Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
’s-Gravenhage, 20 mei 2009
Hierbij bieden wij u het op 7 mei 2009 door ons vastgestelde «Rapport bij het Jaarverslag 2008 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)» aan.
Algemene Rekenkamer
Samenvatting | 5 | |
Kwaliteit van de publieke verantwoording | 5 | |
Oordelen over jaarverslag en bedrijfsvoering | 8 | |
Audit Actielijst 2009 | 9 | |
Kwaliteitskaart bedrijfsvoering | 10 | |
1 | Inleiding | 13 |
1.1 | Over dit onderzoek | 13 |
1.1.1 | Wettelijke taak | 13 |
1.1.2 | Goede publieke verantwoording | 14 |
1.1.3 | Leeswijzer | 16 |
1.1.4 | Onderzoeksopzet | 16 |
1.2 | Over het Ministerie van BZK | 17 |
2 | Jaarverslag | 19 |
2.1 | Oordeel over de financiële informatie | 19 |
2.2 | Oordeel over de saldibalans en toelichting | 20 |
2.3 | Oordeel over de informatie over bedrijfsvoering | 21 |
2.4 | Oordeel over de informatie over het gevoerde beleid | 21 |
3 | Bedrijfsvoering | 23 |
3.1 | Oordeel over het financieel beheer en materieelbeheer | 23 |
3.2 | Ontwikkeling in de bedrijfsvoering | 24 |
3.3 | Departementsoverstijgende onderwerpen | 26 |
3.3.1 | Beheersing realisatie beleidsdoel «Verhoging in adequate politiezorg» | 26 |
3.3.2 | Prestatieafspraken boetes en transacties met de politie | 27 |
3.3.3 | Personeelsbeheer | 27 |
3.3.4 | Single information single audit | 29 |
4 | Informatie over beleid nader beschouwd | 31 |
4.1 | Beschikbaarheid van de beleidsinformatie | 31 |
4.2 | Bruikbaarheid van de beleidsinformatie | 34 |
5 | Reactie minister en nawoord Algemene Rekenkamer | 36 |
5.1 | Reactie minister | 36 |
5.2 | Nawoord Algemene Rekenkamer | 38 |
Bijlage 1 | Overzicht fouten en onzekerheden in de financiële informatie in het Jaarverslag 2008 van het Ministerie van BZK | 40 |
Bijlage 2 | Gebruikte afkortingen | 47 |
Literatuur | 48 |
Voor u ligt ons Rapport bij het Jaarverslag 2008 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK, VII). In dit rapport presenteren wij de resultaten van ons rechtmatigheidsonderzoek naar het jaarverslag en de bedrijfsvoering van dit ministerie.
In deze samenvatting gaan we in op onze belangrijkste bevindingen over de financiële informatie, de bedrijfsvoering en de beleidsinformatie van het Ministerie van BZK. We zetten deze bevindingen af tegen de beginselen van goede publieke verantwoording, om zo te komen tot aanbevelingen voor het verbeteren van het functioneren van het ministerie.
Ook geven wij aan het eind van deze samenvatting onze wettelijke oordelen over het Jaarverslag 2008 en de bedrijfsvoering van het Ministerie van BZK. Deze staan in beknopte vorm in een schema, waarin we verwijzen naar de plaats in dit rapport waar we dieper ingaan op deze oordelen en de achterliggende bevindingen presenteren.
Het Ministerie van BZK staat voor een goed functionerend openbaar bestuur en veilige samenleving. Daarmee streeft het ministerie ernaar om de kernwaarden van democratie te waarborgen met een overheid waar burgers op kunnen vertrouwen.
De uitgaven van het ministerie bedroegen in 2008 € 6,1 miljard. De verplichtingen bedroegen € 6,3 miljard en de ontvangsten € 78,6 miljoen. Van de totale uitgaven van het ministerie gaat bijna 80% naar de politieregio’s.
Het ministerie vervult verschillende coördinerende taken voor de rijksoverheid, zowel voor de bedrijfsvoering van het Rijk als voor het eigen beleidsterrein.
Kwaliteit van de publieke verantwoording
Een stevige coördinerende rol van BZK loont
Een van de kernactiviteiten van het Ministerie van BZK is coördineren. Om zijn eigen beleidsdoelen te realiseren, is het ministerie veelal afhankelijk van de medewerking van anderen, bijvoorbeeld politieregio’s en gemeenten. Het Ministerie van BZK heeft ook een belangrijke coördinerende rol in het bewaken van de kwaliteit van de bedrijfsvoering van het Rijk. Onderdelen van de bedrijfsvoering zijn het ICT-beleid en het beleid gericht op het terugdringen van ondoelmatige inhuur. Als het ministerie op deze gebieden een actieve rol speelt, kan dit veel toegevoegde waarde opleveren voor de rijksoverheid.
Tot medio 2008 voerde het ministerie vooral reactief beleid om ondoelmatige inhuur van externen te voorkomen. Vanaf toen is het ministerie gestart om hiertoe ook zelf beleidsinitiatieven te ontplooien. Daarvoor verzamelde het ministerie vooral informatie bij andere ministeries en verstrekte die vervolgens aan de Tweede Kamer. Volgens andere ministeries organiseerde het Ministerie van BZK vooral overleggen als er vanuit de Tweede Kamer vragen werden gesteld. Recent is het ministerie echter gestart om, in overleg met andere ministeries, actief beleid te maken om de inhuur van externen zo doelmatig mogelijk te organiseren. De Algemene Rekenkamer constateert dat dit beleid laat is ingezet en hoopt dat het nu met voortvarendheid wordt uitgevoerd.
Wij zijn van oordeel dat het departement wel voortvarend te werk is gegaan met het programma om de lasten voor de administratie en controle voor medeoverheden terug te dringen. Een van de beleidsdoelen in dit programma is om zo veel mogelijk uitkeringen van de rijksoverheid aan medeoverheden onder het regime te brengen van eenmalige verantwoording en controle. Medeoverheden kunnen aan de rijksoverheid dan in één keer met hun jaarrekening inzicht geven in nagenoeg alle ontvangen uitkeringen. Het Ministerie van BZK speelt hierbij naar onze mening een actieve rol.
Bedrijfsvoering op gelijk aanvaardbaar niveau gebleven
Het Ministerie van BZK heeft, in vergelijking met andere ministeries, weinig bedrijfsvoeringsrisico’s. De uitkeringen die het ministerie verstrekt bestaan veelal uit vaste jaarlijkse bijdragen aan bijvoorbeeld politieregio’s, gemeenten en provincies. Wij hebben ook geen belangrijke fouten aangetroffen in de financiële informatie van het ministerie. Het Ministerie van BZK is in 2008 een grotere rol gaan spelen in de bedrijfsvoering van het Rijk, waardoor de risico’s op fouten in de bedrijfsvoering iets zijn toegenomen. Het Ministerie van BZK is bijvoorbeeld nu verantwoordelijk voor de salaris- en personeelsadministratie van twaalf ministeries. Door het repeterende karakter van het salarisproces zijn risico’s op financiële fouten echter beperkt. De Werkmaatschappij is sinds 1 januari 2008 een nieuwe baten-lastendienst. Dit is een organisatie die ministeries ondersteunt bij nagenoeg alle bedrijfsvoeringsprocessen. Doordat de Werkmaatschappij groeit, is het risico op fouten in de bedrijfsvoering van het ministerie volgens ons iets groter geworden in 2008.
De Algemene Rekenkamer constateerde dit jaar één nieuwe onvolkomenheid in de bedrijfsvoering, namelijk in het voorschottenbeheer. De onvolkomenheid die we vorig jaar constateerden in de gegevensbeveiliging is weggenomen. Dit betekent dat het aantal onvolkomenheden gelijk blijft (één) en dat de bedrijfsvoering op een gelijk aanvaardbaar niveau is gebleven.
Onvolkomenheid: achterstand in het voorschottenbeheer
Het ministerie is al meerdere jaren bezig om oude voorschotten op overdrachtsuitgaven af te wikkelen. Dit gaat te langzaam. De Rijksauditdienst vraagt ook al meerdere jaren aandacht voor dit probleem. Eind 2008 staat er voor circa € 0,5 miljard (10% van de totale voorschotten) aan voorschotten uit die zijn verstrekt in of voor 2006. De Rijksauditdienst heeft aangegeven dat circa € 180 miljoen stamt uit de periode 1999–2005, waarbij de dossiervorming ontoereikend is. Ook maant het ministerie subsidieontvangers onvoldoende aan om verantwoordingsinformatie te leveren en sanctioneert het onvoldoende als dit niet of te laat gebeurt. Daarnaast beoordeelt het ministerie de ontvangen verantwoordingen niet tijdig. Wij zien ook als oorzaak van de oplopende oude voorschotten dat bijdragen door het ministerie te vroeg worden verstrekt én dat heldere voorwaarden ontbreken. De Algemene Rekenkamer beoordeelt deze achterstand in de afwikkeling van de voorschotten als een onvolkomenheid, ook omdat deze achterstand een meerjarig karakter heeft. De ambtelijke leiding van het ministerie heeft in november 2008 maatregelen getroffen om deze achterstand in te lopen.
Onvolkomenheid in het proces van gegevensbeveiliging opgelost
In voorgaande jaren hebben wij de procedures van de gegevensbeveiliging van het Ministerie van BZK aangemerkt als een onvolkomenheid. Het Ministerie van BZK heeft in 2008 veel inspanning geleverd om deze gegevensbeveiliging op orde te krijgen. Begin maart 2009 was ongeveer 90% van de informatiebeveiligingsplannen uitgevoerd, terwijl dat vorig jaar maar circa 20% was.
De minister heeft aan de Tweede Kamer toegezegd dat het proces van gegevensbeveiliging voor medio 2009 op orde zal zijn. Wij zien een risico dat deze toezegging niet zal worden waargemaakt, omdat nieuwe ICT-systemen moeten worden geïmplementeerd. Enerzijds vragen de nieuwe ICT-systemen soms om aanvullende maatregelen, die pas kunnen worden doorgevoerd na implementatie. Anderzijds zijn nieuwe systemen nodig om de procedures van de gegevensbeveiliging te verbeteren, omdat dit niet mogelijk is met de oude systemen. Indien de laatste 10% van de informatiebeveiligingsplannen is opgesteld beschouwen wij de procedures voor gegevensbeveiliging op orde. Omdat het proces van gegevensbeveiliging bijna op orde is beoordelen wij dit niet langer als een onvolkomenheid.
Onvoldoende informatie in het jaarverslag over beleidsprioriteiten
Een beleidsprioriteit van de minister van BZK voor deze kabinetsperiode is dat zij vijfhonderd wijkagenten extra wil aanstellen. Zij heeft er echter voor gekozen om informatie over gerealiseerde extra wijkagenten niet aan te merken als beleidsinformatie in het jaarverslag van het ministerie. Hierdoor is de Rijksauditdienst niet wettelijk verplicht om te controleren of deze informatie deugdelijk tot stand komt en loopt de Tweede Kamer het risico onvoldoende betrouwbare informatie te krijgen over deze beleidsprioriteit.
Ook over de realisatie van de beleidsprioriteit om de rijksoverheid met minder ambtenaren beter werk te laten leveren, verstrekt het ministerie geen informatie in het jaarverslag. De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd in een voortgangsrapportage. Hiervoor geldt eveneens dat de Tweede Kamer het risico loopt ongecontroleerde informatie te ontvangen, omdat het geven van assurance op voortgangsrapportages niet tot de wettelijke controletaak van de Rijksauditdienst behoort.
Een kenmerk van goede publieke verantwoording is, volgens de Verenigde Naties, dat inzicht wordt verschaft in effectiviteit en efficiency van beleid. Het ministerie geeft naar onze mening geen inzicht in de effectiviteit van een aantal beleidsprioriteiten. De kabinetsprioriteiten «door gerichte maatregelen bevorderen van respectvolle omgang van mensen met elkaar» en «aanpak overmatig alcoholgebruik jongeren», zijn gericht op aanpak en maatregelen. Volgens ons is het mogelijk om voor de respectvolle omgang middels prestatiecijfers inzicht te geven in de resultaten van dit beleid. Voor het terugdringen van het alcoholgebruik is beleidsinformatie opgenomen in het Jaarverslag 2008 Jeugd en Gezin (XVII). Omdat het Ministerie van BZK coördinerend is voor het terugdringen van alcoholgebruik door jongeren, bevelen wij aan om minimaal een verwijzing op te nemen naar het jaarverslag van Jeugd en Gezin.
