Vastgesteld 18 juni 2009
De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, heeft een aantal vragen aan de Algemene Rekenkamer voorgelegd over het rapport bij het jaarverslag 2008 van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (kamerstuk 31 924 XII, nr. 4).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 juni 2009.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
«Bent u van mening dat de Kamer, ondanks dat de beschikbaarheid van de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2008 niet is verbeterd ten opzichte van 2007, nog wel een verantwoord oordeel kan geven over het gevoerde beleid in 2008?»
Uit ons onderzoek is gebleken dat het uitblijven van een verbetering in de beschikbaarheid van de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2008 voornamelijk komt doordat in de Begroting 2008 minder concrete doelstellingen waren opgenomen dan in de Begroting 2007. Wij onderzoeken ieder jaar hoe de minister zich in het jaarverslag verantwoordt over het realiseren van doelen, prestaties en inzet van middelen, die bij het opstellen van de begroting zijn afgesproken. We gaan daarvoor na in hoeverre concrete informatie over beleidsresultaten beschikbaar is. Ons onderzoek naar deze beschikbaarheid van de beleidsinformatie is opgezet om de Tweede Kamer te helpen bij haar oordeelsvorming over het gevoerde beleid. Als er geen informatie beschikbaar is, kan de Kamer naar onze mening immers ook geen goed oordeel geven over het gevoerde beleid.
«Bent u van mening dat de Kamer, ondanks dat de informatie over de mate waarin in 2008 de doelen zijn bereikt, is verslechterd ten opzichte van 2007, nog steeds voldoende wordt geïnformeerd om haar controlerende taak naar behoren uit te oefenen?»
Zoals we in antwoord op vraag 1 hebben aangegeven, wordt de achteruitgang van de informatie over de doelen in het Jaarverslag 2008 voornamelijk veroorzaakt doordat in de Begroting 2008 minder concrete doelen waren opgenomen dan in de Begroting 2007. Wij zijn van mening dat het ontbreken van informatie de controlerende taak van de Kamer belemmert.
«Heeft u de indruk dat de voortdurende problemen van onvolkomenheden in het contractbeheer en het niet naleven van aanbestedingsregels nu onder controle zijn, of zijn het structurele problemen bij VenW?»
Wij beschouwen de onvolkomenheid in het contractbeheer niet als een structureel probleem. Dat baseren we op het feit dat eind 2008 nog maar één dienst problemen kende in het contractbeheer, terwijl het in het jaar daarvoor nog om vier diensten ging. Het niet naleven van de aanbestedingsregels valt bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) niet onder de fouten en onzekerheden. Dat blijkt uit het geringe aantal aanbestedingen waarbij we onregelmatigheden hebben geconstateerd. We rapporteren over de stand van zaken bij dit ministerie. Uit ons onderzoek bleek dat Rijkswaterstaat in control was.
«Wat bedoelt u met een financieel belang van € 64 miljoen waar het gaat om het ontvangstenbeheer van VenW?»
Bij dit financieel belang gaat het specifiek om overigeontvangsten: betalingen van lagere overheden voor infrastructuur die Rijkswaterstaat aanlegt op verzoek van die lagere overheden. De facturering van deze overige ontvangsten maakt geen deel uit van een regulier proces. Deze ontvangsten worden door Rijkswaterstaat als meerwerk op het grotere geheel van een infrastructuurproject opgevoerd. Rijkswaterstaat dient dit meerwerk vervolgens te factureren aan de betrokken decentrale overheden. Met het financieel belang van € 64 miljoen bedoelen we het bedrag dat door Rijkswaterstaat gefactureerd is aan decentrale overheden. Na facturering wordt dit bedrag verantwoord als opbrengst.
«Is het daadwerkelijk mogelijk dat (een deel van) de bovengenoemde € 64 miljoen ten onrechte niet wordt gefactureerd en geïnd?»
De in ons rapport als financieel belang genoemde € 64 miljoen is gefactureerd en geïnd, en het ministerie van VenW heeft dit bedrag als opbrengst in zijn verantwoording opgenomen. De facturering van deze ontvangsten maakt echter geen deel uit van een regulier proces en er zijn geen beheersmaatregelen die de volledigheid waarborgen. Dat betekent dat het niet duidelijk is of al het door Rijkswaterstaat uitgevoerde meerwerk (zie het antwoord op vraag 4) daadwerkelijk is gefactureerd.
«Heeft u de indruk dat VenW de beheersing van de rechtmatigheid bij prestatiecontracten verbeterd heeft en dat VenW nu wel controleert of de overeengekomen prestaties geleverd zijn?»
Het ministerie van VenW heeft de beheersing van de rechtmatigheid bij prestatiecontracten inderdaad verbeterd. Wij hebben in ons onderzoek namelijk geconstateerd dat het ministerie van VenW eind 2008 meer en beter controleert of de overeengekomen prestaties geleverd zijn. Het gevolg daarvan is dat eind 2008 nog maar één dienst problemen had in het contractbeheer (zie ook het antwoord op vraag drie). Daarvoor ging het nog om vier diensten.
«Betekent uw constatering, dat beleidsmedewerkers beperkte prioriteit geven aan de formele aspecten van het voorbereiden van de contracten, dat het ministerie deze weerbarstigheid niet op kan lossen? Kunnen hier geen andere maatregelen voor getroffen worden dan de verbetermaatregelen van 2008?»
De afgelopen jaren is gebleken dat door het ministerie getroffen maatregelen effect hebben gehad. Zo is meer gebruikgemaakt van automatisering bij de voorbereiding van contracten. Het probleem beperkt zich inmiddels tot de kleinere contracten. Begin 2008 heeft het ministerie van VenW maatregelen genomen gericht op een cultuurverandering van medewerkers, om ook dit probleem op te lossen. We vinden het nu nog te vroeg om te kunnen zeggen dat deze geen effect hebben en dat er andere maatregelen getroffen moeten worden. We zullen de genomen maatregelen volgen en erover rapporteren in het Rapport bij het Jaarverslag 2009 van het ministerie van VenW.
Samenstelling:
Leden: Vendrik (GL), Van der Staaij (SGP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Mastwijk (CDA), Jager (CDA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), Aptroot (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Jansen (SP), Cramer (CU), Roemer (SP), Koppejan (CDA), Madlener (PVV), Ten Broeke (VVD), ondervoorzitter, Ouwehand (PvdD), Polderman (SP), Tang (PvdA), De Rouwe (CDA) en Linhard (PvdA).
Plv. leden: Halsema (GL), Van der Vlies (SGP), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Vacature (CDA), Atsma (CDA), Van Bommel (SP), Koşer Kaya (D66), Neppérus (VVD), Sterk (CDA), De Krom (VVD), Vermeij (PvdA), Jacobi (PvdA), Besselink (PvdA), Vacature (SP), Anker (CU), Van Leeuwen (SP), Knops (CDA), Agema (PVV), Verdonk (Verdonk), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Waalkens (PvdA), Van Heugten (CDA) en Depla (PvdA).