht in 2008 vooral gericht op het in balans brengen van vraag en aanbod. In samenwerking met ketenpartijen is een totaalaanpak opgezet om de groep potentiële omschakelaars te vergroten. Dit zou op termijn moeten resulteren in een robuuste zelfstandige sector die in een groeiende vraag kan voorzien.

• Systeem- en keteninnovaties staan centraal in de toekomstvisie op een duurzame veehouderij die in januari 2008 aan de Tweede Kamer is verzonden. Met de sector wordt stevig ingezet op de implementatie van deze visie.

• In 2008 is volop gewerkt aan de voorbereidingen van het Vierde Actieprogramma Nitraatrichtlijn (2010–2013) en een nieuw derogatieverzoek in het kader van de Nitraatrichtlijn. Alle inspanning is er op gericht dat dit in 2009 leidt tot een door de Europese Commissie geaccordeerd Vierde Actieprogramma Nitraatrichtlijn en een nieuwe derogatie. Het Streven is dat hiermee de evenwichtbemesting (fosfaat) in 2015 wordt gerealiseerd en dat de doelstelling om in 2013 te komen tot een stikstofoverschot van 360 miljoen kilogram zal worden gehaald.

• In 2008 zijn belangrijke stappen gezet op basis van het in 2007 gesloten convenant duurzame gewasbescherming. In 2008 zijn ook afspraken gemaakt om te komen tot een verdere harmonisatie van het Europese gewasbeschermingsbeleid (nieuwe verordening en richtlijn). Dit resulteert onder andere in een vermindering van de milieudruk.

• Voor de verdere verduurzaming van de visserij wordt zowel ingezet op innovatie en versterking van de sector als op het bevorderen van een betere samenwerking tussen sector en maatschappelijke organisaties. Dit heeft in 2008 onder andere concrete invulling gekregen door het«Maatschappelijk convenant duurzame Noordzeevisserij».

  In 2008 is de bewustwording van consumenten verder bevorderd. Daarnaast hebben in 2008 dialogen plaatsgevonden met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven om te komen tot een beleid waarbij de keten vraaggestuurd wordt beïnvloed. Het doel is de productie van voedsel te bevorderen waarbij geproduceerd wordt met respect voor mens, dier en milieu. De uitgangspunten van dit beleid komen aan de orde in de visienota Voedsel en Consument die de minister in de loop van 2009 aan de Tweede Kamer zal sturen.

Doelstelling nr. 24

In 2011 moeten Nederlanders meer tevreden zijn over het landschap, zijn groene gebieden gerealiseerd, is het platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden.

Resultaten van het beleid

Een groene leefomgeving is een essentiële levensbehoefte van stedelingen en plattelanders. Behoud en op termijn verbetering van de biodiversiteit is een belangrijke voorwaarde voor de natuur en daarmee voor een leefbare samenleving.

Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)

Het ILG bevat een bundeling van de verschillende rijksbudgetten bedoeld voor de inrichting en het beheer van het landelijk gebied. In het kader van het ILG hebben rijk en provincies afspraken gemaakt over de meerjarige inzet van middelen ten behoeve van vooraf vastgestelde beleidsdoelen. Door decentralisatie van bevoegdheden en budgetten moet een gerichter en slagvaardiger aansturing van instrumenten voor de verbetering van de kwaliteit van het landelijk gebied worden gerealiseerd. De provincies leggen in 2014, na afloop van de ILG-periode, verantwoording af aan het rijk over de geleverde prestaties over de periode 2007–2013 en over de besteding van de rijksmiddelen. In 2010 vindt er een tussentijdse evaluatie, de midterm review, plaats.

In 2008 heeft het rijk de voortgangsrapportages over het eerste uitvoeringsjaar van het ILG van de provincies ontvangen. De rapportages zijn, voorzien van een kabinetsreactie, aan de Tweede Kamer gezonden.

Om de kwaliteit van de rapportages te verbeteren en uniformeren is een Handboek Voortgangsrapportages opgesteld. Daarnaast zijn de ILG-bestuursovereenkomsten uitgebreid met prestatieafspraken over een aantal rijksdoelen, waaronder veenweidegebieden, greenports, synergieprojecten water en leefbaarheid.

Agenda Landschap en Nationale Landschappen

Het landschap is wat iemand ziet van een gebied, hoe hij het gebied ervaart. Het landschap draagt bij aan de vorming van plaatselijke culturen. Het vormt een wezenlijk onderdeel van het natuurlijke en culturele erfgoed, maar verandert ook met de tijd en de eisen die wij aan onze omgeving stellen.

Eén van de doelen van het kabinet is dat burgers het landschap waarin zij leven nog meer gaan waarderen. Het streven daarbij is naar een mooi en gevarieerd landschap, waarin mensen hun activiteiten kunnen ontplooien én waarvan ze kunnen genieten.

Het kabinet heeft in 2008 de Agenda Landschap «landschappelijke verantwoord ondernemen voor iedereen» uitgebracht. Daarin worden drie opgaven voor de toekomst geformuleerd: zorgvuldig omgaan met de ruimte, landschap van en voor iedereen en duurzaam financieren van het landschap. De grootste uitdaging in dit beleidsdomein is om met betrokken partijen nieuwe en innovatieve financieringsconstructies te ontwikkelen. In 2008 zijn vier voorbeeldgebieden geselecteerd om ideeën daarvoor in de praktijk te toetsen.

De 20 Nationale Landschappen in Nederland hebben speciaal tot doel het «landschappelijk erfgoed» te bewaren, dat met name door verstedelijking en versnippering onder druk staat. In 2008 is een aanvang gemaakt met de Algemene maatregel van bestuur-ruimte waarmee, in het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening de ruimtelijke bescherming van de Nationale Landschappen moet verbeteren.

Recreatie om de Stad (RodS)

Voor de realisatie van de taakstelling voor RodS in 2013 is extra inzet nodig. Rijk en provincies hebben een impulsprogramma opgezet om de knelpunten in RodS-projecten op te lossen zodat de realisatie van RodS kan worden versneld. Hierbij worden onder andere de mogelijkheden bezien om de taakstelling voor RodS ook te koppelen aan andere uitvoeringsconcepten, zoals particulier beheer of waterdoelen.

De beschikbaarheid van voldoende rijksbudget blijft een punt van zorg en zal aan de orde komen bij de midterm review van het ILG in 2010.

Beoogde effecten en prestaties
IndicatorTaakstelling ha*)Realisatie taakstelling per 1-1-2007 haRealisatie taakstelling per 1-1-2008 ha**Taakstelling ILG 2007–2013 haNormkosten in euro per haBron
Output      
Verwerven Recreatie om de Stad (RodS)14 5639 67210 1294 09681 550MJP2
Inrichten Recreatie om de Stad (RodS)14 5634 9335 2625 66243 500MJP2

* Deze taakstelling wijkt af van de taakstelling in het coalitie-accoord waarin 16 000 ha is opgenomen. De belangrijkste reden is dat recreatiegebieden die voor 1994 zijn gerealiseerd (circa 1300 ha) wel in de taakstelling van het coalitie-accoord zijn opgenomen maar niet in bovengenoemde taakstelling van 14. 563 ha.

** gebaseerd op de ILG-voortgangsrapportage van de provincies over 2007. Per 1 januari 2007 is 9 672 ha verworven en 4 933 ha ingericht. In het gezamenlijke project van Rijk en provincies «Nulmeting op Kaart» worden taakstelling en realisatie van RodS definitief vastgesteld en vastgelegd in de ILG-bestuursovereenkomsten. De uitkomsten van dit project kunnen leiden tot wijziging van de in de tabel opgenomen realisatiecijfers.

IndicatorNulmeting 2007StreefwaardePlanningMeetmethodeBron
Outcome     
Gebruik recreatieve voorzieningen in de RandstadInwoners Randstad gemiddeld 25% minderZelfde niveau als rest van Nederland2013Enquete Continu Vrije Tijds Onderzoek (CVTO) 2006/2007Monitor AVP en begroting
Tevredenheid recreatieve voorzieningen in de RandstadIn Randstad 65,8% van de maximale score, buiten Randstad 74,5%Zelfde niveau als rest van Nederland2013Enquete Woon-onderzoek 2006Monitor AVP en begroting

De indicator voor recreatie is gericht op het gebruik en de tevredenheid over recreatieve gebieden in de Randstad. In 2013 is het gebruik van en de tevredenheid over de recreatieve gebieden in de Randstad op hetzelfde niveau als in de rest van Nederland. De focus op de Randstad vloeit voort uit het feit dat het overgrote deel van de rijksmiddelen in dit gebied wordt ingezet. Daarbij wordt gestreefd naar een optimale toegankelijkheid van recreatief groen vanuit de stad. Dit kan zowel groen in de stad betekenen zoals parken, groen in de wijk of kwalitatief hoogwaardige groenstroken, als (grootschalig) groen om de stad betreffen.

Vitaal Platteland en multifunctionele landbouw

Met de monitor Agenda Vitaal Platteland (APV) wordt nagegaan hoe het wonen, werken en de voorzieningen op het platteland zich ontwikkelen en de doelstellingen van het AVP gehaald worden. Bovendien zijn in 2008 zijn in het kader van het onderzoekprogramma de Sociale Staat van het Platteland in opdracht van LNV twee onderzoeken door het SCP gepubliceerd. Namelijk «Het platteland van alle Nederlanders» en «Overgebleven dorpsleven». Daarmee is inzicht ontstaan in veranderingen in de sociale situatie op het platteland.

De ministeries van LNV en EZ hebben, via het ILG, € 10 miljoen aan de provincies beschikbaar gesteld voor projecten in het kader van versterking van de leefbaarheid.

Voor de ontwikkeling van de multifunctionele landbouw naar een volwaardige sector is verdere professionalisering en opschaling vereist. Nieuwe markten en nieuw en breder ondernemerschap moeten worden ontwikkeld. Hiervoor is de Taskforce multifunctionele landbouw begin 2008 aan de slag gegaan. Om de beoogde doelstelling van een verdubbeling van de omzet in 2011 te realiseren, zet de Taskforce Multifunctionele Landbouw in op vier speerpunten: marktontwikkeling, versterking van ondernemerschap, ruimte voor bedrijfsontwikkeling en versterking van ruimtelijke kwaliteit en het ontwikkelen, delen en toegankelijk maken van kennis.

Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van hoogwaardige bestaande en nieuw natuurgebieden. De EHS omvat 728 500 ha. Realisatie van de EHS is voorzien voor 2018. Het LNV-budget voor realisatie van de EHS komt ten goede aan verwerving, inrichting en beheer van natuurgebieden. Het grootste deel van de EHS wordt gerealiseerd via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). In 2007 heeft de Tweede Kamer de EHS aangewezen als groot project. Op basis daarvan is in 2008 de eerste voortgangsrapportage (over het jaar 2007) naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 30 825, nr.14). Beleidsinformatie over de voortgang van de EHS in 2008 wordt opgenomen in de tweede voortgangsrapportage, die in september 2009 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.

Realisatie EHS: aantal ha’s in beheer per 31–12–2007

 Beherende organisatieAantal ha
1Staatsbosbeheer185 247
2Particuliere organisaties+ particulieren227 773
3Agrarisch natuurbeheer39 610
4Particulier Natuurbeheer (functiewijziging)7 209
5Beheer door derden (gemeenten, waterschappen etc.)141 108
 Totaal in beheer per 31–12–2007600 947

Natura 2000

Eind 2008 waren voor 147 van in totaal 162 Natura 2000-gebieden ontwerpaanwijzingsbesluiten beschikbaar. Daarnaast zijn de eerste drie gebieden, waaronder de Voordelta, definitief aangewezen. Om natuurdoelen te bereiken en een evenwicht met economische activiteiten te bewerkstelligen wordt voor ieder gebied een beheerplan opgesteld. In 2008 is in bijna alle gebieden het beheerplanproces van start gegaan. Het beheerplan voor het gebied Voordelta is inmiddels vastgesteld.

In december 2008 zijn vier Habitatrichtlijngebieden aangemeld bij de Europese Commissie. Deze gebieden zullen op termijn als Natura 2000-gebied worden aangewezen.

Ten aanzien van de twee belangrijke dossiers, te weten ammoniak en de mosselvisserij in de Waddenzee, is belangrijke voortgang geboekt. De commissie Trojan ziet mogelijkheden om het ammoniakprobleem via een integrale gebiedsgerichte benadering op te lossen en de mosselvisserij, de natuurorganisaties en LNV hebben een convenant afgesloten waarin de transitie van de mosselsector en het natuurherstel van de Waddenzee centraal staan.

kst-31924-XIV-3-6.gif

Leefgebiedenbenadering

De kern van de leefgebiedenbenadering is dat de bescherming niet langer gericht is op individuele soorten van planten en dieren maar op leefgebieden met groepen van soorten. Het is een gebiedgerichte aanpak én de integratie van soortenbeleid in ander beleid, instrumenten en maatregelen. De leefgebiedenbenadering is daarmee een belangrijke impuls voor het behoud van biodiversiteit in Nederland.

Vanaf 2010 nemen de provincies de regierol over van het rijk. Vooruitlopend daarop zijn in 2008 al ruim 40 leefgebiedenprojecten (circa € 5 miljoen) van start gegaan.

Beleidsconclusies en consequenties

De onder deze doelstelling vallende beleidsterreinen landschap, vitaal platteland, groen en de stad en meer aanleg van natuur zijn grotendeels opgenomen in het ILG.

De ILG-systematiek houdt in dat de minister verantwoordelijk is voor de afgesproken doelstellingen en dat de financiering formeel via de rijksbegroting loopt maar dat de uitvoering naar provincies en gemeenten is gedelegeerd. Daarvoor zijn einddoelen overeengekomen die in 2013 bereikt moeten zijn. De jaarlijkse voortgangsrapportages en vooral de midterm review in 2010 zullen inzicht geven in de voortgang van de uitvoering van het beleid. Doordat het ILG over meerdere jaren financiële zekerheid biedt, heeft een aantal provincies meerjarige afspraken gemaakt met waterschappen, gemeenten en/of andere partijen.

In 2008 hebben de provincies de rapportage over het eerste uitvoeringsjaar (2007) voor het ILG opgeleverd en heeft LNV de eerste rapportage in het kader van het groot project EHS aan de kamer aangeboden. Uit de voortgangsrapportage over het groot project EHS blijkt dat de verwerving van gronden voor de EHS goed op schema ligt, maar dat het tempo van de inrichting achterblijft bij het gewenste schema. Daarnaast is de kwaliteit van de EHS een blijvend aandachtspunt. LNV heeft afspraken gemaakt met de provincies om de kwaliteit en eenduidigheid van de rapportages te verbeteren.

In de nota Agenda Landschap presenteert het kabinet de voorstellen om het karakteristieke Nederlandse landschap te behouden en te beschermen. Mede op basis van de aanbevelingen van de commissie Rinnooy Kan, zijn vier voorbeeldgebieden aangewezen om te innovatieve financieringsinstrumenten te ontwikkelen.

Doelstelling nr. 25

In 2011 worden productiedieren en gezelschapsdieren beter behandeld en moet 5% van de stallen integraal duurzaam en diervriendelijk zijn, waarbij voldaan wordt aan dierenwelzijneisen die verder gaan dan de huidige wettelijke eisen

Resultaten van beleid

In januari 2008 is een werkprogramma verschenen waarin de Nota Dierenwelzijn verder is uitgewerkt. De uitvoering van de acties uit het werkprogramma is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheid en maatschappelijke partijen.

De onder meer volgende resultaten zijn geboekt ter bevordering van het dierenwelzijn:

• De eisen aan ingrepen bij landbouwhuisdieren zijn aangescherpt. Zo zijn het onverdoofd castreren van biggen en het knippen van hoektanden bij varkens verboden en wordt onderzoek gedaan naar alternatieven voor het doden van eendagskuikens.

• De paardensector is bezig met professionalisering en heeft een plan van aanpak opgesteld om te komen tot de noodzakelijke welzijnsverbeteringen.

• Er is gestart met een vierjarig programma ter voorkoming van verwaarlozing van landbouwhuisdieren.

• De ontwikkeling van integraal duurzame stallen wordt bevorderd door het inzetten van financieringsinstrumenten van onderzoek en ontwerp, voor het toepassen van prototypes op praktijkbedrijven en voor ondersteuning van investeringen door zogenaamde «early adopters».

• Er zijn fiscale instrumenten voor investeringen in welzijns- én milieuvriendelijke stallen die voldoen aan eisen die verder gaan dan de wettelijke normen. Daarvoor is de maatlat duurzame veehouderij ontwikkeld. Stalsystemen die hieraan voldoen komen in aanmerking voor MIA (milieu-investeringsaftrek) en VAMIL (willekeurige afschrijving milieu-investering).

• De Regeling Agressieve Dieren is afgeschaft.

• De AID heeft een structurele aanpak voor malafide hondenhandel.

• Het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren geeft voorlichtingscampagnes en heeft een groeiend aantal bezoekers op de website.

Beoogde effecten en resultaten
IndicatorReferentiewaardePeildatumRaming 2009StreefwaardePlanningBron
Outcome      
Dierenwelzijn      
1. % naleving van bestaande welzijnsnormen*70%200572%80%2011AID
2. % integraal duurzame stallen*«0» meting20091,2%5%2011WUR

* Voor beide indicatoren kunnen geen realisatiecijfers over 2007 en 2008 worden gegeven.

Bij de nalevingspercentages blijkt de methodiek van aselecte steekproeven voor de verschillende sectoren te arbeidsintensief te zijn en dit gaat ten koste gaan van de capaciteit voor gerichte handhaving. In 2009 wordt daarom gezocht naar minder arbeidsintensieve methoden om een kwantitatieve duiding te kunnen geven.

Voor het percentage integrale duurzame stallen wordt een monitoringsinstrument opgesteld waarmee de realisatie van integraal duurzame stallen kan worden gevolgd. Deze monitor is gereed in het voorjaar van 2009. Voorjaar 2009 is ook de nulmeting gereed.

1. Naleving bestaande welzijnsnormen

Het genoemde percentage van 72% bij de streefwaarde 2009 betreft een gemiddelde van alle regelgeving op het gebied van dierenwelzijn. Jaarlijks wordt bekeken of een andere interventiestrategie nodig is. De uitkomst van het project programmatisch handhaven zal vanaf 2009 van invloed zijn op de wijze van handhaven.

Het opzetten van programmatisch handhaven bij dierenwelzijn heeft vertraging opgelopen als gevolg van een gebrek aan capaciteit. Het bepalen van gerealiseerde nalevingpercentages is niet eenvoudig te doen. Er zal een methodiek gekozen worden die de komende jaren een kwantitatieve duiding van de situatie kan geven. Deze aanpak wordt in 2009 afgerond.

2. Integraal duurzame stallen

Voor het percentage integrale duurzame stallen wordt een monitorngsinstrument opgesteld waarmee de realisatie deze stallen kan worden gevolgd. Deze monitor is in 2009 gereed.

In de nota Dierenwelzijn is als doelstelling opgenomen dat in 2011 5% van de stallen integraal duurzaam en diervriendelijk moet zijn waarbij voldaan moet worden aan dierenwelzijnseisen die verder gaan dan de huidige wettelijke normen. Er wordt een monitoringsinstrument opgesteld. Wanneer de monitor/nulmeting gereed is, zal jaarlijks worden gevolgd (en gerapporteerd in het LNV-jaarverslag) hoe de realisatie zich ontwikkelt.

Op dit moment zijn er totaal circa 105 000 stallen in Nederland. Een streefwaarde van 5% betekent dus dat het gaat om circa 5250 integraal duurzame stallen. De verwachting is dat dit percentage een vliegwielfunctie heeft voor verdergaande groei.

Beleidsconclusies en consequenties

Het afgelopen jaar is een goede start gemaakt met de uitvoering van het Werkprogramma van de Nota Dierenwelzijn en zijn concrete maatregelen genomen om het welzijn van zowel landbouwhuisdieren als gezelschapsdieren te verbeteren. Daarmee zijn stappen gezet om in 2011 de doelen 5% integraal duurzame stallen en 80% naleving bestaande welzijnsnormen te realiseren. De realisatie van een monitoringsinstrument wordt in 2009 afgerond.

De Tweede Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de voortgang. In februari 2009 is een eerste voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer gestuurd.

Doelstelling nr. 29

Het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis.

Resultaten van beleid

De ruimtelijke opgaven op het terrein van verstedelijking, natuur, landschap en klimaat zijn complex van aard en hebben een sterke samenhang op gebiedsniveau. Door integrale gebiedsontwikkeling wordt een samenhangende en kwaliteitsverbeterende aanpak bevorderd. Een aantal gebieden is daarbij van nationaal belang. De regionale ontwikkeling in deze gebieden draagt direct bij aan de nationale economie.

Op 3 september 2008 heeft de Deltacommissie advies uitgebracht aan het kabinet over hoe Nederland waterveilig is en blijft. Het advies is een langetermijnvisie op de wijze waarop Nederland kan omgaan met de gevolgen van klimaatveranderingen tot 2100 en verder. De aanbevelingen uit het advies wordt in 2009 uitgewerkt in samenhangende plannen van aanpak. Het ministerie van LNV zal hier intensief bij betrokken zijn.

Randstad Urgent

De minister van LNV is coördinerend bewindspersoon voor vier projecten in het Uitvoeringprogramma Randstad.

Voor de «Groene Ruggengraat» (natte as) zijn besluiten genomen over de snelle realisatie van de Groene Ruggengraat in drie focusgebieden, over het tracé in Noord-Holland en over het natuurgebiedsplan Krimpenerwaard. Ook is een financieringsplan bepaald voor de natuurverbinding Naardermeer-Ankeveenseplassen.

De versnellingsprojecten uit de Nota Ruimte, in het kader van «Transitie Greenports» zijn in uitvoering of bijna in uitvoering.

Op 25 september 2008 hebben bij «Mooi en Vitaal Delfland» betrokken partijen een ambitieverklaring getekend voor een strategie voor duurzame instandhouding en het opstellen van een gezamenlijke structuurvisie. LNV ondersteunt dit traject met € 300 000.

Voor het GOB-project «Westflank Haarlemmermeer» is in april 2008 een bestuursovereenkomst vastgesteld. In april 2009 moet een ruimtelijk programma van eisen afgerond zijn.

Groene Hart

De uitvoering van het rijksprogramma Groene Hart heeft geleid tot het opstellen van een gezamenlijk kader voor de drie afzonderlijke provinciale structuurvisies voor het Groene Hart. Van de elf icoonprojecten zijn er drie in uitvoering (Krimpenerwaard, De Venen, Groene Uitweg) en begin 2009 gaan nog eens vijf projecten in uitvoering.

Eind 2007 heeft het kabinet € 35 miljoen beschikbaar gesteld voor drie versnellingsprojecten Westelijke Veenweiden in het Groene Hart en in Laag Holland (1e tranche). De betreffende versnellingsprojecten Krimpenerwaard, Wormer- en Jisperveld en Zegveld-Portengen zijn inmiddels in uitvoering. De 2e tranche voor de westelijke veenweiden is nu in de verkenningsfase van de procedure voor Nota Ruimte middelen. Nieuwe veenweideprojecten zijn geïdentificeerd en nader uitgewerkt.

Nieuwe Hollandse Waterlinie

Op 11 februari 2008 is voor de Nieuw Hollandse Waterlinie het pact van Rijnauwen gesloten tussen de vijf betrokken departementen (LNV-coördinerend, VROM, VenW, OCW, en Defensie) en vijf provincies (Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Gelderland en Noord-Brabant). Hierin zijn projecten opgenomen die in de periode 2008–2011 tot uitvoering zullen komen. Er is een inspanningsverplichting aangegaan om 150 projecten te realiseren voor een bedrag van € 175 miljoen.

Klavertje 4 – Venlo

Het GOB zet zich in voor de duurzame planontwikkeling van dit agro-industrieel en logistiek complex nabij Venlo in combinatie met de ontwikkeling van een robuuste groenstructuur en ruimtelijke kwaliteit. Het GOB zorgt voor een gebundelde inzet van rijksmiddelen en voor de versterking van bestuurlijke samenwerking en kennisinfrastructuren. Het GOB verwacht de business case in de eerste helft van 2009 af te kunnen ronden. Het rijk heeft inmiddels een bijdrage van € 22,3 miljoen vanuit het Nota Ruimtebudget toegekend en draagt bij aan de strategische grondverwerving in het gebied.

Deze duurzame planontwikkeling leiden tot onder andere vermindering van het aantal transportkilometers en energiebesparing.

5. Wadden

Als uitvloeisel van de pkb Derde Nota Waterhuishouding heeft het Regionaal College Waddengebied (RCW) een Beheer- en ontwikkelingsplan opgesteld voor het Waddengebied. Bestuurlijk bekrachtiging van het plan is voorzien voor mei 2009.

In mei 2008 heeft de minister van LNVmet Duitsland en Denemarken een intentieverklaring getekend om in 2009 een vernieuwde Joint Declaration voor de Trilaterale Waddenzeesamenwerking vast te stellen.

De implementatie van het convenant vaarrecreatie van eind 2007 verloopt naar wens. LNV heeft in overleg met diverse convenantspartijen een monitoringplan opgesteld, dat vanaf 2009 in werking treedt.

6. Zuidwestelijke Delta

De interbestuurlijke samenwerking voor de Zuidwestelijke Delta heeft in 2008 verder vorm gekregen. De Deltaraad heeft een steviger positie gekregen als sturend en coördinerend orgaan voor de ontwikkeling van de Zuidwestelijke Delta. Half 2009 zal een uitvoeringsprogramma gereed zijn.

LNV heeft zich actief opgesteld in de discussie over verzilting. In overleg met de regio is advies uitgebracht aan het ministerie van Verkeer en Waterstaat over de verzilting van het Krammer-Volkerak-Zoommeer. In samenwerking met V&W is een reactie op het advies van de Raad voor het Landelijk Gebied geformuleerd.

Beleidsconclusies en consequenties

In 2008 is behoorlijke vooruitgang geboekt in die gebieden waarvoor LNV verantwoordelijk is. De opname van de LNV-projecten in Randstad Urgent was logisch gezien de doelstellingen die door het kabinet zijn geformuleerd. Het bood een goede kans om de LNV-doelen te koppelen aan doelen van andere departementen.

Voor alle projecten waarvan de planning mede bepaald wordt door de Nota ruimte procedure, ligt er een MKBA ter beoordeling bij het CPB. Het kabinet zal naar verwachting volgend jaar of uiterlijk in 2010 de bijdragen definitief toekennen in die gevallen waar dat nog niet is gebeurd.

Het project Klavertje 4 bij Venlo is een goed voorbeeld van een integrale benadering en duurzame plantontwikkeling die beoogd wordt in het concept van Greenports.

Doelstelling nr. 41

Een maatschappelijke stage voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs

Resultaten van beleid

De minister van LNV tekende eind 2007 met betrokken organisaties en de staatssecretaris van OCW een intentieverklaring om 7500 stageplaatsen in de groene sector te realiseren.

De coalitie Betrokken bij Buiten heeft in 2008 een start gemaakt met pilots op vijf locaties, te weten op het eiland Tiengemeten (Natuurmonumenten), op landgoed Bonenburg bij Heerde (Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen), in Almere (Staatsbosbeheer), in de nabijheid van kamp Westerbork in Hooghalen (IVN) en op de Middelplaten in het Veerse Meer (Landschapsbeheer Nederland). Het aantal locaties wordt uitgebreid in 2009. Eind 2009 / begin 2010 worden de in de pilots ontwikkelde concepten verspreid voor bredere toepassing.

In de land- en tuinbouw hebben de eerste leerlingen in 2008 een maatschappelijke stage gelopen bij de publiekscampagne Kom in de kas. Op melkveehouderijen, akkerbouwbedrijven, fruitbedrijven en bij educatieve en zorgboederijen zijn in 2008 op verschillende plekken in het land circa 350 leerlingen aan de slag geweest. Stichting Biologica heeft stageplaatsen aangeboden op ruim 30 biologische bedrijven. De ZLTO heeft 23 jongeren in het kader van hun maatschappelijke stage betrokken bij de ontwikkeling van concepten.

Leerlingen zijn over het algemeen erg enthousiast over de groene maatschappelijke stages. Invulling van een groene stage is mogelijk voor alle niveaus van het voortgezet onderwijs.

Een pilot in Amsterdam, waarbij de bemiddelingsorganisatie 248 leerlingen aan een groene maatschappelijke stage heeft geholpen, leert dat de groene stage beter onder de aandacht van jongeren in grote steden moet worden gebracht. In 2009 hebben 24 jongeren LNV geholpen bij het opstellen van wervende vacatureteksten.

Beoogde effecten en resultaten

De realisatie van groene maatschappelijke stageplaatsen en de invoering van de maatschappelijke stage in het vmbo-groen verliep in 2008 volgens planning.

IndicatorReferentiewaardePeildatumReal 2008Raming 2008Raming 2009StreefwaardePlanningBron
Output        
Aantal organisaties dat groene stages aanbiedt*10200891013202011LNV
Aantal groene stageplaatsen50020088685001 50010 0002011LNV
Aantal leerlingen vmbo-groen dat maatschappelijke stage volgt**2 00020082 0002 0003 5008 0002011LNV

Toelichting

Bovenstaande kabinetsdoelen zijn in 2007 vastgesteld. Voor 2006 en 2007 zijn daarom geen realisatiegegevens beschikbaar.

* De stagebiedende organisatie Platform Landbouw en Zorg is opgeven. De taken zijn overgenomen door de andere stagebiedende organisaties.