Beleidsinformatie geeft onvoldoende inzicht in doelmatigheid
Het Ministerie van BZK heeft als beleidsdoelstelling om de politieregio’s te voorzien van voldoende middelen om adequate politiezorg te kunnen leveren. Om deze doelstelling te bereiken wil het ministerie onder meer het aantal wijkagenten en forensisch assistenten in deze kabinetsperiode elk met vijfhonderd uitbreiden.
Met de beschikbare middelen voor extra wijkagenten en forensisch assistenten denkt de Algemene Rekenkamer dat er mogelijkheden zijn om ervoor te zorgen dat de politie beter gaat presteren. De extra wijkagenten en forensisch assistenten zijn verdeeld op basis van de verhouding van de algemene budgetten per politieregio.
Uit ons onderzoek blijkt dat de behoefte aan extra wijkagenten per politieregio verschilt, omdat sommige politieregio’s helemaal geen en andere politieregio’s al relatief veel wijkagenten hadden voordat het nieuwe kabinetsbeleid in werking trad. Wijkagenten vervullen een coördinerende rol in de wijken, terwijl surveillanten een meer uitvoerende rol vervullen. Politieregio’s die al relatief veel wijkagenten hadden, hebben nu meer behoefte aan extra surveillanten in de wijken.
Ook de behoefte aan forensisch assistenten verschilt per politieregio. Wij constateren verschillen tussen de politieregio’s in de zwaarte van de misdrijven waarbij forensische opsporing wordt toegepast. In de ene regio komen forensisch assistenten net toe aan onderzoek naar inbraak in bedrijven en woningen en in andere regio’s hebben ze ook tijd voor onderzoek naar inbraken in auto’s en schuren. Als forensisch assistenten een misdrijf onderzoeken wordt niet alleen de pakkans groter, maar wordt de politie ook zichtbaarder bij de burger.
Wij geven de minister in overweging om de politieregio’s de vrijheid te geven om de extra middelen voor veiligheid in de wijken ook te kunnen inzetten voor bijvoorbeeld surveillanten in de wijk. Bij de verdeling van de vijfhonderd extra forensisch assistenten over de politieregio’s bevelen wij de minister aan om meer rekening te houden met de behoefte per regio. Door het aantal forensisch assistenten beter te verdelen, kan het forensisch onderzoek evenwichtiger worden gedaan in de verschillende politieregio’s.
Oordelen over jaarverslag en bedrijfsvoering
In onderstaand schema staan onze oordelen over het Jaarverslag 2008 en de bedrijfsvoering van het Ministerie van BZK, die wij krachtens de Comptabiliteitswet 2001 geven.
Oordeel | Meer informatie in | ||
---|---|---|---|
Jaarverslag | Financiële informatie | Voldoet | § 2.1 |
Saldibalans | Voldoet | § 2.2 | |
Informatie over bedrijfsvoering | Voldoet | § 2.3 | |
Informatie over beleid | Voldoet | § 2.4 | |
Bedrijfsvoering | Financieel beheer en materieelbeheer* | Voldoet met uitzondering van 1 onvolkomenheid | § 3.1 |
* In de Audit Actielijst (AAL) achter in deze samenvatting staat een overzicht van alle onvolkomenheden.
De Audit Actielijst (AAL) laat zien op welke punten de Algemene Rekenkamer vindt dat het ministerie actie moet ondernemen. Dat zijn zowel de onvolkomenheden in het financieel beheer en materieelbeheer als de onvolkomenheden in de overige onderdelen van de bedrijfsvoering. De lijst meldt ook welke maatregelen de minister heeft aangekondigd om de onvolkomenheden die wij hebben geconstateerd weg te nemen1.
Eerste jaar constatering, artikel en bedrag | Stand van zaken en conclusie | Aanbeveling | Toezegging minister | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Onvolkomenheid ontoereikend voorschottenbeheer | ||||
2008 saldibalans € 0,5 miljard ouder dan twee jaar | Structurele achterstand in afwikkeling voorschotten. | Breng oude dossiers op orde. Maan subsidieontvangers en tref een sanctie als zij zich niet tijdig verantwoorden. Wikkel voorschotten tijdig af én betaal niet te vroeg. Stel heldere voorwaarden. | De minister schenkt extra aandacht aan het voorschot- tenbeheer in 2009. | § 3.1 |
Kwaliteitskaart bedrijfsvoering
De kwaliteitskaart bedrijfsvoering is een nieuw instrument van de Algemene Rekenkamer. Wij gebruiken de kaart dit jaar voor het eerst. Op basis van de ervaringen van dit jaar willen we de kwaliteitskaart de komende jaren verder ontwikkelen. De kwaliteitskaart plaatst de geconstateerde onvolkomenheden in het licht van de totale bedrijfsvoering van een ministerie en maakt zichtbaar welke artikelen worden geraakt door de onvolkomenheden die wij hebben geconstateerd. De kwaliteitskaart bestaat uit twee delen. Deel I van de kwaliteitskaart richt zich op de organisatieonderdelen van het Ministerie van BZK. Deel II van de kwaliteitskaart richt zich op de begrotingsartikelen van het ministerie.
Deel I van de kwaliteitskaart zet het aantal geconstateerde onvolkomenheden af tegen het totale aantal mogelijke onvolkomenheden. Dit deel van de kaart is gebaseerd op de Baseline financieel beheer en materieelbeheer van het Ministerie van Financiën. Deze baseline bevat de normen voor een goed financieel beheer en materieelbeheer. Het totaal aantal mogelijke onvolkomenheden in de bedrijfsvoering bestaat uit alle beheerdomeinen die voor het ministerie voor een goed functioneren relevant respectievelijk kritisch zijn. Doordat de kwaliteitskaart een nieuw instrument is, zou de inschatting van het belang van de beheerdomeinen in de toekomst nog kunnen wijzigingen.
Deel I van de kwaliteitskaart maakt ook zichtbaar aan welke beheerdomeinen wij en/of de Rijksauditdienst in de controle over 2008 extra aandacht hebben besteed en waar wij (ernstige) onvolkomenheden hebben geconstateerd. Met extra aandacht van de auditdienst bedoelen wij die aandacht voor de bedrijfsvoering die de reguliere aandacht uit hoofde van de jaarlijkse wettelijke controle overstijgt. Met extra aandacht van de Algemene Rekenkamer doelen wij op ons departementspecifieke en ons rijksbrede onderzoek (zie hoofdstuk 1 voor informatie over onze onderzoeksopzet). Extra aandacht van de Algemene Rekenkamer en van de auditdienst betekent niet per definitie dat alle aspecten van het desbetreffende beheerdomein in het onderzoek zijn betrokken, het kan ook betrekking hebben op een enkel aspect binnen het beheerdomein.
Deel II van de kwaliteitskaart maakt zichtbaar welke artikelen gerelateerd zijn aan de geconstateerde onvolkomenheid en waar gevolgen voor de rechtmatigheid zijn geconstateerd en of de geconstateerde fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid de kwantitatieve tolerantiegrenzen overschrijden.
In de AAL staat een korte beschrijving van de onvolkomenheden en in § 3.1 worden de onvolkomenheden toegelicht.
Uit deel I van de kwaliteitskaart van het Ministerie van BZK blijkt dat bij het ministerie 145 beheerdomeinen van belang zijn voor de bedrijfsvoering. Daarvan zijn 35 beheersdomeinen als kritisch aan te merken. Van de 145 beheerdomeinen die van belang zijn voor het goed functioneren van het Ministerie van BZK hebben wij en de Rijksauditdienst 39 beheerdomeinen in totaal extra onderzocht. Wij hebben één onvolkomenheid geconstateerd. Deze onvolkomenheid heeft betrekking op een kritisch beheerdomein.
Uit deel II van de kwaliteitskaart van het Ministerie van BZK blijkt dat de onvolkomenheid in het voorschottenbeheer gerelateerd is aan beleidsartikel 2 «Politie» van het Ministerie van BZK.
Ministers verantwoorden zich in hun jaarverslagen over de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het ministerie (financiële informatie), over de manier waarop het ministerie heeft gefunctioneerd (informatie over de bedrijfsvoering) en over de vraag of de doelen en prestaties die in de begroting van het ministerie waren afgesproken, ook zijn gerealiseerd (informatie over het beleid).
De Algemene Rekenkamer doet jaarlijks rechtmatigheidsonderzoek bij het Rijk. Het doel van dit onderzoek is tweeledig. Ten eerste komen we ten behoeve van onze wettelijke taak tot oordelen over het al dan niet voldoen aan de eisen van de Comptabiliteitswet 2001 (CW2001). Daarnaast zetten we onze bevindingen af tegen de beginselen van goede publieke verantwoording om te komen tot aanbevelingen ter verbetering van het functioneren van het Rijk.
Met ons onderzoek gaan we na of de jaarverslagen en de bedrijfsvoering van de ministeries voldoen aan de eisen die de CW 2001 stelt. Dit is onze wettelijke taak. We beoordelen of de informatie in de jaarverslagen over verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, over bedrijfsvoering en over beleid tot stand gekomen is volgens de daarvoor geldende regels en of deze goed is weergegeven. Bij de bedrijfsvoering zelf van het ministerie beoordelen we of het financieel beheer en materieelbeheer voldoen aan de eisen van de CW 2001.
Met onze wettelijke oordelen ondersteunen we de Tweede Kamer bij het verlenen van decharge aan de ministers.
Figuur 1 laat zien wat wij uit hoofde van onze wettelijke taken wanneer onderzoeken en voor wie.
In onze rapporten bij de jaarverslagen melden wij zowel de fouten en onzekerheden in de financiële informatie die de kwantitatieve tolerantiegrenzen overschrijden als de fouten en onzekerheden in de financiële informatie die onze kwalitatieve tolerantiegrenzen overschrijden. Onder «fouten» verstaan we financiële informatie die niet rechtmatig tot stand is gekomen (het begrotingsgeld is niet volgens de regels uitgegeven) of niet deugdelijk is weergegeven (er is geen goede verantwoording afgelegd in het jaarverslag). We spreken van «onzekerheden» wanneer we, bijvoorbeeld door onvolkomenheden in het financieel beheer, niet kunnen vaststellen of er al dan niet sprake is van fouten.
1.1.2 Goede publieke verantwoording
Goed openbaar bestuur staat centraal in het werk van de Algemene Rekenkamer. Wij baseren ons daarbij op de kenmerken van goed openbaar bestuur zoals de Verenigde Naties deze hebben geformuleerd. Deze kenmerken hebben betrekking op de rechtsstaat, de democratie, het functioneren en het presteren van het openbaar bestuur. Uitgaande van onze wettelijke taak en missie richten wij ons vooral op de laatste twee aspecten. En in ons jaarlijkse rechtmatigheidsonderzoek concentreren wij ons vooral op het onderdeel «publieke verantwoording». Wij zijn van mening dat iedere overheid te allen tijde goede publieke verantwoording over haar functioneren en presteren moet kunnen afleggen. Met onze rapporten proberen we ministers te stimuleren om daarin zo nodig verbeteringen aan te brengen.
Figuur 2 geeft een overzicht van publieke verantwoording als onderdeel van goed openbaar bestuur. Voor een compleet overzicht van goed openbaar bestuur zie www.rekenkamer.nl.
De rechtmatigheid van de inning, het beheer en de besteding van publieke middelen, een van de beginselen van goede publieke verantwoording (zie figuur 2), onderzoeken wij krachtens onze wettelijke controletaak. Onze bevindingen staan beschreven in hoofdstuk 2.
Voor de andere beginselen van goede publieke verantwoording kijken we verder dan de eisen van de CW 2001.
In hoofdstuk 3, over de bedrijfsvoering, gaan we niet alleen in op onvolkomenheden in het financieel beheer en materieelbeheer maar ook op onvolkomenheden in andere onderdelen van de bedrijfsvoering. Verder geven we in dat hoofdstuk een beeld van hoe het ministerie omgaat met die aspecten van de bedrijfsvoering die wij van belang achten voor een goede publieke verantwoording. We onderzoeken in hoeverre de minister belangrijke bedrijfsprocessen in de greep houdt (is het ministerie «in control»?) en we besteden aandacht aan de verschuivingen van taken en verantwoordelijkheden van de rijksoverheid.
Publieke verantwoording over de effectiviteit en efficiency van beleid en de behartiging van publieke taken geschiedt onder meer in de vorm van in het jaarverslag opgenomen beleidsinformatie over behaalde prestaties. In hoofdstuk 4 staan de bevindingen en conclusies uit ons onderzoek naar de beschikbaarheid en de bruikbaarheid van deze beleidsinformatie beschreven.