** Vanaf schooljaar 2011–2012 is de maatschappelijke stage wettelijk verplicht in het voortgezet onderwijs. Alle leerlingen in het vmbo groen volgen vanaf dat moment een maatschappelijke stage in hun schoolloopbaan. Dat betekent dat jaarlijks ruim 8000 leerlingen van in totaal ongeveer 33 000 leerlingen (huidige leerlingaantal) een maatschappelijke stage lopen. Voor de schooljaren daaraan voorafgaand worden de volgende aantallen maatschappelijke stagairs in het vmbo groen nagestreefd:

Schooljaar 2007–20082000
Schooljaar 2008–20093 000
Schooljaar 2009–20104 000
Schooljaar 2010–20116 500
Schooljaar 2011–20128 000

Beleidsconclusies en consequenties

In 2008 is voortvarend vorm gegeven aan het aanbieden van mogelijkheden voor maatschappelijke stages in de groene sector. De sector werkt enthousiast mee, Uiteindelijk is het de bedoeling dat er in 2011 ruim 10 000 stageplaatsen gerealiseerd zullen zijn. Om aan die doelstelling invulling te geven wordt onder andere een begin 2009 te sluiten intentieverklaring, vooral ook gericht op de voedingssector en (groene) gemeenten, voorbereid.

Overzicht van kabinetsdoelstellingen beleidsprogramma «Samen werken samen leven» in relatie tot begrotingsartikelen van LNV

KabinetsdoelstellingOmschrijving kabinetsdoelstellingBeleidsartikelen/Operationele doelstellingOmschrijving beleidsartikel/operationele doelstelling op LNV-begrotingUitgaven 2007 per kabinetsdoel (x € 1000)Uitgaven 2008 per kabinetsdoel(x € 1 000)
1Draagvlak voor Europa29Algemeen 
6Duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding29Algemeen574 
11Hoger onderwijs met meer kwaliteit en minder uitval26Kennis en Innovatie687 080712 798
  26.11Waarborgen kennisstelsel608 624 
  26.12Benutten samenhang tussen instellingen39 875 
  26.13Vernieuwen kennissstelsel38 581 
  26.15Kennis en innovatie 3348
  26.16Waarborgen/vernieuwen onderzoek en onderwijs 709 450
14Versterken innovatief vermogen van de Nederlandse economie2126Duurzaam ondernemenKennis en innovatie8 230151 30920 363193 302
  21.11Verbeteren ondernemerschap- en ondernemersklimaat3863 004
  21.12Bevorderen maatschappelijk geaccepteerde productie-voorwaarden en dierenwelzijn1 2901 186
  21.13Bevorderen duurzame productiemethoden6 06815 437
  21.15Bevorderen duurzame ketens486736
  26.11Waarborgen kennisstelsel42 938 
  26.12Benutten samenhang tussen instellingen3 227 
  26.13Vernieuwen kennisstelsel6 465 
  26.14Ondersteunen LNV-beleid met kennis98 679 
  26.15Kennisontwikkeling en innovatie 129 080
  26.16Vernieuwen onderzoek en onderwijs 64 222
16Minder regels, minder instrumenten, minder loketten   
22Stimuleren van duurzame consumptie en productie212225Duurzaam ondernemenAgrarische ruimteVoedselkwaliteit en diergezondheid29 2474 4672 17147 1728 6673 774
  21.12Bevorderen maatschappelijk geaccepteerde productie-voorwaarden en dierenwelzijn9 7682 678
  21.13Bevorderen duurzame productiemethoden12 07415 312
  21.14Bevorderen duurzame vangst5 82427 456
  21.15Bevorderen duurzame ketens1 5811 726
  22.11/22.12Ruimte voor grondgebonden landbouw4 4678 667
  25.11Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedsel-aanbod en consumptiepatroon2 1713 774
24In 2011 meer tevredenheid over landschap, zijn groene gebieden gerealiseerd,is het platteland vitaler en wordt geïnvesteerd in natuur2324NatuurLandschap en recreatie447 160146 768462 214152 985
  23.11Verwerven EHS85 20976 459
  23.12Inrichten EHS123 040144 148
  23.13Beheren EHS171 093168 415
  23.14Beheer natuur buiten EHS en beschermen internationale biodiversiteit67 81873 192
  24.11Nationale Landschappen15 92214 320
  24.12Landschap algemeen5 7287 432
  24.13Recreatie in en om de stad84 99492 188
  24.14Recreatie algemeen40 12439 045
25In 2011 verbetering dierenwelzijn en moet 5% van de stallen duurzaam en diervriendelijk zijn2126Duurzaam ondernemenKennis en Innovatie1 5745 0504 7009 240
  21.12Bevorderen maatschappelijk geaccepteerde productie-voorwaarden en dierenwelzijn1 5744 700
  26.11Waarborgen kennisstelstel250 
  26.14Ondersteunen LNV-beleid met kennis4 800 
  26.15Kennisontwikkeling/innovatie 8 570
  26.16Vernieuwen onderzoek en onderwijs 670
29Realiseren van enkele complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis27Bodem, water en reconstructie zandgebieden63 22759 936
  22.12Ruimte voor niet grondgebonden landbouw 11 888
  27.11Reconstructie zandgebieden63 22748 048
41Maatschappelijke stages26Kennis en Innovatie3831 092
  26.12Benutten samenhang tussen instellingen215 
  26.13Vernieuwen kennissstelsel168 
  26.16Vernieuwen onderzoek en onderwijs 1 092
 Totaal gerelateerd aan kabinetsdoelen  1 547 2401 676 243

Toelichting

In bovenstaand overzicht zijn de programma-uitgaven van de LNV-verantwoording 2008 opgenomen die kunnen worden toegerekend aan de kabinetsdoelstellingen uit het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven». Bij de toerekening aan de kabinetsdoelstellingen is als uitgangspunt genomen de verantwoording van de uitgaven op de operationele doelstellingen van de beleidsartikelen, uitgezonderd de operationele doelstellingen die betrekking hebben op de apparaatsuitgaven en de bijdrage aan baten-lastendiensten voor uitvoeringskosten van het beleid.

De totale uitgaven 2008 op de LNV begroting bedragen € 2 656 mln. Op grond van bovenstaande overzicht kan € 1 677 mln. worden toegerekend aan de kabinetsdoelen uit «Samen werken samen leven».

De niet toegerekende uitgaven ad € 979 mln. betreffen:

• Programma-uitgaven (operationele doelstellingen) op beleidsartikelen voor een bedrag van € 291 mln. Dit betreft programma-uitgaven die betrekking hebben op artikel 21 duurzaam ondernemen (€ 126 mln.), artikel 22 agrarische ruimte (€ 25 mln.), artikel 25 voedselveiligheid en diergezondheid (€ 42 mln.), artikel 26 Kennis en innovatie (€ 54 mln.), artikel 27 Reconstructie (€ 3 mln.) en artikel 29 algemeen (€ 41 mln.).

• Uitvoeringskosten van beleid/ bijdragen aan baten-lastendiensten ad € 445 mln.

• Apparaatsuitgaven ad € 243 mln.

2. BELEIDSARTIKELEN EN NIET-BELEIDSARTIKELEN

ILG-overzicht 2008

In dit hoofdstuk zijn alle begrotingsmutaties 2008 met betrekking tot het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) samengevoegd. De begrotingsmutaties op het terrein van ILG hebben betrekking op meerdere operationele doelstellingen (zie ook onderstaand overzicht). Reden om deze te bundelen in een totaal overzicht is enerzijds het vergroten van de leesbaarheid cq presenteerbaarheid van begrotingsmutaties op het ILG. Anderzijds hebben de mutaties voornamelijk betrekking op technische mutaties in het kader van het herschikken van ILG budgetten op basis van de afgesloten bestuursovereenkomsten. Deze mutaties zijn ook opgenomen in de 1e en/of 2e suppletore begroting 2008. Aangezien het hier om een financiële verantwoording gaat is gekozen om te komen tot een algemeen deel behorend bij de artikelgewijze toelichting in het financieel jaarverslag.

Overzicht uitgaven- en ontvangstenmutaties
123456
Operationele doelstellingenBegrotingsstand2008 ILG-deelHerschikking tussen OD’s van/naar niet ILG-onderdelenOverige mutatiesTotaal ILG-deelOD tegenhanger buiten ILG
22.1117 539  17 539 
22.128 66711 900– 1220 55522.12
23.1148 234– 4503 59751 38123.11
23.12125 656 3 843129 49923.12
23.1395 5143 2654 488103 26723.13
23.1412 85122619613 27323.14
24.1112 731 18212 91324.11
24.122 618  2 618 
24.1370 4065 06011 35186 81724.13
24.1411 717228211 947 
27.1141 7336 00031548 04827.11
27.12319  319 
Totaal447 98526 22923 962498 176 

3) Herschikkingen tussen de Operationele Doelstellingen van/naar niet ILG-onderdelen

22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw

In het kader van de nota Ruimte zijn bij Voorjaarsnota 2008 FES-middelen aan de LNV-begroting toegevoegd ten behoeve van de Greenports. Dit zijn integrale ruimtelijke glastuinbouwprojecten met name in de zuidvleugel van de Randstad, waarmee een impuls wordt gegeven aan een duurzame, vitale en gevarieerde inrichting.

23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur

De budgetverschuiving houdt voornamelijk verband met een bijdrage aan de provincie Drenthe voor Drentse bosboeren en een bijdrage aan de provincie Limburg voor de stimulering van zgn. Less Favoured Areas (LFA-gebieden) in Limburg.

24.13 Groen en de stad

De LNV-begroting 2008 is bij Nota van Wijziging met € 5 mln. verhoogd voor het in stand houden van het voorzieningenniveau in kleine kernen ten behoeve van de leefbaarheid.

27.11 Reconstructie zandgebieden

In het kader van het Programma Groene Hart zijn in de Veenweidegebieden projecten gestart om de bodemdaling tegen te gaan, waardoor de specifieke culturele waarden en natuurwaarden die aan de veenweiden verbonden zijn, behouden blijven. In dit kader is bij Voorjaarsnota 2008 € 6 mln. aan de begroting toegevoegd.

4) Overige mutaties

23.11 Verwerven EHS

24.13 Groen en de stad

Bij Najaarsnota 2008 is het ILG-budget op 23.11 en 24.13 verhoogd in verband met de gestegen grondprijzen.

23.12 Inrichten EHS

Er is € 3,8 mln. toegevoegd door het ministerie van VROM voor de verbetering van de milieukwaliteit van de EHS.

24.13 Groen en de stad

Het ministerie van Economische Zaken heeft € 5 mln. toegevoegd bij Najaarsnota 2008 bijgedragen voor het in stand houden van het voorzieningenniveau in kleine kernen ten behoeve van de leefbaarheid.

21 Duurzaam ondernemen

kst-31924-XIV-3-7.gif

Omschrijving

LNV streeft naar een vitaal en duurzaam agrocomplex met inbegrip van de visserij, waarbij:

• de nationale en internationale marktpositie van het agrocomplex wordt versterkt;

• van natuurlijke hulpbronnen en natuurlijke grondstoffen een duurzaam gebruik wordt gemaakt;

• betrouwbare en hoogwaardige producten voortgebracht worden.

Deze beleidsdoelstelling richt zich op de verduurzaming van het agrocomplex in Nederland, waarbij zoveel mogelijk de Europese kaders worden gevolgd. De verduurzaming geldt niet alleen voor de milieuaspecten, maar ook de sociale en economische aspecten (bedrijfsontwikkeling en ondernemerschap).

1. Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
21 Duurzaam ondernemenRealisatieVastgestelde begroting 2008Verschil
 2005200620072008  
Verplichtingen303 138382 207326 815455 256336 708118 548
Uitgaven278 591390 184264 536404 192321 96782 225
Programma-uitgaven98 769196 48059 934197 897149 24448 653
21.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat2 21718 1643 28051 9676 45545 512
– Jonge agrariërs57912 3191 0122 6663 050– 384
– Ondernemerschap1 6385 8452 2681 4393 405– 1 966
– Interne begrotingsreserve   47 862 47 862
21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn19 09715 46118 11510 74719 326– 8 580
– Verbetering dierenwelzijn1 4712 5234 1234 9817 016– 2 035
– Nieuw mestbeleid13 3907 8289 6171 3816 319– 4 940
– Fytosanitair beleid7591 7592 5142 7852 795– 10
– Gewasbeschermingsbeleid3 4773 2011 8611 6003 195– 1 595
– Coëxistentie 150    
21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw36 72630 76323 83672 54789 019– 16 472
– Glastuinbouw14 4039 9328 58718 09768 122– 50 025
– Biologische landbouw7 8659 9586 0503 1394 020– 881
– Intensieve veehouderij 1 2851 1721 8254 868– 3 043
– Melkveehouderij2 8853 0251 7113 6484 478– 830
– Akkerbouw1 3691 6841 6342 2271 538689
– Overige sectoren3293421715 796 5 796
– Innovatie en Samenwerking duurzame landbouw9 8754 5374 5115 5263 9931 533
– Multifunctioneel landbouw   2862 000– 1 714
– Interne begrotingsreserve   32 003 32 003
21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren34 099124 5655 82457 14927 26129 888
– Sanering 19 059 19 32620 000– 674
– Onderzoek9 5313 135    
– Innovatie3 6011 400 517 517
– Innovatie, Kennisontw. en Verspreiding3 601 1 4757581 729– 971
– Binnenvisserij20 967100 971481464197267
– Verduurzaming Noordzeevisserij9 531 3 8686 3915 3351 056
– Interne begrotingsreserve   29 693 29 693
21.15 Bevorderen van duurzame ketens6 6307 5278 8795 4877 183– 1 696
– Bilaterale economische samenwerking2 9872 7972 6981 9052 922– 1 017
– Agrologistiek512764486736400336
– ICT Beleidsprogramma’s9401 9803 6278541 600– 746
– Energie en Overig2 1911 9862 0681 5722 261– 719
– Biobased Economy   4200420
Apparaatsuitgaven179 822193 704204 602206 295172 72335 072
21.21 Apparaat19 06419 44021 33522 15816 8555 303
21.22 Baten-lastendiensten160 758174 264183 267184 137155 86828 269
       
Ontvangsten33 23051 61923 07793 4799 86983 610

Toelichting op de verplichtingen:

De hogere verplichtingenrealisatie hangt voor het grootste deel samen met de hogere uitgavenrealisatie; zie hiervoor de toelichting op programma-uitgaven en apparaatsuitgaven.

Daarnaast zijn er meer verplichtingen aangegaan (dan geraamd) voor:

• pilotprojecten Herstructurering Melkveehouderij (+ € 1,8 mln.)

• verschillende projecten op het gebied van Fytosanitair beleid (+ € 2,0 mln.)

• maatregelen op het terrein van de van de verduurzaming van de Noordzeevisserij (+ € 3,4 mln.)

• het programma Bilaterale Economische Samenwerking: ter versterking van een duurzame internationale concurrentiepositie van het Nederlandse agro-bedrijfsleven wordt bijgedragen aan agro-economische samenwerkingsactiviteiten zoals handelsmissies, netwerkbijeenkomsten, marktanalyses, onderhandelingen over vermindering handelsbelemmeringen en vakbeurzen. (+ € 1 mln.)

• een Small Business Innovation Research-regeling voor (onderzoek naar) de ontwikkeling van groene grondstoffen. (+ € 3,9 mln.)

Tenslotte zijn er verplichtingen aangegaan, waarmee in de ontwerpbegroting nog geen rekening was gehouden:

• de Investeringsregeling Duurzame Stallen: via deze regeling kunnen voorloperbedrijven in de melkveehouderij, pluimveehouderij en varkenshouderij subsidie krijgen voor de nieuwbouw van of aanpassing tot integraal duurzame stallen (+ € 1,4 mln.)

• de Investeringsregeling Luchtwassers: deze regeling voor gecombineerde luchtwassystemen is gericht op een versnelde inzet van nieuwe milieutechnologie in de praktijk (+ € 9,2 mln.)

• innovatieve proefprojecten in het kader van de verduurzaming van de visserijsector: projecten om de selectiviteit van vistuig te verbeteren, bijvangsten te verminderen en de gevolgen voor natuur en milieu te beperken. (+ € 6,0 mln.)

Toelichting op de programma-uitgaven:

Interne begrotingsreserves

In 2008 zijn op de LNV-begroting drie nieuwe interne begrotingsreserves ingesteld. De liquide middelen van de drie ZBO’s Borgstellingsfonds voor de Landbouw, het Ontwikkeling- en Saneringsfonds voor de Landbouw en het Ontwikkeling- en Saneringsfonds voor de Visserij zijn overgeheveld naar de interne begrotingsreserves. In de 1e suppletore begroting 2008 zijn de ontvangsten en uitgaven op de operationele doelstellingen 21.11 (Borgstellingsfonds), 21.13 (O&S landbouw) en 21.14 (O&S Visserij) opgehoogd.

De realisatie van de interne begrotingsreserve op artikel 21.11 (€ 47,9 mln.) bedraagt het saldo van de initiële storting van de liquide middelen van de Stichting Borgstellingsfonds in de begrotingsreserve, de toevoeging hieraan van € 2 mln. middelen uit het Coalitieakkoord ter versterking van de borgstellingsfaciliteit en de uitgaven van verliesdeclaraties.

Op artikel 21.13 bedraagt de realisatie van de interne begrotingsreserve € 32 mln. Dit saldo bestaat met name uit de initiële storting van de liquide middelen uit het O&S fonds Landbouw in de interne begrotingsreserve en de storting van de in 2008 niet volledig benutte middelen voor energietransitie in de glastuinbouw. Door deze storting blijven de middelen beschikbaar voor de glastuinbouwsector in 2009 en latere jaren.

De stand van de interne begrotingsreserve op artikel 21.14 (€ 29,7 mln.) betreft het saldo van de initiële storting van de liquide middelen uit het O&S-fonds Visserij en het toevoegen van de in 2008 niet volledig bestede middelen voor de nationale cofinanciering van het Europees Visserij Fonds (EVF) aan de interne begrotingsreserve. Het doel van de ingestelde interne begrotingsreserve is om meer budgetflexibiliteit te creëren bij meerjarige programma’s zoals het EVF (2007–2013). Door deze toevoeging blijven de middelen beschikbaar voor de nationale cofinanciering in 2009 en verder.

21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn

Verbetering dierenwelzijn

Vanuit het Coalitieakkoord is voor 2008 € 4 mln. beschikbaar gesteld voor ontwikkeling en stimulering dierenwelzijn. Het afgelopen jaar is een start gemaakt met de uitvoering van het Werkprogramma van de Nota Dierenwelzijn. De meeste acties uit dit werkprogramma voor 2008–2009 zijn opgepakt en lopen. Het beschikbare budget 2008 is echter niet volledig uitgeput omdat er een aantal acties pas in 2009 en latere jaren gaan starten.

Nieuw mestbeleid

Voor onderzoeks- en monitoringsactiviteiten op het gebied van de derogatie is in 2008 € 3,9 mln. verantwoord op artikel 26 Kennis en Innovatie. De lagere uitgaven worden verder verklaard door de tegenvallende belangstelling voor de regeling Beroepsopleiding/voorlichting kennis mestbeleid en latere opstart van projecten op het gebied van monitoring derogatie.

21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw

Glastuinbouw/energie

Om de kabinetsdoelen (in 2020) klimaatneutraal telen, reductie gebruik primaire brandstof en glastuinbouwsector leverancier van duurzame warmte en elektriciteit te kunnen realiseren zijn op de LNV-begroting middelen gereserveerd voor investeringen via de energieregelingen Marktintroductie Energie Innovatie (MEI), Investerings Regeling Energie (IRE) en Energienetwerken.

Voornamelijk de fluctuerende brandstofprijzen en de kredietcrisis zijn aanleiding voor uitstel van investeringen. Hierdoor zijn er in 2008 minder verplichtingen aangegaan en minder uitgaven gedaan.

Intensieve veehouderij

De lagere uitgaven worden met name veroorzaakt door een tegenvallende belangstelling voor de Innovatieregeling intensieve veehouderij (€ 1,7 mln.) en de regeling Beroepsopleiding/voorlichting veehouderij (€ 0,8 mln.).

Overige sectoren

De hogere uitgavenrealisatie wordt veroorzaakt door de vorstschaderegeling die in 2008 is opengesteld voor fruittelers die schade hebben opgelopen tijdens de extreme vorst van maart 2005. Deze uitgaven zijn gefinancierd uit de interne begrotingsreserve.

Toelichting op de apparaatsuitgaven:

De bijdrage aan de baten-lastendiensten is ca. € 28 mln. hoger uitgevallen. De belangrijkste oorzaken zijn:

• de bijdrage aan de Plantenziektenkundige Dienst (PD) is verhoogd met € 1,7 mln voor de uitvoering van verschillende projecten/werkzaamheden w.o. Ruslandkeuringen, ruimingskosten Aziatische boktor en de bijdrage aan Sagita-Client.

• de bijdrage aan Dienst Regelingen is circa € 21,6 mln hoger dan oorspronkelijk begroot. Conform de regeling baten-lasten diensten heeft LNV in 2008 het negatief eigen vermogen van Dienst Regelingen aangezuiverd (€ 11,9 mln). Daarnaast is een hogere bijdrage verstrekt van € 9,7 mln, die grotendeels verband houdt met aanvullende werkzaamheden voor de regeling LNV-subsidies (RLS) en de loon- en prijscompensatie voor 2008.

• vertraging bij de implementatie van het programma Client Export in 2007 heeft geleid tot hogere uitgaven in 2008. Verder zijn de uitvoeringskosten voor het programma Client bij de baten-lastendiensten hoger uitgevallen dan begroot (+ € 2,4 mln.).

• de toedeling van de loonbijstellingstranche 2008 (+ € 3,5 mln.)

De apparaatsuitgaven laten ten opzichte van de begroting een stijging zien van ca. € 5 mln. Deze stijging wordt voornamelijk verklaard door:

• de hogere uitgaven bij materieel hangen met name samen met compensatie van hogere brandstofprijzen en onderhoudskosten van de Rijksrederij (+ 1,9 mln.)

• de hogere uitgaven bij personeel komt voornamelijk door de inhuur van uitzendkrachten bij de directie Visserij voor de overgang naar de Rijksrederij (+ 1,3 mln.) en door hogere uitgaven ten behoeve van de Taskforce Economic (+ 0,9 mln.)

Toelichting op de ontvangsten:

 Realisatie 2008Begroting 2008
EU bijdrage overige sectoren699241
Ontvangsten visserij (o.a. FIOV)5 3515 198
FES-ontvangsten2 4812 895
Overige ontvangsten84 9481 535
Totaal ontvangsten93 4799 869

Overige ontvangsten

Zie de toelichting onder programma-uitgaven, interne begrotingsreserves.

2. Slotwetmutaties

Uitgaven x € 1 000
 VerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2008401 764373 54986 721
Mutaties Slotwet 200853 49230 6436 758
Stand Slotwet 2008 (realisatie)455 256404 19293 479

Toelichting:

De hogere uitgaven-, verplichtingen- en ontvangstenrealisatie houden voornamelijk verband met de toevoegingen aan de interne begrotingsreserves.

Door vertraging in de vraag naar diverse glastuinbouwregelingen is er minder uitgegeven in 2008. De niet tot besteding gekomen middelen op de diverse glastuinbouwregelingen zijn toegevoegd aan de interne begrotingsreserve.

Omdat de Europese Commissie het Operationeel Programma later heeft vastgesteld is er vertraging opgetreden in de uitfinanciering. De niet tot besteding gekomen middelen van het Europees Visserij Fonds zijn toegevoegd aan de interne begrotingsreserve.

3. Uitgevoerde Evaluatie onderzoeken

 Onderzoek onderwerpNummer AD of ODStartAfgerondVindplaats
Effectenonderzoek ex postDuurzaamheid intensieve veehouderijRapport Algemene Rekenkamer 21.1220082008TK, 2007–2008, 31 478, nrs. 1–2): 12 juni 2008
      
 Duurzame VisserijRapport Algemene Rekenkamer21.1420082008TK, 2008–2009, 31 748, nrs. 1–2); 30 oktober 2008.
      
Overig evaluatieonderzoekEx-ante evaluatie Landbouw en Kader Richtlijn Water 121.1120072008Rapport Alterra 1687, 16 mei 2008,www.alterra.wur
      
 Beleidsevaluatie Functioneel gebruik biodiversiteit in de landbouwTerugblikken en vooruitzien, een ex-durante evaluatie21.1220072008Eindrapport Bureau Crem en Novioconsult.www.minlnv.nl
      
 Evaluatieverslag Regeling structuurverbetering glastuinbouw, periode 1997–200721.1320082008Dienst Regelingen West DR/2007/8117, bibliotheek LNV
      
 Ex-post evaluatie van het LNV streekproductenbeleid21.1320072008Rapport Bureau Bartels, mei 2008, bibliotheek LNV
      
 Evaluatie Netwerken in de veehouderij 21.1320082008Eindrapport Bureau Bartels, januari 2009 www.minlnv.nl
      
 Evaluatie Regeling Praktijknetwerken Veehouderij21.1320082008Eindrapport bureau Bartels, januari 2009www.minlnv.nl
      
 Ex-post evaluatie van het LNV streekproductenbeleid21.1320072008Rapport Bureau Bartels, mei 2008, bibliotheek LNV
      
 Procesevaluatie Innovatieregeling Intensieve veehouderij21.1320082008Eindrapport bureau Bartels, november 2008 www.minlnv.nl
      
 Evaluatie experiment Mosselzaadinvanginstallaties 21.1420072008TK (29 684 nr. 65) 20 februari 2008
      
 Agrologistiek21.1520072007 
      
 Bilaterale agro-economische samenwerking21.1520082009 

Toelichting:

In 2008 is er geen beleidsdoorlichting gestart of afgerond.

• Kader Richtlijn Water: In 2009 vindt een vervolg ex-ante evaluatie plaats.

• Evaluatie experiment mosselzaadinvanginstallaties: Resultaten van deze evaluatie vormt input voor de opschaling van het experiment.

• Agrologistiek: De in begroting 2008 genoemde evaluatie is in 2007 uitgevoerd, zie jaarverslag 2007.

• Bilaterale agro-economische samenwerking: Medio 2008 is gestart met de evaluatie van het BES-programma. Dit programma is gericht op bevordering van de internationale presentatie en participatie van met name het agrarisch Midden- en Klein Bedrijf (MKB). De resultaten van deze evaluatie zullen naar verwachting in de 1e helft van 2009 beschikbaar komen.

22 Agrarische ruimte

kst-31924-XIV-3-8.gif

Omschrijving

LNV streeft naar een toekomstgerichte, concurrerende landbouw als economische drager in het landelijk gebied. Een vitale land- en tuinbouw is als producent van kwalitatief goede en veilige producten en als beheerder van het landelijk gebied van belangrijke economische betekenis voor Nederland. De bedrijven hebben een economisch duurzaam perspectief nodig om deze rol ook in de toekomst te kunnen blijven vervullen. Het Rijk wil daarom de positie van de primaire landbouw versterken door optimale condities te scheppen en ontwikkelingsmogelijkheden te bieden.

1. Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
22 Agrarische ruimteRealisatieVastgestelde begroting 2008Verschil
 2005200620072008  
Verplichtingen67 544128 838189 11783 03218 52564 507
Uitgaven51 18581 46542 53056 95042 87814 072
Programma-uitgaven42 26772 97031 77145 62831 76613 862
22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw41 14571 50725 08624 71019 4795 231
waarvan ILG:      
– Grondgebonden landbouw  16 12817 53917 5390
  waarvan niet ILG:      
– Landinrichtingsprojecten Landbouw39 70169 7318 9587 17107 171
– Grondgebonden Landbouw   01 940– 1 940
– Kavelruil1 4441 776    
22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw1 1221 4636 68520 91812 2878 631
  waarvan ILG:      
– Stidug-projecten  4 4678 6678 6670
– Greenports   11 888 11 888
  waarvan niet ILG:      
– Infrastructuurregeling Glastuinbouw1 1221 4632 2183633 620– 3 257
Apparaatsuitgaven8 9188 49510 75911 32211 112210
22.21 apparaat19318818213912613
22.22 baten-lastendiensten8 7258 30710 57711 18310 986197
Ontvangsten67 55370 25451 14265 84142 82023 021

Toelichting op de verplichtingen:

Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking zijn in het kader van de Nota Ruimte middelen aan de LNV-begroting toegevoegd voor de Greenports, inclusief de Greenportprojecten Klavertje 4 en Primaviera. Deze middelen maken deel uit van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). De hogere verplichtingen realisatie is het gevolg van het feit dat voor de Greenports de verplichtingen in zijn geheel (€ 56 mln.) in 2008 zijn aangegaan.

Toelichting op de Programma-uitgaven

Landinrichtingsprojecten landbouw

De hogere uitgavenrealisatie hangt samen met het versneld afronden van lopende landinrichtingsprojecten. Dit leidt in 2008 tot hogere uitgaven ad. € 7,2 mln. en hogere ontvangsten ad. € 13,7 mln.

Greenports

De hogere uitgaven realisatie ad € 11,9 mln. houdt verband met de bijdrage 2008 aan het ILG voor de Greenports. Dit zijn integrale ruimtelijke glastuinbouwprojecten met name in de zuidvleugel van de Randstad, waarmee een impuls wordt gegeven aan een duurzame, vitale en gevarieerde inrichting.

Infrastructuurregeling Glastuinbouw

De lagere realisatie heeft voornamelijk te maken met de uitstel van investeringen als gevolg van de fluctuerende brandstofprijzen en de kredietcrisis. Hierdoor zijn er in 2008 minder verplichtingen aangegaan en minder uitgaven gedaan.

Toelichting op de ontvangsten:

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2008Begroting 2008
Landinrichtingsrente39 62042 161
Bijdrage van derden14 333659
FES ontvangsten11 8880
Totaal ontvangsten65 84142 820

FES ontvangsten

De hogere ontvangsten hebben voor € 11,9 mln. betrekking op de FES-bijdragen ten behoeve van de Greenports en greenportprojecten Klavertje 4 en Primaviera. Deze middelen zijn bij Najaarsnota toegevoegd aan de begroting in het kader van de Nota Ruimte en maken deel uit van het ILG.

Bijdrage van derden

De hogere ontvangsten van derden houden verband met de versnelde afronding van klassieke landinrichtingsprojecten (Taskforce Landinrichting).

2. Slotwetmutaties

Uitgaven x € 1 000
 VerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 200878 87159 12463 130
Mutaties Slotwet 20084 161– 2 1742 711
Stand Slotwet 2008 (realisatie)83 03256 95065 841

Toelichting:

Verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie houdt verband met de versnelde afronding van lopende landinrichtingsprojecten.

3. Uitgevoerde Evaluatie onderzoeken

In 2008 zijn geen beleidsdoorlichtingen of effectenonderzoeken ex post gestart of afgerond.

23 Natuur

kst-31924-XIV-3-9.gif

Omschrijving

Behoud en verbetering van de biodiversiteit in Nederland, zodat de natuur kan bijdragen aan een leefbare samenleving. De natuur brengt in deze samenleving mensen en functies bij elkaar als het gaat om economisch vestigingsklimaat, luchtkwaliteit, gezondheid en recreatie. Door de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur worden de voorwaarden gecreëerd om de biodiversiteit te versterken.

1. Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
23 NatuurRealisatieVastgestelde begroting 2008Verschil
 2005200620072008  
Verplichtingen474 938769 1202 325 621327 833296 47331 360
waarvan garanties 75 18683 13433 66358 813– 25 150
Uitgaven365 890418 103520 330558 554524 92933 625
Programma-uitgaven309 480348 272447 160462 214452 6849 530
23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur81 04575 08085 20976 45981 843– 5 384
waarvan ILG      
– Verwerven EHS  26 13634 14830 5513 597
– Verwerven en inrichten Westerschelde  11 88217 23317 683– 450
waarvan niet ILG:      
– Verwerven droge EHS53 67542 25716 5172 3533 883– 1 530
– Rente en aflossing18 35821 44128 93922 72529 726– 7 001
– Grondwaardebepaling3 0003 001    
– Natte natuur6 0128 381    
– NURG en Maaswerken  1 735   
23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur25 99847 373123 040144 148141 2722 876
waarvan ILG:      
– Inrichten EHS  66 76369 75369 753 
– Inrichten robuuste verbindingen   16 40616 407– 1
– Milieukwaliteit EHS en VHR  39 79043 34039 4963 844
waarvan niet ILG      
– Inrichten EHS19 43732 777 7 5425 4122 130
– Mainport Rotterdam   6 3076 22483
– Natte natuur6 56114 596 8003 980– 3 180
– NURG en Maaswerken  8 030   
– IJsselmeer en Rijkswateren  8 457   
23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur139 491164 817171 093168 415163 3385 077
waarvan ILG:      
– Programma Beheer  99 113100 95693 2037 753
– Natuur overig   2 3112 3110
waarvan niet ILG:      
– Beheer door SBB52 83150 49353 80652 51048 2404 270
– Beheer door particuliere natuurbeschermingsorganisaties (SN)25 14557 310    
– Particulier natuurbeheer (SN-functiewijziging)4 8186 725    
– Agrarisch natuurbeheer (SAN)54 14447 779    
– Behoud en herstel historische buitenplaatsen2 5532 5102 5312 4763 040– 564
– Overig beheer  15 64310 16216 544– 6 382
23.14 Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit62 94661 00267 81873 19266 2316 961
waarvan ILG:      
– Bijdrage nationale parken  4 2724 2223 800422
– Soorten bescherming  1 2401 1561 1560
– Beheer van natuur buiten EHS  9 8597 8957 8950
waarvan niet ILG:      
– Gegevens autoriteit natuur  4 7717 2146 0001 214
– Beheer door SBB9 89412 50412 34011 94410 7661 178
– Beheer door particuliere natuurbeschermingsorganisaties (SN)6 132     
– Bijdrage nationale parken5 4655 4031 5481 6571 885– 228
– Faunafonds10 25710 6949 53616 2358 6107 625
– Overige nationale bijdragen29 27730 37515 43211 18815 157– 3 969
– Internationale subsidies en contributies1 9212 0261 0811 3282009– 681
– Natuurbeschermingswet  3 8317 2605 9301 330
– Soortenbescherming  3 9083 0933 02370
Apparaatsuitgaven56 41069 83173 17096 34072 24524 095
23.21 apparaat7 5687 1967 2147 4426 4421 000
23.22 baten- lastendiensten48 84262 63565 95688 89865 80323 095
Ontvangsten33 69647 41815 21591 83485 7956 039

Toelichting op de verplichtingen:

De hogere verplichtingenrealisatie hangt voor € 33 mln. samen met de hogere uitgavenrealisatie.

De lagere realisatie garantieverplichtingen ad 25 mln. is het gevolg van het feit dat de particuliere natuurbeschermingsorganisaties een minder beroep hebben gedaan op garantieverplichtingen dan voorzien.

Toelichting op de programma uitgaven:

De verschillen bij de ILG-onderdelen zijn in het ILG-overzicht 2008 toegelicht.

23.11 Verwerving

Niet ILG/Rente en aflossing

Voor de aankopen ten behoeve van de particuliere natuurbeschermingsorganisaties (de Vereniging Natuurmonumenten en de 12 provinciale Landschappen) wordt het rijksaandeel in de grondverwerving gefinancierd door middel van jaarlijkse leningen aan de Vereniging Natuurmonumenten, waarbij het Rijk de kosten van rente en aflossing voor haar rekening neemt. De uitgaven op het onderdeel «rente en aflossing» zijn lager dan geraamd omdat de Particuliere Natuurbeschermingsorganisaties de leningen voor de aankoop van natuurgebieden later in het jaar zijn aangegaan dan was voorzien. Hierdoor is het bedrag voor rente en aflossing over 2008 lager.

23.12 Inrichting

Niet ILG/Inrichten EHS

De hogere uitgavenrealisatie heeft betrekking op meer inrichtingsuitgaven in het kader van de Nota Uitwerking Rivierengebied (NURG) aangezien er in 2008 meerdere projecten tegelijk zijn afgerond.

Niet ILG/Natte natuur

De lagere uitgavenrealisatie houdt verband met het feit dat een deel van de uitgaven voor Natuur en Milieu Educatie (NME) elders op de begroting is verantwoord en een deel van de uitgaven is verantwoord door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Rijkswaterstaat) voor de uitvoering van natte natuurprojecten.

23.13 Beheer

Niet ILG/Beheer door SBB

De gerealiseerde bijdrage aan Staatsbosbeheer ligt hoger dan in de begroting 2008 is opgenomen. Dit hangt samen met de loon- en prijscompensatie en de opdrachtverlening 2008. Het betreft hier de uitvoering van reguliere taken van Staatsbosbeheer.

Niet ILG/Overig beheer

De lagere uitgavenrealisatie wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er over 2008 minder fourageerovereenkomsten door agrariërs met betrekking tot ganzen zijn afgesloten.

23.14 Beheer van de natuur buiten EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit

Niet ILG/Faunafonds

Op het onderdeel faunafonds is € 7,5 mln. meer uitgegeven als gevolg van een groter aantal schade-uitkeringen. Dit wordt vooral mede veroorzaakt omdat er minder fourageerovereenkomsten met betrekking tot ganzen zijn afgesloten (zie OD23.13).

Niet ILG/Overige nationale bijdragen

De lagere realisatie op dit onderdeel houdt voornamelijk verband met een trager uitgavenverloop van projecten in het kader van Effectgerichte Maatregelen (EGM) waaronder het Overlevingsplan Bos- en Natuur (OBN). Het betreft hier meerjarige projecten ter verbetering van de milieukwaliteit van natuurgebieden waarvan de afronding soms meer tijd vergt dan is voorzien.

Toelichting op de apparaatsuitgaven:

U23.22 Baten-lastendiensten

Dienst Regelingen

De bijdrage aan Dienst Regelingen is circa € 19 mln hoger dan oorspronkelijk begroot. De hogere bijdrage houdt grotendeels verband met hogere uitvoerings- en controlekosten voor Programmabeheer, werkzaamheden met betrekking tot het aanwijzen van Natura 2000 gebieden en de loon/prijscompensatie voor 2008.

Dienst Landelijk Gebied

De hogere bijdrage aan de Dienst Landelijk Gebied ad € 3 mln. hoger dan begroot. Dit houdt voor € 1,7 mln. verband met extra werkzaamheden bij het opstellen van beheersplannen in het kader van Natura 2000, voor € 0,7 mln. met werkzaamheden ten behoeve van het behoud van de natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het zendstation Kootwijk en € 0,8 mln. met de loon/prijscompensatie 2008.

Algemene Inspectiedienst

De gerealiseerde bijdrage aan de Algemene Inspectiedienst is ca € 1 mln. hoger dan geraamd. Dit houdt voornamelijk verband met meer aselecte steekproeven door de AID in het kader van de handhavingscapaciteit op CITES (Convention on International Trade in Endangered Species).

Toelichting op de ontvangsten:

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2008Begroting 2008
EU-bijdragen2 7522 096
Opbrengst jachtakten1 2281 031
Bijdragen van derden86 82982 106
Overige1 025562
Totaal91 83485 795

Het hogere gerealiseerde ontvangstenbedrag op «Bijdragen van derden» houdt verband met de bijdrage 2008 van het Ministerie van VROM aan het ILG-budget ter verbetering van van de milieukwaliteit van de EHS. (Zie tevens het ILG-overzicht).

2. Slotwetmutaties

Uitgaven x € 1 000
 VerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2008368 467569 33589 639
Mutaties Slotwet 2008– 40 634– 10 7812 195
Stand Slotwet 2008 (realisatie)327 833558 55491 834

Toelichting:

De lagere verplichtingenrealisatie houdt voornamelijk verband met het feit dat minder garantieverplichtingen zijn aangegaan voor leningen ten behoeve van de Particuliere Natuurbeschermingsorganisaties.

De lagere uitgavenrealisatie wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door minder uitgaven voor rente en aflossing van leningen en een lagere bijdrage aan de provincies in het kader van het ILG in verband met het feit dat de ILG/BTW-compensatie 2008 uit de Najaarsnota niet tot betaling heeft geleid.

3. Uitgevoerde Evaluatie onderzoeken

 Onderzoek onderwerpNummer AD of ODStartAfgerondVindplaats
Beleidsdoorlichting– IBO Natuur2320082009 
      
Effectenonderzoek ex post– Evaluatie natuurwetgeving23.13/1420072008TK (31 536 nr. 1) 11 juli 2008
Overig evaluatieonderzoek– Natuurbalans 20082320072008TK (31 709, nr. 1) 18 september 2008
 – Natuurbalans 20092320082009 

Toelichting:

De Natuurbalans is een jaarlijkse rapportage van het Planbureau voor de leefomgeving. De ontwikkeling van de kwaliteit van natuur en landschap wordt in het licht bezien van het gevoerde beleid.

24 Landschap en Recreatie

kst-31924-XIV-3-10.gif

Omschrijving

Het landschap heeft belangrijke waarden voor de samenleving. Nederlanders maken zich dan ook zorgen over de achteruitgang van het landschap. De verschillende landschappen hebben een eigen identiteit en kwaliteit en vertegenwoordigen belangrijke cultuurhistorische, architectonische, ecologische, recreatieve en esthetische waarden. Een aantrekkelijk landschap biedt volop kansen voor welzijn en economie. Het Rijk wil het Nederlands landschap in al zijn diversiteit voor de toekomst behouden en ontwikkelen, met daarbij speciale aandacht voor de Nationale landschappen.

1. Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
24 landschap en RecreatieRealisatieVastgestelde begroting 2008Verschil
 2005200620072008  
Verplichtingen160 115244 588685 22596 16085 18910 971
Uitgaven140 562164 626180 276193 151182 69310 458
Programma-uitgaven110 381130 841146 768152 986145 7257 261
24.11 Nationale Landschappen19 02026 28115 92214 32118 851– 4 530
waarvan ILG:      
– Nationale landschappen  12 95412 91312 731182
waarvan niet ILG:      
– Toegankelijkheid nationale landschappen01 339    
– Versterking, beheer en behoud landschapskwaliteiten6 6039 718 5364 123– 3 588
– Cultuurhistorie/Belvedere   0440– 440
– Monitoring, onderzoek en communicatie9525122 9688721 557– 685
– Landinrichting11 46514 712    
24.12 Landschap Algemeen6 05512 2765 7287 4324 5542 878
waarvan ILG:      
– Landschap generiek  2 8742 6182 6180
waarvan niet ILG:      
– Veenweidegebieden      
– Projectfinanciering3 1553 7722 8544 8141 9362 878
– Inrichting, verbeteren ruimtelijke natuur2 9008 504    
24.13 Groen en de Stad45 52449 72984 99492 18884 1258 063
waarvan ILG:      
– Leefbaarheid   10 000010 000
– Groen en de Stad (grootschalig groen)  82 24476 81770 4066 411
waarvan niet ILG:      
– Verwerving Groen en de stad36 49838 004    
– Inrichten Groen en de stad      
– Beheer Groen en de stad   2 0002 0000
– Inrichting recreatie in en om de stad6 1268 811    
– Kaderwet LNV projectbijdrage2 9002 9142 7503 1112 719392
– Groene partners   02 000– 2 000
– Netwerk veelzijdig platteland   2607 000– 6 740
24.14 Recreatie algemeen39 78242 55540 12439 04538 195850
waarvan ILG:      
– Groene hart impuls  10 582   
– Inrichting voor toegankelijkheid buiten nationale landschappen      
– Toegankelijkheid   6 4816 4810
– Routenetwerken  5 4375 4665 236230
waarvan niet ILG:      
– Routenetwerken4 8565 3013360225– 225
– Groene hart impuls1 7932 964    
– Kennis en deskundigheid voor recreatie2 3661 8181 6531 8011 653148
– Staatsbosbeheer voor recreatieve voorzieningen22 00320 91921 04424 01923 516503
– Midden-Delfland & Grevelingen4 2548 5341 0721 2781 084194
– Verwerving voor toegankelijk-heid buiten nationale landschappen00    
– Inrichting voor toegankelijkheid buiten nationale landschappen4 5103 019    
Apparaatsuitgaven30 18133 78533 50840 16536 9683 197
24.21 apparaat5 1355 4565 5215 6884 2791 409
24.22 baten- lastendiensten25 04628 32927 38434 47732 6891 788
       
Ontvangsten3 7278 05723 49032 41428 5293 885

Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen:

24.11 Nationale landschappen

Versterking beheer en behoud landschapskwaliteiten

De lagere realisatie wordt voor het grootste deel (€ 2,8 mln.) veroorzaakt door uitstel van het programma verwerving bos en landschap. De reden hiervoor is het besluit om eerst een nulmeting uit te voeren. Naar verwachting wordt deze nulmeting in mei 2009 afgerond. Deze nulmeting wordt gebruikt om inzichtelijk te krijgen hoeveel hectares verworven kunnen worden alvorens er over kan worden gegaan op inrichten van bos en landschap.

24.12 Landschap algemeen

Projectfinanciering

De hogere uitgaven voor projectfinanciering van € 2,9 mln. worden voor € 1,7 mln. veroorzaakt door extra uitgaven aan landschapsverbeteringsprojecten waaronder het expertisecentrum landbouw en zorg in Dronten, het netwerk vrouwelijk ondernemerschap en de medefinanciering van de pilot gebiedsuitwerking Westflank, het project internationale Triënnale en het project Greenwish.

Daarnaast is € 1,2 mln. aan de provincies beschikbaar gesteld voor BTW compensatie voor projecten waar derden voor ingehuurd zijn. Eerder werd aangenomen dat de provincies door de Europese Unie hiervoor gecompenseerd zouden worden. Dit bleek niet juist te zijn.

Toelichting op de apparaatsuitgaven:

De hogere apparaatsuitgaven worden voor € 1,3 mln. veroorzaakt door uitgaven die samenhangen met de uitvoering van projecten « Bureau Belvedère» door de Dienst Landelijk Gebied (DLG). Daarnaast worden de hogere uitgaven voor € 0,9 mln. veroorzaakt door de loonbijstelling 2008. Verder zijn er hogere uitgaven voor de Raad van het Landelijk Gebied i.v.m. hogere huisvestingskosten en hogere kosten inhuur derden ad. € 0,8 mln.

Toelichting op de ontvangsten:

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2008Begroting 2008
Bijdrage van derden4 8854 879
Verkopen aan BBL26 80022 900
Overige729750
Totaal ontvangsten32 41428 529

Verkopen BBL

De ontvangsten uit verkopen van Bureau Beheer Landbouwgronden zijn € 3,9 mln. hoger dan geraamd. De oorzaak hiervan is dat de taakstelling voor 2007 niet volledig was gerealiseerd en dat deze verkopen alsnog in 2008 hebben plaatsgevonden.

2. Slotwetmutaties

Uitgaven x € 1 000
 VerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2008107 524202 67634 441
Mutaties Slotwet 2008– 11 364– 9 525– 2 027
Stand Slotwet 2008 (realisatie)96 160193 15132 414

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen:

De lagere verplichtingen- en uitgavenrealisatie wordt vooral veroorzaakt door vertraging van projecten. Zo is het budget voor verwerving Bos & Landschap (€ 2,8 mln.) in 2008 onbenut i.v.m. met een nulmeting die eerst uitgevoerd dient te worden. Daarnaast zijn de CA-middelen ten behoeve van Groene Partners ad. € 2 mln. in 2008 niet besteed als gevolg van vertraging in de planvorming. Tenslotte heeft de verhoging bij Najaarsnota in verband met de ILG BTW-compensatie ad € 3,1 mln. niet tot betaling geleid.

3. Uitgevoerde Evaluatie onderzoeken

 Onderzoek onderwerpNummer AD of ODStartAfgerondVindplaats
Beleidsdoorlichting– IBO Natuur2420082009
      
Overig evaluatieonderzoek– Evaluatie Belvedère Op na(ar) 200924.1120082008Eindrapport Royal Haskoning Nederland BV, 7 juli 2008 www.minlnv.nl/landschap/cultureelerfgoed

Toelichting:

• De evaluatie Belvedère is in het voorjaar van 2008 uitgevoerd in opdracht van VROM, OCW, LNV en VenW en is gefinancierd door VROM en OCW.

• De evaluatie concludeert dat cultuurhistorie sinds de start van het Belvedèreproject in 1999 steeds meer integraal en ontwikkelingsgericht onderdeel is geworden van ruimtelijke ontwikkelingen.

• In 2008 zijn geen effectenonderzoeken ex post gestart of afgerond.

25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid

kst-31924-XIV-3-11.gif

Omschrijving

De overheid streeft naar een kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon en een hoog gezondheidsniveau van de Nederlandse veestapel.

Dierhouders en producenten van voedsel zijn primair verantwoordelijk voor het waarborgen van de diergezondheid en voedselveiligheid. Consumenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om op een zorgvuldige en veilige manier met voedsel om te gaan. LNV heeft als taak om – veelal in internationaal en Europees verband – eisen en voorwaarden te stellen waarbinnen partijen hun verantwoordelijkheid kunnen invullen en LNV controleert op transparante en consequente wijze. Zo worden de gezondheidseffecten van voedselrisico’s beheerst, en blijft het vertrouwen in voedsel behouden.

1. Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
25 Voedselkwaliteit en DiergezondheidRealisatieVastgestelde begroting 2008Verschil
 2005200620072008  
Verplichtingen109 977150 058115 479138 23389 47248 761
Uitgaven110 856148 196110 588136 80790 67246 135
Programma-uitgaven55 73565 21530 36545 79738 8666 931
25.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon27 93242 06917 66921 13421 456– 322
– Risicomanagement1 9041 0345751 3101 28822
– Voedselveiligheid7 9221 9783 9422 9332 89835
– Consument, transparantie en ketenomkering853 1524 1493 7744 300– 526
– Destructie17 93435 4148 81112 53012 200330
– Biotechnologie 12123170340– 170
– Overig87370169417430– 13
25.12 Handhaven diergezondheidsniveau27 80323 14612 69624 66317 4107 253
– Preventieve diergezondheid44851115026125011
– I&R4 7154 1831 6043071 460– 1 153
– Monitoring, early warning en bewaking9 5463 1354 7974 7716 200– 1 429
– Handhaving veterinaire veiligheid1 2243132 5952 7002 000700
– Crisisorganisatie en -management3 6911 8722 81715 3587 5007 858
– Overig (BSE, BTW-varkenspest, Vogelpest (AI), schikking fokverbod KVP, overig)8 17913 1327331 266 1 266
Apparaatsuitgaven55 12182 98180 22391 01051 80639 204
U25.21 Apparaat7 4296 2836 7196 2946 455– 161
U25.22 baten-lastendiensten47 69276 69873 50484 71645 35139 365
       
Ontvangsten15 29518 39711 05620 90513 4477 458

Toelichting op de programma-uitgaven:

25.12 Handhaven diergezondheidsniveau

Crisisorganisatie en -management

De hogere uitgaven worden verklaard doordat extra middelen beschikbaar zijn gesteld voor de bluetongue vaccinatie campagne. De campagne is gefinancierd door EU, de sector en LNV. LNV heeft haar aandeel inclusief de voorfinanciering van de EU bijdrage van in totaal ca. € 11 miljoen in het Diergezondheidsfonds (DGF) gestort. Verantwoording hiervan vindt via het DGF.

Daartegenover zijn de uitgaven voor MKZ vaccins € 1,5 mln. lager uitgevallen omdat bij definitief contract gespreide betaling over 4 jaar is overeengekomen. Verder hebben zich minder capacity buildingsprojecten aangediend dan vooraf ingeschat. Dit heeft tot ca. € 0,9 miljoen minder uitgaven geleid.

Toelichting op de apparaatsuitgaven:

25.22 Baten-lastendiensten

Voedsel en warenautoriteit

De gerealiseerde bijdrage aan de Voedsel en Waren Autoriteit is € 33,7 mln. hoger dan geraamd.

Deze hogere bijdrage houdt verband met het volgende:

Ter dekking van maatregelen die voortvloeien uit de Kabinetsreactie op de aanbevelingen van het rapport Hoekstra (kamerstuk 26 991, nr. 177), zoals de inzet van «vliegende brigades», het vergroten van de capaciteit en kwaliteit dierenartsen en herziening van de regeling preventies, is de bijdrage met € 12,5 mln. verhoogd.

Het Ministerie van VWS heeft € 14,8 mln. bijgedragen ter compensatie van toekomstige kosten die samenhangen met het voorgenomen huisvestingsbesluit nieuwe VWA. Er is € 3,5 mln. voor de afhandeling van een schadeclaim en een additionele bijdrage voor de lopende begroting bijgedragen.

Ten slotte is vanuit LNV een bijdrage toegekend voor het verandertraject en de loon- en prijsbijstelling 2008 uitgekeerd (in totaal € 2,9 mln.).

Algemene Inspectiedienst

De bijdrage aan de AID is naar aanleiding van het rapport Hoekstra verhoogd met € 1,5 mln. voor de inzet van combiteams met VWA voor preventie en welzijn.

Dienst Regelingen

De bijdrage aan Dienst Regelingen is € 4,2 mln. hoger uitgevallen. Hiervan heeft € 3,2 mln. betrekking op ontwikkelingskosten voor het nieuwbouwsysteem voor I&R Schapen en Geiten en € 1 mln. op de exploitatiekosten van de uitvoering van Identificatie en Registratiesystemen (I&R).

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2008Begroting 2008
EU-bijdrage AI5 680
DGF/destructie12 20012 200
Uitvoeren I&R varkens699 
Uitvoering I&R runderen600600
Toezicht op BSE-laboratoria372430
AI-onderzoek Indonesië1 151 
Overig203217
Totaal20 90513 447

De extra ontvangsten van ca. € 7,5 mln hebben voornamelijk betrekking op een nagekomen bijdrage van de EU ad € 5,7 mln. in de kosten van de AI crisis 2003. Verder zijn de ontvangsten voor de Identificatie en Registratie van varkens over 2006 ad € 0,7 mln. in 2008 ontvangen.

De ontvangsten voor het AI onderzoek in Indonesië betreft o.a een bijdrage van € 0,8 mln van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ter dekking van door LNV gedane uitgaven.

2. Slotwetmutaties

Bedragen x € 1 000
 VerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2008140 039141 05720 737
Mutaties Slotwet 2008– 1 806– 4 250168
Stand Slotwet 2008 (realisatie)138 233136 80720 905

Toelichting:

De lagere uitgaven hangen voornamelijk samen met het gespreid betalen voor MKZ-vaccins (€ 2 mln.). Voorts zijn projecten in het kader van capacity-building in het buitenland later opgestart dan voorzien(€ 1,3 mln.).

3. Uitgevoerde Evaluatie onderzoeken

 Onderzoek onderwerpNummer AD of ODStartAfgerondVindplaats
Beleidsdoorlichting– Voedselkwaliteit en Diergezondheid2520072008*
      
Effectenonderzoek ex post– Voedselveiligheid25.112006
 – Diergezondheid25.122006
Overig evaluatieonderzoek– Rapport Hoekstra/Vanthemsche25.1120082008TK (26 991 nr. 177 en 205 20 maart en 20 juni 2008)

* de beleidsdoorlichting wordt samen met het LNV-jaarverslag 2008 aangeboden aan de Kamer.

Toelichting:

Het effectenonderzoek ex post, uitgevoerd door een externe opdrachtnemer, heeft eind 2007 de onderzoeksvragen onvoldoende beantwoord. Hierdoor zijn de in de begroting 2007 geplande resultaten vertraagd. Aangezien dit ex post evaluatie-onderzoek als een belangrijke basis zou dienen voor de eveneens in de begroting van 2007 geplande beleidsdoorlichting, kon ook deze beleidsdoorlichting geen doorgang vinden in 2007. De beleidsdoorlichting heeft in 2008 plaatsgevonden en zal gelijktijdig worden opgeleverd met het jaarverslag over 2008. Het eerder geplande effectenonderzoek ex-post is geïntegreerd meegenomen in de beleidsdoorlichting.

26 Kennis en Innovatie

kst-31924-XIV-3-12.gif

Omschrijving

De algemene beleidsdoelstelling is hoogwaardige kennis voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte en optimale benutting van deze kennis.

1. Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
26 Kennis en InnovatieRealisatieVastgestelde begroting 2008Verschil
 2005200620072008  
Verplichtingen882 992922 439980 7641 030 041904 534125 507
Uitgaven864 588889 507914 919984 949911 90873 041
Programma-uitgaven859 640875 442900 736970 681890 54280 139
26.15 Kennisontwikkeling en innovatie190 851170 638160 982194 178152 52941 649
– DLO onderzoeksprogramma’s106 41292 60880 952110 71564 82945 886
– DLO wettelijke onderzoekstaken63 32160 34356 91454 25049 8704 380
– Overige onderzoeksprogrammering2 2751 8063 0963 5598 565– 5 006
– Groene Kenniscoöperatie4 0532 7333 9223 3484 153– 805
– School als kenniscentrum   5 0002 5002 500
– Regeling Kennisverspreiding en Innovatie Groen Onderwijs6 1113 7555 6384 6728 354– 3 682
– Bijdrage InnovatieNetwerk3 2203 1083 2272 8403 798– 958
– Innovatie-subsidie stakeholders   7891 720– 931
– Kenniskringen/lerende netwerken  1 8912 1552 420– 265
– Kennisverspreidingsprojecten5 4596 2855 3425 6746 320– 646
– NME   1 175 1 175
26.16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs668 789704 804739 754776 504746 01330 491
– Bekostiging DLO Kennisbasis32 58139 80643 18948 28648 479– 193
– Bekostiging WU140 717140 684147 733154 283147 3996 884
– Bekostiging HBO-groen55 25753 93557 22659 96057 5812 379
– Bekostiging MBO-groen113 243117 521125 224140 813111 25829 555
– Bekostiging VOA4 9747 9268 3079 0108 700310
– Bekostiging VMBO-groen258 030268 659269 439293 247291 7321 515
– Bekostiging Aequor4 2455 1927 6577 8296 1111 718
– Basisfinanciering overige kennisinstellingen189 3663712 022– 1 651  
– Subsidies ondersteuningsstructuur5 0933 8277 2369 0346 3532 681
– Praktijkleren30 27927 38034 27021 50133 718– 12 217
– Vernieuwing onderzoeksinfrastructuur2 2042 5326 46511 82010 0001 820
– Ontwikkeling kennisbeleid5 9668 1738 1395 4165 768– 352
– OCW-conforme onderwijssubsidies16 01128 80324 86914 93516 892– 1 957
Apparaatsuitgaven4 94814 06514 18314 26713 366901
26.21 apparaat4 18413 20513 14613 03012 717313
26.22 baten- lastendiensten7648601 0371 237649588
       
Ontvangsten13 04829 26927 54745 39124 41820 973

Toelichting op de verplichtingen:

De hogere verplichtingenrealisatie hangt met name samen met:

• de hogere uitgavenrealisatie ad € 73 mln. (voor toelichting zie onderstaand).

• het in 2008 juridisch vastleggen van financiële verplichtingen samenhangende met de FES-projecten Aviaire Influenza (€ 4,3 mln.), en Natuur- en Milieu-educatie (€ 15 mln.)

• het verhogen van de toezeggingen 2009 voor de bekostiging van onderwijs- en onderzoeksinstellingen in verband met loon- en prijsbijstelling 2008. (€ 30,3 mln.).