Op basis van een risicoanalyse hebben we een programma opgesteld voor het rechtmatigheidsonderzoek 2008 bij het Ministerie van BZK. Op grond van dit programma hebben we dit jaar onder meer aandacht besteed aan de volgende onderwerpen:
De rijksbrede onderwerpen:
• single information single audit;
• uitgaven van de politieke leiding;
• EU-aanbestedingen;
• totstandkoming bedrijfsvoeringsparagraaf;
• naleving verslaggevingsregels;
• beschikbaarheid van informatie over doelen, prestaties en middelen;
• inhuur derden.
De departementspecifieke onderwerpen:
• Brede Doeluitkering bestrijding rampen en zware ongevallen;
• prestatiegegevens over de politie (wijkagenten, forensisch assistenten en aantal verdachten aangebracht bij het Openbaar Ministerie);
• administratieve lastenverlichting voor de burger;
• gegevensbeveiliging;
• prestatiecontracten met politieregio’s;
• veiligheidsonderzoeken door de AIVD;
• bestandsanalyse personele uitgaven.
Op de onderwerpen «uitgaven van de politieke leiding», «veiligheidsonderzoeken door de AIVD», «bestandsanalyse personele uitgaven» en «administratieve lastenverlichting voor de burger» komen wij in dit rapport niet terug omdat het onderzoek geen belangrijke aanbevelingen oplevert voor het Ministerie van BZK.
Op www.rekenkamer.nl kunt u meer lezen over hoe onze rapporten bij de jaarverslagen tot stand komen. Daar vindt u ook een verklarende woordenlijst met begrippen die veel voorkomen in onze rapporten bij de jaarverslagen. Afkortingen en begrippen die specifiek zijn voor dit rapport zijn opgenomen in bijlage 2.
1.2 Over het Ministerie van BZK
Wij rapporteren over de resultaten van ons onderzoek per jaarverslag. In totaal zijn er 27 jaarverslagen. Dit rapport gaat over het jaarverslag van het Ministerie van BZK (VII).
Het Ministerie van BZK is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het openbaar bestuur, de openbare orde en veiligheid, de relatie met de Nederlandse Antillen en Aruba en de vermindering van administratieve lasten voor burgers.
In onderstaand overzicht beschrijven wij het ministerie aan de hand van een aantal kengetallen.
Overzicht 1 Het Ministerie van BZK in kengetallen | |
---|---|
Totaal verplichtingen* | € 6,3 miljard |
Totaal uitgaven* | € 6,1 miljard |
Totaal ontvangsten* | € 78,6 miljoen |
Transactie-uitgaven, waaronder personeelsuitgaven | Circa 12% van de uitgaven |
Overdrachtsuitgaven (subsidies, specifieke uitkeringen) | Circa 88% van de uitgaven |
Aantal begrotingsartikelen* | 14 |
– waarvan beleidsartikel (met X operationele doelstellingen) | 11 (34) |
– waarvan niet-beleidsartikel | 3 |
Aantal personen werkzaam (in fte op 1 januari 2008 | |
– departement (incl. baten-lastendiensten en AIVD)** | 3 264 |
• Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst*** | 1 325 (circa) |
• Inspectie Openbare Orde en Veiligheid | 53 |
• Onderzoeksraad Voor Veiligheid*** | 65 |
• Kiesraad*** | 12 |
– KLPD*** | 4 863 |
– Politieregio’s*** | 47 139 |
– Politieacademie*** | 1 748 |
– Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid*** | 115 |
– Nederlands Bureau Brandweerexamens**** | 24 |
Baten-lastendiensten (in € 1000)*: | |
1. Korps landelijke politiediensten | |
– bijdrage van moederdepartement | 534 575 |
– eigen vermogen | 13 783 |
2. Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding | |
– bijdrage van moederdepartement | 15 280 |
– eigen vermogen | 788 |
3. Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten | |
– bijdrage van moederdepartement | 19 186 |
– eigen vermogen | 4 874 |
4. P-Direkt | |
– bijdrage van moederdepartement | 1 568 |
– eigen vermogen | 54 |
5. Centrale Archief Selectiedienst | |
– bijdrage van moederdepartement | 6 324 |
– eigen vermogen | 194 |
6. De Werkmaatschappij | |
– bijdrage van moederdepartement | 11 220 |
– eigen vermogen | 494 |
Aantal directoraten-generaal | 3 |
Begrotingsfondsen | Gemeentefonds (B) Provinciefonds (C) |
Rechtspersonen met wettelijke taak: 25 politieregio’s, Politieacademie, Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid, Nederlands Bureau Brandweerexamens, Onderzoeksraad Voor Veiligheid, Stichting Administratie Indonesische Pensioenen. | Totalen: – Aantal = 30 – Rijksbijdrage = € 3,8 miljard |
– Recent onderzoek (vanaf 2006) van de Algemene Rekenkamer op het terrein van het Ministerie van BZK | Krachtwijken. Monitoring en verantwoording van het beleid (9 oktober 2008) – Lessen uit ICT-projecten bij de overheid: deel A (29 november 2007) – Verantwoording en toezicht bij RWT’s, deel 5, Ministerie van BZK (26 oktober 2007) – Aanbestedingsbeleid Ministerie van BZK en KLPD (25 september 2007) – Aanbesteding ICT-component P-Direkt (16 mei 2007) – Aanpak lokaal veiligheidsbeleid. Terugblik 2007 (29 maart 2007) – Gebruik van grenscontroles bij terro- rismebestrijding. Terugblik 2007 (29 maart 2007) – Achtergrondstudie: Goed bestuur tussen publiek en privaat (26 oktober 2006) – Ontslagregelingen hogere ambtenaren bij het Rijk 2004 en 2005 (17 mei 2006) – Grip op informatievoorziening IT-governance bij ministeries (30 maart 2006) – Beleidsvrijheid en specifieke uitkeringen (23 maart 2006) |
Bronnen voor de gegevens in overzicht 1:
* Jaarverslag 2008 en Slotwet 2008 van het Ministerie van BZK
** Sociaal Jaarverslag Rijk 2007 (mei 2008)
*** het betreffende Jaarverslag 2007
**** www.nbbe.nl
Uit dit overzicht blijkt dat het Ministerie van BZK te typeren is als een ministerie met vooral overdrachtsuitgaven aan lagere overheden en aan zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s). Het grootste deel, circa 80%, van de uitgaven (en verplichtingen) betreft de bijdragen aan de politieregio’s.
De Algemene Rekenkamer heeft het Jaarverslag 2008 van het Ministerie van BZK beoordeeld. Wij hebben onderzocht of de minister het begrotingsgeld volgens de regels heeft uitgegeven en ontvangen en of het ministerie daarover in het jaarverslag goede verantwoording heeft afgelegd. Ook hebben we onderzocht of de informatie in het jaarverslag over de bedrijfsvoering en over het gevoerde beleid deugdelijk tot stand is gekomen en voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitsnormen.
2.1 Oordeel over de financiële informatie
De financiële informatie in het jaarverslag bestaat uit de volgende onderdelen:
• de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in de verantwoordingsstaat en de toelichting daarbij;
• de baten, lasten, kapitaaluitgaven, kapitaalontvangsten en balansposten in de samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten en de toelichting daarbij.
De financiële informatie dient op grond van de CW 2001:
• rechtmatig tot stand te zijn gekomen;
• deugdelijk te zijn weergegeven;
• te voldoen aan de verslaggevingsvoorschriften.
Oordeel | ||||
De financiële informatie in het Jaarverslag 2008 van het Ministerie van BZK voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt. Dit betekent dat wij geen belangrijke fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en de deugdelijke weergave hebben geconstateerd die de tolerantiegrenzen overschrijden. | ||||
Het totaalbedrag van alle geconstateerde fouten en onzekerheden valt binnen de tolerantiegrenzen voor de financiële informatie in het jaarverslag als geheel. |
Het bedrag aan verplichtingen en uitgaven omvat in totaal € 237,7 miljoen, respectievelijk € 24,8 miljoen aan overschrijdingen ten opzichte van de begroting. Gaan de Staten-Generaal niet akkoord met de hiermee samenhangende slotwetmutaties, dan moeten wij ons oordeel over de financiële informatie mogelijk herzien.
In bijlage 1 van het rapport staat een overzicht van alle fouten en onzekerheden.
Naleving Europese aanbestedingsregels
De Tweede Kamer heeft de afgelopen jaren geïnformeerd in hoeverre de ministeries de Europese aanbestedingsregels naleven. Wij constateren dat bij het Ministerie van BZK in acht gevallen met een totaalbedrag van € 1,8 miljoen deze regels niet zijn nageleefd en dat voor één geval met een totaalbedrag van € 0,2 miljoen er geen zekerheid bestaat over de naleving van de Europese aanbestedingsregels.
Het totaalbedrag aan fouten en onzekerheden is vergelijkbaar met het voorgaande jaar en wordt voor het grootste gedeelte veroorzaakt doordat het Korps landelijke politiediensten (KLPD) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) de aanbestedingsregels niet naleven. Bij de KLPD speelt dit probleem vooral bij de aanschaf van kleding en bij de AIVD vooral bij de aanschaf van software.
Overzicht personele topinkomens in het jaarverslag
Volgens de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) moet elk ministerie in het jaarverslag een overzicht opnemen van medewerkers die meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister. Als de totale beloning inclusief pensioenbijdrage, ontslagvergoeding etc. boven de € 181 000 komt, moet het inkomen openbaar worden gemaakt. Bij het Ministerie van BZK geldt dit voor twintig functionarissen. Het gaat hier om de hoogste leidinggevenden van de rijksoverheid: de secretarissen-generaal, directeuren-generaal en inspecteurs-generaal van de ministeries. Zij vallen onder de Algemene Bestuursdienst van het Ministerie van BZK.
Wij constateren een verschil tussen de norm van de WOPT om salarisinformatie openbaar te maken en de norm waarboven het jaarsalaris van rijksambtenaren in principe niet mag uitgaan. Het kabinet heeft namelijk besloten dat rijksambtenaren in principe niet meer mogen verdienen dan 130% van het salaris van een minister. In 2008 was deze norm € 176 000, exclusief pensioenbijdrage, ontslagvergoeding etc. Geen van de twintig functionarissen die zijn vermeld in de bijlage van het jaarverslag van het Ministerie van BZK, komt boven de norm van € 176 000 uit.
Wij geven in overweging om de inhoudelijke norm voor het maximale salaris van rijksambtenaren en de norm die geldt voor openbaarmaking met elkaar in overeenstemming te brengen.
2.2 Oordeel over de saldibalans en toelichting
De saldibalans is een overzicht van de posten die aan het eind van het jaar nog openstaan en die naar het volgende jaar moeten worden meegenomen. Bij de saldibalans hoort een toelichting waarin nadere informatie wordt verstrekt over de afzonderlijke posten op deze balans.
De informatie in de saldibalans dient op grond van de CW 2001:
• rechtmatig tot stand te zijn gekomen;
• deugdelijk te zijn weergegeven;
• te voldoen aan de verslaggevingsvoorschriften.
Oordeel | ||||
De informatie in de saldibalans in het Jaarverslag 2008 van het Ministerie van BZK voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt. Dit betekent dat wij geen belangrijke fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en de deugdelijke weergave hebben geconstateerd die de tolerantiegrenzen overschrijden. | ||||
In 2008 heeft het Ministerie van BZK voor een bedrag van € 4,1 miljard aan open- staande voorschotten afgerekend. Wij zijn van oordeel dat deze afrekeningen voldoen aan de daaraan te stellen eisen. | ||||
Het totaalbedrag van alle geconstateerde fouten en onzekerheden in de saldibalansposten valt binnen de tolerantiegrenzen voor de saldibalans als geheel. |
In bijlage 1 van het rapport staat een overzicht van alle fouten en onzekerheden.
2.3 Oordeel over de informatie over bedrijfsvoering
In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van een ministerie verantwoordt de minister zich over de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering (of het begrotingsgeld volgens de regels is uitgegeven), over de totstandkoming van de beleidsinformatie, over het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer en over de overige aspecten van de bedrijfsvoering.
De informatie over de bedrijfsvoering dient op grond van de CW 2001:
• op deugdelijke wijze tot stand te zijn gekomen;
• te voldoen aan de verslaggevingsvoorschriften.