Toelichting op de programma-uitgaven:

26.15 Kennisontwikkeling en innovatie

DLO onderzoeksprogramma’s/Wettelijke onderzoekstaken

De hogere uitgavenrealisatie houdt voor € 16,1 mln. verband met uitvoering van diverse projecten door DLO op het gebied van dierenwelzijn, gewasbescherming en bemesting waarvoor bij 1e en 2e suppletore wet budgetten vanuit de betrokken begrotingsartikelen zijn overgeheveld naar DLO-onderzoeksprogramma’s. Daarnaast heeft er een financieel-administratieve verrekening met DLO plaatsgevonden uit hoofde van een inhaalslag die DLO heeft gerealiseerd m.b.t. nog uit te voeren onderzoek. (€ 18,3 mln.). Deze technische afwikkeling leidt tot een hogere uitgaven- en ontvangstenrealisatie.

Uitgavenrealisatie 2008
DLO onderzoeksprogramma’sBedragen x € 1 000
Vitaal landelijk gebied9 566
Ecologische hoofdstructuur9 859
Economisch perspectiefvolle agroketens10 652
Biologische landbouw12 174
Mineralen en milieukwaliteit15 912
Plantgezondheid16 805
Verduurzaming productie en transitie20 407
Voedselkwaliteit, -veiligheid en diergezondheid5 732
Kennis995
Internationaal8 613
 110 715
DLO wettelijke onderzoekstakenBedragen x € 1 000
Besmettelijke dierziekten13 980
Voedselveiligheid16 061
Genetische bronnen2 141
Natuur en milieu8 525
Visserij4 863
Economische informatie7 962
 54 250

Overige onderzoeksprogrammering

De lagere uitgavenrealisatie wordt voor € 1,5 mln. veroorzaakt door projecten die worden bekostigd via de onderzoeksprogrammaring DLO. Het resterende verschil (€ 3,4 mln.) is een gevolg van vertraging bij het formuleren van programma’s van eisen voor in 2008 aangemelde projecten waardoor de aanbesteding van de projecten over de jaargrens heen loopt.

Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs

De lagere uitgavenrealisatie is een gevolg van een na beoordeling lagere toekenning voor projectvoorstellen. Tevens hebben zich ook vertragingen voorgedaan bij de openstelling van regelingen, met name bij innovatie groen onderwijs.

26.16 Waarborgen en vernieuwen onderzoek en onderwijs

Bekostiging WU

Vanwege met name een sterke stijging van het aantal promoties (€ 2,1 mln.) en loon- en prijsbijstelling (€ 4,8 mln.) (opgenomen in 2e suppletore wet) zijn de uitgaven in 2008 hoger uitgevallen.

Bekostiging groen onderwijs MBO

De hogere uitgaven voor MBO zijn het gevolg van een relatief sterke stijging van het aantal leerlingen (€10,0 mln.), bijstellingen in het kader van het coalitieakkoord( € 1,0 mln. o.a. verbetering carriereperspectief), toevoegen van het wachtgeldbudget uit het VO naar het MBO-onderdeel (€11,8 mln.)(opgenomen in 1e suppletore wet), loon- en prijsbijstelling (€ 3,7 mln.) en het uitvoeren van praktijkleren via de bekostiging (€3,1 mln.)(opgenomen in 2e suppletore wet).

Bekostigde aantallen binnen het groene onderwijs in 2008

Bedragen * € 1 000
InstrumentType studenten/ getuigschriften/ promotiesAantallenPrijs per eenheidBedragKas 2008
Bekostiging WUEerstejaars1 1963,9064 672 
 Ongedeelde getuigschriften24540,88110 016 
 Bachelor getuigschriften37122,9158 501 
 Master getuigschriften80117,96614 391 
 Promoties22474,13516 606 
 Vaste componenten  100 097154 283
Bekostiging HBO-groenstudenten7 7697,71859 96059 960
Bekostiging MBO-groenstudenten beroeps-opleidende leerweg16 9995,907100 41 
 studenten beroepsbegeleidende leerweg8 7593,44330 161 
 vaste componenten  10 237140 813
Bekostiging VOAVOA leerlingen nivo 12 1221,9924 228 
 VOA leerlingen nivio 26 0010,7974 7829 010
Bekostiging VMBO-groenleerlingen VMBO/ VBO20 0536,219124 710 
 leerlingen VMBO / LWOO15 3509,596147 299 
 Vaste componenten  21 238293 247
PraktijklerenStudenten MBO25 7580,41110 589 
 Studenten HBO7 7960,104812 
 Vaste componenten (IPC’s  10 10021 501

Praktijkleren

De lagere uitgavenrealisatie is in de eerste plaats een gevolg van het verstrekken van € 3,1 mln. voor praktijkleren via de MBO-bekostiging. In de tweede plaats is er € 4,1 mln. minder BTW betaald omdat over tijdelijke bijdragen in het kader van verzelfstandiging IPC’s en uitgaven door de onderwijsinstellingen voor praktijkleren in eigen huis geen BTW betaald hoeft te worden. In de derde plaats zijn uitgaven voor afbouw werkzaamheden IPC’s contractueel voor een relatief groot deel in 2007 betaald.

Toelichting op de ontvangsten:

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2008Begroting 2008
Rente en aflossing over de verstrekte lening aan de Stichting DLO inzake aankoop grond en gebouwen8 9898 802
FES-ontvangsten14 28915 524
Overige ontvangsten22 11392
Totaal ontvangsten45 39124 418

Overige ontvangsten:

Overige ontvangsten hebben betrekking op projectbijdragen van organisaties buiten de rijksoverheid (waaronder EU) en terugvorderingen als gevolg van subsidie-afrekeningen aan onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Daarnaast heeft er een financieel-administratieve verrekening met DLO plaatsgevonden uit hoofde van een inhaalslag die DLO heeft gerealiseerd m.b.t. nog uit te voeren onderzoek. (€ 18,3 mln.). Deze technische afwikkeling leidt tot een hogere uitgaven- en ontvangstenrealisatie.

2. Slotwetmutaties

Bedragen x € 1 000
 VerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 20081 045 965991 64630 862
Mutaties Slotwet 2008– 15 924– 6 69714 529
Stand Slotwet 2008 (realisatie)1 030 041984 94945 391

Toelichting:

De lagere verplichtingen- en uitgavenrealisatie zijn een gevolg van:

• lagere uitgavenrealisaties van de FES-projecten Aviaire Infuenza (AI) (€ 3,0 mln.), Transitie Duurzame Landbouw (TDL) (€ 4,0 mln.) en een hogere uitgavenrealisatie op Technologisch Top Instituut Groene Genetica). (€ 0,2 mln.)

• lagere uitgaven op praktijkleren (€ 3,0 mln.) en een lagere realisatie op onderzoeksprojecten vanwege een late opstart in 2008.( € 15.0 mln.).

• Tegenover deze lagere uitgaven staat een hogere uitgavenrealisatie uit hoofde van een financieel-administratieve verrekening met DLO uit hoofde van een inhaalslag die DLO heeft gerealiseerd m.b.t. nog uit te voeren onderzoek. (€ 18,3 mln.). Dit laatste verklaart ook de hogere ontvangstenrealisatie.

3. Uitgevoerde Evaluatie onderzoeken

 Onderzoek onderwerpNummer AD of ODStartAfgerondVindplaats
Overig evaluatieonderzoek     
 – WOT Diergezondheid26.1520072008Rijnconsult 17–03–2008
 – WOT Voedselveiligheid26.1520082008Rijnconsult 23–06–2008
 – WOT Genetische bronnen26.1520082009 
 – Subsidieregeling DLO26.1520072008LNV/DK 17–11–2008
 – Midterm review Groene – Kenniscoöperatie26.1520082009 
 – Overige onderzoeksprogrammering26.15 

Toelichting:

• In 2008 zijn geen beleidsdoorlichtingen of effectonderzoeken ex post gestart of afgerond.

• Conform de afspraken in de overeenkomst worden voor einde van de looptijd de Wettelijke onderzoekstaken geëvalueerd. In 2008 en 2009 lopen 5 WOT-overeenkomsten af. De evaluaties van WOT Voedselveiligheid en WOT Genetische bronnen zijn in 2008 gestart. WOT Voedselveiligheid is in 2008 afgerond (Evaluatie WOT-VV, Ministerie LNV/DK, juni 2008). WOT Genetische bronnen wordt in 2009 afgerond. De evaluaties van WOT Natuur en milieu, WOT Visserij en WOT Economische informatievoorziening starten in 2009. WOT Diergezondheid loopt tot 2012. Hiervoor is in 2008 een midterm evaluatie afgerond (Evaluatie WOT-DG, Ministerie LNV/DK, maart 2008). Op grond van de evaluaties zal worden bekeken of en welke wijzigingen aangebracht dienen te worden in de overeenkomsten.

• De evaluatie subsidieregeling DLO is in 2008 afgerond (Evaluatie Subsidieregeling DLO, Ministerie LNV/DK, november 2008).

• De eerder geprogrammeerde evaluatie overige onderzoeksprogrammering wordt niet uitgevoerd. Jaarlijks vindt een onderzoek plaats in het kader van de indicator kennisbenutting. Onderzoeken binnen overige onderzoeksprogrammering lopen mee met de periodieke evaluaties van beleidsthema’s. Hiervoor wordt verwezen naar de andere beleidsartikelen.

27 Bodem, water en reconstructie zandgebieden

kst-31924-XIV-3-13.gif

Omschrijving

Het Rijk geeft prioriteit aan de reconstructie van de zandgebieden in Zuid en Oost-Nederland (Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg). Deze reconstructie beoogd het realiseren van een goede ruimtelijke structuur, in het bijzonder voor duurzame landbouw, de natuur, het milieu en een duurzame waterhuishouding, alsmede het creëren van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat in de zandgebieden.

1. Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
27 Bodem, water en reconstructie zandgebiedenRealisatieVastgestelde begroting 2008Verschil
 2005200620072008  
Verplichtingen68 974144 824448 919132 78022 583110 197
Uitgaven46 63761 15483 96471 30464 6356 669
Programma-uitgaven33 35748 34863 22750 84644 5406 306
27.11 Reconstructie zandgebieden33 35748 34863 22750 52744 2216 303
waarvan ILG      
– ILG Veenweiden   6 00106 001
– Reconstructie zandgebieden  45 45842 04741 733314
waarvan niet ILG      
– Flankerende maatregelen EHS31575    
– Duurzaam waterbeheer277 320    
– Duurzame landbouw271 838    
– Overige maatregelen101 257    
– Agenda Vitaal Platteland4 8004002 5051 8531 058795
– Rijksacties MJP-24 028 1 2622261 106– 880
– Landschap 86    
– Voorfinanciering UC 2005/2006  14 002   
– Reconstructie algemeen 2 640 40032476
– SGB UC 2001–2004 29 650    
– Milieu (SGB) UC 2005–200624 4344 582    
27.12 Bodem en Water   3193190
waarvan ILG      
– Duurzaam bodemgebruik   3193190
– Bodemsanering      
– Waterbodemsanering      
Apparaatsuitgaven13 28012 80620 73720 45820 095363
27.21 apparaat19324423719718314
27.22 baten- lastendiensten13 08712 56220 50020 26119 912349
       
Ontvangsten4917 1141471 300331969

Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen:

De hogere verplichtingenrealisatie houdt voor € 76,7 mln. verband met het in 2008 zijn aangegaan van verplichtingen voor projecten water over de periode 2007–2013 conform de ILG-systematiek en ILG-bestuursovereenkomst. Daarnaast is het meerjarige budget van in totaal € 35 mln. voor projecten in de Veenweidegebieden om bodemdaling tegen te gaan in 2008 juridisch vastgelegd. Dit leidt tot € 35 mln. hogere verplichtingen en € 6 mln. hogere uitgaven realisatie.

Toelichting op de ontvangsten:

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2008Begroting 2008
Bijdrage derden1 300331
Totaal ontvangsten1 300331

2. Slotwetmutaties

Uitgaven x € 1 000
 VerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 200860 41073 4621 300
Mutaties Slotwet 200872 3702 1580
Stand Slotwet 2008 (realisatie)132 78071 3041 300

Toelichting op de verplichtingen:

De hogere verplichtingenrealisatie houdt met name verband met het in 2008 aangegaan zijn van verplichtingen voor projecten water over de periode 2007–2013 conform de ILG-systematiek en ILG-bestuursovereenkomst. De hiermee samenhangende meerjarige kasbudgetten worden jaarlijks vanuit het Ministerie van V&W naar de LNV-begroting overgeheveld.

3. Uitgevoerde Evaluatie onderzoeken

In 2008 zijn geen beleidsdoorlichtingen of effectenonderzoeken ex post gestart of afgerond.

28 Nominaal en onvoorzien

Dit artikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.

1. Budgettaire gevolgen van niet-beleidsartikelen

Bedragen x € 1 000
28 Nominaal en OnvoorzienRealisatieBegroting 2008
 2005200620072008 
Verplichtingen0000– 500
Uitgaven0000– 500
U2811 Prijsbijstelling00000
U2812 Loonbijstelling00000
U2813 Onvoorzien0000– 500
Ontvangsten00000

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen:

De in 2008 bij Voorjaarsnota aan de LNV-begroting toegekende loon- en prijsbijstelling 2008 is toegedeeld naar de relevante artikelen en daardoor niet zichtbaar in de bovenstaande tabel.

Op dit artikel zijn de aanvullende maatregelen bij Augustusbrief 2007 verwerkt op de begroting 2008. Invulling hiervan heeft plaatsgevonden bij de Voorjaarsnota 2008.

29 Algemeen

kst-31924-XIV-3-14.gif

Omschrijving

Op dit artikel worden de uitgaven, zowel apparaat als programma, toegelicht die niet vallen onder de beleidsartikelen. Dit betreft de apparaatsuitgaven van een aantal algemene onderdelen van het kerndepartement, internationale contributies en de uitvoering van EU maatregelen door onder meer de productschappen.

1. Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
29 AlgemeenRealisatieBegroting 2008Verschil
 2005200620072008  
Verplichtingen238 409240 044267 442249 656211 29638 360
Uitgaven238 408240 018267 278249 746209 09240 654
Programma-uitgaven49 61247 46250 52641 17440 324850
29.11 Internationale contributies8 2568 29710 3998 4827 4211 061
29.12 Uitvoering van EU-maatregelen41 35639 16540 12732 69232 903– 211
Apparaatsuitgaven188 796192 556216 752208 572168 76839 804
29.21 Apparaat188 796184 433206 323188 133160 13128 002
29.22 Baten-lastendiensten08 12310 42920 4398 63711 802
       
Ontvangsten420 646353 376345 227359 988425 716– 65 728

De hogere verplichtingen en uitgavenrealisatie is met name het gevolg van hogere apparaatsuitgaven.

Toelichting op de apparaatsuitgaven:

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2008Begroting 2008
Personeel algemene leiding en stafdirecties40 03434 173
Personeel overige directies40 34137 075
Materieel26 25617 030
Materieel Ministerie algemeen en huisvesting39 21034 287
Overig personeel en post-actieven42 29237 566
Bijdrage aan AID9 1708 637
Bijdrage aan DICTU11 2690
Totaal apparaatsuitgaven208 572168 768

De totale apparaatsuitgaven laten ten opzichte van de begroting een stijging zien. Deze stijging wordt verklaard door:

U29.21 Apparaat

• De hogere uitgaven bij personeel algemene leiding en stafdirecties hangen samen met de toegekende loonbijstelling (€ 3,9 mln.) en uitgaven verricht in het kader van kwaliteitsverbetering van de centrale personeelsadministratie in de aanloop naar de totstandkoming van P-direct (€ 2,1 mln.);

• De hogere uitgaven bij materieel hangen met name samen met het uitvoeren van maatregelen in het kader van sociaal flankerend beleid (€ 2,1 mln.) en met het op orde brengen van de apparaatsbudgetten van directies conform normkader materieel (uitgangspunten Vernieuwing Rijksdienst) in de aanloop naar de krimptaakstelling Coalitieakkoord. (€ 6,4 mln.);

• De hogere uitgaven bij materieel ministerie algemeen hebben betrekking op huisvestings – en facilitaire kosten samenhangende met de renovatie van het hoofdgebouw.

• In verband met bemiddeling en mobiliteitsbevordering zijn de uitgaven op overig personeel en post-actieven hoger dan geraamd.

U29.22 Baten-lastendiensten

De bijdrage aan de dienst ICT Uitvoering (DICTU), waarin bij begroting 2008 nog niet was voorzien, houdt verband met:

• het afwikkelen van een oude opstaande vordering van DICTU op LNV;

• het niet volledig kunnen doorbelasten van indirecte kosten aan opdrachtgevers;

• een bijdrage in verband met passivering van verlofuren;

• een bijdrage aan het veranderproces van DICTU in de vorm van begeleiding, opleidingen, omscholing en outplacement.

Toelichting op de ontvangsten:

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2008Begroting 2008
Landbouwheffingen343 923413 441
EU-ontvangsten3 5515 684
Overige ontvangsten12 5146 591
Totaal ontvangsten359 988425 716

De lagere ontvangstenrealisatie landbouwheffingen is het gevolg van een afname van importvolumes. Het betreft hier heffingen op import van landbouwproducten vanuit «derde» landen naar de EU. Deze heffingen worden geïnd door de douane en produktschappen.

De hogere realisatie overige ontvangsten hangt met name samen met de opbrengst uit hoofde van de overdracht van activa vanuit het kerndepartement aan de baten-lastendienst DICTU.

2. Slotwetmutaties

Bedragen x € 1 000
 VerplichtingenUitgavenOntvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2008256 400254 196431 590
Mutaties Slotwet 2008– 6 744– 4 450– 71 602
Stand Slotwet 2008 (realisatie)249 656249 746359 988

Toelichting:

De lagere verplichtingen- en uitgavenrealisatie is met name toe te schrijven aan minder uitgaven medebewind ad € 4,3 mln. De lagere ontvangstenrealisatie houdt voornamelijk verband met landbouwheffingen als gevolg van tegenvallende importvolumes ad € 69,5 mln.

3. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van LNV (XIV) en het Diergezondheidsfonds. De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft conform de Comptabiliteitswet het karakter van een uitzonderingsrapportage. Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt in deze paragraaf verantwoording afgelegd over achtereenvolgens de financiële rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering, de totstandkoming van beleidsinformatie, het financieel en materieel beheer en overige specifieke aspecten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in deze bedrijfsvoeringsparagraaf is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem.

Financiële rechtmatigheid en getrouwheid

Vanuit de mij bekende informatie zijn er geen fouten en onzekerheden geconstateerd in de rechtmatigheid van financiële transacties in 2008 en/of de betrouwbare verantwoording daarover in deze jaarrekening die de tolerantiegrens op artikelniveau en/of op saldibalansniveau overschrijden. Dit geldt evenzeer voor de getrouwheid van de cijfers van de jaarrekening op artikelniveau en saldibalansniveau.

Totstandkoming van beleidsinformatie

Vanuit de mij bekende informatie zijn er geen tekortkomingen geconstateerd in de totstandkoming van beleidsinformatie op artikelniveau.

Financieel en materieel beheer

Specifieke opmerkingen en bevindingen:

Project versterking financiële functie

In 2008 is langs twee grote lijnen gewerkt aan de verdere versterking van de financiële functie. Ten eerste is departementsbreed de controlfunctie versterkt, onder andere door het instellen van een CFO-functie bij de grote uitvoerende diensten en door te investeren in opleiding en ontwikkeling van de decentrale controllers binnen LNV. Ten tweede zijn maatregelen genomen om het beheer van programmagelden door beleidsdirecties te verbeteren; verdere professionalisering van het Financieel Dienstencentrum, opleiding van beleidsmedewerkers, betere ondersteuning van het administratieve proces (zie ook onder ICT), standaardisatie van instrumenten en verscherping van het toezicht door een explicieter toezichtsprogramma. De verbeteringen blijken uit de versnelde afwikkeling van oude verplichtingen en voorschotten en de verbeteringen in de kwaliteit van nieuw aangegane verplichtingen. Verbetering van de financiële monitoringsinformatie aan beleidsdirecties/budgethouders en dossiervorming blijven in 2009 nog aandachtspunten. Hiernaast heeft LNV in 2008 actief bijgedragen aan de vorming van een rijksbreed geharmoniseerd subsidiekader.

Nationale Verklaring

De ministerraad heeft op 6 juli 2006 ingestemd met een «nationale lidstaatverklaring» bij de Europese geldstromen. Dit is een verklaring op politiek niveau aan de Tweede Kamer en aan de Europese Commissie waarmee de Minister van Financiën verklaart dat het financieel beheer van Europese geldstromen binnen Nederland op orde is. Deze nationale verklaring is gebaseerd op deelverklaringen van betrokken beleidsdepartementen.

Van de minister van LNV wordt een deelverklaring gevraagd inzake:

1. De opzet en werking van het beheer van middelen uit het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (GLB).

2. De opzet en werking van het beheer van middelen uit het Europees Visserijfonds (EVF).

Op 19 februari 2003 heb ik de genoemde deelverklaringen verklaring afgegeven aan de minister van Financiën.

Deelverklaring GLB

Het met de deelverklaring GLB over 2007 gemaakte voorbehoud inzake de implementatie en uitvoering van de handhavingscontrole van specifieke Europese regelgeving (cross compliance) is in aangepaste vorm gehandhaafd. De met de deelverklaring aangegeven verwachting dat over 2008 op het punt van de inzet van de medehandhavers een voorbehoud niet meer aan de orde zou zijn is – ondanks forse bestuurlijke inspanningen – niet tijdig uitgekomen. Sinds 1 januari 2009 is er een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de provinciale medehandhavers. In de loop van 2009 worden soortgelijke afspraken gemaakt met handhavers van gemeenten en waterschappen. Ik ga er daarom vanuit dat in de deelverklaring over 2009 het voorbehoud niet meer noodzakelijk zal zijn.

Deelverklaring EVF

In lijn met de afspraken met de minister van Financiën betreft de deelverklaring EVF over 2008 de opzet en niet de werking van het financieel beheer. Reden hiervan is dat het EVF in 2008 operationeel is geworden en over 2008 door LNV geen betalingen zijn gedeclareerd bij het EVF. De deelverklaring EVF kent geen voorbehoud.

De deelverklaringen laten onverlet inherente interpretatie van Europese regelgeving.

Opvolging aanbevelingen Algemene Rekenkamer

De Algemene Rekenkamer heeft in het rapport bij het jaarverslag over 2007 geconcludeerd dat het financieel beheer is verbeterd. Wel is een tweetal bestaande «onvolkomenheden» geformuleerd die nog aandacht behoeven: de begrotingsadministratie van het concern en het beheer van programma-uitgaven door beleidsdirecties. Over de stand van zaken inzake de opvolging van aanbevelingen wordt in een bijlage bij dit jaarverslag gerapporteerd.

Overige specifieke aspecten van bedrijfsvoering

LNV zichtbaar laten en zichtbaar doen

Doel van de veranderopgave van LNV is slanker, slimmer en effectiever te werken.

LNV is in 2008 afgeslankt naar 6948 fte. Daarmee zijn 103 fte van de taakstelling gerealiseerd. Ten opzichte van 2007 valt een lichte toename van de personele omvang te constateren. Deze toename doet zich voor bij de uitvoerende diensten en heeft betrekking op reeds voor de krimp vastgelegde meerjarenafspraken en intensiveringen vanuit het Kabinet welke LNV in de looptijd van de veranderopgave zelf zal oplossen. In het kader van slimmer werken is besloten om de beleidsdirecties samen te voegen tot een beleidskern. Zo neemt de verkokering binnen LNV verder af en kan LNV beter aansluiten bij de samenleving, sectoren en doelgroepen. De beleidskern is in het voorjaar van 2009 een feit. In november is met goedkeuring van het voorgenomen Kaderbesluit VWA door de Ministerraad de fusie ingezet van de inspecties van LNV (VWA, AID, PD). Het cultuurtraject Anders Werken heeft een aantal conferenties voor leidinggevenden opgeleverd. Doel hiervan was de samenwerking binnen LNV en de verbinding met de samenleving verder te ontwikkelen.

Om effectiever te kunnen werken is een aantal speerpuntthema’s als programma opgezet waarin medewerkers flexibel worden ingezet (Natura 2000 en Gemeenschappelijk Landbouw Beleid).

Om de mobiliteit te bevorderen is in het voorjaar 2008 de LNV-mobiliteitsorganisatie Transforce opgericht. Begin 2009 zullen circa 780 LNV-medewerkers aangewezen worden als voorrangsgroep in de zin van het sociaal flankerend beleid. De realisatie van de diversiteitsdoelstellingen ligt op schema: in 2008 is het aandeel allochtonen gegroeid van 4 naar 5% (streefcijfer voor 2011 is 6%). De verwachting is echter dat de kredietcrisis de kansen op uitstroom, en daarmee ook op instroom, zal verkleinen.

LNV heeft ook in 2008 middels deelname aan Expertise Centra en inhuur van Rijksadvies bijgedragen aan de verbetering van kwaliteit en doelmatigheid van de HR-functie van het Rijk.

P-direct

In het kader van het streven naar doelmatigheid en hogere kwaliteit van de administratieve HRM-processen werkt LNV nauw samen met de andere PerCC-departementen. In de voorbereiding op P-direkt is LNV in januari 2008 aangesloten op het nieuwe salarissysteem SAP-Payroll. Alle werkzaamheden op het gebied van personeelsbeheer en salarisadministratie zijn gebundeld in het PSC (Personeels Service Centrum). Als voorbereiding op P-direct is LNV in 2008 een eigen kwaliteits- en efficiëncytraject gestart. Dit zal doorlopen in 2009.

Ook in 2008 is LNV aangesloten bij de ontwikkeling en implementatie van Rijksbrede P-systemen. Dit betekent dat LNV in 2009 Emplaza, het huidige zelfbedienings- en informatiesysteem, zal uitfaseren. LNV zal vervolgens aansluiten bij het nieuwe zelfbedienings- en HR-systeem van het Ministerie van BZK.

Toezicht op de aansturing van externe uitvoering (RWT’s en ZBO’s)

LNV heeft vorderingen gemaakt ten aanzien van de organisatie van de aansturing. In 2008 is voor alle ZBO’s en RWT’s een (concept) aansturingsarrangement ontwikkeld en geïmplementeerd. Daarnaast beschikken deze organisaties in principe over een jaarrekening inclusief rechtmatigheidverklaring over de besteding van middelen. De verwachting is dat over 2008 van alle ZBO’s en RWT’s een rechtmatigheidsverklaring wordt ontvangen. Hiermee is voldaan aan toezeggingen van de minister aan de Tweede Kamer.

De accountantscontrole van de ZBO’s: O&S Visserij, O&S Landbouw en het Borgstellingsfonds voor de landbouw over 2007 is, mede door late oplevering van onderbouwing van posten, nog niet afgerond.

In 2008 is een start gemaakt met de liquidatie omvorming van de ZBO’s: Ontwikkeling- en Saneringsfonds voor de Landbouw, Ontwikkeling- en Saneringsfonds voor de Visserij en het Borgstellingsfonds voor de Landbouw tot drie nieuwe interne begrotingsreserves. De liquide middelen van de drie fondsen zijn eind 2008 overgeheveld naar drie interne begrotingsreserves. De mutaties in de interne begrotingsreserves worden toegelicht onder de departementale saldibalans en in het beleidsartikel 21 (duurzaam ondernemen). De juridische afronding vindt naar verwachting plaats in het eerste kwartaal van 2009.

De Europese Commissie heeft in 2008 nog geen goedkeuring voor de staatsteunmaatregelen die zijn gefinancierd vanuit het fonds MKZ-AI gegeven.

Erkenning betaalorganen GLB

De departementale auditdienst heeft, als certificeringsinstantie, een goedkeurend oordeel verstrekt bij de door de betaalorganen over de periode 16 oktober 2007 tot en met 15 oktober 2008 opgestelde rekeningen. Ten opzichte van voorgaand jaar is er sprake van een verbetering van het financieel beheer. Dit blijkt uit de opvolging die is gegeven aan de aanbevelingen.

Pilot BLS

Bij LNV heeft in nauwe samenwerking met Financiën de pilot Baten-Lasten plaatsgevonden om inzicht te verwerven in de meerwaarde van het baten-lastenstelsel voor de rijksoverheid. LNV heeft in 2008 naast de reguliere verantwoording tevens een verantwoording 2007 op basis van een baten-lastenstelsel opgesteld. Het ministerie van Financiën heeft deze verantwoording samen met een evaluatie brief (TK 2008–2009, 28 737, nr. 17) aan de Tweede Kamer gestuurd.

Focus en eenvoud indicatoren

De VBTB informatie vermeld in begroting en jaarverslag wordt door AR beschouwd van een goed niveau te zijn. Niettemin wordt aan een voortdurende verbetering gewerkt. Voor de aanpak in het kader van het experiment VBTB+ is voor de presentatie van de beleidsagenda in begroting 2009 al waardering uitgesproken van de zijde van de Tweede Kamer/BOR. In 2008 is het Programma Beleidsinformatie (PBI) in gang gezet, waarin wordt gewerkt aan een vermindering van het aantal indicatoren in de begroting gecombineerd met een kwaliteitsslag. Het betreft een set SMART indicatoren, die zo goed mogelijk zijn gericht op de gewenste maatschappelijke resultaten en aansluiten bij de rol en verantwoordelijkheden van de minister van LNV. Deze set bevat ook indicatoren die betrekking hebben op het functioneren van de handhavings- en uitvoeringsdiensten van LNV. Voor de set wordt in adviserende zin overlegd met de Algemene Rekenkamer. Het resultaat van dit programma zal zijn neerslag krijgen in begroting 2010.

Informatiebeveiliging

Gezien het toenemende belang van ICT voor de bedrijfsvoering neemt ook het belang van informatiebeveiliging toe en moet dit aan hogere EU eisen voldoen. In 2008 is extra aandacht gegeven aan het implementeren van het vastgestelde Informatiebeveiligingsbeleid (AKI) en het standaardbeveiligingsniveau (SBNI). Voor 2009 zijn maatregelen in voorbereiding de Informatiebeveiliging onder centrale regie te stellen om zodoende de kwaliteit ervan verder te verbeteren.

Digitalisering van Kerndepartement

In 2008 is vooruitgang geboekt in de realisatie van het programma Digitalisering Kerndepartement. Van de drie afgesproken producten zijn er twee opgeleverd te weten:

• De oprichting van de beheersorganisatie (DIV-Share)

• De nieuwe werkwijze voor digitaal documentmanagement binnen het kerndepartement is uitgewerkt en vastgesteld. (hierna te noemen: Digitaal Werken)

De inrichting en het testen van de applicatie eDOCS heeft in 2008 meer tijd gekost dan vooraf kon worden voorzien. De implementatie is zodoende opgeschoven naar 2009. Dit jaar zal het Digitaal Werken worden geïmplementeerd bij alle directies binnen het kerndepartement. Daarnaast zal het programmaplan voor plateau 2 worden uitgewerkt. Voor plateau 2 staat procesoptimalisatie binnen de Bestuurskern, interdepartementale samenwerking en de verdere uitrol binnen LNV centraal.

Elektronisch Inkopen

Begin 2007 is een start gemaakt met het programma E-procurement. In de loop van 2007 is aan het programma de financiële functie [F] toegevoegd. Het programma E&F heeft het volledig geïntegreerde ketenproces van bestelling tot betaling vorm gegeven. Zowel het inkoop- & sourcingsproces en het financieel & begrotingsproces zijn volledig nieuw ontworpen en voorzien van een modern ICT instrumentarium, gebaseerd op ERP technologie. Op deze wijze wordt het hart van de bedrijfsvoering van LNV vernieuwd en wordt mede inhoud gegeven aan het Rijksbrede programma «Andere Overheid». Hierop worden verdere bedrijfsvoerings- en primaire processen aangesloten. Alle processen en ICT zijn aan de eindgebruikers van de staf- en beleidsdirecties vrijgegeven. In 2009 wordt een start gemaakt met het doorvoeren van E&F bij de diensten van LNV. Daarnaast zullen de bestelcatalogi in de LNV-webwinkel uitgebreid worden. In release 2 van E&F zullen aanvullende processen zoals activa en projectaccounting worden toegevoegd.

Duurzame bedrijfsvoering

Duurzame bedrijfsvoering wordt een belangrijk aandachtspunt. Het blijft daarbij zoeken naar een geschikte aanpak. Op dit moment is sprake van een palet aan acties. Hierbij kan worden gedacht aan biologische catering, duurzaam inkopen, de inzet van de milieubarometer van Senter Novem, de ISO 14 001 certificering, renovatie hoofdzetel LNV, etc. Het blijkt dat de overgang van ideeën naar handelen een zeer complexe is. Met BZK/DGOBR wordt samengewerkt hier het juiste antwoord op te vinden.

C. JAARREKENING

1. Departementale verantwoordingsstaatDepartementale verantwoordingsstaat 2008 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV)

Bedragen x € 1 000
  (1)(2)(3)
ArtOmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting RealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijke Vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
 TOTAAL 2 348 274630 925 2 655 653711 152 307 37980 227
           
 Beleidsartikelen         
21Duurzaam ondernemen336 708321 9679 869455 256404 19293 479118 54882 22583 610
22Agrarische ruimte18 52542 87842 82083 03256 95065 84164 50714 07223 021
23Natuur296 473524 92985 795327 833558 55491 83431 36033 6256 039
24Landschap en recreatie85 189182 69328 52996 160193 15132 41410 97110 4583 885
25Voedselkwaliteit en diergezondheid89 47290 67213 447138 233136 80720 90548 76146 1357 458
26Kennis en innovatie904 534911 90824 4181 030 041984 94945 391125 50773 04120 973
27Bodem, water en reconstructie zandgebieden22 58364 635331132 78071 3041 300110 1976 669969
           
 Niet-beleidsartikelen         
28Nominaal en onvoorzien– 500– 500    500500 
29Algemeen211 296209 092425 716249 656249 746359 98838 36040 654– 65 728

2. Departementale saldibalans

Saldibalans van het ministerie van landbouw, natuur en voedselkwaliteit per 31 december 2008

2.1 Saldibalans per 31 december 2008

1)Uitgaven ten laste van de begroting 20082 655 648 655,12 2)Ontvangsten ten gunste van de begroting 2008711 151 707,52
3)Liquide middelen65 205 752,03 6a)Rekening-courant RIC2 542 618 910,77
6)Begrotingsreserves LNV104 533 844,99 6b)Tegenrekening begrotingsreserve104 533 844,99
8) Uitgaven buiten begrotings-verband (=intracomptabele vorderingen)606 116 059,08 9)Ontvangsten buiten begrotingsverband (=intra-comptabele schulden)73 199 847,94
10)Openstaande rechten0,00 10a)Tegenrekening openstaande rechten0,00
11)Extra-comptabele vorderingen 2 234 942 536,86  11a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen2 234 942 536,86
12a)Tegenrekening extra-comptabele schulden9 353,88 12)Extra-comptabele schulden 9 353,88 
13)Extra-comptabele Voorschotten1 817 083 254,15 13a)Tegenrekening voorschotten1 817 083 254,15
14a)Tegenrekening garantiever- verplichtingen421 681 217,13 14)Garantieverplichtingen 421 681 217,13 
15a)Tegenrekening openstaande Verplichtingen3 908 679 791,48 15)Openstaande verplichtingen 3 908 679 791,48 
16)Deelnemingen0,00 16a)Tegenrekening deelnemingen0,00
 Totaal11 813 900 464,72  Totaal11 813 900 464,72

2.2 Toelichting op de saldibalans

Algemeen

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften wordt afgeweken, wordt dit nader toegelicht.

Toelichting per balanspost

Balanspost 1 Uitgaven ten laste van de begroting 20082 655 648 655,12
De uitgaven over 2008 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV), onderdeel verplichtingen en uitgaven.
Balanspost 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2008711 151 707,52
De ontvangsten over 2008 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV), onderdeel ontvangsten.
Balanspost 3 Liquide Middelen65 205 752,03
De post liquide middelen is onder andere samengesteld uit de saldi van de aan de kasbeheerders en kasvoorschothouders verstrekte gelden. Hierin is opgenomen o.a. het saldo van de bankrekening van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) bij het Groenfonds per 31 december 2008 ad. € 59 821 260,80.
Balansposten 6. Begrotingsreserves104 533 844,99
Deze post is per 31 december 2008 als volgt opgebouwd
Begrotingsreserve Ontwikkelings- en Saneringsfonds fonds voor de Landbouw27 610 918,48
Begrotingsreserve Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Visserij30 817 120,19
Begrotingsreserve Borgstellingsfonds46 105 806,32

In 2008 heeft het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zgn schatkistrekeningen bij het Ministerie van Financiën geopend waarop de liquide middelen van de zelfstandige bestuursorganen Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw, Stichting Ontwikkeling- en Saneringsfonds voor de Landbouw en Stichting Ontwikkeling- en Saneringsfonds voor de Visserij zijn gestort. Hiermee maakt MLNV gebruik van de mogelijkheid om een interne begrotingsreserve aan te houden waar toevoegingen of onttrekkingen respectievelijk ten laste of ten gunste van de MLNV begroting plaatsvinden. In het jaarverslag zijn de mutaties op deze reserves toegelicht bij artikel 21.

Balansposten 6a. Rekening-Courant RIC-Financiën2 542 618 910,77
Deze post geeft de vordering- en schuldverhouding weer tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Financiën per 31 december 2008

Toelichting

Het saldo rekening courant met het Ministerie van Financiën is als volgt samengesteld:

 Bedrag
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 656 806 144,37
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit/EOGFL/EM (LEF)885 812 766,40
Totaal2 542 618 910,77

Op de rekening-courant MLNV/EOGFL/EM (LEF) vindt verantwoording plaats van de Europese regelingen van het Europees LandbouwGarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor de PlattelandsOntwikkeling (ELFPO). Bij een deel van deze regelingen vindt nationale financiering plaats waardoor de rekening-courant niet gelijk is aan de vordering op de Europese Commissie.

Balansposten 6b. Tegenrekening begrotingsreserves104 533 844,99
Deze post geeft de vordering- en schuldverhouding weer tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Financiën per 31 december 2008.
Balanspost 8 Uitgaven buiten begrotingsverband606 116 059,08
Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die niet ten laste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze uitgaven met derden zullen worden verrekend.

Toelichting

De uitgaven buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:

 Bedrag
Algemeen623 009,20
Te verrekenen met Diergezondheidsfonds (DGF)11 619 688,20
Te verrekenen projecten23 462 390,79
EU uitgaven ELGF555 905 551,67
EU uitgaven ELFPO3 547 796,35
Doorberekening derden6 242 819,80
Doorberekening Plattelands Ontwikkelings Programma (POP)4 196 479,79
Vorderingen personeel518 323,28
Totaal606 116 059,08

Te verrekenen met DGF

Dienst Regelingen is belast met de uitvoering van de dierziektebestrijding. De financiële middelen voor de dierziektebestrijding zijn in het DierGezondheidsFonds beschikbaar. Het bedrag van 11,6 mln zal door DGF aan Dienst Regelingen worden betaald.

Te verrekenen projecten

Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voert projecten en regelingen uit waarvoor onder andere europese bijdragen zullen binnenkomen.

EU uitgaven ELGF en ELFPO

De gelden die het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor de Europese fondsen ELGF en ELFPO voorfinanciert betreffen de declaraties van de maanden november (16/10 – 30/11) en december. De gedeclareerde bedragen zijn in 2009 ontvangen respectievelijk in de maanden januari en februari. De navolgende tabellen geven inzicht in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het ELGF en ELFPO van de jaren waarvan de declaraties nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.

ELGF overzicht

 OmschrijvingBedrag
Restant ELGF vordering voorgaande dienstjaren *4 192 813,91
 Boekjaar 2008, in 2007 gerealiseerde uitgaven**270 790 631,85
 Vordering 31 december 2007274 983 445,76
 Boekjaar 2008, in 2008 gerealiseerde uitgaven584 010 182,35
 Afrekening restpost18 716,04
 Tlv begroting MLNV– 91 807,12
 Ontvangst ELGF boekjaar 2008– 856 242 767,86
   
Nog te vorderen*** 2 677 769,17
 EU boekjaar 2009 in 2008 gerealiseerde uitgaven553 227 782,50
Vordering 31 december 2008 555 905 551,67

* Beroepsprocedure ad € 5 670 000,00 en de afrekening EU declaratie 2007 die door Brussel nog verrekend moet worden ad € 1 458 470,05 alsmede een restpost van € 18 716,04. De declaratie 2007 zal in maart 2009 met de EU worden verrekend.

** Het boekjaar voor het ELGF loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar.

*** € 2 677 769,17 bestaat derhalve uit de beroepsprocedure € 5 670 000,00 minus de beide onafgewikkelde EU-jaren 2007 en 2008 voor resp. € 1 458 470,01 en € 1 533 760,82.

ELFPO overzicht

 OmschrijvingBedrag
Restant ELFPO – 124 278,50
 Boekjaar 2008, gerealiseerde uitgaven in 2007*2 644 989,00
Vordering 31 december 2007 2 520 710,50
 Boekjaar 2008, in 2008 gerealiseerde uitgaven20 608 372,60
 Ontvangst ELFPO boekjaar 2007– 23 265 344,73
 Correctie schuld 2007124 278,50
Nog te vorderen – 11 983,13
 Boekjaar 2008, in 2008 gerealiseerde uitgaven3 559 779,48
Vordering 31 december 2008 3 547 796,35

* Het boekjaar voor het ELFPO loop van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgend jaar.

Doorberekening derden

Betreft hier specifieke regelingen die door Dienst Regelingen worden uitgevoerd ten behoeve van derden bijvoorbeeld regelingen op basis van de wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen.

Doorberekening POP

Betreft hier vorderingen op derden van Dienst Landelijk Gebied naar aanleiding van de uitvoering van het Plattelands Ontwikkelings Programma.

Vorderingen Personeel

Medewerkers van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kunnen onder bepaalde voorwaarden een langere periode met verlof. Gedurende deze periode financiert LNV oa pensioenpremies voor. Na de verlofperiode verrekent LNV deze premies met de betrokken medewerkers.

Balanspost 9 Ontvangsten buiten begrotingsverband73 199 847,94
Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die niet ten gunste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze ontvangsten zullen worden verrekend.

Toelichting

De ontvangsten buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:

 Bedrag
Algemeen1 736 516,74
Contante waarborgen productschappen5 510 957,98
Reservering bezwaar SFSH1 574 215,44
Werkkapitaal ELFPO Plattelandontwikkeling34 056 481,69
Bommenregeling11 479 622,54
Schulden aan personeel538 201,49
Stortingen provincie tbv ILG3 710 830,07
Verschuldigd aan Bureau Beheer Landbouwgronden12 072 793,11
Projecten vertegenwoordiging buitenland2 520 228,88
  
Totaal73 199 847,94

Contante waarborgen productschappen

De productschappen ontvangen per bank gelden van het bedrijfsleven als zekerheidsstelling voor in- en uitvoercertificaten en uitvoerrestituties. Als aan de voorwaarden voor de certificaten en restituties is voldaan dan betalen de productschappen op verzoek van de belanghebbende de bedragen terug.

Reservering bezwaar SFSH

In het kader van de superheffing voor melkproducenten wordt het aan het ELGF verschuldigde bedrag bepaald op basis van de landelijke overschrijding. De som van de door de individuele heffingplichtige verschuldigde bedragen is in de regel hoger dan de landelijke overschrijding. Regelgeving schrijft voor dat de som van de individuele heffingsopleggingen niet kleiner mag zijn dan het aan de EC verschuldigde bedrag. De op deze wijze ontstane extra heffing wordt het «schommelfonds» genoemd. Het «schommelfonds» kan gebruikt worden in die gevallen waarbij als gevolg van een beslissing op bezwaar aan een heffingplichtige eerder opgelegde heffing moet worden gecorrigeerd.

Werkkapitaal ELFPO Plattelandsontwikkeling

In verordening 1290/2005 (art 25 lid 1) is bepaald dat na vaststelling door de commissie van het programma voor plattelandsontwikkeling (2007–2013) een voorfinanciering van 7% zal plaatsvinden van de bijdrage uit het ELFPO voor het betreffende programma. In 2007 heeft de commissie het programma voor plattelandsontwikkeling van Nederland goedgekeurd en de voorfinanciering aan LNV betaald. De commissie zal bij de afsluiting van het programma deze voorfinanciering bij het goedkeuren van de rekeningen betrekken.

Bommenregeling

Dienst Regelingen voert in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken de bommenregeling uit. Voor de uitgaven van deze regeling stelt het Ministerie van Binnenlandse Zaken vooraf gelden beschikbaar aan Dienst Regelingen.

Schulden aan Personeel

Volgens de regeling Individueel Keuze Arbeidsvoorwaarden Pakket (IKAP) kan het personeel van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bedragen reserveren voor doelen die in deze regeling zijn benoemd.

Stortingen provincie ten behoeve van ILG

Dienst Landelijk Gebied draagt zorg voor de uitvoering van de ILG. De provincies stellen vooraf gelden beschikbaar voor deze uitvoering.

Verschuldigd aan Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL)

BBL verwerft landbouwgronden t.b.v. de provincies. De gelden worden door de provincies aan DLG voldaan die vervolgens doorstort naar BBL. Het genoemde bedrag is in dit kader nog verschuldigd aan BBL.

Projecten vertegenwoordiging buitenland

Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voert projecten in het buitenland uit voor specifieke opdrachtgevers. Deze opdrachtgevers stellen vooraf bij wijze van voorschot de financiële middelen beschikbaar. Na afronding van de projecten vindt financiële afwikkeling plaats.

Balanspost 11 Extra Comptabele Vorderingen2 234 942 536,86
De extra comptabele vorderingen hebben betrekking op nog te ontvangen middelen, welke voortvloeien uit uitgaven die ten laste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend, alsmede opgelegde mestheffingen.

Toelichting

De extra comptabele vorderingen zijn als volgt te specificeren:

 Bedrag
Mineralenboekhouding Bureau Heffingen4 390 587,31
Landbouwgronden1 207 034 734,53
Leningen115 691 388,31
Gestelde zekerheden807 529 553,32
Vordering Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)10 551 000,00
Vorderingen inzake direktie Visserij4 655 319,00
Vorderingen in het kader van nationale en europese regelgeving bij uitvoeringsorganisatie74 679 887,11
Vordering inzake directie kennis3 400 000,00
Diverse vorderingen MLNV7 010 067,28
Totaal2 234 942 536,86

Landbouwgronden

Het saldo van de landbouwgronden bestaat voornamelijk uit een langlopend renteloos voorschot van het Ministerie aan het Bureau Beheer Landbouwgronden van € 652 mln waarvoor door het Bureau Beheer Landbouwgronden gronden zijn verworven die na doorlevering aan eindbeheerders leiden tot doelrealisatie. Daarnaast is er een bedrag van € 388 mln nog te vorderen uit hoofde van landinrichtingsrente door grondeigenaren te betalen in afgesloten landinrichtingsprojecten, welke in het algemeen in 26 jaar worden geïnd. Voorts heeft Dienst Landelijk Gebied nog € 167 mln te vorderen uit hoofde van nog niet afgesloten landinrichtingsprojecten.

Leningen

 Bedrag
St. Groninger landschap5 902,39
WUR (Stichting DLO)90 609 776,68
WUR Praktijkonderzoek20 808 659,03
WUR IAC/ILRI4 267 050,21
Totaal115 691 388,31

Gestelde zekerheden

 Bedrag
Productschappen Vee, Vlees en Eieren76 845 778,96
Productschap Tuinbouw14 129 841,04
Dienst Regelingen716 553 933,32
Totaal807 529 553,32

Dit betreffen zekerheden die bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid worden gevraagd. De uitvoering hiervan vindt plaats bij de Betaalorganen.

Diverse vorderingen MLNV

Betreft vorderingen voornamelijk voortkomend uit eindafrekeningen van subsidies en doorberekeningen aan baten lasten diensten.

Balanspost 12 Extra comptabele schulden9 353,88
Balanspost 13 Voorschotten1 817 083 254,15
Onder voorschotten wordt verstaan de vooruit verstrekte gelden, welke op 31 december 2008 nog niet waren verrekend.
(x €1000)
Beleidsartikelen20082007200620052004 en eerderTotaal
21 Duurzaam ondernemen34 65615 68826 3992 7006 72586 168
22 Agrarische ruimten38 09420 59500058 689
23 Natuur437 328293 08748 8987 49514 213801 021
24 Landschap en recreatie145 818117 93010 8473 7972 795281 187
25 Voedselkwaliteit & Diergezondheid22 1253 43306494 02330 230
26 Kennis en innovatie269 30575 85249 94914 27718 484427 867
27 Reconstructie48 57345 5134000094 486
29 Algemeen9 8201 134700300011 954
Medebewindskosten24 65282900025 481
Totaal1 030 371574 061137 19329 21846 2401 817 083
Verloop van de voorschotten gedurende het dienstjaar 2008Bedrag (x € 1 000)
Beginstand 1 januari 20081 357 722 210,09
Verstrekte voorschotten1 114 083 690,73
Eindafgerekende voorschotten647 677 294,67
Eindstand 31 december 20081 817 083 254,15

De stand van de openstaande voorschotten is t.o.v. eind 2007 toegenomen met € 460 mln. Deze toename is een gevolg van de uitvoering van de Wet Inrichting Landelijk Gebied omdat de hiervoor verstrekte voorschotten pas in 2013 of later tot eindafrekening komen.

Medebewindskosten

  Bedrag
Stand 1–1-2008 26 793 000,00
Bij: nieuwe voorschotten 200824 652 195,00 
Af: afgerekende voorschotten in 2008– 25 964 000,00 
Stand 31–12–200825 481 195,00 
Voorschot medebewindskosten per Productschap  
Hoofd Productschap Akkerbouw 9 229 000,00
Productschap Zuivel 6 000 000,00
Productschappen Vee, Vlees en Eieren 5 183 000,00
Productschap Tuinbouw 3 402 195,00
Productschap Vis 2007   829 000,002008   838 000,00 1 667 000,00
Totaal 25 481 195,00

Op deze post zijn de nog niet afgerekende voorschotten inzake de medebewindkosten opgenomen. Bij de vaststelling van de definitieve bijdrage zullen de voorschotten worden afgeboekt.

Balanspost 14 Garantieverplichtingen421 681 217,13
Voor de samenstelling wordt verwezen naar paragraaf 2.3, de staat van garantieverplichtingen.
Balanspost 15 Openstaande verplichtingen3 908 679 791,48
De openstaande verplichtingen per 31 december 2008 kunnen vanaf 2009 tot betaling leiden.
(x € 1 000)
HoofdbeleidsterreinenStand per 01–01–2008In 2008 aangegaan +Negatieve bijstelling -/-Uitgaven -/-Stand per 31–12–2008
21 Duurzaam ondernemen132 030455 25529 865404 191153 229
22 Agrarische ruimte180 97183 03214 24256 950192 811
23 Natuur1 952 489294 1716 682558 5541 681 424
24 Landschap en recreatie544 54196 159428193 150447 122
25 Voedselkwaliteit & Diergezondheid19 479138 2333 643136 80617 263
26 Kennis en innovatie890 8851 030 0412 433984 949933 544
27 Reconstructie354 022132 7791471 304415 483
29 Algemeen165249 6550249 74575
Subtotaal4 074 5822 479 32557 3072 655 6493 840 951
Buiten begrotingsverband34 27063 79011 15519 17667 729
Totaal generaal4 108 8522 543 11568 4622 674 8253 906 680

De stand openstaande verplichtingen op de artikelen 23 en 24 is relatief hoog ten opzichte van de kasstroom. De oorzaak hiervoor zijn de verplichtingen die zijn vastgelegd voor de ILG. De subsidieverlening voor de ILG betreft namelijk de gehele uitvoeringsperiode (2007–2013).

2.3 DE STAAT VAN GARANTIE-VERPLICHTINGEN

Garantie verplichtingen per 31 december 2008
Artikela) ten behoeve vanb) aanIngangs datumlooptijd in jarenMaximaal verleendLopende verplichting
21a) Stichting Borgstellingsfonds voor de Land- en Tuinbouw  50 000 000,0050 000 000,00
 Subtotaal artikel  50 000 000,0050 000 000,00
23a)Rente en aflossingen van leningen inzake aankoop van natuurgebieden en landschappen    
 b) Alg. Spaarbank voor Nederland01-04-1992303 630 241,732 557 358,70
  05-06-1992304 537 802,163 197 908,04
 b) Algemeen burgerlijk pensioenfonds21-12-1989202 722 681,301 609 880,57
  16-07-1990302 722 681,301 764 112,37
  11-07-1997196 096 874,523 421 812,46
 b) Bank Nederlandse Gemeenten02-06-1997185 912 147,703 011 860,29
  22-10-1998304 991 582,384 050 139,44
  15-03-1999304 084 021,943 385 635,19
  15-04-1999104 168 150,38492 068,94
  30-06-1999202 362 505,841 550 060,10
  01-07-1999302 722 681,302 244 911,51
  30–01–2001202 834 516,702 149 605,72
  28–02–2001309 075 604,328 008 248,04
  01–10–2001205 230 000,003 956 670,84
  19–11–2001309 075 000,007 900 263,25
  24–12–2002109 100 000,009 100 000,00
  18–09–20032018 513 818,9713 605 865,89
 b) ASF Graf.Bedr./Telegraaf/Fortis15-12-1997202 359 657,121 394 005,37
 b) Ned. Waterschaps Bank01–09–20021012 942 443,0010 237 442,99
 b) Ministerie van Financiën15–12–2003109 076 000,008 256 000,00
  01–06–20041021 452 780,7216 392 780,72
  15–11–2004109 076 000,008 366 000,00
  15–12–20041024 100 000,0022 190 000,00
  05–01–20051022 100 000,0020 810 000,00
  15–09–20051016 064 658,8414 925 000,00
  30–12–2005109 076 000,008 516 000,00
  19–01–20061045 000 000,0043 170 000,00
  26–01–20061021 110 000,0020 250 000,00
  14–03–2006109 076 000,008 736 000,00
  31–01–20071065 090 000,0063 930 000,00
  31–01–2007109 076 000,008 916 000,00
  02–07–2007108 967 515,498 820 000,00
  31–01–2008109 076 000,009 076 000,00
  02–06–2008102 586 310,862 586 310,86
  23–06–20081022 000 000,0022 000 000,00
 Subtotaal artikel  416 009 676,57370 577 941,29
26b) Gebouwen en terreinen voor gesubsidieerde scholen Agrarisch onderwijs  14 103 489,121 089 072,52
 b) Gebouwen Stichting Studenten huisvesting in Deventer  748 737,3614 203,32
 Subtotaal artikel  14 852 226,481 103 275,84
 Totaal generaal  480 861 903,05421 681 217,13

3. OVERZICHT TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2008 vastgesteld op € 181 000,-. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro’s.

FunctieBelastbaar jaarloon 2007Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2007Totaal 2007Belastbaar jaarloon 2008Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2008Ontslag-vergoedingTotaal 2008MotiveringOpmerkingen
Medewerker algemene projecten€ 80 223,85€ 20 192,34€ 100 416,20€ 186 140,97€23 960,62 € 210 101,59Schadeloosstelling i.v.m. herziening salarisschaal over een periode van 9 jaar rekeninghoudend met pensioenverlies. De schadeloosstelling is conform regelgeving toegekend en betreft een toekenning van opgebouwde salarisrechten, welke ten onrechte nog niet waren uitgekeerd, behorend bij de functie.

4. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT INZAKE BATEN-LASTENDIENSTEN

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting
Algemene Inspectiedienst   
Totale baten66 78569 5842 799
Totale lasten66 78369 7122 929
Saldo van baten en lasten2– 128– 130
    
Totale kapitaalontvangsten8 1634 382– 3 781
Totale kapitaaluitgaven11 8976 855– 5 042
    
Dienst ICT Uitvoering   
Totale baten97 611118 99121 380
Totale lasten97 574118 08420 510
Saldo van baten en lasten37907870
    
Totale kapitaalontvangsten35 19612 768– 22 428
Totale kapitaaluitgaven61 69816 712– 44 986
    
Dienst landelijk Gebied   
Totale baten119 917134 31414 397
Totale lasten119 917134 42714 510
Saldo van baten en lasten0– 113– 113
    
Totale kapitaalontvangsten10 6817 595– 3 086
Totale kapitaaluitgaven18 8318 662– 10 169
    
Dienst Regelingen   
Totale baten129 062172 22843 166
Totale lasten129 062171 69442 632
Saldo van baten en lasten0534534
    
Totale kapitaalontvangsten15 00027 69312 693
Totale kapitaaluitgaven30 95435 9995 045
    
Plantenziektenkundige Dienst   
Totale baten17 15124 1787 027
Totale lasten17 15124 1316 980
Saldo van baten en lasten04747
    
Totale kapitaalontvangsten1 0002 0941 094
Totale kapitaaluitgaven2 0002 119119
    
Voedsel en Warenautoriteit   
Totale baten159 547176 93817 391
Totale lasten159 547171 40911 862
Saldo van baten en lasten05 5295 529
    
Totale kapitaalontvangsten9 7307 925– 1 805
Totale kapitaaluitgaven16 93713 911– 3 026

5. TOELICHTING BIJ DE SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT INZAKE BATEN-LASTENDIENSTEN

Algemene Inspectiedienst (AID)

Profiel

De Algemene Inspectiedienst (AID) is een handhavingorganisatie van het Ministerie van LNV die, door middel van de instrumenten controle, verificatie en opsporing, de naleving van de LNV-regelgeving op programmatische wijze bevordert. Waar effectief uit oogpunt van naleving wordt de inzet van hiervoor bedoelde instrumenten begeleid door handhavingcommunicatie. Op basis van waarnemingen en ervaringen in de handhavingpraktijk adviseert de AID de Minister en beleidsdirecties van LNV over voorgenomen of reeds vigerend beleid en regelgeving. Ten behoeve van de uitvoering van deze taak beschikken de ambtenaren AID over toezichthoudende en opsporingsbevoegdheden. Deze bevoegdheden worden in onderlinge samenhang ingezet. Opsporing vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie.

Financieel resultaat

De AID heeft over 2008 een klein negatief exploitatieresultaat behaald van € 0,128 mln.

De liquiditeitspositie is, afgemeten aan het netto werkkapitaal, met ruim € 0,7 mln. toegenomen ten opzichte van de beginbalans. De geleverde productie is hoger dan in de initiële begroting voor 2008 is voorzien. Dit is het gevolg van uitbreidingen in het reguliere opdrachtenpakket die hebben plaatsgevonden na de vaststelling van de agentschapparagraaf in de LNV begroting 2008.

Prestaties

De prestaties van de AID bestaan uit het aantal directe uren per product waartoe de AID een opdracht heeft gekregen en de daarmee bereikte resultaten. Onderstaande tabel geeft per productgroep het aandeel in de omzet van de AID in 2008 weer.

Prestaties per productgroep
 Realisatie 2008
ProductgroepPrestaties in urenAandeel in % omzet
Product  
Controle616 19776,4%
Verificatie TAB65 1978,1%
Opsporing107 02213,3%
Beleidsadvisering13 7341,7%
Handhavingscommunicatie4 6390,5%
Totaal806 789100%

Het initiële opdrachtenpakket is medio 2007, als onderdeel van de begrotingsvoorbereiding 2008 bepaald. De omvang en samenstelling daarvan is onderhevig aan politiek-maatschappelijke ontwikkelingen, herprioritering van LNV-beleid. Deze aspecten hebben ertoe geleid dat gedurende het begrotingsjaar 2008 wijzigingen in het opdrachtenpakket hebben plaatsgevonden.