Deze twee aspecten betrekken wij in ons oordeel over de informatie over de bedrijfsvoering. We zeggen daarmee niets over de kwaliteit van de informatie zelf.
Om tot een oordeel te komen over de totstandkoming van de informatie hebben wij de volgende aspecten ervan onderzocht:
• Beschikt de minister over een procedure voor de totstandkoming van de bedrijfsvoeringsparagraaf waarin de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van alle actoren zijn vastgelegd?
• Heeft de minister vooraf criteria geformuleerd voor wat moet worden aangemerkt als opmerkelijke zaken en tekortkomingen in de bedrijfsvoering?
• Is het verloop van het totstandkomingsproces controleerbaar en is het afwegingsproces daarbij transparant vastgelegd?
Oordeel | ||||
De informatie over de bedrijfsvoering in het Jaarverslag 2008 van het Ministerie van BZK is op deugdelijke wijze tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften. |
Het ministerie vraagt niet expliciet aan alle directoraten-generaal of er aandachtspunten zijn die mogelijk in aanmerking komen voor vermelding in de bedrijfsvoeringsparagraaf. Hoewel het ministerie wel interne rapportages heeft waarin de belangrijke beleids- en bedrijfsvoeringsrisico’s aan bod komen, zien wij het risico dat niet alle aandachtspunten in overweging worden genomen voor vermelding in de bedrijfsvoeringsparagraaf. Wij bevelen de minister aan om de directoraten-generaal expliciet te vragen naar overige vermeldenswaardige aandachtspunten voor de bedrijfsvoeringsparagraaf.
De resultaten van ons onderzoek naar de bedrijfsvoering zelf staan beschreven in hoofdstuk 3.
2.4 Oordeel over de informatie over het gevoerde beleid
In het jaarverslag verstrekt de minister ook beleidsinformatie: informatie over de gerealiseerde effecten van het beleid, de daartoe geleverde prestaties en de daarvoor bestede middelen.
De Algemene Rekenkamer beoordeelt ieder jaar de totstandkoming van de beleidsinformatie en of deze informatie voldoet aan de verslaggevingseisen.
Oordeel | ||||
De informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2008 van het Ministerie van BZK is op deugdelijke wijze tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen. |
De resultaten van ons onderzoek naar de beschikbaarheid en de bruikbaarheid van de beleidsinformatie beschrijven we in hoofdstuk 4.
De Algemene Rekenkamer heeft de bedrijfsvoering van het Ministerie van BZK onderzocht. Onder de bedrijfsvoering vallen alle bedrijfsprocessen die ervoor zorgen dat een ministerie functioneert: het financieel beheer en het materieelbeheer en de processen op het gebied van personeel, informatievoorziening, administratie, communicatie en huisvesting. In dit hoofdstuk geven we ons oordeel over het financieel beheer en materieelbeheer en gaan we in op onvolkomenheden die we daar hebben aangetroffen (§ 3.1). We gaan ook in op de ontwikkeling in de bedrijfsvoering (§ 3.2).
In dit hoofdstuk besteden we niet alleen aandacht aan onvolkomenheden. We schetsen ook de stand van zaken van die aspecten van de bedrijfsvoering van het Ministerie van BZK die wij van belang achten voor een goede publieke verantwoording (§ 3.3).
De bedrijfsvoering van het Ministerie van BZK is volgens ons ultimo 2008 op een aanvaardbaar niveau. Het ministerie heeft in november de managementinformatie verbeterd, waardoor de leidinggevenden van het ministerie elkaar periodiek kunnen aanspreken over de vorderingen in de bedrijfsvoering. Bedrijfsvoeringsrisico’s bij bijvoorbeeld de Werkmaatschappij, die in 2008 voor het eerste jaar heeft gefunctioneerd als baten-lastendienst, en bij de AIVD, die een nieuw computerprogramma heeft geïmplementeerd, zijn in beeld geweest en daarop is gereageerd. Ook de achterstand in openstaande voorschotten kwam eind 2008 in beeld en daar zijn vervolgens maatregelen op getroffen die in 2009 hun vruchten moeten afwerpen.
3.1 Oordeel over het financieel beheer en materieelbeheer
Het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties moeten op grond van de CW 2001 voldoen aan de eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid en controleerbaarheid.
Oordeel | ||||
De onderzochte onderdelen van het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties van het Ministerie van BZK voldeden in 2008 aan de in de CW 2001 gestelde eisen, met uitzondering van het beheer van de openstaande voorschotten. |
Hieronder gaan we dieper in op deze onvolkomenheid.
Te veel achterstand in afwikkeling oude voorschotten
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de openstaande voorschotten van het Ministerie van BZK. De tabel geeft inzicht in het verloop van de ouderdom van de openstaande voorschotten in de jaren 2006 tot en met 2008.
Tabel 1: openstaande voorschotten (x € miljoen en in %) | ||||||
2006 | 2007 | 2008 | ||||
€ | % | € | % | € | % | |
Ouder dan 2 jaar | 347 | 6 | 296 | 6 | 558 | 10 |
1 tot 2 jaar oud | 882 | 15 | 420 | 8 | 447 | 8 |
Tot 1 jaar oud | 4 754 | 79 | 4 406 | 86 | 4 718 | 82 |
Totaal openstaand | 5 983 | 100 | 5 122 | 100 | 5 723 | 100 |
Het ministerie is al verschillende jaren bezig om oude voorschotten op overdrachtsuitgaven af te wikkelen. De Rijksauditdienst vraagt ook al meerdere jaren aandacht voor dit probleem. Zoals uit bovenstaand overzicht blijkt, staat eind 2008 voor een bedrag van circa € 0,5 miljard (10% van het totaal) aan voorschotten uit die zijn verstrekt in of voor 2006. De Rijksauditdienst heeft aangegeven dat circa € 180 miljoen van de oude voorschotten betrekking heeft op voorschotten die zijn verstrekt in de periode 1999–2005. Hiervan is de dossiervorming ontoereikend.
Behalve dat de dossiervorming ontoereikend is, wordt het niet tijdig afwikkelen van de voorschotten veroorzaakt doordat het ministerie onvoldoende actie onderneemt om verantwoordingsinformatie te ontvangen. Als organisaties te laat verantwoordingsinformatie verstrekken, maant het ministerie hen onvoldoende aan en het ministerie maakt te weinig gebruik van sancties. Als het ministerie wel verantwoordingsinformatie heeft ontvangen van organisaties, dient het die informatie tijdig te beoordelen. Als oorzaken voor de achterstand in de afwikkeling van voorschotten zien wij bovendien dat voorschotten te vroeg worden verstrekt én dat heldere voorwaarden ontbreken. Wij hebben dit vastgesteld bij de doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen. Het ministerie heeft in november 2008 de beleidsinformatie verbeterd, waardoor achterstanden zichtbaar worden voor de leiding van het ministerie en verantwoordelijken erop aangesproken kunnen worden. De concerncontroller ondersteunt de directies bij het inlopen van achterstanden.
Wij beoordelen de achterstand in de afhandeling van voorschotten als een onvolkomenheid, om de volgende redenen: de achterstand heeft een meerjarig karakter, er is een groot financieel belang mee gemoeid en voor veel van de betaalde oude voorschotten bestaat het risico dat ze niet meer teruggevorderd kunnen worden. Achterstand in afhandeling van de openstaande voorschotten komt voor bij verschillende onderdelen van het ministerie, maar vooral bij de directie Politie en Veiligheidsregio’s.
3.2 Ontwikkeling in de bedrijfsvoering
In figuur 3 hebben we de ontwikkeling van de onvolkomenheden in de bedrijfsvoering in de afgelopen drie jaar opgenomen. De figuur laat zien welke onvolkomenheden wij de laatste jaren hebben aangetroffen in het financieel beheer en materieelbeheer en in de overige onderdelen van de bedrijfsvoering, en welke onvolkomenheden zijn weggenomen.
Het aantal onvolkomenheden is gelijk gebleven (één). Wij zijn van mening dat het niveau van de bedrijfsvoering van het ministerie vergelijkbaar is met dat van voorgaand jaar.
Het Ministerie van BZK heeft in 2008 veel inspanning geleverd om het proces van gegevensbeveiliging op orde te krijgen. Begin maart 2009 waren alle afhankelijkheidsanalyses (vorig jaar circa 60%) en 90% van alle informatiebeveiligingsplannen (vorig jaar 20%) opgesteld. Maart 2009 had het ministerie ook een besluit genomen over welke soorten informatie zijn aan te merken als vertrouwelijk. Als de laatste 10% van de informatiebeveiligingsplannen is opgesteld, beschouwen wij het proces van gegevensbeveiliging op orde.
Het ministerie moet in 2009 nog een inspanning plegen omdat nieuwe ICT-systemen moeten worden geïmplementeerd. Enerzijds zijn nieuwe systemen noodzakelijk om het proces van gegevensbeveiliging te verbeteren, omdat bijvoorbeeld het huidige elektronische archiefsysteem het proces van gegevensbeveiliging lastig maakt. Anderzijds vragen nieuwe ICT-systemen, zoals de rijkswerkplek, om extra maatregelen op het gebied van gegevensbeveiliging. Het proces van gegevensbeveiliging is volgens ons bijna op orde, omdat alleen nog enkele informatiebeveiligingsplannen moeten worden opgesteld. Daarom beoordelen wij het proces van gegevensbeveiliging niet langer als een onvolkomenheid.
Ook in voorgaande jaren had het ministerie al achterstanden in de afwikkeling van oude voorschotten. Omdat de omvang van de oude voorschotten was toegenomen én omdat het probleem over meer jaren speelt, beoordelen wij het voorschottenbeheer dit jaar als een onvolkomenheid.
De risico’s in de bedrijfsvoering van het ministerie zijn ten opzichte van 2007 wat toegenomen, vooral door de ontwikkelingen in de dienstverlening aan de rijksoverheid. De Werkmaatschappij levert aan de rijksoverheid bijvoorbeeld producten en diensten voor arbeidsmarktcommunicatie, bedrijfsmaatschappelijk werk en coaching. Het aantal diensten is in 2008 gegroeid en blijft doorgroeien.
Ook grote ICT-projecten vormen een risico voor de bedrijfsvoering. Dit jaar is de chief information officer benoemd, die toeziet op de inventarisatie van de risico’s van ICT-projecten en de beheersing daarvan. Daarbij wordt ook bijvoorbeeld ook gekeken naar de implementatie van het systeem Basisvoorziening Handhaving bij politieregio’s.
3.3 Departementsoverstijgende onderwerpen
In deze paragraaf geven we een beeld van de aspecten van bedrijfsvoering die wij hebben onderzocht onder andere omdat we ze van belang achten voor een goede publieke verantwoording, en dan in het bijzonder voor het «in control» zijn van de minister. We hebben onderzoek gedaan naar de beheersing van de realisatie van een beleidsdoel (§ 3.3.1), prestatieafspraken met de politie (§ 3.3.2) en naar het personeelsbeheer (§ 3.3.3). We staan in paragraaf 3.3.4 ook stil bij het verschuiven van taken en verantwoordelijkheden. De uitvoering van subsidies of de uitvoering van beleid bijvoorbeeld verschuiven steeds meer van het Rijk naar uitvoeringsorganisaties en andere derden. Deze decentralisatie gaat vaak gepaard met de bundeling van verschillende geldstromen en leidt tot de vraag of en hoe de minister zijn verantwoordelijkheid voor het beleid en het begrotingsgeld waar kan (blijven) maken. We hebben daarom onderzoek gedaan naar het principe van single information single audit (§ 3.3.4).
3.3.1 Beheersing realisatie beleidsdoel «Verhoging in adequate politiezorg»
Om inzicht te krijgen in de mate waarin het Ministerie van BZK in control is bij het op rechtmatige wijze realiseren van een beleidsdoel hebben we onderzocht of voor de operationele doelstelling 2.2 «Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg door de regionale politiekorpsen» de sturing, het beheer en de verantwoording en controle in overeenstemming zijn met het afgesproken beleid en of deze op logische wijze samenhangen:
• Is de informatie over de niet-financiële doelstellingen op orde?
• Is er een op dit beleid logisch aansluitende planning & controlcyclus?
• Zijn de verplichtingen, uitgaven, ontvangsten en bedragen op de saldibalans rechtmatig?
Is de informatie over de niet-financiële doelstellingen op orde?