Doelmatigheidsgegevens

Resultaten doelmatigheid
Prestatie-indicatorNorm 2008Meetwaarde 2008
Percentage gegronde klachten op aantal gecontroleerden2 per 10 0000,46 per 10 000
Goedkeurende accountantsverklaringJaJa
Gemiddelde kostprijs per uur€ 84,40€ 84,60
Percentage gerealiseerde verkoopbare uren100%98,0%
Ziekteverzuimpercentage4,3%4,6%
Treffers bij (selecte) controles15,0%22,7%
Tijdigheid verificaties TAB90,0%74,0%
Ontwikkeling doelmatigheid in de periode 2005–2008
Prestatie-indicatorMeetwaarde
 2005200620072008
Percentage gegronde klachten op aantal gecontroleerden2 per 100 0007 per 100 0004 per 100 0004,6 per 100 000
Goedkeurende accountantsverklaringJaJaJaJa
Gemiddelde kostprijs per uur€ 69,91€ 71,73€ 78,03€ 84,55
Percentage gerealiseerde verkoopbare uren99,1%99%98%98%
Ziekteverzuimpercentage3,8%4,01%4,97%4,56%
Treffers bij (selecte) controles22,4%21,9%22,8%22,7%
Tijdigheid verificaties TAB64%80%80%74%

Toelichting:

De doelmatigheidsindicatoren van de AID zijn verweven in de interne sturingscyclus. Door het management wordt veel aandacht aan de voortgang in deze indicatoren besteed. Daarmee wordt bereikt dat door het management zowel de sturing op opbrengsten en kosten als op kwaliteit voortdurend veel aandacht krijgt.

Enkele normen zijn in de loop der jaren op eigen initiatief van de AID aangescherpt, waaronder die voor het ziekteverzuim en de tijdigheid van verificatiecontroles. Het ziekteverzuim is traditioneel relatief laag, al is er de laatste jaren sprake van een zekere toename. Die wordt vooral veroorzaakt door een toename van het aantal niet-werkgerelateerde langdurig zieke medewerkers.

Het aantal treffers bij controles ligt de afgelopen jaren een stuk hoger dan de realisatie maar is wel vrij constant. Dit komt onder meer doordat er binnen een aantal vakgebieden veel wordt gewerkt op basis van meldingen en risicoanalyse. Doordat de AID een omslag maakt naar meer effectgericht handhaven, is deze indicator niet meer voor alle soorten controles geschikt. In de aanloop naar de fusie met de VWA en de PD zullen doelmatigheidsindicatoren voor de nieuwe organisatie worden ontwikkeld. Daarbij wordt rekening gehouden met nieuwe manieren van handhaven en de gevolgen daarvan voor het definiëren van relevante prestatie-indicatoren.

Een «kale» meerjarenvergelijking van de ontwikkeling van de kostprijs geeft een totaal verkeerd beeld van de feitelijk gerealiseerde ontwikkeling in de doelmatigheid omdat voor een correcte interpretatie rekening moet worden gehouden met een aantal specifieke omstandigheden die invloed op de kostprijs hebben gehad. De AID heeft in de periode 2005–2008 reeds diverse ingrijpende efficiencymaatregelen genomen, die tot uitdrukking zijn gebracht in de tarieven die bij de opdrachtgevers in rekening worden gebracht. De maatregelen variëren van inkooptaakstellingen en taakstellingen op materiële kosten tot verhoging van de productiviteitsnormering. De totaal ingevulde efficiency in de periode 2006–2008 bedraagt ca. € 3,0 mln. Bij een gemiddelde omzet van ca.€ 60 mln. betekent dit dat de AID in 3 jaar tijd 5% efficiency in haar tarieven heeft doorgevoerd.

Deze komen in bovenstaande meerjarenvergelijking niet tot uitdrukking doordat:

• de kostprijs de afgelopen jaren is gestegen door de stijging van personeelskosten als gevolg van wijzigingen in arbeidsvoorwaarden voor Rijksambtenaren, conform de van toepassing zijnde CAO;

• de kostprijs onderhevig is geweest aan de reguliere prijsinflatie;

• met ingang van het jaar 2008 diverse huisvestingskosten worden doorbelast, die voorheen centraal door LNV werden gedragen en daarom voorheen niet bij de baten-lastendiensten in rekening werden gebracht;

• de AID in de afgelopen jaren te maken heeft gehad met diverse nieuwe wetgevingscomplexen waarvoor nieuwe investeringen in informatiesystemen en organisatorische aanpassingen noodzakelijk zijn geweest.

Balans per 31 december 2008(Bedragen x € 1 000)
 31–12–200831–12–2007
Activa  
Immateriële vaste activa2 6542 216
Materiële vaste activa  
– grond en gebouwen00
* installaties en inventarissen1 3941 549
* overige materiële vaste activa8 4179 424
Voorraden00
Debiteuren667375
Nog te ontvangen1 1541 531
Liquide middelen7 7148 378
Totaal Activa22 00023 473
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve98565
* verplichte reserves2 4571 971
* onverdeeld resultaat– 1281 406
Leningen bij het ministerie van Financiën8 3328 145
Voorzieningen7282
Crediteuren1 7903 483
Nog te betalen kosten8 5928 321
Totaal Passiva22 00023 473
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2008(Bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement66 23568 0851 850
Opbrengst overige departementen000
Opbrengst derden4501 152702
Rentebaten100347247
Vrijval voorzieningen000
Bijzondere baten000
Totaal baten66 78569 5842 799
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten42 39346 1423 749
* materiële kosten19 42720 307880
Rentelasten434366– 68
Afschrijvingskosten   
* materieel3 4292 188– 1 241
* immaterieel1 100637– 463
Overige lasten   
* dotaties voorzieningen07272
* buitengewone lasten000
Totaal lasten66 78369 7122 929
    
Saldo van baten en lasten2– 128– 130
Kasstroomoverzicht 2008(Bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening courant RHB per 1 januari 20087 3438 3771 034
    
2. Totaal operationele kasstroom4 5071 809– 2 698
    
  a. Totaal investeringen (-/-)– 8 163– 3 3424 821
  b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)4501 241791
3. Totaal investeringskasstroom– 7 713– 2 1015 612
    
  a. Eenmalig uitkering aan Moederdepartement (-/-)000
  b. Eenmalige storting door Moederdepartement (+)000
  c. Aflossingen op leningen (-/-)– 3 734– 3 513221
  d. Beroep op leenfaciliteit (+)7 7133 141– 4 572
4. Totaal financieringskasstroom3 979– 372– 4 351
    
5. Rekening courant RHB 31 december 2008 (=1+2+3+4)8 1167 713– 403

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Profiel

De Dienst ICT Uitvoering (DICTU) is binnen het Ministerie van LNV verantwoordelijk voor het leveren van ICT services en -ondersteuning aan alle onderdelen van het ministerie en ondersteuning van enkele aan het ministerie aanverwante PBO’s en ZBO’s.De missie van DICTU luidt: «De Dienst ICT Uitvoering draagt bij aan het succes van LNV door te zorgen voor betrouwbare, gestandaardiseerde en kostenefficiënte ICT services die de bedrijfsprocessen van LNV optimaal ondersteunen».DICTU levert aan haar opdrachtgevers de volgende ICT services:

• Applicatiebeheer en ontwikkeling;

• Inrichting en beheer van werkplekken;

• Beheer van de technische infrastructuur;

Bij de levering van deze diensten wordt onderscheid gemaakt in standaard dienstverlening en bijzondere dienstverlening met een maatwerk karakter.

Financieel resultaat

DICTU heeft over 2008 een positief resultaat behaald van € 0,9 mln.

In 2008 heeft DICTU voor het eerst als baten-lastendienst gefunctioneerd. De eerste maanden van het jaar liet het resultaat een negatieve tendens zien. Halverwege het jaar is daarom een financieel verbeterprogramma gestart. Door het treffen van maatregelen is het jaarresultaat uiteindelijk uitgekomen op een overschot van € 0,9 miljoen.

In de begroting 2008 waren de immateriële ICT activa van de overige baten-lastendiensten en het concern van LNV nog opgenomen in de balansen van deze diensten en het LNV concern. De immateriële activa van de overige baten-lastendiensten en het concern van LNV zijn per 1 januari 2009 overgedragen aan DICTU. In de begroting en verantwoording van DICTU over 2008 zijn de afschrijvingskosten van de immateriële ICT activa van de baten-lastendiensten en het concern derhalve niet meegenomen. In de 1e suppletore begrotingswet 2009 van LNV worden deze afschrijvingskosten en het beroep op de leenfaciliteit vastgesteld.

De hogere baten en lasten zoals opgenomen in de staat van baten en lasten zijn te verklaren door het aandeel van directe doorbelastingen dat niet in de begroting is opgenomen. Het aandeel van de directe doorbelastingen loopt in principe resultaat neutraal door de staat van baten en lasten, echter deze is in de realisatie apart gepresenteerd.

Het verschil tussen begrote operationele- en investeringskasstroom versus realisatie is het gevolg van het uitstellen van de overname van immateriële activa naar 1 januari 2009.

De belangrijkste mutaties in de balans zijn als volgt te verklaren;

• Mutatie in de balanspost immateriële vaste activa is het gevolg van overname van generieke software ontwikkelprojecten.

• Mutatie in de post debiteuren is het gevolg van de stelselwijziging naar het baten- en lastenstelsel.

• Mutatie in de balanspost liquide middelen kan worden verklaard door het feit dat DICTU bij aanvang van het baten en lastenstelsel een rekening courantfaciliteit heeft verkregen bij het Ministerie van Financiën.

• Mutatie in de balanspost leningen is het gevolg van het afroepen van leningen ter financiering van investeringen in (im)materiële vaste activa.

• Mutatie in de post crediteuren is het gevolg van de stelselwijziging naar het baten- en lastenstelsel.

• Mutatie in de balanspost nog te betalen kosten houdt verband met verplichtingen uit hoofde van inhuur voor het boekjaar 2008.

Prestaties(Bedragen x € 1 000)
 VariabelenRealisatie 2007Begroting 2008Realisatie 2008
WerkplekkenAantal9 4109 0009 500
InfraAbonnement/vast bedrag in € 1 00022 43421 53823 663
ApplicatiebeheerUren69 924125 830100 777
ApplicatieontwikkelingUren145 514204 821205 016
OutsourcingVast bedrag in € 1 00011 00019 2507 214
Bijzondere dienstverleningVast bedrag in € 1 00018 00035 00021 678

Het lager aantal gerealiseerde uren applicatiebeheer kan worden verklaard doordat ervoor gekozen is om releases op applicatiebeheer tegen ontwikkeltarieven door te factureren. Ten gevolge hiervan zijn deze uren als ontwikkeluren verantwoord. Na eliminatie van de verschuiving van de releases op applicatiebeheer blijft het aantal ontwikkeluren sterk achter op de begroting. Dit kan worden verklaard doordat het aantal begrote ontwikkeluren gebaseerd is op het MIP, waaruit voor DICTU jaarlijks het aantal begrote ontwikkeluren wordt afgeleid. In 2008 is de realisatie van de ontwikkelportefeuille sterk achtergebleven op het MIP.

Doelmatigheid

 RealisatieBegroting
 2006200720082008
kostprijs in € per eenheid product    
gewogen kostprijs beheer4 1404 8304 6824 713
gewogen kostprijs ontwikkeling152154117102
productie    
beheer werkplekken9 5009 1009 5009 000
ontwikkeling uren470 000500 000379 000509 000
kwaliteit    
betrouwbaarheid
beschikbaarheid98%98%
reactiesnelheid< 2 u; 1 u< 2 u; 1 u

Kostprijzen:

Gewogen kostprijs voor de beheerstaken (zoals werkplek-, infrastructuur- en applicatiebeheer)

Gewogen uurtarief voor de ontwikkeltaken

Kwaliteit:

Betrouwbaarheid van de systemen

Beschikbaarheid van systemen

Reactiesnelheid bij foutmeldingen (Voor werkplek sneller dan 2 uur en voor applicaties sneller dan 1 uur).

Bovenstaande informatie komt uit de «Service catalogus DICTU». De DICTU onderscheidt een drietal servicelevels te weten: Basis, Basis24 en Basisplus 24. Elk servicelevel kent een eigen prijsniveau. In de tabel zijn de cijfers en streefwaarden van servicelevel Basis opgenomen. Reactiesnelheid is voor werkplek sneller dan 2 uur en voor applicaties sneller dan 1 uur.

Balans per 31 december 2008(Bedragen x € 1 000)
 31–12–200801–01–2008*
Activa  
Immateriële activa11 3262 679
Materiële activa  
– grond en gebouwen  
– installaties en inventarissen9 1349 070
– overige materiële vaste activa  
Debiteuren8 8521 202
Nog te ontvangen bedragen6 5849 613
Liquide middelen9 724 
Totaal activa45 62022 564
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
– exploitatiereserve– 9 283 
– verplichte reserves9 283 
– onverdeeld resultaat907 
   
Leningen Ministerie van Financiën15 2087 801
   
Voorzieningen  
Crediteuren13 0623 957
Nog te betalen kosten16 44310 806
Totaal passiva45 62022 564

* Door overgang van kasstelsel naar baten- en lastenstelsel zijn de cijfers van de openingsbalans per 1 januari 2008 als vergelijkende cijfers opgenomen.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2008(Bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde jaarbegroting 2008Realisatie 31 december 2008Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement95 501117 16421 663
Opbrengst overige departementen  0
Opbrengst derden1 9501 827– 123
Rentebaten160– 160
Buitengewone baten   
Totaal baten97 611118 99121 380
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* Personele kosten40 37462 90322 529
* materiële kosten23 52049 70426 184
Rentelasten2 618957– 1 661
Afschrijvingskosten   
* materieel7 0083 744– 3 264
* immaterieel24 054776– 23 278
Overige lasten  0
Totaal lasten97 574118 08420 510
    
Saldo van baten en lasten37907870
Kasstroomoverzicht 2008(Bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1 Rekening-courant RHB 1 januari 2008000
    
  Saldo van Baten en lasten37907870
  Afschrijvingen31 0624 520– 26 542
  Mutaties in vlottende debetposten op de balans0– 4 621– 4 621
  Mutaties in de kortlopende creditposten op de balans– 4 56012 86217 422
2 Totaal operationele kasstroom26 53913 668– 12 871
    
  Totaal investeringen (-/-)– 35 196– 13 23721 959
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)066
3 Totaal investeringskasstroom– 35 196– 13 23121 965
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  Eenmalige storting door het moederdepartement (+)000
  Aflossingen op leningen (-/-)– 26 502– 3 47523 027
  Beroep op leenfaciliteit (+)35 19612 762– 22 434
4 Totaal financieringskasstroom8 6949 287593
    
5. Rekening-courant RHB 31 december 2008 (=1+2+3+4)379 7249 687

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Profiel

De Dienst Landelijk Gebied (DLG) realiseert groene plannen voor 16 miljoen Nederlanders. DLG zoekt altijd naar samenwerking en oplossingen die passen bij de (bestuurlijke) wensen en de eigenschappen van het gebied. Bij het inrichten van groene gebieden voor recreatie, natuur, water of landbouw, vertaalt DLG abstract beleid naar uitvoering in concrete projecten. Hiervoor verwerft en ontwikkelt de dienst gronden, richt die grond opnieuw in en draagt het gebied vervolgens over aan gebiedsbeherende instanties en individuele agrariërs.

Ook brengt DLG geldstromen bij elkaar en heeft de dienst inzicht in subsidiemogelijkheden. DLG werkt binnen één opdracht voor meerdere overheden. Met de hulp van het uitgebreide netwerk van overheden en organisaties worden projecten gerealiseerd.

DLG is een agentschap van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De dienst werkt voor bestuurlijke opdrachtgevers en voert wettelijke taken uit.

Financieel resultaat

DLG heeft over 2008 een negatief resultaat behaald van € 0,113 miljoen. In het jaarplan 2008 is uitgegaan van een saldo van nul. De verschillen tussen jaarplan en realisatie zijn terug te voeren tot enkele onderdelen.

Het negatieve resultaat voor 2008 is voornamelijk het gevolg van de afwaardering van de investeringen in softwareontwikkeling. Het verlies is beperkt gebleven doordat DLG hogere opbrengsten van LNV, overige departementen en derden heeft gerealiseerd dan vooraf is begroot.

DLG wil in de komende jaren het E-Business Suite (EBS) implementeren. In 2008 heeft DLG een besluit genomen welke processen en systemen in EBS worden geïmplementeerd en welke niet. Dat betekent dat investeringskosten die zijn gedaan ten behoeve van processen en systemen die niet onder EBS worden verder ontwikkeld noodzakelijkerwijs als verlies in de kosten moet worden genomen. Het gevolg is dat DLG voor € 1,8 mln. heeft afgewaardeerd.

Prestaties

De producten van DLG ten behoeve van het moederdepartement zijn gericht op het in opdracht uitvoeren van voorgenomen beleid, zoals dat is vastgelegd in de beleidsartikelen van de LNV-begroting:

21 Duurzaam ondernemen

22 Agrarische ruimte

23 Natuur

De prestaties die op deze drie beleidartikelen betrekking hebben zijn hieronder weergegeven.

Inzet in uren en% van totaal uren per productgroep
ProductenRealisatie 2008Begroting 2008
Verwerving grond/ Vervreemding grond213 17517%22 219168 39814%16 801
Exploitatie grond16 3931%1 70924 1652%2 411
Planvorming238 21019%24 828128 91111%12 861
Planuitvoering431 51534%44 977575 62648%57 427
Adviezen aanvragen89 6797%9 34774 2116%7 404
Uitvoering subsidieregelingen83 4947%8 703117 75210%11 747
Advisering algemeen en beleid203 24016%21 18488 4257%8 822
Informatieverstrekking8 4321%87918 6892%1 864
Totaal1 284 139100%133 8451 196 177100%119 336

De uren per productgroep geven een beeld van de inzet per product over het afgelopen jaar. In 2008 zijn er 87 962 meer uren gerealiseerd, dan vooraf begroot. Dit is het gevolg van de uitbreiding van de met name de betaalde opdrachten en opdrachten voor tweeden en derden.

Aantallen prestaties per productgroep
ProductenPrestatieRealisatie 2008Begroting 2008
Verwerving grondHa verworven7 2717 000
Vervreemding grondHa vervreemd8 3438 600
Exploitatie grondHa gemiddeld in bezit37 20045 000
PlanvormingHa onderhanden230 000410 000
PlanuitvoeringHa onderhanden669 849750 000
Adviezen aanvragenGeleverde adviezen aanvragen25 4337 500
Advisering algemeen en beleidSchriftelijke Adviesopdrachten 1e, 2e en 3e308110

Het gemiddelde aantal hectares in bezit is hoger ingeschat dan de uiteindelijke realisatie van het bezit ultimo 2008.

Doelmatigheidsgegevens
 Realisatie 2008Begroting 2008
Gemiddeld aantal direct productieve uren per fte werkzaam in de projecten1 2841 180
Verhouding tussen directe en indirecte uren69,4%/30,6%67,2%/32,8%
Verhouding tussen directe en indirecte uren waarbij financiële toeslag is toegerekend aan de directe uren71,6%/28,4%70,3%/29,7%
Gemiddelde prijs per uur (LNV tarief)€ 100,76€ 102,25

DLG heeft in 2008 een hoger percentage directe uren gerealiseerd, dan vooraf is aangenomen. Dit komt overeen met de hogere omzet die DLG dit jaar heeft geboekt bij met name betaalde opdrachten. De gemiddelde prijs per uur (LNV-tarief) is door de hogere urenrealisatie lager.

Balans per 31 december 2008(Bedragen x € 1 000)
 31–12–200831–12–2007
Activa  
Immateriële vaste activa13 17916 200
Materiele vaste activa 0
* Grond en gebouwen00
* Installaties en inventarissen1 9771 852
* Overige materiële vaste activa3 9525 445
Voorraden6 0212 953
Debiteuren8 4266 059
Nog te ontvangen van het moederdepartement2791 116
Overige nog te ontvangen1091 333
Liquide middelen8 1925 514
Totaal activa42 13540 472
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* Exploitatiereserve– 6 904– 11 854
* Verplichte reserves13 08515 759
* Onverdeeld resultaat– 1132 276
Leningen bij het MvF12 77921 283
Voorzieningen1 004534
Crediteuren2 6311 096
Nog te betalen aan moederdepartement475661
Overige nog te betalen19 17810 717
Totaal passiva42 13540 472
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2008(Bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement105 551111 7506 199
Opbrengst overige departementen2 4368 2925 856
Opbrengst derden11 34913 8042 455
Rentebaten581468– 113
Vrijval voorzieningen000
Bijzondere baten000
Totaal baten119 917134 31414 397
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten80 96787 4506 483
* materiële kosten29 75940 03010 271
Rentelasten942745– 197
Afschrijvingskosten   
* materieel4 0751 382– 2 693
* immaterieel4 0753 981– 94
Overige lasten   
* dotaties voorzieningen100839739
* buitengewone lasten   
Totaal lasten119 917134 42714 510
    
Saldo van baten en lasten0– 113– 113

DLG heeft in 2008 hogere baten bereikt dan begroot. Het verschil in de opbrengsten van het moederdepartement is te verklaren door een uitbreiding van de LNV-opdracht met € 6,2 mln. ten opzichte van de oorspronkelijke begroting. Daarnaast heeft DLG in 2008, in vergelijking met de op basis van voorzichtige uitgangspunten opgestelde begroting, binnen het geformuleerde beleid meer opdrachten van derden kunnen uitvoeren. In totaal heeft DLG respectievelijk € 5,8 mln. en € 2,4 mln. meer opbrengsten in opdrachten tweeden en derden weten te realiseren. Een deel van de opbrengsten zijn additionele opbrengsten van LNV, overige departementen of derden. Hier staan ook kosten tegenover, die zijn verantwoord onder de specificatie van de materiële kosten.

Toename van het aantal opdrachten en van de aanvullende opdrachten van tweeden en derden heeft ook geleid tot een toename van de personeelskosten.

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2008

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de rekening-courant met het Ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding). Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest, zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten.

Kasstroomoverzicht(Bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 200813 2155 514– 7 701
    
2. Totaal operationele kasstroom8 1503 745– 4 405
    
  Totaal investeringen (-/-)– 10 681– 9749 707
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 243243
3. Totaal investeringskasstroom– 10 681– 7319 950
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 00
  Eenmalige storting door moederdepartement (+) 1 6641 664
  Aflossingen op leningen (-/-)– 8 150– 7 688462
  Beroep op leenfaciliteit (+)10 6815 688– 4 993
4. Totaal financieringskasstroom2 531– 336– 2 867
    
5. Rekening-courant RHB 31 december 2008 (=1+2+3+4)13 2158 192– 5 023

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de Rekening-courant met het Ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding). Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest, zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten.

De stand van de rekening courant met de Rijkshoofdboekhouding per 31 december 2008 is lager dan begroot. Dit is voornamelijk veroorzaakt door een aanzienlijk lagere investeringen in 2008. DLG heeft afgelopen jaar een zeer zorgvuldige afweging gemaakt voor welke processen er de komende jaren geïnvesteerd wordt in E-Business Suite (EBS). Als gevolg van dit besluit heeft DLG een groot deel van de gedane investeringen ad € 1,8 mln.in EBS in de kosten moeten nemen. Deze investeringen zijn gedaan ten behoeve van processen die niet binnen de EBS-applicatie zijn in te passen en derhalve voor DLG niet zullen leiden tot een bruikbare applicatie.

DLG heeft ook een verlies moeten nemen op een groot deel van de investeringen ten behoeve van EDV ter hoogte van € 0,5 mln., waarvan de investeringskosten 2007/2008 niet resulteren in een bruikbare applicatie. In totaal heeft er in 2008 een afwaardering van € 2,4 mln. plaatsgevonden.

Daarnaast is het saldo lager als gevolg van een hoger uitstaand saldo uitstaande vorderingen ad € 3,0 mln.

Dienst Regelingen (DR)

Profiel

Dienst Regelingen is per 1 januari 2006 een baten-lastendienst van het Ministerie van LNV. Samen met enkele andere uitvoerende organisaties van het Ministerie is DR de «huisuitvoerder» van LNV regelingen. Het moederdepartement is de belangrijkste opdrachtgever van DR. Daarnaast streeft DR er actief naar om met haar expertise op het gebied van met name de uitvoering van «Europese regelingen» en als facilitair bedrijf bij crisis, ook -op niet-commerciële basis- andere (overheids)opdrachtgevers te verwerven. DR wil daarbij partner in beleid zijn voor opdrachtgevers vanuit een transparante en zakelijke verhouding.

De opdrachten van DR betreffen met name:

• De uitvoering van EU-regelingen, verordeningen en verplichtingen;

• Identificatie en Registratie van dieren, percelen en bedrijven;

• Vergunningen en ontheffingen;

• Subsidieregelingen en financieringsregelingen;

• Het plattelandsontwikkelingsbeleid;

• Het mestbeleid;

• De crisisbestrijding.

Enerzijds gaat het om het uitvoeren van subsidieregelingen (bijvoorbeeld: ooipremieregeling), waarbij de subsidieverkrijger «voordeel» heeft bij de uitvoering. Anderzijds betreft het de uitvoering «regulerende regelingen» (bijvoorbeeld in het mestbeleid, dat gericht is op het bereiken van milieudoelstellingen). Doelgroepen zijn met name agrarische ondernemers, maar ook bijvoorbeeld organisaties als natuurbeschermingsorganisaties.

Financieel resultaat

Het vaststellen van de financiële verantwoording en resultaatbestemming is de verantwoordelijkheid van de Secretaris-Generaal van LNV, in zijn hoedanigheid van eigenaar van DR. De financiële verantwoording, de accountantsverklaring en het voorstel voor resultaatbestemming worden aan hem voorgelegd. Het saldo van baten en lasten is over het boekjaar 2008 van € 0,534 mln. positief, gerubriceerd onder het eigen vermogen.

De exploitatiereserve is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. De maximaal toegestane omvang van de exploitatiereserve bedraagt € 8,3 mln. Ter aanzuivering van het negatieve eigen vermogen ultimo 2007 heeft een eenmalige bijdrage vanuit het moederdepartement plaatsgevonden van € 11,9 mln.

Prestaties

In deze paragraaf zijn tabellen met kengetallen en indicatoren opgenomen. Voor de tabel prestaties is de tabel zoals deze in de begroting 2008 is opgenomen, gebruikt.

DirectieAantal regelingenAantal prestatiesIntegrale kosten(x € mln.)
 2008 begroting2008 realisatie2008 begroting2008 realisatie2008 begroting2008 realisatie
Directie Landbouw/Directie Internationale Zaken8196426 199483 94895,6106,9
       
Directie Visserij8173679350,11,6
       
Directie Natuur434866 31561 92019,834,6
       
Directie Platteland395690,20,1
       
Directie Voedselkwaliteit en diergezondheid29401 0301 765*1,63,5
       
Directie Kennis341 1331 3270,71,0
       
Algemeen202,9
       
Totaal LNV167216495 049549 964118150,6

* in de begroting 2008 was voor een aantal regelingen nog geen prestaties opgenomen, m.n. bij I&R dierregistraties en Vaccinatie Blauwtong. Voor de vergelijkbaarheid zijn de prestaties voor deze regelingen in bovenstaande tabel niet meegenomen.

Kwaliteitsindicatoren/doelmatigheid sgegevens

In de begroting 2008 zijn een aantal kwaliteitsindicatoren/doelmatigheidsgegevens opgenomen. Deze zijn hieronder aangegeven. Tevens is de score van 2007 aangeven.

Percentage gegronde bezwaren

Door DR wordt veel aandacht besteed aan het verbeteren van het bezwaar- en beroeptraject. Tegelijkertijd wordt hiermee energie gestoken in het terugdringen van het aantal gegrondverklaringen. Deze indicator beoogt de kwaliteit van het proces van uitvoering en/of de kwaliteit van regelgeving te meten. Daarbij dient wel de nuance te worden gemaakt tussen gegrondverklaring op basis van wet- en regelgeving of op basis van het uitvoeringsproces. DR verwachtte in de begroting in 2008 35% van de bezwaren gegrond te zullen verklaren, waarvan slechts 3% als gevolg van onjuist handelen van DR. Het aantal ontvangen bezwaren over 2008 was ongeveer 9 550 stuks. Het percentage gegronde bezwaren varieert sterk per regeling, maar is minder dan de prognose. Het deel gegronde bezwaren dat het gevolg is van onjuist handelen van DR kon vanwege de beperkte mogelijkheden van het huidige voortgangssysteem niet worden bijgehouden.

Omschrijving/jaarRealisatie 2007Begroting 2008Realisatie 2008
Percentage gegrond31%35%23%

Uurtarief

Het richting de opdrachtgevers in rekening gebrachte uurtarief 2008 is € 64,19. In de begroting was P.M. opgenomen omdat op dat moment het tarief 2008 nog niet definitief was vastgesteld.

Omschrijving/jaarRealisatie 2007Begroting 2008Realisatie 2008
Uurtarief58,35P.M.64,19

Score vanuit de omgeving

DR hecht veel waarde aan de tevredenheid van de doelgroep. Deze indicator is het resultaat van een klanttevredenheidsonderzoek. Eens in de twee jaar wordt een klanttevredenheidsonderzoek gedaan. Dit is voorjaar 2008 gedaan en had als uitkomst een 6,4. Op basis van het klanttevredenheidsonderzoek is een plan van aanpak opgesteld. In 2009 wordt dit plan uitgevoerd, om zo te komen tot een verdere verhoging van het cijfer voor de dienstverlening van DR.

Omschrijving/jaarRealisatie 2007Begroting 2008Realisatie 2008
Score6,27,06,4

Gerealiseerde productiviteit

De productiviteit van de ambtelijke medewerkers zegt iets over de doelmatigheid van de bedrijfsvoering: hoe efficiënt is de dienst geweest, gegeven de inzet van ambtelijk personeel, in het realiseren van haar doelstellingen en de uitvoering van haar productenpakket? Directe uren buiten jaarplan en indirect (productieve) uren worden meegenomen. Uren voor ziekte en verlof worden buiten beschouwing gelaten. Hoe hoger het percentage, hoe efficiënter het omzettingsproces beschikbare uren naar productieve uren. Dit heeft een kostenverlagend effect. Ten opzichte van 2007 is de productiviteit licht toegenomen tot 77,7%.

Omschrijving/jaarRealisatie 2007Begroting 2008Realisatie 2008
Percentage76,3%76,5%77,7%

Telefonische bereikbaarheid

Een van de indicatoren die een groot effect heeft op de tevredenheid van de doelgroepen is de telefonische bereikbaarheid. De in de begroting 2008 opgenomen doelstelling voor 2008 is om 70% van de gesprekken binnen 30 seconden te beantwoorden.

Over het jaar 2008 heeft het callcenter 367 000 telefoontjes afgehandeld met een service-level van 75% (het percentage van de inkomende telefoongesprekken dat binnen 30 seconden is behandeld) en een bereikbaarheid van 94% (percentage binnengekomen calls dat daadwerkelijk wordt opgenomen). De belangrijkste reden voor de stijging is dat het aantal telefoontjes en de piekmomenten zijn afgenomen doordat de processen binnen DR beter op orde zijn.

Omschrijving/jaarRealisatie 2007Begroting 2008Realisatie 2008
Telefonische bereikbaarheid: Service-level59% binnen 30 seconden70% binnen 30 seconden75% binnen 30 seconden
Bereikbaarheid89%90%94%

Aantal klachten

In 2006 heeft DR een nieuwe wijze van klachten en signaalafhandeling in gebruik genomen, waardoor klachten beter in beeld komen en de aandacht voor de kwaliteit van de afhandeling verhoogd wordt. Daarnaast worden brieven uit klantvriendelijke overwegingen eerder als formele klachtenbrief aangemerkt en met de daarbij behorende procedure afgehandeld. De ontvangen klachten zijn divers en variëren van te lange doorlooptijden en onjuiste registraties tot klachten over de uitwerking van regelgeving en beleid van LNV. DR had zichzelf als doel gesteld in 2008 om minder dan 50 formele klachtenbrieven te ontvangen. Dat is niet gelukt, maar in het aantal klachten is een neerwaartse tendens te zien. Een belangrijk deel van de klachten is heeft betrekking op de BTR.

Omschrijving/jaarRealisatie 2007Begroting 2008Realisatie 2008
Aantal ontvangen formele klachtenbrieven77< 5061

Aantal incidenten met betrekking tot DR

Door middel van kwartaalrapportages en overige communicatie richting bijvoorbeeld de Tweede Kamer wil DR het aantal incidenten met betrekking tot de uitvoeringsaspecten van diverse regelingen zo veel mogelijk beperken. In 2008 zijn er geen bijzondere incidenten geweest waarvan DR de veroorzaker was. Er is een brief naar de Tweede Kamer gestuurd ter verduidelijking van het BTR-beleid. Daarnaast is de Vaste Kamercommissie LNV op uitnodiging van de minister op bezoek geweest bij DR.

Omschrijving/jaarRealisatie 2007Begroting 2008Realisatie 2008
Aantal incidenten waarover gesproken wordt dat te maken heeft met DRbeperktbeperktbeperkt

Doelgroep

Sinds 2004 maakt DR gebruik van praktijkpanels. In deze panels worden vragen voorgelegd aan vertegenwoordigers van de agrarische sector. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om beoordeling van een conceptformulier, een verzoek om mogelijke knelpunten in de uitvoering aan te geven of een keuze te maken uit verschillende uitvoeringsvarianten, echter niet om beleidsvragen. DR vindt het van belang dat het bij de deelnemers aan de praktijkpanels duidelijk is wat er met de uitkomsten hiervan wordt gedaan. In het voorjaar 2008 is gestart met een andere vorm van doelgroepparticipatie. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een internetpanel en kunnen deelnemers ook nog voor een fysieke bijeenkomst worden gevraagd. Het grote voordeel van de nieuwe panels is, dat ze meer flexibel zijn in te zetten.

Omschrijving/jaarRealisatie 2007Begroting 2008Realisatie 2008
Tevredenheid praktijkpanels over opvolging adviezenvoldoendevoldoendeniet gemeten
Balans per 31 december 2008(Bedragen x € 1 000)
 31–12–200831–12–2007
Activa  
Immateriële vaste activa49 37547 460
Materiële vaste activa  
* grond en gebouwen1 0161 335
* installaties en inventarissen1 7161 858
* overige materiële vaste activa3 2736 353
Voorraden00
Debiteuren5 4354 391
Nog te ontvangen10 6269 898
Liquide middelen4 534752
Totaal activa75 97572 047
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
* exploitatiereserve– 49 428– 43 867
* verplichte reserves49 34547 062
* onverdeeld resultaat534– 15 178
Leningen bij het ministerie van Financiën24 77132 846
Voorzieningen00
Crediteuren6 7485 967
Nog te betalen44 00545 217
Totaal passiva75 97572 047
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2008(Bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement118 024150 60532 581
Opbrengst overige departementen7386 4415 703
Opbrengst derden10 10014 7714 671
Rentebaten200411211
Totaal baten129 062172 22843 166
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten64 45383 93019 477
* materiële kosten44 78969 33824 549
Rentelasten1 6201 756136
Afschrijvingskosten   
* materieel2 4002 724324
* immaterieel15 80013 946– 1 854
Overige lasten000
* Dotaties voorzieningen000
* Buitengewone lasten000
Totaal lasten129 062171 69442 632
    
Saldo van baten en lasten0534534
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2008(Bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 200810 502754– 9 748
    
2. Totaal operationele kasstroom18 29812 088– 6 210
    
  Totaal investeringen (-/-)– 15 000– 17 838– 2 838
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)02 7932 793
3. Totaal investeringskasstroom– 15 000– 15 045– 45
    
  Eenmalige uitkering aan000
  moederdepartement (-/-)   
  Eenmalige storting door011 90011 900
  het moederdepartement (+)   
  Aflossingen op leningen (-/-)– 15 954– 18 161– 2 207
  Beroep op leenfaciliteit (+)15 00013 000– 2 000
4. Totaal financieringskasstroom– 9546 7397 693
    
5. Rekening-courant RHB 31 december 2008 (=1+2+3+4)12 8464 536– 8 310

Plantenziektenkundige dienst (PD)

Profiel

De opdracht van de Plantenziektenkundige Dienst is het weren, vrijwaren, bestrijden en beheersen van ziekten en plagen in de plantaardige sector. Dit om een duurzame, concurrerende en veilige land- en tuinbouw te bevorderen, de handel zoveel mogelijk ongestoord te laten plaatsvinden en het Nederlands landschap in stand te houden. Een duurzame, veilige en concurrerende land- en tuinbouw betekent onder andere minder gebruik en minder afhankelijkheid van chemische bestrijdingsmiddelen. Het voorkomen, dan wel beperken van ziekten en plagen levert daaraan een belangrijke bijdrage. De Plantenziektenkundige Dienst voert deze taak uit in het kader van de Plantenziektenwet, Europese regelgeving en internationale verdragen.

Voor de uitvoering van wettelijke taken waarop het profijtbeginsel niet van toepassing is, en voor beleidsondersteuning ten behoeve van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ontvangt de Plantenziektenkundige Dienst een bijdrage van het ministerie van LNV. Voor de uitvoering van wettelijke taken waarop het profijtbeginsel van toepassing is, brengt de Plantenziektenkundige Dienst een in beginsel kostendekkend tarief (retributie) in rekening. Indien de dienst, afgeleid van zijn kerntaken, opdrachten voor derden uitvoert, betreft dat opdrachten die niet conflicteren met de wettelijke taken en bijdragen aan kennis en/of gelijkmatige arbeidsfilm.

Financieel resultaat

De Plantenziektenkundige Dienst (PD) heeft over 2008 een positief resultaat behaald van € 0,047 mln.

De kosten en opbrengsten zijn € 7,0 mln. hoger dan begroot. De hogere opbrengsten moederdepartement € 5,0 mln. zijn een gevolg van aanvullendeen transitieopdracht en € 1,0 mln. opbrengst derden o.a. retributies inspecties Rusland en bijdrage keuringsdiensten aan de ICT-kosten. De hogere kosten komen voort uit personeel € 3,0 mln. , automatisering € 1,0 mln. , uitbesteed werk en reiskosten € 1,0 mln. , versnelde afschrijvingen € 0,5 mln. en overige kosten.

Prestaties en Doelmatigheidgegevens

Beheersindicatoren
IndicatorenRealisatie 2007Realisatie 2008Begroting 2008
1. BezettingPM98%100%
2. Productiviteit PD45%48%52%
3. Verhouding inhuur – vast95%93%Pm
4. Verzuimpercentage4,20%4,65%<4,70%
5. Meldingspercentage1,50%1,62%<1,50%
6. Verzuimduur10,34%PM<15,04%
7. Aantal P4 gesprekken24,3%43,3%100%

Definities

1. Bezetting = Aanwezig # fte totaal PD, vast en inhuur.

2. Productiviteit = Totale uren organisatie minus niet productieve uren organisatie/totale uren organisatie.

3. Verhouding vast – inhuur = Percentage ambtelijk personeel op de totale bezetting.

4. Verzuimpercentage = Het «ziekteverzuimpercentage» is het aantal verzuimde kalenderdagen (inclusief weekenden) in de observatieperiode enerzijds, gedeeld door de personeelsomvang vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de periode anderzijds.

5. Meldingsfrequentie = De «meldingsfrequentie» geeft het totaal aantal in de observatieperiode aangevangen verzuimgevallen weer ten opzichte van het gemiddeld aantal personeelsleden.

6. Verzuimduur = De «gemiddelde ziekteverzuimduur» geeft het totaal aantal dagen weer dat medewerkers in een bepaalde periode per ziekmelding gemiddeld hebben verzuimd. De gemiddelde verzuimduur in een periode is gelijk aan de som van verzuimduren van de verzuimgevallen die in de periode geëindigd zijn, gedeeld door het aantal van deze gevallen.

7. Aantal P4 gesprekken = aantal geregistreerde P4 gesprekken met medewerkers in vaste of tijdelijke dienst per afdeling en PD totaal.

Toelichting:

De exacte ziekteverzuimgegevens waren bij de totstandkoming van dit jaarverslag nog niet bekend.

Kwalitatieve indicatoren

Fytosanitair systeem
IndicatorenRealisatie 2007Realisatie 2008Begroting 2008
1. WerenPM1,42%0,88%
2. MonitorenPM1,75%1%
3. VrijwarenPM0,04%1%
4. Notificatie (inkomend)PM0,83%1%
5. Aantal Quick scans323576
6. Aantal PRA’S335

De indicatoren van het fytosanitaire systeem geven in combinatie inzicht in hoeverre er sprake is van een fytosanitair veilig Nederland. Het meten van de aanwezigheid van quarantaine organismen vindt plaats zowel aan de grens tbv import en export als binnen Nederland. We hebben het dan respectievelijk over weren, vrijwaren en monitoren.

Definities

1. Weren = Aantal Q-vondsten bij weren/ aantal zendingsinspecties weren x 100%

2. Monitoren = Aantal Q-vondsten bij monitoren / aantal bedrijfs- en perceelinspecties monitoring x 100%

3. Vrijwaren = Aantal Q-vondsten bij vrijwaren / aantal zendingsinspecties vrijwaren x 100%

4. Notificaties = Aantal zendingen afgekeurd door landen/aantal zendingen naar landen x 100%

5. Aantal Quickscans = Aantal uitgevoerde Quickscans

6. Aantal PRA’s = aantal uitgevoerde PRA’s

Toelichting:

De indicator voor weren ligt hoger dan de referentiewaarde door het hoge aantal vondsten van Helicoverpa armigera en Spodoptera littoralis.

Monitoringsinspecties zijn inspecties binnen nederland gericht op een specifiek gewas of een specifiek organisme. De indicator monitoren geeft aan in hoeveel procent van de inspecties in monitoren een Q organisme wordt aangetroffen. De indicator voor monitoren ligt hoger dan de referentiewaarde door het hoge aantal vondsten van Anoplophora chinensis (Aziatische Boktor) en de bacterieziekte Clavibacter michiganensis subsp. Michiganensis (hier is geen Nederlandse naam voor).

Kennis
IndicatorenRealisatie 2007Realisatie 2008Begroting 2008
1. Expertbijdragen581700150
2. Publicaties478625
3. Diagnostische protocellen823923

Definities

Expert bijdragen = cumulatief aantal bijdragen aan vastgestelde expertgroepen

Publicaties = cumulatief aantal publicaties en voordrachten in/aan vastgestelde lijst vakbladen/congressen-fora

Diagnostische protocollen = cumulatief aantal diagnostische protocollen t/m periode X

Toelichting

De referentiewaarden van de kennisindicatoren zijn verouderd. Het aantal expertbijdragen ligt in lijn met 2007. In 2009 moeten de referentiewaarden opnieuw bepaald worden en passen bij de nieuwe organisatie.

Klanttevredenheid
IndicatorenRealisatie 2007Realisatie 2008Begroting 2008
1. Bezwaar14816
2. Klachten358
3. Klanttevredenheid product advies55>3,5
4. Afgehandelde diagnoses16 9867 438PM
5. Doorlooptijd notificaties (in dagen)1013,5PM

Definities

Bezwaar = Het cumulatief aantal schriftelijk ingediende bezwaren tegen een beschikking (o.a. een factuur).

Klachten = Het cumulatief aantal schriftelijk ingediende klachten.

Klanttevredenheid/klachten product advies = aantal ontvangen klachten per product (inspecties, audits, diagnoses), aantal juridische procedures (beschikkingen).

Afgehandelde diagnoses = aantal afgehandelde diagnoses tot en met de rapportageperiode.

Doorlooptijd notificaties (werkdagen) = Het gemiddelde aantal werkdagen tussen diagnose van een Q-vondst en het uitsturen van een notificatie naar het exporterende land.

Toelichting

De doorlooptijd notificaties is weergegeven als een gemiddelde over de maanden september t/m december. In de loop van 2009 zal de commissie met een voorstel komen ten aanzien van een realistische referentiewaarde van de doorlooptijd.

Balans per 31 december 2008(Bedragen x € 1 000)
 31–12–200831–12–2007
Activa  
Immateriële vaste activa1 3661 602
Materiële vaste activa  
* grond en gebouwen  
* installaties en inventarissen2 0841 804
* overige materiële vaste activa57214
Voorraden465263
Debiteuren788736
Nog te ontvangen368809
Liquide middelen5 4604 046
Totaal Activa10 5889 474
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve– 1 173– 1 602
* verplichte reserve1 3661 602
* onverdeeld resultaat47193
Leningen bij het ministerie van Financiën2 5291 584
Voorzieningen503181
Crediteuren676702
Nog te betalen kosten6 6406 814
Totaal Passiva10 5889 474
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2008(Bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement14 95520 0075 052
Opbrengst derden2 1463 9811 835
Rentebaten50190140
Vrijval voorzieningen000
Bijzondere baten000
Totaal baten17 15124 1787 027
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten8 71911 7973 078
* materiële kosten7 61210 5682 956
Rentelasten120101– 19
Afschrijvingskosten   
* materieel40043131
* immaterieel300802502
Overige lasten   
* dotaties voorzieningen0432432
* buitengewone lasten000
Totaal lasten17 15124 1316 980
    
Saldo van baten en lasten04747
Kasstroomoverzicht 2008(Bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begroting RealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening courant RHB per 1 januari 20084 4694 046– 423
    
2. Totaal operationele kasstroom2801 4391 159
    
  Totaal investeringen (-/-)– 1 000– 1 214– 214
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)09494
3. Totaal investeringskasstroom– 1 000– 1 120– 120
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)   
  Eenmalige storting door Moederdepartement (+)   
  Aflossingen op leningen (-/-)– 1 000– 90595
  Beroep op leenfaciliteit (+)1 0002 0001 000
4. Totaal financieringskasstroom01 0951 095
    
5. Rekening courant RHB 31 december 20083 7495 4601 711

Voedsel en Warenautoriteit (VWA)

Profiel

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) werkt aan veilig en gezond voedsel, veilige producten en gezonde dieren. Daartoe brengt de VWA risico’s in beeld, beoordeelt ze, communiceert erover met en maakt ze beheersbaar in de samenleving.

De VWA draagt bij aan het beheersen en verminderen van gezondheid- en veiligheidsrisico’s. Hiertoe bewaakt de VWA de veiligheid van voedsel, consumentenartikelen en diergezondheid in de hele productie- en handelsketen.

De VWA wil haar missie realiseren door het uitoefenen van drie kerntaken, die samen de strategische driehoek vormen:

• Toezicht op naleving van wet- en regelgeving op het gebied van voedsel, waren, diergezondheid en dierenwelzijn;

• Risicobeoordeling en onderzoek: Het signaleren en analyseren van (mogelijke) bedreigingen en het uitvoeren van wetenschappelijke risicobeoordeling;

• Risicocommunicatie: het communiceren over risico’s en het beheersen en verminderen daarvan op basis van betrouwbare informatie.

Financieel resultaat

De VWA heeft over 2008 een positief jaarresultaat heeft behaald van € 5,428 mln.

Opbrengst moederdepartement.

De ontvangen bijdrage moederdepartement is € 14,105 mln. hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door:

• Bijdrage financieringstekort VWA ad € 10,0 mln.

• Aanvullende bijdrage intensivering Dierenwelzijn (Hoekstra) ad € 2,5 mln.

• Bijdrage project Cliënt ad € 1,1 mln.

• Overige aanvullende projecten ad € 0,5 mln.

Opbrengst Ministerie van VWS

De ontvangen bijdrage van VWS is € 3,0 mln. hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door de extra bijdrage voor intensivering inspecties rookverbod in de Horeca vanaf juli 2008 ad € 1,6 mln. en aanvullende bijdragen ad € 1,4 mln.

Prestaties

Inspecties en keuringsuren

Inspectie-urenBegroting 2008 aantal urenRealisatie
Voedselveiligheid250 000159 742
Productveiligheid45 00045 647

Bron: Finrap

Inspectie-urenBegroting 2008aantal urenRealisatie
Drank, horeca, tabak62 00059 581
Overige inspecties172 000119 916
(netto) Keuringsuren253 000356 459

Bron:Finrap

Bestuurlijke boetes

Aantal boetebeschikkingen per wetBegroting 2008Realisatie
Warenwet4 2003 386
Tabakswet200367
Drank- en horecawet400329
Aantal bezwaren en beroepenBegroting 2008Realisatie
Bezwaren500364
Beroepen10046
Hoger beroep4012

Bron: Afdeling ABB

Extern gerichte indicatoren

Klachten over handelen VWA

Deze indicator heeft betrekking op de uitvoering van het beleid door VWA medewerkers (inclusief facturering). Het beleid zelf is vastgesteld door de beide opdrachtgevers, de ministeries van LNV en VWS. In de onderstaande tabel staat behalve het absolute aantal klachten ook het relatieve belang ervan weergegeven in de kolom%. Dit percentage is berekend door het aantal klachten te delen door het aantal inspecties respectievelijk monsteranalyses en – voor de keuringen – door het aantal uren.

WerkzaamhedenAantallenBegroting 2008Realisatie
Inspecties150,07%0,01%
Monsteranalyses10,06%0,00%
Keuringen1190,02%0,02%

Bron: MCS rapportages

Afhandelsnelheid informatieverzoeken en klachten/incidentmeldingen

Het streven is dat de informatieverzoeken en klachten/incidentmeldingen die bij de meldkamer van de VWA binnenkomen binnen 6 weken worden afgehandeld. Voor een deel van deze verzoeken kan de behandeltermijn van 6 weken vaak niet worden gehaald, omdat het handhavingtraject langer is.

De realisatie klachten over voedsel, producten en dieren is aanzienlijk hoger dan geraamd vanwege de klachten met betrekking tot de Tabakswet Rookverbod Horeca (4069 klachten).

 Begroting 2008Realisatie
Totale hoeveelheid verzoeken en klachten/meldingen40 00041 549
Waarvan klachten over voedsel, producten en dieren6 5009 309
Percentage behandeling verzoeken, klachten/meldingen < 6 weken90%94%

Bron: MCS DU Centraal/IMD, opgave meldkamer

Bekendheid

Met betrekking tot de naamsbekendheid van de VWA wordt een onderscheid gemaakt tussen spontane en geholpen naamsbekendheid.

 Begroting 2008Realisatie
Spontaan15%15,3%
Geholpen50%70,2%

Bron: Afdeling Communicatie&Voorlichting

Gevoel van product- en voedselveiligheid

Algemene doelstelling is dat het gevoel van veiligheid niet achteruit gaat.

De indicator voedselveiligheid heeft betrekking op het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedingsmiddelen (consumentenmonitor). De indicator heeft een schaal van 1 (helemaal niet mee eens) tot 5 (helemaal mee eens). De VWA meet de onderstaande drie stellingen.

VoedselveiligheidBegroting 2008Realisatie
Voedingsmiddelen worden steeds veiliger3,43,36
Ik maak me zorgen over de veiligheid van voedingsmiddelen2,72,7
Ik voel me onbehaaglijk over de veiligheid van voedingsmiddelen2,52,55

Bron: VWA Consumentenmonitor, 2008, Den Haag

Doelmatigheidsgegevens

Indexcijfer (2007=100)20072008
Gemiddelde uurtarief*100104,6
Gemiddelde productieve uren per medewerker100100

* binnen de VWA wordt gewerkt naar integrale kosten. Dit zorgt voor de komende jaren voor een stijging.

Balans per 31 december 2008(Bedragen x € 1 000)
 31–12–0831–12–07
Activa  
Vaste activa  
Immateriële vaste activa2 5952 358
Materiële vaste activa  
* grond en gebouwen3 6594 448
* installaties en inventarissen4 9766 978
* overige materiële vaste activa4 8864 628
Vlottende activa  
Voorraden1 5501 532
Debiteuren13 10510 609
Liquide middelen40 66713 551
Nog te ontvangen3 8616 148
Totaal activa75 29950 252
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve– 784– 3 942
* verplichte reserves2 3511 948
* onverdeeld resultaat5 5293 561
Voorzieningen15 6044 079
Leningen bij het Min. van Fin. > 1 jaar11 87917 345
Crediteuren7 9545 236
Nog te betalen32 76622 025
Totaal passiva75 29950 252
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2008(Bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement28 42142 52614 105
Opbrengst overige departementen74 00177 0463 045
Opbrengsten DGF5001 097597
Opbrengst derden56 62555 265– 1 360
Rentebaten01 0041 004
Vrijval voorzieningen000
Bijzondere baten000
Totaal baten159 547176 93817 391
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten97 881107 7639 882
* materiële kosten52 21656 6144 398
Rentelasten1 1501 19444
Afschrijvingskosten   
* immaterieel01 5581 558
* materieel8 3003 921– 4 379
Overige lasten   
* dotaties voorzieningen0359359
* buitengewone lasten000
Totaal lasten159 547171 40911 862
    
Saldo van baten en lasten05 5295 529
Kasstroomoverzicht 2008(Bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20082 72913 55110 822
    
2. Totaal operationele kasstroom8 30033 10224 802
    
  Totaal investeringen (-/-)– 9 730– 4 3255 405
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 1 1431 143
3. Totaal investeringskasstroom– 9 730– 3 1826 548
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
  Aflossingen op leningen (-/-)– 7 207– 9 586– 2 379
  Beroep op leenfaciliteit (+)9 7306 782– 2 948
4. Totaal financieringskasstroom2 523– 2 804– 5 327
    
5. Rekening-courant RHB 31 december 2008 (=1+2+3+4)3 82240 66736 845

D. BIJLAGEN

1. Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s

Naam organisatieRWT/ ZBOOmschr. functie(Beleids-) artikel(en)Realisatie van de ramingen in de begrotingBijdrage LNV 2009 (x € 1 000)URL
Agrarische Opleidingscentra (13)RWT/ZBO1De AOC’s zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op MBO/VMBO-niveau.26/DK443 070442 141 
Bureau Beheer LandbouwgrondenRWT/ ZBOBBl is belast met de verwerving van onroerend goed voor het realiseren van overheidsdoelen in het landelijk gebied met betrekking tot de thema’s natuur, landbouw, recreatie, landschap, water en milieu23, 24/DP**) www.dlg.nl
Bureau DiergeneesmiddelenRWTBeoordeling en registratie van diergeneesmiddelen en diergeneesmiddelenbewaking (Wet op de geneesmiddelenvoorziening en Diergeneesmiddelenwet).VD*) www.cbg-meb.nl
College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (vh. CTB)RWT/ ZBOHet Ctgb oordeelt over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden op basis van Europees geharmoniseerde wet- en regelgeving.21/DL 1 055www.ctgb.nl
Bureau Erkenningen (AOC Raad)RWTBureau Erkenningen (BE) van de AOC Raad, in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Rgb), aangewezen als instantie voor het verstrekken van vakbekwaamheidsbewijzen gewasbescherming.DL   
Commissie Beheer LandbouwgrondenZBOIngevolge Artikel 30 Wet Agrarisch Grondverkeer is de CBL belast met :a) het geven van algemene leiding aan en houden van toezicht op de werkzaamheden van Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL);b) Beslissen op aanvragen in de zin van artikel 59 WAG, tot de uitgifte in erfpacht van landbouwgrond;c) het verrichten van andere door de Minister van LNV opgedragen werkzaamheden.De CBL is feitelijk «slapend»DP   
FaunafondsRWT/ZBOTaken FF:het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten;het in daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot de beschermde inheemse diersoorten;gedeputeerde staten van de provincies van advies dienen over de uitvoering van taken die hen zijn opgedragen krachtens de Flora- en faunawet;de minister van advies dienen bij het ontwerp van algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen.23/DN16 2358 183www.faunafonds.nl
Herinrichtingscommissie Oost-Groningen & Drents-Groningse VeenkoloniënRWT/ZBO24/DP   
Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen (6)RWT/ZBODe HAS’en zijn de kennisinstellingen/opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op HBO-niveau.26/DK59 96061 006 
Kamer voor de BinnenvisserijZBO    
Raad voor de PlantenrassenZBODe Raad voor plantenrassen geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet op het gebied van toelating van plantenrassen en verlening van intellectuele eigendomsbescherming m.b.t. plantenrassen (kwekersrecht).29/JZ1 307900 
Reconstructiecommissie Midden DelflandZBO24/DP1 2781 053 
Regionale Grondkamers (5)ZBOBevorderen van goede pachtverhoudingen in Nederland, toetsen van de inhoud van pachtovereenkomsten aan de dwingend rechtelijke bepalingen van de Pachtwet, uitvoeren van een prijstoetsing en toetsen van overeenkomsten van korte duur, bepalen van verpachte waarde.www.grondkamers.nlJZ   
Rendac BVRWTOphalen, verwerken en (laten) vernietigen van dierlijke restmaterialen en kadavers (categorie 1- en 2-materiaal, niet bestemd voor consumptie).www.rendac.com25/VD12 53016 000 
StaatsbosbeheerRWT/ ZBOStaatsbosbeheer richt zich op de volgende hoofddoelstellingen:het instandhouden, herstellen en ontwikkelen van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de gebieden van Staatsbosbeheer;het bevorderen van recreatie in zo veel mogelijk gebieden van staatsbosbeheer;het leveren van een bijdrage aan de productie van milieuvriendelijke en vernieuwbare grondstoffen zoals hout.23, 24/DN88 47384 589 
Stichting BloembollenkeuringsdienstRWT/ ZBOStichting BKD geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen, de Plantenziektenwet en aan Europese wetgeving m.b.t. bloembollen.DL   
Stichting Borgstellingsfonds LandbouwRWT/ ZBOHet doel van het Borgstellingsfonds is de ontwikkeling van de landbouw te bevorderen.BF voert twee regelingen uit: Besluit Borgstellingsfonds (Bbf) en Besluit Bijzondere Borgstellingen (BF+)Bbf verleent subsidie in de vorm van garanties t.b.v. ontwikkeling van landbouwbedrijven. BF+ verleent garanties t.b.v. vernieuwing en herstructurering (bijv. duurzaamheid).DL   
Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden ZuivelRWT/ZBOControle en inspectie, erkenningen, keuringen van zuivelproducten en het uitreiken van merken, tekenen van bewijsstukken op basis van de Landbouwkwaliteitswet.www.cokz.nl25/VDenI&H*  
Stichting Controlebureau Pluimvee, Eieren en EiproductenRWT/ ZBOControle op grond van het Landbouwkwaliteitsbesluit (LKB) Eieren en het LKB Eiproducten van de naleving van de wettelijke regels voor eieren vastgelegd in onder andere het Legkippenbesluit en de EU-verordening voor de handelsnormen voor eieren.www.cpe.nlDL   
Stichting Dienst Landbouwkundig OnderzoekRWTIn het algemeen belang bijdragen aan strategisch en toepassingsgericht onderzoek op het gebied van productie, verwerking, afzet en handel van agrarische producten, van de visserij, van het natuur- en milieubeheer, van de openluchtrecreatie en van het beheer en de inrichting van het landelijk gebied.http://www.wur.nl/NL/26/DK213 251173 718 
Stichting Fonds MKZ-AIRWT/ ZBOfinanciële ondersteuning t.b.v. bedrijfsvoortzetting/continuïteit bieden aan agrarische- en MKB-ondernemers die onevenredig getroffen zijn door MKZ/AI-maatregelenDL   
Stichting Kwaliteitscontrole Alternatieve LandbouwproductiemethodenRWT/ ZBOStichting Skal geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet m.b.t. biologische productiemethoden. DL   
Stichting Kwaliteitscontrolebureau Groente en FruitRWT/ ZBOStichting KCB geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, de Plantenziektenwet en de Landbouwkwaliteitsregeling Controle Groenten en Fruit voor import en export.21   
Stichting Nationaal GroenfondsRWTNationaal Groenfonds is de financier van natuur- en landschapsprojecten. Wij leveren financieringen op maat, zowel aan overheden als aan particulieren die met hun plannen aansluiten bij het overheidsbeleid. Daartoe biedt Nationaal Groenfonds kennis, capaciteit en kapitaal. Bovendien creëren en koppelen wij netwerken. Wij streven naar snel betalingsverkeer en transparante verslaglegging. Als wij de uitvoering van natuurbeleid daarmee kunnen versnellen, stellen wij voorfinanciering beschikbaar.23, 24, 27/DP  www.nationaalgroenfonds.nl
Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst TuinbouwRWT/ ZBOStichting Naktuinbouw geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, de Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Plantenziektenwet m.b.t. tuinbouwteeltmateriaal in de sectoren bloemisterij-, fruit- en groentegewassen.DL   
Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen)RWT/ ZBOStichting NAK geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, de Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Plantenziektenwet m.b.t. zaaizaad en pootgoed in de sector landbouwgewassen.DL   
Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds LandbouwRWT/ ZBOHet doel is de bevordering van de ontwikkeling en sanering van de landbouw. (art. 2 statuten)Door te bevorderen dat maatregelen worden genomen en voorzieningen worden getroffen, die kunnen leiden tot een verbetering van de structuur van de landbouw.DL   
Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds VisserijRWT/ ZBOHet doel is de ontwikkeling en sanering van de zee- en kustvisserij te bevorderen. (art. 2 statuten)Door te bevorderen dat maatregelen worden genomen en voorzieningen worden getroffen, die kunnen leiden tot een verbetering van de structuur van de bedrijfsmatige uitgeoefende Nederlandse zee- en kustvisserij, waaronder begrepen de vangst en aanvoer, van de handel in door zee- en kustvisserij verkregen producten en van die producten en be- en verwerkende industrie. Viss   
Wageningen UniversiteitRWT/ ZBOWageningen Universiteit is de belangrijkste Europese Universiteit op het gebied van de Life Sciences. Onderzoekers en studenten van Wageningen Universiteit richten zich op onderwerpen op het terrein van de voeding, gezondheid, natuur en leefomgeving.26/DK154 283153 402http://www.wur.nl/ NL/

1 De onderwijsinstellingen zijn partieel ZBO, namelijk voor het deel waarin zij examens afnemen en beoordelen.

2. Aanbevelingen Algemene Rekenkamer

In deze bijlage wordt ingegaan op de actuele stand van zaken inzake aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op gesignaleerde onvolkomenheden in de bedrijfsvoering bij het departementale jaarverslag LNV en het Diergezondheidsfonds (DGF) 2007 en de maatregelen die zijn getroffen om onvolkomenheden op te heffen. De Algemene Rekenkamer heeft in het rapport bij het jaarverslag over 2007 geconcludeerd dat het financieel beheer is verbeterd. Wel zijn een tweetal bestaande «onvolkomenheden» geformuleerd die in 2008 nog aandacht behoeven:

Departementale begrotingsadministratie

De Algemene Rekenkamer heeft de departementale begrotingsadministratie als een «onvolkomenheid» aangemerkt. Bij de totstandkoming van het departementale jaarverslag zijn er op een laat moment nog handmatige correcties doorgevoerd in de administratie, wat tot vertraging van het proces heeft geleid en waardoor de controle onder druk is komen te staan.