Wij zien een klein risico dat de informatie over de gerealiseerde extra wijkagenten en forensisch assistenten niet op orde is. Voor wijkagenten bestaat het risico dat de korpsen hen in werkelijkheid inzetten voor andere werkzaamheden dan wijkgerelateerde veiligheid. In enkele gevallen is administratief en leidinggevend personeel meegeteld als forensisch assistent. De informatie in het jaarverslag over wijkagenten en forensisch assistenten geeft dan een te positief beeld.
Is er een op dit beleid logisch aansluitende planning & controlcyclus?
Het ministerie heeft twee keer per jaar inzicht in de voortgang van het beleid, bij de begroting en bij het jaarverslag. Op beide momenten krijgt men informatie van de politieregio’s. De politieregio’s komen alleen in aanmerking voor aanvullende middelen als zij de doelstelling halen. Van deze vorm van prestatieafspraak gaat een bepaalde mate van beheersing uit. Als sluitstuk van de planning & controlcyclus rond het beleid van extra wijkagenten en forensisch assistenten bevelen wij het ministerie aan om onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van de beleidsinformatie.
Zijn de verplichtingen, uitgaven, ontvangsten en saldi rechtmatig?
De aanvullende middelen voor wijkagenten en forensisch assistenten worden afgerekend aan het einde van deze kabinetsperiode. Pas dan zal het ministerie vaststellen of de doelen zijn bereikt. Er zijn in 2008 dus geen onrechtmatigheden vastgesteld op deze beleidsdoelstelling.
3.3.2 Prestatieafspraken boetes en transacties met de politie
In een brief van 11 september 2008 aan de Tweede Kamer heeft de minister van BZK, mede namens de minister van Justitie (BZK, 2008a) aangegeven dat het ministerie geen prestatieafspraken met de politie meer maakt over boetes en transacties. In onze gesprekken met politieregio’s constateerden wij dat het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM) convenanten sluit met politieregio’s. Het BVOM stelt elke politieregio een budget ter beschikking voor circa 30 politieagenten en materieel om verkeersregels te handhaven. Het convenant richt zich primair op de inzet van de politieregio’s om verkeershandhavend op te treden, gebaseerd op analyses van de verkeersveiligheid. In de convenanten wordt de inzet vertaald in aantallen op te leggen boetes op basis van ervaringscijfers uit het verleden. Als de overeengekomen inzet en/of aantallen boetes niet wordt gehaald, treedt BVOM in overleg met de politieregio’s om te spreken over eventuele terugbetaling. Het BVOM beschouwt het aantal boetes dat zij vastlegt in het convenant als aanvullend op de inspanning die de politieregio’s al verrichten op basis van het reguliere budget.
Wij beschouwen de afspraken van BVOM met politieregio’s als overeenkomsten die het karakter van prestatieafspraken in zich dragen. Dit staat op gespannen voet met toezeggingen van de ministers van BZK en Justitie aan de Tweede Kamer. Overigens heeft de minister van BZK in het Algemeen Overleg van 5 februari 2009 aan de Tweede Kamer toegezegd voor de zomer van 2009 te inventariseren in hoeverre politieregio’s nog gebruikmaken van bonnenquota.
Ook zien wij het risico van onduidelijke aansturing. De politieregio wordt nu voor de verkeershandhaving enerzijds gefinancierd door het Ministerie van BZK en anderzijds door de minister van Justitie.
Op het gebied van personeelsbeheer hebben wij ons verdiept in twee actuele thema’s: de digitalisering van de personeelsdossiers en de inhuur van externen.
Op verzoek van de Tweede Kamer hebben wij ook onderzoek gedaan naar de vergoedingen aan ambtenaren die tijdens buitengewoon verlof onbezoldigd tijdelijk werkzaam zijn bij internationale organisaties. Over de resultaten van dit onderzoek rapporteren wij in ons rapport Buitenlandvergoedingen rijksambtenaren 2002–2008; Deel A: detacheringen zonder bezoldiging (Algemene Rekenkamer, 2009) dat wij op 9 april 2009 hebben uitgebracht.
Digitalisering van personeelsdossiers
Wij hebben bij alle ministeries onderzocht hoe digitalisering van de personeelsdossiers verloopt (aanpak, voortgang, resultaten en mogelijke knelpunten). Bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), van Economische Zaken (EZ), van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hebben we ook gekeken naar kwaliteit van de personeelsdossiers (juistheid, volledigheid en toegankelijkheid).
Uit ons onderzoek naar het digitaliseringproces bij het Ministerie van BZK blijkt dat de digitalisering van de personeelsdossiers planmatig is uitgevoerd. Deze digitalisering heeft een halfjaar vertraging opgelopen, omdat de dienstverlener die de personeelsdossiers heeft gescand, fouten had gemaakt bij het vullen van de digitale dossiers. Het departement heeft gewaarborgd dat de dossiers eenduidig zijn door de personeelsdossiers centraal te beheren en door nader te bepalen welke stukken in het dossier moeten worden opgenomen. Met het digitaliseringproces was een bedrag gemoeid van circa € 275 000. Dit bedrag paste binnen de begroting.
Uit ons onderzoek naar de kwaliteit van de gedigitaliseerde personeelsdossiers blijkt dat het Ministerie van BZK voldoende aandacht heeft gegeven aan de kwaliteit van deze dossiers. Na de initiële digitalisering heeft het ministerie de kwaliteit van de dossiers steekproefsgewijs vastgesteld. Hierbij is geconstateerd dat het aantal fouten in de dossiers acceptabel was. Ook zijn er waarborgen getroffen voor de kwaliteit na de initiële digitalisering.
In het regeerakkoord van het kabinet-Balkenende IV is onder meer afgesproken om het aantal rijksambtenaren te verminderen. De minister van BZK heeft namens het Rijk de regie over die operatie. Volgens de nota Externe inhuur (BZK, 2008c) dienen ministers ervoor te waken dat zij de gaten die in het personeelsbestand vallen door de vermindering van het aantal rijksambtenaren, niet opvullen door de inhuur van externen. Verder is volgens de nota terughoudendheid geboden bij inhuur van externen op reguliere functies of het vragen van extern advies voor bijvoorbeeld beleidsvraagstukken. De doelstelling van het kabinet is namelijk dat de uitgaven aan externe inhuur niet hoger worden dan in 2007 en waar mogelijk afnemen.
De ministeries treffen zelf benodigde beheersmaatregelen. Sinds 2007 rapporteren de ministeries in hun departementale jaarverslag over hun externe inhuur en over de beheersmaatregelen die ze hebben getroffen.
Wij zijn bij alle ministeries nagegaan hoeveel zij hebben uitgegeven aan externe inhuur in 2008, welke beheersmaatregelen ze hebben getroffen en hoe zij hierover rapporteren in hun jaarverslagen.
Uit ons onderzoek blijkt dat het Ministerie van BZK voldoende beheersmaatregelen heeft getroffen om onnodige inhuur van externen te voorkomen.
Bij het Ministerie van BZK hebben wij ook aandacht besteed aan de manier waarop het ministerie zijn coördinerende rol invult om te voorkomen dat de rijksoverheid ondoelmatig externen inhuurt. Tot medio 2008 heeft het ministerie in deze rol overwegend informatie verzameld en verstrekt over het beleid om de inhuur van externen zo doelmatig mogelijk te laten verlopen. Andere ministeries zeggen hierover dat het Ministerie van BZK vooral overleggen organiseerde op het moment dat er vragen vanuit de Tweede Kamer waren. Recent is het Ministerie van BZK gestart om, in overleg met andere ministeries, beleid te maken voor een zo doelmatig mogelijke inhuur van externen.
Wij hebben rijksbreed onderzoek gedaan naar de maatregelen die ministeries hebben getroffen om ondoelmatige inhuur te voorkomen. Een vereiste is dat ministeries een scherp inzicht hebben in de omvang van de inhuur. Op basis van onze bevindingen zijn wij van mening dat elk ministerie een procedure zou moeten hebben die managers dwingt om aan te tonen dat er geen haalbare alternatieven zijn voor inhuur. Deskundigen van bijvoorbeeld de afdeling Personeelszaken zouden deze argumentatie kunnen beoordelen.
Ten slotte constateren wij dat ministeries die met budgetten werken voor de inhuur van derden, er beter in slagen om die inhuur terug te dringen. Op basis van ons rijksbrede onderzoek naar het tegengaan van ondoelmatige inhuur van externen bevelen wij aan om als coördinerend ministerie andere ministeries te voorzien van best practices.
3.3.4 Single information single audit
Specifieke uitkeringen zijn bestemd voor specifieke doelen die door gemeenten of provincies moeten worden gerealiseerd. Het kabinetsbeleid is gericht op een drastische reductie van deze uitkeringen en op het toepassen van het principe single information single audit (sisa), met als doel het verminderen van de administratieve lasten.
Sisa houdt in dat provincies en gemeenten zich niet over elke specifieke uitkering afzonderlijk hoeven te verantwoorden en dat de accountantscontrole van de specifieke uitkeringen onderdeel uitmaakt van de controle van de jaarlijkse financiële verantwoording.
Sisa is van toepassing sinds het verantwoordingsjaar 2006. Gemeenten en provincies hebben dus voor het eerst in 2007 volgens dit principe hun verantwoording aangeleverd bij de departementen. Behalve sisa wordt ook single review toegepast door de departementale auditdiensten. Dat wil zeggen dat de accountant van een provincie of een gemeente slechts één keer wordt gereviewd door een accountant van het Rijk. Het Ministerie van BZK coördineert het beleid voor sisa en single review, om ervoor te zorgen dat alle departementen op adequate wijze worden voorzien van informatie over specifieke uitkeringen.
Wij hebben onderzoek gedaan naar het financieel beheer en de rechtmatigheid van specifieke uitkeringen en naar de toepassing van sisa hierbij.
Financieel beheer en rechtmatigheid
Wij hebben de specifieke uitkering in het kader van het «Besluit brede doeluitkering bestrijding rampen en zware ongevallen» aan veiligheidsregio’s onderzocht. Het Ministerie van BZK heeft in deze regelgeving vastgelegd dat deze specifieke uitkeringen het karaker hebben van een vast bedrag zonder voorwaarden (lumpsum). Hierdoor wordt het verband losgelaten tussen prestaties en financiële afwikkeling in de regelgeving. Wij hebben echter vastgesteld dat het ministerie in individuele toekenningen toch specifieke voorwaarden heeft gesteld aan de besteding van aanvullende specifieke uitkeringen.
De minister vraagt in de verantwoording van veiligheidsregio’s niet naar de rechtmatige besteding van de specifieke uitkeringen. Omdat de minister geen betrouwbare informatie heeft over de besteding én het ministerie wel specifieke eisen stelt aan de besteding, heeft het ministerie naar ons oordeel onvoldoende informatie voor een rechtmatige vaststelling. Tijdens onze controle bleek dat het ministerie in eerste instantie € 2,8 miljoen aan specifieke uitkeringen onrechtmatig had vastgesteld. Dit is gecorrigeerd door het Ministerie van BZK.
Coördinerende rol van het ministerie
Bij het programma om de lasten voor administratie en controle van medeoverheden terug te dringen is het ministerie voortvarend te werk gegaan. Een van de beleidsdoelen is om zo veel mogelijk specifieke uitkeringen van de rijksoverheid onder het regime te brengen van eenmalige verantwoording en controle. Medeoverheden kunnen dan in één keer met hun jaarrekening inzicht geven aan de rijksoverheid over nagenoeg alle ontvangen specifieke uitkeringen. Het Ministerie van BZK neemt naar onze mening een actieve positie in bij het coördineren van sisa. In 2008 is het aantal specifieke uitkeringen teruggebracht van 136 naar 101. In 2008 konden medeoverheden 80 specifieke uitkeringen van de rijksoverheid verantwoorden in hun jaarverslag.
In 2008 hebben de departementale auditdiensten 26 reviews uitgevoerd bij accountants van gemeenten en provincies die specifieke uitkeringen ontvingen van de rijksoverheid. In vier gevallen (15%) zijn de rijksaccountants van mening dat de accountants van de medeoverheden deze uitkeringen ontoereikend hebben gecontroleerd. Dit werd veroorzaakt door zowel te weinig als kwalitatief onvoldoende risicoanalyse en onvoldoende onderbouwing in het dossier of de accountant gebruik kon maken van de werkzaamheden van andere accountants die controles hadden uitgevoerd voor de gemeente of provincie. Daarnaast waren de dossiers van de accountants van medeoverheden veelal niet zelfstandig toegankelijk. Het risico bestaat dus dat onrechtmatigheden niet aan het licht zijn gekomen. De rijksoverheid voert nog gesprekken met de accountants over herstelwerkzaamheden.