Stand van zaken:

Dit betrof een incidentele gebeurtenis. Bij de betrokken onderdelen zijn maatregelen getroffen om herhaling in de toekomst te voorkomen.

Beheer programma-uitgaven

De Algemene Rekenkamer heeft het beheer van programma-uitgaven door beleidsdirecties als een onvolkomenheid aangemerkt, ondermeer omdat beleidsdirecties verplichtingen te laat vastleggen en voorschotten te laat afrekenen.

Stand van zaken:

Het ministerie heeft in 2008 maatregelen genomen om het beheer van programmagelden door beleidsdirecties verder te verbeteren. De maatregelen omvatten een verdere professionalisering van het Financieel Dienstencentrum, opleiding van beleidsmedewerkers, betere ICT-ondersteuning van het administratieve proces, standaardisatie van instrumenten, zoals subsdiebeschikkingen en verscherping van het toezicht op de kwaliteit van aangegane verplichtingen en betalingen daarop, onder andere door introductie van checklists en tussentijds onderzoek. Dit heeft geresulteerd in verbetering van de kwaliteit van nieuw aangegane verplichtingen. Verbetering van financiële monitoringsinformatie aan beleidsdirecties/budgethouders en dossiervorming blijft in 2009 nog een aandachtspunt.

Voor de toekomst heeft LNV actief bijgedragen aan de vorming van een rijksbreed geharmoniseerd subsidiekader, teneinde het beheer te vereenvoudigen en daarmee uitvoeringslasten te beperken.

3. EU-bijlage

1. Inleiding

Deze EU-bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van het ministerie van LNV. Zij bevat een samenhangend overzicht van deze geldstromen en de cofinanciering met LNV-middelen en middelen van andere overheden en private partijen. De betreffende EU-middelen zijn gestoeld op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en het EU-Structuurbeleid. Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De eerste pijler bestaat voor een klein deel nog uit het klassieke markt- en prijsbeleid en voor het grootste deel uit de zgn. (al dan niet ontkoppelde) inkomenssteun. De tweede pijler is het plattelandsbeleid. Het markt- en prijsbeleid richt zich op het stabiliseren van de landbouwprijzen en -inkomens. Hiervoor worden instrumenten ingezet als exportrestituties en interventiemaatregelen. Dit klassieke markt- en prijsbeleid is de laatste jaren stap voor stap afgebouwd en inmiddels grotendeels vervangen door een generiek systeem, de van de productie ontkoppelde directe inkomenssteun, die is verbonden aan maatschappelijke prestaties op het gebied van milieu, natuur, voedselveiligheid en dierenwelzijn. Het plattelandsbeleid richt zich op versterking van de concurrentiekracht van de landbouw, op diversificatie van de plattelandseconomie en op het zorgdragen voor natuur- en landschapsbeheer.

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld onder andere ten aanzien van minimummaaswijdten, minimum maten, gesloten tijden en gebieden en beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van stabiliteit van de vismarkt. Het EU-structuurbeleid is tot slot gericht op versterking van de sociale en economische cohesie tussen de regio’s in de EU. Naast het plattelandsbeleid uit de 2e pijler van het GLB, zijn ook vanuit dit beleid maatregelen gericht op de ontwikkeling van het platteland aan de orde.

2. Geldstromen

Aan de genoemde elementen van het Europese beleid op het terrein van LNV zijn geldstromen naar de lidstaten verbonden. Vanaf oktober 2006 bestaan er twee fondsen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, te weten het Europese Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europese Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELPO). De geldstromen uit de eerste pijler worden volledig Europees gefinancierd. Bij de plattelandsmaatregelen uit de 2e pijler dient er sprake te zijn van nationale cofinanciering door de overheid.

Het GVB bestaat voornamelijk uit gezamenlijke afspraken en regelgeving op communautair niveau. De gezamenlijke afspraken en regelgeving uit het GVB worden vanuit Brussel ondersteund door subsidies verbonden aan het Europees Visserij Fonds (EVF). Voor de uitvoering van het Europees structuurbeleid zijn meerjarige afspraken over doelstellingen gemaakt (Doelstelling 2, D2) De afspraken verbonden aan Doelstelling 2 worden deels medegefinancierd vanuit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO).

In tabel 1 is een overzicht van de ontvangen programmagelden vanuit de EU opgenomen. De uitgaven uit hoofde van het markt- en prijsbeleid en de inkomenssteun geschieden buiten begrotingsverband en komen via officieel erkende betaalorganen in Nederland (DR en DLG) rechtstreeks vanuit de EU bij de belanghebbende terecht. Deze uitgaven worden door de betaalorganen (buiten de LNV-begroting) verantwoord richting de Europese Commissie. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die behoren tot het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door LNV wel op de LNV-begroting verantwoord. Via de Jaarbrief Structuurfondsen zal de Tweede Kamer in het najaar van 2009 afzonderlijk worden geïnformeerd over de realisatiecijfers in 2008.

Tabel 1 Programma-uitgaven voor het jaar 2008 (x € 1 mln.)
 Begroting 2008Realisatie 2008
Financieringsbron BeleidEU**LNVOverig*EU**LNVOverig*
GLB      
Inkomens- en productiesteun/markt – en prijsbeleid1 100n.v.t.n.v.t.1 020n.v.t.n.v.t.
Plattelandsontwikkelingsprogramma POP-2 2007–2013      
Verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector (as 1)21,79,911,83,65,11,6
Verbetering van het Milieu en het platteland (as 2)21,70,321,418,60,036,6
De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie (as 3)21,7 21,71,00,04,6
Ontw. Plaatselijke capaciteit (Leader +) (as 4)7,2 7,20,0–,–0,2
Totaal72,310,262,123,25,143,0
Overig      
OD-nr 21.131,22,0–,–0,61,1–,–
– Biologisch beleef je0,60,6–,–0,10,1–,–
– Set aside0,41,2–,–0,30,8–,–
– Verbetering honingproductie0,20,2–,–0,20,2–,–
GVB      
Europees Visserijfonds (EVF)6,77,013,78,619,80,0
FIOV1,31,75,40,30,40,0
EU- structuurbeleid 2000–2006pmpmpm0,00.00.0

* Overig betreft provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen

** De EU-bijdragen worden buiten begrotingsverband geraamd en verantwoord. De EU-ontvangsten betreffen de bij de EC gedeclareerde uitgaven over de periode 16 oktober 2007 t/m 15 oktober 2008..

Toelichting

Inkomenssteun- en productiesteun

De bij de EU gedeclareerde uitgaven over de periode 16 oktober 2007 t/m 15 oktober 2008 bedraagt € 1 020 mln. Hiervan heeft € 792 mln. betrekking op uitbetalingen voor rechtstreekse steun aan agrariërs en heeft een bedrag van € 228 mln. betrekking op exportrestituties en steunmaatregelen van landbouwproducten. Het verschil tussen de raming ad € 1 100 mln. en de gedeclareerde uitgaven ad € 1 020 mln. wordt vnl. veroorzaakt door lagere exportrestituties als gevolg van de hogere prijzen op de wereldmarkt in 2008 voor landbouwproducten.

POP

Ter uitvoering van de maatregelen uit de Verordening, worden rijksregelingen en provinciale programma’s ingezet. POP2 is op 20 juli 2007 door de Europese Commissie goedgekeurd. De daardoor achterblijvende uitgaven kunnen middels de N+2-regeling (de daadwerkelijke uitgaven vallen mogelijk in andere jaren) worden ingelopen.

De gerealiseerde bijdrage van de EU voor de POP 2007–213 blijven in 2008 circa € 50 mln. achter bij de raming. De oorzaak ligt hierbij vooral bij as 1 Verbetering concurrentiekracht (achterblijvende uitgaven voor verduurzaming en verbetering infrastructuur circa € 18 mln.) en bij as 3 Leefkwaliteit platteland (€ 20 mln.). Tenslotte is voor het ontwikkelen van plaatselijke capaciteit (Leader +) een bijdrage van € 7 mln. van de EU geraamd terwijl hiervoor vrijwel geen uitgaven zijn gedeclareerd.

Tegenover de Europese subsidie-uitgaven staan ook afdrachten aan de EU. De voor LNV relevante afdrachten zijn de zogenaamde douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen, die onderdeel uitmaken van de Eigen Middelen van de Europese Unie. Deze ontvangsten worden verantwoord op artikel 29 van de LNV-begroting. Tabel 2 bevat de gerealiseerde ontvangsten in 2008. Deze ontvangsten worden onder aftrek van een perceptiekostenvergoeding (25%) afgedragen aan de EU.

Tabel 2 Ontvangsten in 2008 uit hoofde van heffingen en douanerechten op landbouwproducten (in € mln.)
 BegrotingRealisatie
Douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen413344

3. De eerste pijler van het GLB (markt- en prijsbeleid, inkomenssteun)

Het markt- en prijsbeleid richt zich op de stabilisatie van landbouwprijzen en -inkomens. Sinds 1992 is regelmatig sprake van hervormingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. In hoofdlijnen kan worden gesteld dat de klassieke instrumenten als exportrestituties, productiesteun en interventie getransformeerd worden naar vormen van inkomenssteun. In 2006 heeft de ontkoppeling van de productie plaatsgevonden. Een groot aantal steunregelingen (zoals akkerbouw, dierlijke regelingen met uitzondering van de slachtpremies) zijn daarbij opgenomen in de bedrijfstoeslagregeling.

In 2008 zijn de marktordeningen voor groente en fruit en voor wijn hervormd. Binnen de marktordening wijn zijn de communautaire steunregelingen hervormd tot budgetten voor nationale enveloppes, waarbinnen de sector gestimuleerd wordt zich concurrentiekrachtiger te ontplooien. Binnen de marktordening groenten en fruit zijn de handelsnormen verminderd van 36 naar 10 normen. Daarnaast is er een algemene norm opgesteld met betrekking tot de uiterlijke kwaliteitskenmerken van groenten en fruit. De Milieurichtsnoeren, behorende bij de Nationale Strategie 2009–2013, zijn door de Europese Commissie goedgekeurd. Telersverenigingen moeten op basis van die strategie hun operationele programma’s opstellen. Tenslotte is een politiek akkoord bereikt in de Raad over een Europees Schoolfruitprogramma.

Verder stond het jaar 2008 in het teken van de evaluatie van het Gemeenschappelijke Lanbouwbeleid, de zgn. health check. In mei 2008 heeft de Europese Commissie hiertoe een serie wetgevingsvoorstellen gepresenteerd. De onderhandelingen werden beëindigd in januari 2009 met de formele goedkeuring van het politieke akkoord over de health check.

Belangrijke onderdelen uit de health check zijn:

• Melkquotering

  Na de reeds eerder geaccordeerde quotumverhoging van 2,5% in het per 1 april 2008 zal ook per 1 april 2009 het Nederlandse melkquotum wederom met 2,5% worden verhoogd. Hiervan vloeit 1% quotumstijging voort uit een afgesproken jaarlijkse quotumstijging van 1% gedurende 5 achtereenvolgende jaren die voor alle lidstaten geldt. Nederland krijgt in 2009 nog 1,5% extra uit een aanpassing van de positieve vetcorrectie. Afgesproken is ook dat voor het einde van 2010 en 2012 de Commissie met een nieuw marktrapport zal komen met daarbij voorstellen voor verdere maatregelen in het kader van de zachte landing van het melkquotum. Het eerdere besluit om de melkquotering per 2015 te beëindigen is herbevestigd.

• Modulatie

  De overheveling van middelen uit de eerste pijler (inkomenssteun) naar de tweede pijler (plattelandsbeleid), aangeduid met de term modulatie, is beperkt tot 5%. Dit is een sterke verlaging ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel om 8% te moduleren. Tevens is afgesproken dat deze extra modulatiegelden volledig in de lidstaat blijven waar ze worden opgebracht. Momenteel wordt 20% van de modulatiegelden herverdeeld naar andere lidstaten. Tegelijkertijd is het co-financieringspercentage van de extra modulatie verlaagd van 50 naar 25%. Deze wijzigingen leiden tot een besparing van de Nederlandse cofinanciering van bijna 100 miljoen euro over de periode 2010–2013 ten opzichte van de oorspronkelijke Commissievoorstellen.

• Artikel 68

  Nieuw geïntroduceerd wordt een zogenaamd artikel 68 waarmee een deel van de nationale enveloppe voor inkomenssteun kan worden herbestemd voor het stimuleren van bijvoorbeeld milieuvriendelijke landbouw, kwaliteitslandbouw en risicoverzekeringen. Van belang is daarbij dat gebruik van artikel 68 betekent dat de betreffende middelen behouden blijven in de eerste pijler. Afgesproken is dat het vanaf 2010 mogelijk wordt om artikel 68 toe te passen. Verschillende doelen, waaronder dierenwelzijnsmaatregelen, kunnen met het nu gecreëerde artikel 68 worden gediend.

Van belang is in dit verband eveneens dat deze artikel 68-maatregelen worden gefinancierd met ongebruikte middelen uit de nationale enveloppe voor inkomenssteun. Bij de huidige stand van zaken betekent dat voor Nederland jaarlijks ongeveer 21,5 miljoen euro aan onbenutte bedrijfstoeslagen via artikel 68 alsnog kunnen worden ingezet.

• Bufferstroken

  De eisen voor een goede landbouw- en milieuconditie (GLMC) vormen een onderdeel van de randvoorwaarden bij de inkomenssteun (cross compliance). Aan deze eisen was in het voorstel van de Commissie toegevoegd dat lidstaten verplicht zijn om bufferstroken aan te leggen langs al hun waterlopen ter bevordering van de waterkwaliteit en de biodiversiteit. Nederland krijgt geen nieuwe verplichtingen opgelegd, omdat landen met een goedgekeurd actieprogramma in het kader van de Nitraatrichtlijn (zoals Nederland) geen extra bufferstroken hoeven te nemen t.o.v. de afspraken in het kader van het actieprogramma.

• Marktordening

  Het markt- en prijsbeleid wordt verder afgebouwd met als doel de landbouw marktgerichter te maken. Zo worden interventieregelingen verder beperkt en wordt een aantal interne afzetmaatregelen afgeschaft. Wel blijft het afgeslankte interventieprijssysteem bestaan als vangnet voor ernstige marktverstoringen.De ontkoppeling wordt verder doorgezet, zodat ook via deze weg de landbouw zich meer zal laten leiden door marktimpulsen. Zoals nu is afgesproken zullen alle sectoren, met uitzondering van de gekoppelde zoogkoepremie (in Nederland al ontkoppeld), uiterlijk in 2012 moeten zijn ontkoppeld. De uitvoeringslasten zullen door deze ontkoppeling kunnen worden beperkt.

• Vereenvoudiging

  Voor de vereenvoudiging van het GLB zijn verdere stappen gezet, zowel met betrekking tot de randvoorwaarden bij de inkomenssteun (cross compliance) als met betrekking tot de organisatie van de betalingen.

Ten aanzien van het markt- en prijsbeleid is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering.

De programma-uitgaven (zie ook tabel 1 met de programma-uitgaven voor het jaar 2008) worden ten laste van het Europese Landbouwgarantiefonds (ELGF) gebracht en worden buiten begrotingsverband verantwoord. De nationale uitvoering van het markt- en prijsbeleid is aan stringente Europese voorwaarden gebonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. Het aantal en de omvang van financiële correcties (apurement) geven een indicatie van de mate van rechtmatigheid van de uitvoering. Daarnaast wordt ingezet op een doelmatige uitvoering van het markt- en prijsbeleid.

4. De tweede pijler van het GLB (plattelandsbeleid)

Het Plattelandontwikkelingsprogramma (afgekort POP) is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de ontwikkeling van het platteland in brede zin. Het POP 2007–2013 (ook wel POP2) volgt op de eerste periode 2000–2006.

Programmadocument POP2

Nederland heeft voor de programmeringperiode 2007–2013 een landsdekkend POP opgesteld, zonder opdeling in regionale of provinciale programma’s. Dit programma is in juni 2007 goedgekeurd door de Europese Unie. De uitvoering van dit programma loopt in grote lijnen via twee sporen: een sectoraal spoor (via het ondernemersprogramma) en een gebiedsgericht programma (deels via het Investeringsbudget Landelijk Gebied(ILG.))

In het EU-plattelandsbeleid is sprake van vier doelstellingen. Voor iedere doelstelling zijn zogenaamde «assen» geformuleerd waarbinnen Europa een aantal maatregelen voorstelt. Elke lidstaat maakt een programma waarin de vier assen terugkomen. Lidstaten zijn verplicht om aan elke prioritaire as een bepaald minimum aandeel van het Europese budget te besteden. Aan as 1 en 3 minimaal 10%, aan as 2 minimaal 25% en aan de LEADER-as minimaal 5%.

As 1. Verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector.

As 2. Verbetering van het milieu en het platteland.

As 3. De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie.

As 4: Invoeren van de Leader-aanpak

NB: Doelstelling Leader kan bijdragen aan doelstellingen van assen 1–3. Als acties onder het Leader-programma corresponderen met maatregelen uit assen 1–3 dan zijn de betreffende voorwaarden van toepassing.

Financiële verordening (EG) nr. 1290/2005

Bij de (inhoudelijke) verordening hoort de verordening m.b.t. financiering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid die op 21 juni 2005 door de Europese Commissie is vastgesteld. In de financiële verordening is onder meer bepaald dat voor POP het N+2 regime gaat gelden. De financiële verordening bevat daarnaast (gedetailleerde) bepalingen met betrekking tot toezicht, evaluatie, beheer en controle. Nederland ontvangt voor het POP in de periode 2007–2013 ruim € 486 miljoen EU financiering. Daarbij heeft Nederland gekozen voor een verdeling over de assen 1 t/m 4 van 30%, 30%, 30% en 10%. Aangezien de EU financiering maximaal 50% mag bedragen dient Nederland de Europese gelden altijd op te hogen met een minstens even grote bijdrage. In het programmadocument is hierin voorzien.

Met het health-check accoord zijn extra modulatiegelden toegevoegd aan het POP-2 plafond. Verder is afgesproken dat de lidstaat zorgdraagt voor 25% co-financiering en het EU-aandeel 75% bedraagt. Het plafond wordt tot en met 2013 opgehoogd met ruim € 100 mln. EU-financiering.

5. De structuurfondsen: Doelstelling 2 en EVF

Vanuit de structuurfondsen zijn voor LNV Doelstelling 2 (D2) en het Europees Visserij Fonds (EVF) van belang. Doelstelling 2 levert een bijdrage aan de ondersteuning van de economische en sociale omschakeling van in structurele moeilijkheden verkerende zones. Het EVF is gericht op het ondersteunen van de herstructurering van de visserijsector.

Voor de bovengenoemde verschillende instrumenten uit de structuurfondsen worden binnen de lidstaten meerjarige uitvoeringsprogramma’s opgesteld. Deze programma’s, op basis waarvan de subsidies uit de structuurfondsen worden toegekend, worden veelal opgesteld en uitgevoerd door andere overheden in samenwerking met private partijen op regionaal of lokaal niveau. De coördinerende verantwoordelijkheid voor de besteding van de middelen, zowel richting de Europese Commissie als richting de Tweede Kamer, ligt echter bij de rijksoverheid.

De structuurprogramma’s binnen D2 ontvangen vanuit de EU bijdragen uit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO). Rijk, provinciale en lokale overheden en private partijen nemen de co-financiering vanuit Nederland voor hun rekening.

Doelstelling 2

Het kabinet beoogt onder meer via Doelstelling 2 een impuls te geven aan de noodzakelijke reconstructie van delen van Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Dit gebeurt door ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen te stimuleren. De Enkelvoudige Programmerings Documenten (EPD’s) voor Oost- en Zuid Nederland die onder doelstelling 2 vallen betreffen zowel een industriële als plattelandscomponent. Inhoudelijk zijn respectievelijk EZ en LNV hiervoor gezamenlijk verantwoordelijk. LNV heeft echter alleen coördinerende verantwoordelijkheid ten aanzien van het EPD Oost-Nederland. EZ heeft dit ten aanzien van het EPD Zuid-Nederland. De nationale uitgaven die in het kader van Doelstelling 2 als co-financiering onder het EDP Oost- of Zuid-Nederland vallen komen ten laste van artikel 27 Reconstructie.

Bij D2 is LNV verantwoordelijk voor EPD Oost Nederland. Het algemene beeld over de uitvoering van de programma’s is wat betreft de committeringen, de toekenning van de subsidies, positief. De programma’s 2000- 2006 hebben een uitlooptijd tot einde 2008. Dat wil zeggen dat het toekennen en uitbetalen van de middelen mogen doorlopen tot aan het einde van 2008.

Voor het nieuwe EU-structuurbeleid 2007–2013 ligt de verantwoordelijkheid bij EZ. De provincies voeren het structuurbeleid uit.

Europees Visserij Fonds (EVF)

De Europese Commissie heeft, in het kader van Europees Visserij Fonds (EVF), een communautaire bijdrage van € 48,6 miljoen toegekend aan Nederland voor de periode 2007–2013. Daarnaast levert Nederland een nationale bijdrage van € 72,1 miljoen. Onderstaand tabel bevat een overzicht van de uitgaven in 2008.

Tabel 3 Europees Visserij Fonds (EVF) (x € 1 mln.)
 Begroting 2008Realisatie 2008
Financieringsbron BeleidEULNVOverigEULNVOverig
Europees Visserijfonds (EVF)6,77,08,619,8
U 21.14      
As 1 Maatregelen visverbetering   8,419,3
As 3 gemeenschappelijk belang   0,20,5 
FIOV (N+2-regeling)0,30,4 
U 21.14      
Innovatie Platform Aquacultuur   0,20,3 
Bestandsinzichten & vistechnieken0,10,1 

4. Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijke personeel 2008

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform definitie Informatiestatuut 2007 – bijlage 4.

Uitgaven (in € x 1 000)
apparaat en programmakostentotaal LNV
1. Interim-management670
2. Organisatie- en Formatieadvies3 602
3. Beleidsadvies1 485
4. Communicatieadvisering479
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)6 236
5. Juridisch Advies598
6. Advisering opdrachtgevers automatisering2 906
7. Accountancy, financiën en ao3 816
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)7 320
8. Uitzendkrachten (formatie & piek)43 400
ondersteuning bedrijfsvoering (som 8)43 400
Totaal uitgaven inhuur externen (som 1 t/m 8)56 956

De inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel heeft voor € 10,6 mln. betrekking op staf- en beleidsdirecties en voor circa € 46,3 mln. op de agentschappen. Hiermee blijft de uitgavenrealisatie 2008 binnen het uitgavenkader 2007.

Het betreft hier de inhuur externen conform de definitie uit het informatiestatuut 2007.

5. Lijst met afkortingen

AIAviaire influenza
AIDAlgemene Inspectiedienst
BBLBureau Beheer Landbouwgronden
BESBilaterale Economische Samenwerking
BLSBaten-lastendiensten
BPMBedrijfsProcesModel
BSEBovine Spongiform Encephalopathy
BZKMinisterie van Binnenlandse Zaken
CITESConvention on International Trade in Endangered Species
DGFDiergezondheidsfonds
DICTUDienst ICT Uitvoering
Directie VDDirectie Voedselkwaliteit en Diergezondheid
DKDirectie Kennis
DLGDienst Landelijk Gebied
DLOStichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
DRDienst Regelingen
E&FE-procurement en Financials
EBSE-Business Suite
ECEuropese Commissie
EDVEconomische Voorlichtingsdienst
EFROEuropees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling
EHSEcologische Hoofd Structuur
ELFPOEuropees Landbouwfonds voor de Plattelands Ontwikkeling
ELGFEuropees Landbouwgarantiefonds
EPDEnkelvoudig Programmerings Document
ERPEnterprice Resource Planning
EUEuropese Unie
EVFEuropese Visserijfonds
EZMinisterie van Economische Zaken
FESFonds Economische Structuurversterking
FIOVFinancieringsinstrument voor de oriëntatie van de Visserij
FVOFood and Veterinary Office
GLBGemeenschappelijk Landbouw Beleid
GLMCGoede Landbouw- en Milieu Condities
GVBGemeenschappelijk Vissrij Beleid
HBOHoger Beroeps Onderwijs
I&RIdentificatie en Registratie
IACInternationaal Agrarisch Centrum
IBOInterdepartementaal BeleidsOnderzoek
ICTInformatie Communicatie Technologie
IKAPIndividueel Keuze Arbeidsvoorwaarden Pakket
ILGInvesteringsbudget Landelijk Gebied
ILRIInternational Institute for Land Reclamation and Improvement
INGRAInnovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster
IPCInnovatie praktijkcentra
IRGInfrastructuurregeling Glastuinbouw
ISOInternationale Organisatie voor Standaardisatie
KVPKlassieke varkenspest
LFA-gebiedenLess Favoured Areas
LNVLandbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LWOOLeerweg Ondersteunend Onderwijs
MBOMiddelbaar beroepsonderwijs
MCSManagementcontrolsysteem
MIPMeerjaren ICT-uitgaven programma
MJPMeerjarenprogramma Vitaal Platteland
MKBMidden- en Kleinbedrijf
MKZMond- en klauwzeer
NBCNational Broadcasting Commission
NMENatuur en Milieu Educatie
NURGNadere Uitwerking Rivierengebied
O&S-fondsOntwikkelings- en Saneringsfonds
OBNOverlevingsplan Bos- en Natuur
OCWOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen
ODOperationele Doelstelling
PBOPubliekrechtelijke Bedrijfsorganisatie
PDPlantenziektenkundige Dienst
POPPlattelands Ontwikkelings Programma
PRAPet Risk Assesment
PSCPersoneels Service Centrum
RWTRechtspersoon met een Wettelijke Taak
SANSubsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer
SBBStaatsbosbeheer
SGBSubsidie gebiedsgericht beleid
SNSubsidieregeling Natuurbeheer
SZWMinisterie van Sociale Zaken en Wetenschap
TDLTransitie Duurzame Landbouw
V&WMinisterie van Verkeer en Waterstaat
VBOVoorbereidend Beroepsonderwijs
VHRVogel- en Habitatrijchtlijn
VMBOVoortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs
VOVoorgezet Onderwijs
VOAVoorbereidende en Ondersteunende Activiteiten
VROMVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
VWAVoedsel en Waren Autoriteit
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WILGWet Investeringsbudget Landelijk Gebied
WOTWettelijke onderzoekstaken
WUWageningen Universiteit
ZBOZelfstandig bestuursorgaan