Om de administratieve lasten te verlichten heeft het Ministerie van BZK in 2007 niet langer een toetsingskader voorgeschreven voor de accountants van de medeoverheden. Wij hebben vorig jaar aanbevolen dat het Ministerie van BZK niettemin een toetsingskader laat opstellen. De staatssecretaris van BZK zou in 2008 met alle belanghebbende partijen bespreken of onze aanbeveling naar haar mening uitvoerbaar is. Zij heeft dit proces nog niet afgerond. Uit de bevindingen van de reviews en de signalen van de accountants die belast zijn met de controle van medeoverheden, blijkt dat een dergelijk toetsingskader belangrijk is. Wij bevelen de staatssecretaris van BZK aan om hier vaart mee te maken.
4 INFORMATIE OVER BELEID NADER BESCHOUWD
Jaarlijks doet de Algemene Rekenkamer aanvullend onderzoek naar de beleidsinformatie. Hierbij staan de volgende vragen centraal: is er in de begroting en in het jaarverslag concrete informatie beschikbaar over beleid (§ 4.1) en kan de Tweede Kamer die informatie gebruiken (§ 4.2)?
4.1 Beschikbaarheid van de beleidsinformatie
Wij onderzoeken ieder jaar hoe de minister zich in het jaarverslag verantwoordt over het realiseren van doelen, prestaties en de inzet van middelen die in de begroting zijn afgesproken. We gaan daarvoor na in hoeverre concrete informatie over beleidsresultaten beschikbaar is: heeft de minister in het jaarverslag per operationele doelstelling informatie opgenomen over doelen, prestaties en middelen en zo niet, wordt het ontbreken van die informatie uitgelegd (het zogenoemde «comply or explain»-principe)?
De resultaten van ons onderzoek naar de beschikbaarheid van beleidsinformatie zijn weergegeven in figuur 4. Om de ontwikkeling in de tijd te laten zien, hebben we de resultaten van 2008 vergeleken met de resultaten van 2006, 2007 en de begroting van 2009.
In de afgelopen jaren vond het departement het lastig om de vragen te beantwoorden over doelen, prestaties en middelen. Bij een aantal operationele doelstellingen bleek het niet goed mogelijk om te kwantificeren. Wij hebben vorig jaar geconstateerd dat het ministerie zowel in het Jaarverslag 2007 als in de Begroting 2008 meer uitleg heeft opgenomen bij doelstellingen die volgens het ministerie niet geconcretiseerd kunnen worden.
In de Begroting 2008 hebben wij een verdere verbetering geconstateerd, die in het Jaarverslag 2008 en in de Begroting 2009 is voortgezet. Bovendien zien wij in de Begroting 2009 dat het Ministerie van BZK er toch in is geslaagd om bij een aantal operationele doelstellingen het kwantificeren te verbeteren.
Een voorbeeld waar in de Begroting 2009 vooruitgang is geboekt ten opzichte van 2008, is terug te vinden bij de operationele doelstelling 7.3 (overheidsbrede ICT-voorzieningen): er zijn meer meetbare gegevens en daarnaast ook kengetallen opgenomen (bijvoorbeeld het aantal overheidsorganisaties dat is aangesloten op DigiD voor burgers en het aantal burgers met een DigiD-inlogcode).
Er resteert één aandachtspunt, dat wij ook bij de beoordeling van Begroting 2009 hebben gesignaleerd. Zo is bij de operationele doelstelling 7.4 (reisdocumenten en GBA) in de Begroting 2009 een verbetering mogelijk door meer beleidsinformatie (bijvoorbeeld een prestatiegegeven dat inzicht biedt in de mate van betrouwbaarheid van de gegevens in de GBA) op te nemen of uit te leggen (explain) waarom niet meer informatie kan worden gegeven.
Naar aanleiding van de resultaten van ons onderzoek constateren wij samenvattend het volgende:
• Het ministerie heeft de vragen over de doelen beantwoord voor respectievelijk 59% (Jaarverslag 2008) en 69% (Begroting 2009) van alle operationele doelstellingen. Bij andere doelstellingen heeft het ministerie uitgelegd waarom het de vragen over de doelen niet kon beantwoorden. Dat gebeurde in het Jaarverslag 2008 bij 32% van de doelstellingen en in de Begroting 2009 bij 28% van de doelstellingen. Bij elkaar opgeteld heeft het ministerie voor 91% (Jaarverslag 2008) en 97% (Begroting 2009) van alle operationele doelen informatie opgenomen.
• Het ministerie heeft de vragen over de prestaties beantwoord voor respectievelijk 79% (Jaarverslag 2008) en 83% (Begroting 2009) van de prestaties. In 21% respectievelijk 17% van de prestaties heeft het ministerie uitleg toegevoegd als die informatie ontbrak. Bij elkaar opgeteld is dit 100% bij zowel Jaarverslag 2008 als Begroting 2009.
• Het ministerie heeft, evenals de vorige jaren, de vragen over de middelen volledig beantwoord.
Wij concluderen dat het ministerie de vragen over doelen, prestaties en middelen in het Jaarverslag 2008 en in de Begroting 2009 voldoende heeft beantwoord of uitgelegd.
Onvoldoende informatie over kabinetsprioriteiten in het jaarverslag
De minister van BZK biedt twee keer per jaar een voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer aan over de vernieuwing van de rijksdienst. In deze voortgangsrapportage wordt informatie verstrekt over de beleidsprioriteit om de rijksoverheid met minder ambtenaren beter werk te laten leveren. Omdat de Rijksauditdienst geen wettelijke taak heeft om informatie in de voortgangsrapportage te controleren, loopt de Tweede Kamer het risico om hierover onbetrouwbare informatie te ontvangen. Beleidsinformatie in het jaarverslag valt wel onder de wettelijke controle van auditdiensten. De voortgangsrapportage wordt in dezelfde maand als het jaarverslag van het Ministerie van BZK aangeboden aan de Tweede Kamer. In het jaarverslag van de Nederlandse politie is ook veel beleidsinformatie opgenomen over de beleidsprioriteit veiligheid. Ook deze informatie wordt in mei aangeboden aan de Tweede Kamer en maakt evenmin onderdeel uit van de wettelijke controle van de Rijksauditdienst.
Een kenmerk van goede publieke verantwoording is volgens de Verenigde Naties dat in het jaarverslag inzicht wordt geboden in de effectiviteit en de efficiency van beleid. Het ministerie geeft naar onze mening geen inzicht in hoeveel effect is gehaald op een aantal beleidsprioriteiten. De beleidsprioriteiten «door gerichte maatregelen bevorderen van respectvolle omgang van mensen met elkaar» en «aanpak overmatig alcoholgebruik jongeren» zijn gericht op aanpak en maatregelen. Volgens ons is het mogelijk om voor de respectvolle omgang middels prestatiecijfers inzicht te geven in de resultaten van dit beleid. Voor het terugdringen van het alcoholgebruik is beleidsinformatie opgenomen in het Jaarverslag 2008 Jeugd en Gezin (XVII). Omdat het Ministerie van BZK coördinerend is voor het terugdringen van alcoholgebruik door jongeren, bevelen wij aan om minimaal een verwijzing op te nemen naar het jaarverslag Jeugd en Gezin.
4.2 Bruikbaarheid van de beleidsinformatie
We hebben niet alleen gekeken naar de beschikbaarheid van informatie over beleid in het jaarverslag. We hebben ook onderzocht of de informatie in het jaarverslag bruikbaar is voor de Tweede Kamer. De Tweede Kamer moet zich met deze informatie een oordeel kunnen vormen over de mate waarin een minister zijn beleidsdoelen en -prestaties heeft gerealiseerd met behulp van de daarvoor ingezette middelen. Dit jaar hebben we onderzoek gedaan naar beleidsartikel 2 Politie, operationele doelstelling 2.2 «Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg door de regionale politiekorpsen».
In onderstaand kader is de door ons onderzocht informatie uit de Begroting 2008 van het Ministerie van BZK opgenomen. Dit kabinet heeft als één van haar prioriteiten om de veiligheid met 25% te vergroten. Daarvoor wil het kabinet 500 extra wijkagenten en forensisch assistenten ter beschikking stellen aan politieregio’s.
Begroting Ministerie van BZK, 2008
• Veilige wijken: het Rijk stelt hiervoor 500 extra wijkagenten beschikbaar. In 2008 wordt hier € 6 miljoen in geïnvesteerd, oplopend tot € 27,6 miljoen in 2012. De verdeling van de extra wijkagenten over de regio’s gaat volgens het reguliere budgetverdeelsysteem in de vorm van een bijzondere bijdrage. De uitbreiding van wijkagenten zal het eerst plaatsvinden in de wijken met de grootste problemen. Het is aan het regionaal college, op voordracht van de regionale driehoek, om te bepalen welke wijken dat in de regio zijn. Het Rijk vraagt de gemeente aan te geven op welke wijze specifieke inzet in de 40 WWI-wijken is gepleegd.
• Criminaliteitsaanpak: de politie versterkt de criminaliteitsaanpak zowel kwalitatief als kwantitatief. Er zijn afspraken gemaakt over het aanleveren van extra verdachten aan het OM, het gebruik van criminaliteitsbeeldanalyses, het ontwikkelen van verdachtenratio’s, de extra inzet van de politie bij de aanpak van financieel-economische criminaliteit, georganiseerde criminaliteit en cybercrime. Daarnaast wordt de kwaliteit en kwantiteit van de politie ook op het gebied van forensische opsporing versterkt (500 assistenten erbij). Hiermee is in 2008 een bedrag van € 6,2 miljoen gemoeid. Dit bedrag loopt op tot € 32,5 miljoen in 2012.
(BZK, 2008b, § 2.2)
Het Ministerie van BZK heeft in het Jaarverslag 2008 aangegeven dat het gerealiseerd aantal extra wijkagenten 118 is en er 140 extra forensisch assistenten zijn aangesteld. Het aantal wijkagenten ligt dan iets onder het begrote aantal van 125 en het aantal forensisch assistenten iets boven het begrote aantal van 125.
De minister van BZK heeft als een van haar beleidsprioriteiten voor deze kabinetsperiode toegezegd 500 extra wijkagenten aan te stellen. Zij heeft er echter voor gekozen om informatie over gerealiseerde extra wijkagenten niet aan te merken als beleidsinformatie in het jaarverslag van het ministerie. Hierdoor kan de Rijksauditdienst niet controleren of deze informatie deugdelijk tot stand komt en loopt de Tweede Kamer het risico onvoldoende betrouwbare informatie te krijgen over deze beleidsprioriteit. Tijdens ons onderzoek hebben wij vastgesteld dat enkele politieregio’s ook wijkagenten inzetten voor niet-wijkgerelateerde activiteiten. Daarnaast hebben wij vastgesteld dat enkele administratieve en leidinggevende functionarissen meegeteld worden als forensisch assistenten.
Wij denken dat er mogelijkheden zijn om de politiezorg verder te verbeteren met de beschikbare financiële middelen voor extra wijkagenten en forensisch assistenten.
Een wijkagent vervult een regierol bij de veiligheid in de wijk. Wij constateren grote verschillen in aantallen wijkagenten per politieregio. Sommige politieregio’s hadden voor het kabinetsbeleid nog geen enkele wijkagent terwijl andere er al vele tientallen hadden. De behoefte aan extra wijkagenten was dus ook verschillend. Wij hebben vernomen dat politieregio’s die al relatief veel wijkagenten hadden toen het nieuwe kabinetsbeleid in werking trad, meer behoefte hebben aan extra surveillanten in de wijken.
Forensisch assistenten zijn belangrijk om de politiezorg te verbeteren. Door sporen op te zoeken en vast te leggen, zorgen forensisch assistenten er niet alleen voor dat de pakkans groter wordt, maar maken ze de politie ook zichtbaarder voor de burger. Wij constateren verschillen tussen politieregio’s in de zwaarte van de misdrijven waar forensisch assistenten zich mee bezighouden. In de ene regio komen ze toe aan het zeker stellen van sporen bij de inbraak in schuren en in andere regio’s komen ze niet toe aan inbraken in auto’s en woningen. Door het aantal forensisch assistenten te verdelen op basis van behoefte, kunnen gemiddeld zwaardere misdaden aangepakt worden.
5 REACTIE MINISTER EN NAWOORD ALGEMENE REKENKAMER
De minister van BZK heeft op 28 april 2009 gereageerd op ons Rapport bij het Jaarverslag 2008 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII). Hieronder volgt de integrale tekst van haar reactie (§ 5.1). De reactie staat ook op onze website: www.rekenkamer.nl. De reactie gaf ons aanleiding tot een nawoord (§ 5.2).
«Met belangstelling heb ik kennis genomen van uw conceptrapport bij het jaarverslag 2008 van het ministerie van BZK (hoofdstuk VII van de rijksbegroting), dat mij bij brief van 17 april 2009 is aangeboden. Hieronder treft u mijn reactie aan, mede namens de Staatssecretaris van BZK. Achtereenvolgens ga ik in op uw constateringen en aanbevelingen aangaande: 1) de coördinerende taak van BZK, 2) gegevensbeveiliging, 3) voorschottenbeheer, 4) beleidsinformatie, 5) single information single audit, 6) de BDUR, 7) prestatieafspraken politie, 8) wijkagenten en forensisch assistenten, 9) de WOPT en 10) de bedrijfsvoeringparagraaf.
1. De coördinerende taak van BZK
Allereerst wil ik een opmerking plaatsen bij uw stelling dat «Eén van de kernactiviteiten van het Ministerie van BZK is coördineren». Enerzijds verheugt het mij dat de Algemene Rekenkamer de toegevoegde waarde ziet van een stevig coördinerende rol. Anderzijds zou ik «coördineren» niet als kernactiviteit van het ministerie van BZK willen benoemen. BZK schept kaders en randvoorwaarden voor een goed functionerend openbaar bestuur en een veilige samenleving, draagt deze actief uit en ziet toe op de werking ervan. BZK borgt de kernwaarden van de democratie en een overheid waar burgers op kunnen vertrouwen. Voor de bedrijfsvoering van het Rijk heeft BZK daarnaast ook een grote uitvoerende taak. Dit alles gaat verder dan enkel coördineren. Zelf spreek ik dan ook van regisseren en (doen) uitvoeren in plaats van coördineren. In de passage verwijst u ook naar de rol van het ministerie van BZK op het terrein van externe inhuur. Ik kan u melden dat ik – voor wat betreft: uw aanbeveling om voor een doelmatige externe inhuur «best practices» tussen de departementen uit te wisselen – het voornemen heb een bijeenkomst te organiseren waarin de ministeries met elkaar van gedachten kunnen wisselen over hun afwegingen met betrekking tot externe inhuur.
2. Gegevensbeveiliging
Met genoegen constateer ik dat u de onvolkomenheid voor de gegevensbeveiliging opgelost acht. Dit doet recht aan de forse inspanning die het ministerie in 2008 heeft geleverd om te voldoen aan het VIR en het VIR-BI. In de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag BZK merk ik op dat het aanpassen van de (nieuwe) ICT-systemen aan het VIR-BI doorloopt tot eind 2009/begin 2010. In aanvulling daarop meld ik, dat tot die tijd tijdelijke maatregelen worden getroffen waarmee BZK ook in 2009 zelf voldoet aan het VIR-BI.
3. Voorschottenbeheer
In het conceptrapport concludeert u dat het ministerie een meerjarige achterstand heeft in de afwikkeling van voorschotten en u merkt dit aan als een onvolkomenheid. Ik kan u melden dat het ministerie dit aandachtspunt in de loop van 2008 heeft onderkend. Eind 2008 is er daardoor al een lichte verbetering in de afwikkeling van de voorschotten tot stand gebracht en is een gedeelte van de achterstand ingelopen. Er dient nog veel te gebeuren voordat de achterstand geheel is ingelopen en ik zal daar in 2009 extra aandacht aan besteden. Sinds eind 2008 kent het ministerie een maandelijkse managementinformatie rapportage (MIR) waarmee de aandacht voor ondermeer de voorschotten is toegenomen en er op het hoogste ambtelijke niveau actief op het beheer wordt gestuurd.
4. Beleidsinformatie
In uw rapport stelt u dat het jaarverslag van BZK deugdelijk tot stand is gekomen. U merkt echter op dat beleidsinformatie die niet is opgenomen in het jaarverslag en/of de beleidsartikelen niet door de Rijksauditdienst (RAD) wordt gecontroleerd. U verbindt hieraan vervolgens de conclusie dat de Tweede Kamer hiermee het risico loopt geen betrouwbare informatie te krijgen. Ik ben van mening dat deze gevolgtrekking te kort door de bocht is. Voor álle beleidsinformatie die naar het parlement wordt gestuurd, geldt dat de betrouwbaarheid van deze informatie zeer belangrijk is. Dat betekent niet dat deze informatie te allen tijde vooraf door de RAD wordt gecontroleerd. Het ministerie zélf is – vanzelfsprekend – verantwoordelijk voor de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de beleidsinformatie die aan het parlement wordt aangeboden, ongeacht of dit door de RAD wordt getoetst.
5. Single Information Single Audit (SISA)
Uit uw rapport blijkt dat u het principe van single information en single audit voor specifieke uitkeringen voldoende acht om de rijksverantwoordelijkheden waar te maken. Wel vraagt u aandacht voor de reviews die bij de accountants van de medeoverheden worden uitgevoerd (single review). Ik kan daarover melden dat deze review eind maart is afgesloten. Daaraan voorafgaand hebben de accountantskantoren herstelwerkzaamheden uitgevoerd en verbetermaatregelen toegezegd. De staatssecretaris van BZK neemt – voor de specifieke uitkeringen die door medeoverheden en accountants als onduidelijk of ingewikkeld worden ervaren – uw advies over om in beeld te brengen welke artikelen in wet- en regelgeving relevant zijn voor de financiële vaststelling van een specifieke uitkering door een vakdepartement (toetsingskader). Het vertrekpunt is en blijft de interbestuurlijke lastenverlichting en het sturen op hoofdlijnen door het Rijk richting medeoverheden. Het op te stellen kader zal als basis dienen om te analyseren of de gestelde voorwaarden aan de besteding van specifieke uitkeringen helder zijn, kunnen worden verminderd en/of geüniformeerd.
6. Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen
De brede doeluitkering rampenbestrijding (bdur) heeft het karakter van een totaalbedrag zonder voorwaarden (lumpsum). U stelt vast dat het ministerie in individuele toekenningen toch specifieke voorwaarden heeft gesteld aan de besteding van aanvullende specifieke uitkeringen, maar in de verantwoording niet naar de rechtmatige besteding van deze middelen vraagt. Het ministerie zou daardoor in eerste instantie € 2,8 miljoen aan specifieke uitkeringen onrechtmatig hebben vastgesteld. Ik wijs erop dat het verstrekken van aanvullende incidentele bijdragen onder specifieke voorwaarden is toegestaan volgens artikel 8 van de AMvB. De specifieke voorwaarden gaan in dat geval vergezeld van specifieke beheersmaatregelen, namelijk het overleggen van stukken waaruit de besteding blijkt. Totdat aan de voorwaarden is voldaan, hebben de toekenningen een voorschotkarakter. Ik constateer dat in het geval van de € 2,8 miljoen die u noemt, deze regels per abuis niet zijn toegepast en dit is gecorrigeerd. Het betreft hier een incident; het ministerie zal extra aandacht geven aan het juist toepassen van de procedure.
7. Prestatieafspraken boetes en transacties met de politie
U stelt in uw conceptrapport dat de afspraken van het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM) met de politieregio’s het karakter van prestatieafspraken in zich dragen. U bent van mening dat dit op gespannen voet staat met mijn toezegging dat het ministerie geen prestatieafspraken meer maakt met de politie over boetes en transacties. Ik deel die mening niet. Mijn toezegging betreft de landelijke sturing door de ministers op de politie. De afspraken tussen BVOM en de politieregio’s over de inzet op het terrein van de politiële verkeerstaak vallen hier niet onder. Ik benadruk het onderscheid in de sturing van het kabinet (voor deze de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie) op landelijk niveau en de sturing door de overige bevoegde gezag. Waar het gaat om de verkeerstaak is dat bevoegde gezag bij de politie het Openbaar Ministerie. Zoals ik heb toegezegd aan de Tweede Kamer zal ik inventariseren welke politiekorpsen nog boetequota hanteren. De Tweede Kamer kan deze inventarisatie voor de zomer 2009 verwachten. Daarbij wijs ik er wel op dat de oorspronkelijke afspraak «boetes en transacties uit staandehoudingen» bedoeld was om het gezag van de politie in het publieke domein terug te winnen. De afspraak was succesvol en daarom hebben sommige korpsen, soms ook op initiatief van de korpsleiding, dit beleid gecontinueerd.
8. Wijkagenten en forensisch assistenten
In uw conceptrapport stelt u dat het (budget voor bijvoorbeeld het) aantal wijkagenten en forensisch assistenten meer op basis van behoefte bij de politieregio’s zou moeten worden verdeeld. Ik merk op dat dit eenvoudiger klinkt dan het is. De veiligheidsituatie van een korps bestaat uit een objectief deel (politiecijfers) en uit een subjectief deel (Veiligheidsmonitor). Beide zijn niet toe te spitsen op problematiek die alleen de wijkagent (of de forensisch assistent) kan oplossen. Alleen door inzet van alle onderdelen van een korps kan de veiligheid toenemen. Daarom heb ik gekozen voor een algemene verdeling van het budget voor wijkagenten en forensisch assistenten via het budgetverdeelstelsel. Zoals overigens gebruikelijk voor alle (extra) toedelingen, in de landelijke prioriteiten politie is bepaald dat (na verdeling van de extra wijkagenten over de korpsen via het reguliere budgetverdeelstelsel) de uitbreiding van wijkagenten het eerst zal plaatsvinden in de wijken met de grootste problemen. Het is aan het regionale college, op voordracht van de regionale driehoek, om te bepalen welke wijken dat in de regio zijn. Op deze wijze kan personeel flexibel en efficiënt worden ingezet.
9. Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT)
Op mijn verzoek zal de Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers in mei 2009 een advies uitbrengen over de evaluatie van de Wet Openbaarmaking uit Publieke Middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT). Ik zeg toe dat in het kabinetsstandpunt op dit advies ook de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer wordt meegenomen om – indien mogelijk – de inhoudelijke norm voor het maximale salaris van rijksambtenaren en de norm die geldt voor openbaarmaking met elkaar in overeenstemming te brengen.
10. Bedrijfsvoeringparagraaf
Uw aanbeveling om de directoraten-generaal voortaan expliciet te vragen of er aandachtspunten zijn die in aanmerking komen voor vermelding in de bedrijfsvoering paragraaf, neem ik over.
Tot slot
Een nieuw element in uw conceptrapport betreft de kwaliteitskaart bedrijfsvoering. Over deze kaart is interdepartementaal van gedachten gewisseld, ook met de Algemene Rekenkamer. Ik verwijs u voor inhoudelijke opmerkingen naar de bestuurlijke reactie van het kabinet op uw rapport bij het Jaarverslag van het Rijk 2008 (Rijk Verantwoord).»
5.2 Nawoord Algemene Rekenkamer
Wij zijn verheugd dat de minister zich inspant om best practices uit te wisselen tussen ministeries om ondoelmatige inhuur te voorkomen. Wij verwachten ook dat het ministerie een aanjagende rol vervult om best practices te implementeren bij het voorkomen van ondoelmatige inhuur en andere bedrijfsvoeringsonderwerpen zoals ICT-projecten, Europees aanbesteden, integriteit en digitalisering van personeelsdossiers.
De minister doet de toezegging dat het ministerie in 2009 extra aandacht zal besteden aan het voorschottenbeheer. Wij zullen de voortgang in 2009 volgen en daarover rapporteren.
Wij zijn verheugd dat de minister het belang van betrouwbare beleidsinformatie onderkent. Wij betreuren echter dat de minister onvoldoende de toegevoegde waarde onderkent van de controle door de Rijksauditdienst van de beleidsinformatie. De controle door de Rijksauditdienst van beleidsinformatie in het jaarverslag vormt immers een extra waarborg. Omdat het hier beleidsinformatie over kabinetsprioriteiten betreft, zijn wij van mening dat een controle door de Rijksauditdienst wenselijk is en dat deze beleidsinformatie in het jaarverslag thuishoort.
Single information single audit
Het principe van single information single audit functioneert in het algemeen toereikend, maar er zijn nog steeds verbeterpunten, met name in de controle op medeoverheden door de accountants. De minister zegt toe om onduidelijkheden in regelgeving weg te nemen met een toetsingskader. Naar aanleiding van de reactie van de minister vragen we daarnaast aandacht voor een juiste balans tussen administratieve lastenverlichting en rechtmatige besteding van belastinggeld.
Wijkagenten en forensisch assistenten
Wij zijn van mening dat het relatief eenvoudig is om de middelen die het Ministerie van BZK beschikbaar heeft voor wijkagenten, doelmatiger te besteden. Zo zou de minister kunnen toestaan dat de middelen voor wijkagenten die een meer coördinerende rol vervullen, mogen worden gebruikt voor surveillanten die een meer uitvoerende taak vervullen binnen wijken.
Voor forensisch assistenten is het lastiger, maar niet onmogelijk, om de middelen doelmatiger te besteden. Zo zou het ministerie bij 25 politieregio’s kunnen nagaan hoeveel forensisch assistenten nodig zijn per politieregio om bijvoorbeeld van alle woninginbraken de sporen van inbrekers te onderzoeken. Op basis van deze inventarisatie kunnen de middelen dan verdeeld worden.
OVERZICHT FOUTEN EN ONZEKERHEDEN 2008 FOUTEN EN ONZEKERHEDEN IN DE FINANCIËLE INFORMATIE IN HET JAARVERSLAG 2008 VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII)
Art. nr. | Omschrijving | Verantwoord bedrag | Fout | Onzekerheid | Totaal F + O | Tolerantie overschreden? | Onzekerheid over volledig-heid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | ||||||
Beleidsartikelen | |||||||||
1 | Grondwet en democratie | 13 026 | – | ||||||
2 | Politie | 5 276 480 | – | ||||||
4 | Partners in veiligheid | 128 721 | – | ||||||
5 | Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst | 168 412 | – | ||||||
6 | Functioneren Openbaar Bestuur | 55 357 | – | ||||||
7 | Innovatie en informatiebeleid Openbare Sector | 163 901 | – | ||||||
10 | Arbeidszaken Overheid | 67 162 | – | ||||||
11 | Kwaliteit Rijksdienst | 100 154 | 36 | 36 | nee | ||||
14 | Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | 16 590 | – | ||||||
15 | Crisisbeheersing | 30 973 | – | ||||||
16 | Brandweer en GHOR | 184 097 | – | ||||||
Niet-beleidsartikelen | |||||||||
12 | Algemeen | 110 469 | – | ||||||
13 | Nominaal en onvoorzien | – | – | ||||||
17 | Vutfonds | – | – | ||||||
Totaal | 6 315 342 | 36 |
Individuele fouten in de deugdelijke weergave die de tolerantie overschrijden
Art. nr. | Post | Fout | |
---|---|---|---|
Totaal individuele fouten | 0 | ||
Totaal verplichtingen | 6 315 342 | ||
Procentuele fout | 0,00% | ||
Procentuele onzekerheid | 0,00% |
B/C. Uitgaven + ontvangsten (€ x 1000)
Art. nr. | Omschrijving | Verantwoord bedrag | Fout | Onzekerheid | Totaal F + O | Tolerantie overschreden? | Onzekerheid over volledig-heid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | ||||||
Beleidsartikelen | |||||||||
1 | Grondwet en democratie | 12 528 | – | – | – | – | – | – | |
2 | Politie | 4 804 277 | – | – | – | – | – | – | |
4 | Partners in veiligheid | 148 126 | – | – | – | – | – | – | |
5 | Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst | 177 778 | – | – | – | – | – | – | |
6 | Functioneren Openbaar Bestuur | 54 872 | – | – | – | – | – | – | |
7 | Innovatie en informatiebeleid Openbare Sector | 171 695 | – | – | – | – | – | – | |
10 | Arbeidszaken Overheid | 105 367 | – | – | – | – | – | – | |
11 | Kwaliteit Rijksdienst | 87 744 | 1 000 | – | – | – | 1 000 | nee | – |
14 | Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | 15 883 | – | – | – | – | – | – | |
15 | Crisisbeheersing | 28 652 | – | – | – | – | – | – | |
16 | Brandweer en GHOR | 152 659 | – | – | – | – | – | – | |
Niet-beleidsartikelen | |||||||||
12 | Algemeen | 122 880 | – | – | – | – | – | – | |
13 | Nominaal en onvoorzien | – | – | – | – | – | – | – | |
17 | Vutfonds | 322 372 | – | – | – | – | – | – | |
Totaal | 6 204 833 | 1 000 | – | – | – | – | |||
(1) | Totaal Uitgaven en Ontvangsten | 6 204 833 | Omvangsbasis uitgaven + ontvangsten | ||||||
Procentuele fout | 0,02% | Tolerantiegrens niet overschreden | |||||||
Procentuele onzekerheid | 0,00% | ||||||||
(2) | Totaal | 6 421 709 | Omvangsbasis uitgaven + ontvangsten + bijdrage(n) van derden baten-lastendiensten | ||||||
Procentuele fout | 0,04% | Tolerantiegrens niet overschreden | |||||||
Procentuele onzekerheid | 0,00% | Tolerantiegrens niet overschreden |
Art. nr. | Omschrijving | Verantwoord bedrag | Fout | Onzekerheid | Totaal F + O | Tolerantie overschreden? | Onzekerheid over volledig-heid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | ||||||
Beleidsartikelen | |||||||||
1 | Grondwet en democratie | 11 603 | – | ||||||
2 | Politie | 4 802 366 | – | ||||||
4 | Partners in veiligheid | 145 296 | – | ||||||
5 | Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst | 175 172 | – | ||||||
6 | Functioneren Openbaar Bestuur | 52 811 | – | ||||||
7 | Innovatie en informatiebeleid Openbare Sector | 162 953 | – | ||||||
10 | Arbeidszaken Overheid | 92 316 | – | ||||||
11 | Kwaliteit Rijksdienst | 78 635 | 1 000 | 1 000 | nee | ||||
14 | Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | 15 882 | – | ||||||
15 | Crisisbeheersing | 26 230 | – | ||||||
16 | Brandweer en GHOR | 152 490 | – | ||||||
Niet-beleidsartikelen | |||||||||
12 | Algemeen | 110 438 | – | ||||||
13 | Nominaal en onvoorzien | – | – | ||||||
17 | Vutfonds | 300 000 | – | ||||||
Totaal | 6 126 192 | 1 000 |
Individuele fouten in de deugdelijke weergave die de tolerantie overschrijden
Art. nr. | Post | Fout | |
---|---|---|---|
Totaal individuele fouten | 0 | ||
Totaal uitgaven | 6 126 192 | ||
Procentuele fout | 0,02% | ||
Procentuele onzekerheid | 0,00% |
Art. nr. | Omschrijving | Verantwoord bedrag | Fout | Onzekerheid | Totaal F + O | Tolerantie overschreden? | Onzekerheid over volledig-heid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | ||||||
Beleidsartikelen | |||||||||
1 | Grondwet en democratie | 925 | – | ||||||
2 | Politie | 1 911 | – | ||||||
4 | Partners in veiligheid | 2 830 | – | ||||||
5 | Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst | 2 606 | – | ||||||
6 | Functioneren Openbaar Bestuur | 2 061 | – | ||||||
7 | Innovatie en informatiebeleid Openbare Sector | 8 742 | – | ||||||
10 | Arbeidszaken Overheid | 13 051 | – | ||||||
11 | Kwaliteit Rijksdienst | 9 109 | – | ||||||
14 | Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | 1 | – | ||||||
15 | Crisisbeheersing | 2 422 | – | ||||||
16 | Brandweer en GHOR | 169 | – | ||||||
Niet-beleidsartikelen | |||||||||
12 | Algemeen | 12 442 | – | ||||||
13 | Nominaal en onvoorzien | – | – | ||||||
17 | Vutfonds | 22 372 | – | ||||||
Totaal | 78 641 |
Individuele fouten in de deugdelijke weergave die de tolerantie overschrijden
Art. nr. | Post | Fout | |
---|---|---|---|
Totaal individuele fouten | 0 | ||
Totaal ontvangsten | 78 641 | ||
Procentuele fout | 0,00% | ||
Procentuele onzekerheid | 0,00% |
D. Baten-lastendiensten (€ x 1000)
Art. nr. | Omschrijving | Verantwoord bedrag | Fout | Onzekerheid | Totaal F + O | Onzekerheid over volledigheid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | |||||
Korps Landelijke Politiediensten | ||||||||
Baten | 586 233 | 1 170 | 4 | 224 | 1 398 | |||
Bijdrage moederdepartement | 534 575 | – | ||||||
Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten | ||||||||
Baten | 99 328 | – | ||||||
Bijdrage moederdepartement | 19 186 | – | ||||||
Centrale Archief Selectiedienst | ||||||||
Baten | 10 061 | – | ||||||
Bijdrage moederdepartement | 6 324 | – | ||||||
P-Direkt | ||||||||
Baten | 26 924 | – | ||||||
Bijdrage moederdepartement | 1 568 | – | ||||||
Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding | ||||||||
Baten | 18 341 | – | ||||||
Bijdrage moederdepartement | 15 280 | – | ||||||
Werkmaatschappij | ||||||||
Baten | 41 702 | 160 | 156 | 316 | ||||
Bijdrage moederdepartement | 11 220 | – | ||||||
Totaal baten | 782 589 | 1 330 | 156 | 4 | 224 | |||
Totale baten baten-lastendiensten | 782 589 | |||||||
Procentuele fout | 0,19% | Tolerantiegrens niet overschreden | ||||||
Procentuele onzekerheid | 0,03% | Tolerantiegrens niet overschreden |
Art. nr. | Omschrijving | Verantwoord bedrag | Fout | Onzekerheid | Totaal F +O | Onzekerheid over volledig-heid | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | |||||
3 | Liquide middelen | 158 | – | |||||
5 | Uitgaven buiten begrotingsverband | 10 547 | – | |||||
6 | Ontvangsten buiten begrotingsverband | 14 640 | – | |||||
7 | Openstaande rechten | – | – | |||||
8 | Extra-comptabele vorderingen | 4 419 | – | |||||
9 | Extra-comptabele schulden | – | – | |||||
10 | Voorschotten | 5 722 592 | 2 332 | 2 332 | ||||
11 | Garantieverplichtingen | 684 124 | – | |||||
12 | Openstaande verplichtingen | 5 869 119 | 236 | 8 751 | 8 987 | |||
13 | Deelnemingen | – | – | |||||
Totaal beoordeeld | 12 305 599 | 236 | 2 332 | 8 751 | ||||
(De tolerantiegrens wordt afgeleid van totaal beoordeeld) | ||||||||
Totaal saldibalans | 12 305 599 | |||||||
Procentuele fout | 0,00% | Tolerantiegrens niet overschreden | ||||||
Procentuele onzekerheid | 0,09% | Tolerantiegrens niet overschreden |
F. Afgerekende voorschotten (€ x 1000)
Omschrijving | Verantwoord bedrag | Fout | Onzekerheid | Totaal F + O | Tolerantie overschreden? | Onzekerheid over volledig-heid | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | Rechtmatigheid | Deugdelijke weergave | ||||||
Totaal afgerekende voorschotten 2008 | 4 117 396 | – | – | – | – | – | – | ||
Totaal afgerekende voorschotten | 4 117 396 | – | – | – | – | – |
Op www.rekenkamer.nl staat een verklarende woordenlijst met begrippen die veel voorkomen in onze rapporten bij de jaarverslagen.
AAL | Audit Actielijst |
AIVD | Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst |
BDUR | Besluit Brede Doeluitkering rampen en zware ongevallen |
BVOM | Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie |
BZK | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ministerie van) |
CW 2001 | Comptabiliteitswet 2001 |
ICT | Informatie- en communicatietechnologie |
KLPD | Korps landelijke politiediensten |
VIR | Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid |
VIR-BI | Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid-Bijzondere Informatie |
WOPT | Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens |
Algemene Rekenkamer (2009). Buitenlandvergoedingen rijksambtenaren 2002–2008. Deel A: detacheringen zonder bezoldiging. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, nrs. 31 910, nr. 2. Den Haag: Sdu
BZK (2008a). Landelijk kader Nederlandse politie. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 628 en 28 824, nr. 98. Den Haag: Sdu.
BZK (2008b). Rijksbegroting 2008 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Begroting VII). Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200, nr. 2. Den Haag: Sdu.
BZK (2008c). Nota Externe inhuur. 3 juni 2008. Den Haag: eigen beheer.
De Algemene Rekenkamer kan op grond van de Comptabiliteitswet 2001, artikel 88 en 89 eventueel bezwaar maken tegen alle onvolkomenheden in het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties.