Vastgesteld 5 juni 2009
De vaste commissie voor Justitie1, heeft over het Jaarverslag van het Ministerie van Justitie (VI) 2008 (31 924 VI, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.
Deze vragen, alsmede de daarop op 4 juni 2009 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.
Waarom is er geen trefwoordenlijst opgenomen in het jaarverslag?
Er is geen trefwoordenlijst opgenomen in het jaarverslag, omdat de zoekfunctie naar een trefwoord digitaal uitgevoerd kan worden in het document via www.rijksbegroting.nl. Ik kan me echter voorstellen dat een trefwoordenlijst in de niet-digitale versie op prijs wordt gesteld.
In het jaarverslag 2009 zal een trefwoordenlijst opgenomen worden, analoog aan de trefwoordenlijst zoals jaarlijks in de Justitiebegroting wordt opgenomen.
Waarom wijkt voor sommige beleidsdoelstellingen de in het jaarverslag gegeven informatie af van de informatie daarover in de Verantwoordingsbrief?
De informatie in het jaarverslag komt in principe overeen met de informatie daarover in de verantwoordingsbrief. Toch is er soms in het verslag sprake van een daling, terwijl in de brief over een verhoging wordt geschreven. Dit wordt veroorzaakt door de verschillende grootheden waarmee wordt vergeleken; zo wordt de ene keer de realisatie van 2008 vergeleken met de realisatie van 2007, terwijl de andere keer de realisatie van 2008 wordt afgezet tegen de begroting voor dat jaar. Daarbij kan het voorkomen dat er ten opzichte van 2007 sprake is van een stijging, terwijl het lager is dan begroot in 2008.
Waarom is de informatie in het jaarverslag (alsook in de Verantwoordingsbrief) vooral gericht op het bieden van inzicht in het voorbereiden en het nemen van maatregelen (waaronder wetgeving) en veel minder op het bieden van inzicht in bereikte effecten? Wanneer en op welke wijze zal meer inzicht kunnen worden verschaft over bereikte effecten?
Mijn streven is er op gericht om zoveel mogelijk inzicht te bieden in maatschappelijke effecten. Dit is echter niet eenvoudig omdat de causaliteit tussen de genomen maatregelen en de te bereiken effecten niet altijd zonder meer duidelijk is. Daarnaast is vaak niet alleen het Justitiebeleid verantwoordelijk voor de realisatie van bepaalde maatschappelijke effecten, maar bijvoorbeeld ook gemeenten. Met betrekking tot wetgeving is het praktisch niet mogelijk om maatschappelijke effecten in beeld te brengen.
Niettemin wordt er binnen mijn ministerie voortdurend nagedacht over het meer in beeld brengen van maatschappelijke effecten. In de begroting 2009 is hiertoe een eerste verbeterslag gemaakt, In het jaarverslag 2009, als spiegel van de begroting 2009, zal dit zijn weerslag reeds hebben.
Worden alle subdoelstellingen van de criminaliteitsreductie van 25% ten opzichte van 2002 in de gaten gehouden? Wanneer precies wordt de eindbalans opgemaakt? Wordt dan ook de recidivereductie gemeld, nu deze op dit moment niet in een getal is uit te drukken?
Ja, dit geschiedt aan de hand van de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) en de Monitor Criminaliteit bedrijfsleven (MCB). Beiden worden jaarlijks door het CBS gehouden. Met deze (bevolkings-)enquêtes worden de kabinetsdoelstellingen van het project Veiligheid begint bij Voorkomen (VbbV) gemonitord. U bent bij brief van 31 maart 2009 geïnformeerd over de uitslag van de IVM 2008. Op korte termijn wordt u bij brief geïnformeerd over de MCB 2008. Over de voortgang van het project VbbV als geheel wordt u jaarlijks geïnformeerd door middel van de jaarlijkse voortgangsrapportage VbbV. De eerstvolgende voortgangsrapportage ontvangt u dit najaar, voorafgaand aan de behandeling in uw Kamer van de begrotingen van BZK en Justitie voor 2010. De volledige eindbalans over het project VbbV zal in de voortgangsrapportage VbbV van 2011 worden opgemaakt. In het voorjaar 2011 wordt u wel al geïnformeerd over de uitkomsten van de IVM en de MCB over 2010.
Bij brief van 29 april 2008 hebben wij de belangrijkste uitkomsten gepresenteerd van het recidivebericht van het Wetenschappelijk Onderzoeksen Documentatiecentrum (WODC) over jeugdigen en ex-gedetineerden die in de periode 1997–2004 een strafzaak hadden of uitstroomden uit een justitiële inrichting. Het WODC is gevraagd de 2-jaars recidive te onderzoeken van ex-gedetineerden en jeugdigen die in de periode 1997–2006 een strafzaak hadden of uitstroomden uit een justitiële inrichting. Het recidivebericht zoals dat aan de Tweede Kamer is gezonden wordt dus met 2 cohorten uitgebreid, te weten het cohort 2005 en 2006. Om dit onderzoek uit te kunnen voeren zijn gegevens nodig over de strafrechtelijke recidive in 2007 en 2008. Aangezien deze gegevens momenteel nog niet definitief zijn zal het nieuwe recidiveonderzoek eerst eind 2009 kunnen worden afgerond. Zodra deze recidivecijfers bekend zijn zal ik uw Kamer nader informeren.
Hoe verhoudt de mededeling dat er minder overvallen worden gepleegd zich tot het nieuwsbericht van 9 maart 2009 dat er zorg is over de toename van het aantal overvallen?
De afgelopen twee jaar is het aantal overvallen toegenomen, al vlakt deze stijging thans af. In het jaarverslag wordt in de betreffende passage gedoeld op trendrapportages over de langere termijn. Nog steeds ligt het aantal overvallen thans namelijk lager dan in de periode 1999–2002.
Waarom heeft het kabinet gekozen voor 2002 als basisjaar van de criminaliteitscijfers te nemen en niet 2006, het jaar waarmee deze kabinetsperiode is begonnen? Is op die laatste manier niet het beste meetbaar wat de uitwerking van dit kabinet is geweest?
In onze eerste brief over het project Veiligheid begint bij Voorkomen (VbbV) (TK 28 684, nr. 119) hebben wij aan uw Kamer aangegeven waarom het kabinet is doorgegaan op de veiligheidsdoelstellingen van het vorige kabinet. Onder de impulsen van het veiligheidsprogramma (2002–2007) van het vorige kabinet zijn criminaliteit en overlast substantieel gedaald. Toch deed de afname zich niet over de hele linie voor. Er was dus meer nodig om de doelstelling van een kwart minder criminaliteit en overlast tussen 2002 en 2010 daadwerkelijk te realiseren.
In onze eerste voortgangsrapportage VbbV hebben wij gemarkeerd (zie bijgaande tabel) in welke mate de doelstelling van 25 procent reductie van criminaliteit en overlast gerealiseerd is tot en met 2006 en welke percentages derhalve door dit kabinet gerealiseerd moeten worden. Hierbij zijn de doelstellingen aangevuld met de thema’s fietsendiefstal en criminaliteit tegen het bedrijfsleven.
Overall doelstelling t.o.v. 2002 | Gerealiseerd t/m 2006 | Doelstelling Beleidsprogramma | Herijkte Doelstelling t.o.v. 2006 | Resultaat Veiligheids-monitor 2008 | Nog te realiseren | |
---|---|---|---|---|---|---|
Geweld | 25% | 6% | 19% | 20% | 6% | 14% |
Vermogen | 25% | 20% | 5% | 6% | 8% | 0% |
Overlast | 25% | 9% | 16% | 17,5% | 0% | 17,5% |
Verloedering | 25% | 8% | 17% | 18,5% | 0% | 18,5% |
Fietsendiefstal | 100 000 t.o.v. 2006 | 100 000 | 72 000 | 28 000 |
Wat zijn de ontwikkelingen in de aangiftebereidheid van de afgelopen jaren? Hoe hoog is het percentage mensen dat aangifte doet van strafbare feiten momenteel? Welke initiatieven worden ondernomen om de bereidheid bij mensen om aangifte van strafbare feiten te doen te verbeteren?
Op de vraag naar de ontwikkelingen in de aangiftebereidheid is geen eenduidig antwoord op te geven. Uit een analyse van de aangiftecijfers over de jaren 2005–2008 door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat er nauwelijks trends in te ontdekken zijn. Het CBS baseerde zich bij deze analyse op de Veiligheidsmonitor 2008, die onder meer cijfers bevat over de aangiftebereidheid over de periode 2005 tot en met 2008. De analyse gaat uit van de gemiddelden per delict over deze hele periode. De aangiftebereidheid voor een bepaald delict kan per jaar flink schommelen: het ene jaar acht procentpunt omlaag, het volgende weer twaalf procentpunt omhoog – of omgekeerd. Het enige delict waarbij de aangiftebereidheid in deze periode gestaag is toegenomen is zakkenrollerij zonder geweld: van 43,3 procent in 2005 tot 54,8 procent in 2008. Een continu dalende lijn is zichtbaar bij pogingen tot inbraak. Deed in 2005 nog 57,9 procent aangifte van dit delict, in 2008 was dit nog maar 44,4 procent.
Het blijkt dat 28 procent van de Nederlanders die slachtoffer zijn van een delict hiervan aangifte doet bij de politie. Vooral van seksuele delicten (7,3 procent), bedreiging (13,2 procent) en vernieling (14 procent) wordt nauwelijks aangifte gedaan. In geval van autodiefstal doen echter weer negen van de tien Nederlanders (90,7 procent) aangifte bij de politie. Behalve van autodiefstal, wordt ook in geval van inbraak (72,3 procent), diefstal uit de auto (68,2 procent) en diefstal met geweld (66,7 procent) relatief vaak aangifte gedaan. Over het algemeen blijken mensen eerder bereid om naar de politie te stappen, wanneer ze slachtoffer zijn geworden van een vermogensdelict (gemiddeld circa 37 procent). Bij geweldsdelicten blijkt de aangiftebereidheid een stuk minder (16 procent).
Het aantal Nederlanders dat überhaupt slachtoffer wordt van enig delict neemt overigens ook gestadig af. Mede onder impulsen van het project Veiligheid begint bij Voorkomen (en de voorloper hiervan, het programma Naar een Veiliger Samenleving) daalde het slachtofferschap in de door het CBS geanalyseerde periode van 28,8 procent in 2005 naar 25,4 in 2008. Deze afname met 3,4 procentpunt betekent dat in 2008 circa 550 000 minder mensen slachtoffer werden van criminaliteit. Om de aangiftebereidheid verder te vergroten is het nu mogelijk om voor kleine vergrijpen digitaal aangifte te doen.
Ook wordt in het kader van de prestatieafspraken met de politie onder andere gestuurd op het verbeteren van de tevredenheid over het laatste politiecontact. Het doen van aangifte is daar een belangrijk onderdeel van.
Uit de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) 2008 blijkt dat het vertrouwen in de politie een waardering krijgt van 6,4 op een schaal van 0 tot 10. Het oordeel van burgers over de beschikbaarheid van de politie is licht positiever geworden. De tevredenheid van burgers over het laatste politiecontact en over het functioneren van de politie is gelijk gebleven, terwijl die over het doen van aangifte licht is afgenomen.
Is al bekend of van de twintig gedetineerden die in 2008 op voorwaarden vrijgekomen zijn sommigen inmiddels weer in de fout zijn gegaan? Zo ja, hoeveel?
Op basis van de thans beschikbare informatie heeft van de personen die in 2008 voorwaardelijk invrijheid zijn gesteld nog niemand de voorwaarden overtreden.
Hoe wordt in de gaten gehouden of de nazorg aan ex-gedetineerden door gemeenten verbetert? Waar kan het kabinet aan het eind van deze periode precies op worden afgerekend?
De ambitie van dit kabinet is dat de nazorg sluitend wordt. Dat houdt concreet in dat ultimo 2010 80 procent van de (ex)gedetineerde burgers bij het verlaten van detentie beschikt over de noodzakelijke basisvoorzieningen, namelijk een identiteitsbewijs, huisvesting, inkomen, een plan voor schuldhulpverlening en de noodzakelijke geestelijke gezondheidszorg. De resultaten van de Justitiële en gemeentelijke nazorg worden gemonitord. De eerste meting wordt dit najaar uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum.
Wat was het ophelderingspercentage bij de politie van het jaar 2006?
Het ophelderingspercentage, zoals blijkt uit de CBS-cijfers, vertoonde jarenlang een stijgende lijn, van 15,6 procent in 2000, 21,9 procent in 2004 tot 22,9 procent in 2006. In 2007 was dit percentage 22,7 procent. De ambitie van dit kabinet is het ophelderingspercentage nog deze kabinetsperiode te laten toenemen tot 26,3 procent in 2010.
Wanneer krijgt de Kamer te horen wat het ophelderingspercentage in 2008 was?
Naar verwachting verschijnen in juli 2009 de CBS-cijfers over 2008.
Zijn er al gedetineerden die de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling hebben overtreden? Zo ja, hoe is hiermee omgegaan?
Nee, zie ook het antwoord op vraag 8.
Wordt, gegeven de opmerking in de Verantwoordingsbrief dat de toepassing van het afstandscriterium voor coffeeshops een punt van aandacht is, doelstelling 54 in 2010 gehaald? Zal het afstandscriterium dan ook daadwerkelijk worden toegepast? Op welke manier zullen gemeenten worden afgerekend op de toepassing van het afstandscriterium? Welke zijn de andere drempelverhogende maatregelen?
Doelstelling 54 zal niet in 2010 maar uiterlijk in 2011 gerealiseerd moeten zijn. Met de VNG is afgesproken dat het afstandscriterium wordt vastgesteld op 250 meter tenzij kan worden aangetoond waarom dit niet mogelijk is en aangegeven wordt welke andere drempelverhogende maatregelen er genomen zijn. Bij drempelverhogende maatregelen wordt bij gemeenten primair gedacht aan aanpassing van de openingstijden van coffeeshops, waardoor zij bijvoorbeeld gesloten dienen te zijn tijdens en rond schooltijden. Eind dit jaar zal aan de hand van rapportages de balans worden opgemaakt hoe het met de implementatie staat en bekeken worden of aanvullend beleid nodig is. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de gemeenten hierover een brief gestuurd. Afrekening geschiedt op basis van beantwoording van de vraag of gemeenten gevolg hebben gegeven aan onze afspraak met de VNG.
Waarom zal de Wet regulering Prostitutie pas in 2010 in werking treden en niet in 2009?
De voorbereiding van het wetsvoorstel regulering prostitutie en tegengaan misstanden seksbranche heeft meer tijd in beslag genomen dan aanvankelijk was voorzien. Het wetsvoorstel is verbreed van prostitutie naar meerdere vormen van seksuele dienstverlening. Deze verbreding, alsmede de complexiteit van de materie en de omvangrijke consultatiereacties, hebben voor vertraging gezorgd. Inmiddels is ingestemd met het conceptwetsvoorstel aanhangig bij de Raad van State. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in september bij uw Kamer ingediend. Gelet hierop lijkt inwerkingtreding dit kalenderjaar niet reëel.
Wat houdt het in het project «Emergo» ontwikkelde juridisch kader in voor gegevensuitwisseling om criminele gelegenheidsstructuren aan te pakken?
Het project Emergo is een samenwerkingsverband tussen de lokale autoriteiten en de rijksoverheid met als doel de preventieve, bestuurlijke en strafrechtelijke aanpak van georganiseerde misdaad in het Wallengebied te Amsterdam te versterken. Dit (proef)project maakt deel uit van het beleidsprogramma Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad (TK 29 911, nr. 10). Ten behoeve van een optimale uitwisseling en verwerking van gegevens tussen politie, Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en het lokaal bestuur is het samenwerkingsverband neergelegd en bekrachtigd in een convenant en is er, in overeenstemming met het bepaalde in de Wet bescherming persoonsgegevens, een juridisch kader opgesteld.
Wanneer kan voor het eerst verantwoording worden afgelegd over het effect van de 28 proeftuinen in de bestrijding van georganiseerde misdaad, fraude en cybercrime?
De proeftuinen, waarbij overigens voor de goede orde zij aangetekend dat het in de vraag genoemde aantal van 28 een mogelijk maximum voor alle 7 gekozen thema’s is dan een op voorhand vaststaand aantal, maken onderdeel uit van de versterkingsprogramma’s voor de aanpak van georganiseerde misdaad, fraude en cybercrime. Deze programma’s maken op hun beurt onderdeel uit van het project Veiligheid begint bij Voorkomen (VbbV). Het WODC is verantwoordelijk voor de wetenschappelijke begeleiding en monitoring van de proeftuinen, waarbij de daarin toegepaste programmatische aanpak centraal zal staan. De afspraak met uw Kamer is gemaakt dat in oktober van ieder jaar over de voortgang van VbbV wordt gerapporteerd en die afspraak omvat uiteraard ook de ontwikkelingen op dit punt. Dit met dien verstande dat de inschatting op dit moment gewettigd lijkt dat het dan nog te vroeg in het proces is om al te kunnen rapporteren over feitelijke resultaten van de begeleiding en monitoring door het WODC van de thans lopende proeftuinen.
Waaruit blijkt de intensivering van de aanpak van vastgoedfraude concreet? Is er nu al iets over te zeggen over het effect van de intensivering van de aanpak van de vastgoedfraude?
Het kabinet zet onder regie van de Ministers van Justitie en van Financiën in op een samenhangende strategie die misbruik van vastgoed fundamenteel aanpakt.
Hiertoe is bij besluit van 25 maart 2009 de Nationale Regiegroep Aanpak Misbruik Vastgoed ingesteld, die regie voert op de uitvoering van het actieprogramma Aanpak Misbruik Vastgoed. Een uitvoerige beschrijving van het omvangrijke pakket aan maatregelen dat onderdeel uitmaakt van dit actieprogramma vindt u in de brief die ik samen met mijn ambtgenoten van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 3 november 2008 aan de Tweede Kamer heb gezonden (TK 29 911, nr. 16) De hoofdlijnen van dit actieprogramma zijn:
1) de aanscherping van de integriteit binnen de beroepsgroepen van juridische en financiële dienstverleners. Zo is wetgeving in voorbereiding die het verschoningsrecht van het notariaat beperkt, het inzagerecht van het Bureau Financieel Toezicht uitbreidt en een wettelijke plicht introduceert voor de notaris om de fiscus en het Openbaar Ministerie te informeren over transacties die via de derdenrekening lopen.
2) de bevordering van de transparantie van vastgoedtransacties. Zo is, met de komst van de basisregistratie waarde onroerende zaken op 1 januari 2009, de mogelijkheid om de WOZ-waarde op te vragen door bestuursorganen verruimd.
3) de aanscherping van het externe toezicht op de sector. Eén van de maatregelen die in dit kader is genomen is het versterken van het Landelijk Bureau BIBOB.
4) een gecombineerde fiscale, bestuurlijke en strafrechtelijke aanpak van het misbruik. Zo wordt op het onderwerp vastgoed een taskforce ingericht en zullen proeftuinen ingericht worden, die voor een forse stimulans van de aanpak op het vastgoedterrein en voor het versterken van de samenhang in de aanpak moet zorgen. Ook is de capaciteit van de FIOD-ECD uitgebreid met 37 fte, specifiek voor het bestrijden van witwassen en daaraan gerelateerde vastgoedcriminaliteit.
De implementatie van het brede pakket aan maatregelen is thans in volle gang, het is te vroeg in dit stadium reeds de effecten ervan te kunnen melden. De maatregelen hebben tot doel effectieve drempels op te werpen, zodat de mogelijkheden tot misbruik van de vastgoedsector voor en door de georganiseerde misdaad merkbaar zal verminderen. Over de voortgang hiervan zal de Kamer jaarlijks worden geïnformeerd in het kader van de voortgangsrapportage van het project Veiligheid begint bij Voorkomen.
Hoeveel veiligheidshuizen hebben zorg aan het concept toegevoegd waardoor het veiligheids/zorghuizen zijn?
In ongeveer 25 van de huidige 30 Veiligheidshuizen is sprake van een verbinding tussen strafrecht en zorg. Uit de evaluatie Justitie in de buurt nieuwe stijl die op 27 april naar de Tweede Kamer is verstuurd (TK 28 684, nr.213), komt naar voren dat in bijna alle bestaande Veiligheidshuizen zowel Justitiepartners als zorgpartners zijn vertegenwoordigd. Deze verbinding krijgt vorm in de casusoverleggen waarin zorginstellingen zoals GGZ en Jeugdzorg deelnemen. Lokaal is deze samenwerking op verschillende manieren ingevuld en op thema’s is er nog wel verschil in de inzet van de zorgpartners. De samenwerking tussen Justitiepartners en zorgpartners zal de komende tijd daarom nog verder versterkt worden. In Tilburg is sprake van een Veiligheidshuis/Zorghuis. Hier zijn het Veiligheidshuis en het Zorghuis fysiek in één pand ondergebracht.
Er zullen dit jaar nog 13 Veiligheidshuizen worden gestart, waarmee eind 2009 een landelijk dekkend netwerk bereikt zal zijn. Bij de nieuw te ontwikkelen Veiligheidshuizen is zorg nadrukkelijk een onderdeel van de plannen.
Hoeveel vreemdelingen verbleven in 2008 langer dan een jaar in vreemdelingenbewaring?
Van de vreemdelingen die in 2008 uit de detentielocaties zijn gestroomd verbleven er ongeveer 140 langer dan één jaar in vreemdelingenbewaring. Dat is circa 2 procent van de totale uitstroom.
Wat zijn de «carrots and sticks» die in Europees verband worden ingezet in het migratiebeleid?
Sinds 2005 kent de EU een Algehele Aanpak van Migratie, de Global Approach to Migration, welke als doel heeft migratie te integreren in externe betrekkingen en te komen tot intensievere samenwerking met derde landen op het brede terrein van migratie. Het tegengaan van illegale migratie en mensenhandel en -smokkel, het bevorderen van legale migratie en de koppeling van migratie met ontwikkeling zijn de pijlers onder deze aanpak. De afgelopen jaren zijn hierover afspraken gemaakt met landen in Afrika en het Middellandse Zeegebied in bijvoorbeeld het «Tripoli Actieplan», het «Rabat-proces» en in het kader van Euromed en recentelijk met de landen ten oosten en zuidoosten van de Unie tijdens de Ministeriële Conferentie «Building Migration Partnerships» eind april in Praag.
Binnen de Global Approach to Migration zijn in EU-verband reeds verschillende initiatieven en instrumenten ontwikkeld. Zo zijn verschillende projecten ontwikkeld voor capaciteitsopbouw in derde landen in de strijd tegen illegale migratie, mensenhandel en -smokkel. Op het terrein van legale migratie zijn ook ontwikkelingen gaande, zoals een richtlijn over kenniswerkers. Nieuwe instrumenten omvatten migratiemissies, samenwerkingsplatforms op migratie en (mobiliteits)partnerschappen. De missies hebben tot doel een dialoog over migratie op te starten. Er hebben verschillende EU-missies plaatsgevonden om in beeld te brengen op welke wijze samenwerking kan plaatsvinden. Met Ethiopië is na een missie een samenwerkingsplatform opgericht dat de verschillende deelonderwerpen van migratie bespreekt en afspraken maakt over concrete samenwerking. Een ander instrument om tot afspraken te komen met derde landen zijn (mobiliteits) partnerschaps-overeenkomsten. Dit zijn overeenkomsten tussen de EU en derde landen, waarin specifieke afspraken worden gemaakt over verschillende aspecten van migratie. Binnen een partnerschap kunnen zowel «sticks» als «carrots» aan bod komen. Hierbij kan gedacht worden aan capaciteitsopbouw, maatregelen op het terrein van visa, en terug- en overnameverdragen. Momenteel zijn er twee proef mobiliteitspartnerschapsovereenkomsten gesloten, met Moldavië en Kaapverdië. De onderhandelingen met Georgië over een mobiliteitspartnerschap verkeren in een vergevorderd stadium. Op basis van deze ervaringen zal verdere toepassing worden bezien.
Wanneer is besloten tot de instelling van de EU-Terugkeer-ambassadeur en wat zijn diens taken?
Op grond van Conclusies van de Raad van Ministers van Algemene Zaken en Externe Betrekkingen uit november 2004 heeft de Europese Commissie een zogenaamde «Speciale Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk terug- en overname (T&O) beleid» aangesteld, ook wel de EU re-admissie ambassadeur genoemd. Onder het gemeenschappelijk T&O beleid wordt verstaan de onderhandeling en sluiting van terug- en overname overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en derde landen. Deze Speciale Vertegenwoordiger heeft een coördinerende taak in de ontwikkeling van het T&O beleid op Europees niveau door de verschillende Directoraten Generaal van de Europese Commissie, en is voorts betrokken bij de T&O onderhandelingen met derde landen op politiek niveau.
Waar was de € 1,5 miljoen op de post overlast voor bedoeld? Waarom is hier slechts € 200 000 van uitgegeven?
Binnen de totaal beschikbare pijler V-middelen heeft in de loop van 2008 een kleine herschikking plaatsgevonden, waardoor er middelen zijn overgeheveld naar andere artikelen, onder meer ten behoeve van de voorschotregeling Slachtoffers. Hierdoor is in het kader van de aanpak van overlast slechts een bedrag van € 0,2 miljoen uitgegeven als subsidie aan het nationaal Platform Personenschade.
Hoeveel geld wordt er besteed aan de intensivering nazorg ex-gedetineerden? Wat gebeurt er precies voor dat geld?
Aan de «intensivering nazorg ex-gedetineerden» is in 2008 € 10,2 miljoen besteed. Dit bedrag is uitgegeven ten behoeve van reïntegratie van gedetineerden in de samenleving. De maatregelen zijn gericht op huisvesting, zorg, werk/inkomen en het verzorgen van een identiteitsbewijs. Daarnaast is het ingezet voor de voortzetting van extramurale reïntegratietrajecten in het kader van de nazorg van ex-gedetineerden en de verbeterde samenwerking tussen Justitie en gemeenten.
Hoeveel medewerkers maatschappelijke dienstverlening (MMD-ers) zijn er momenteel? Hoeveel gedetineerden heeft een MMD-er gemiddeld onder zijn of haar hoede (de caseload)? Wat zijn de kosten van het aanstellen van één MMD-er?
Er is 183 fte beschikbaar voor de functie van Medewerker Maatschappelijke Dienstverlening. Binnen het Gevangeniswezen werken ongeveer 200 Medewerkers Maatschappelijke Dienstverlening. De kosten hiervan bedragen € 7,3 miljoen per jaar. De caseload van een MMD-er is gemiddeld 175 gedetineerden per jaar. De werkzaamheden per gedetineerde bevatten screening, informatieoverdracht aan het gemeentelijke contactpersoon en, waar nodig, het oplossen van gesignaleerde knelpunten in samenwerking met gemeenten.
Hoe kan het dat de prognose voor capaciteitsbehoefte voor jeugdige criminelen zo verkeerd is gesteld temeer er in de maatschappij een toename is van jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit? Is er minder voorlopige hechtenis, jeugddetentie of Pij-maatregel opgelegd?
Bij de vraag merk ik allereerst op dat het om een prognose gaat die naar zijn aard enige mate van onzekerheid in zich heeft. In de afgelopen periode zijn inderdaad minder vaak voorlopige hechtenis en Pij-maatregelen aan jeugdigen opgelegd. De exacte oorzaak hiervan is nog niet bekend. Vanuit de praktijk zijn er signalen dat het aantal zware zaken is afgenomen. Voorts is gesloten-jeugdzorg beschikbaar gekomen waardoor in probleemsituaties ook gekozen kan worden voor een civielrechtelijke afdoening.
Waarom zijn de kosten voor het realiseren van 36 plaatsen voor minderjarige vreemdelingen zo hoog? Uit welke bestanddelen bestaan de kosten?
De kostprijs van de 36 plaatsen voor minderjarige vreemdelingen bedroeg circa € 304 per plaats per dag. De gemiddelde kostprijs voor een plaats in een justitiële jeugdinrichting bedroeg in 2008 € 398 per plaats per dag. Hiermee waren de plaatsen voor minderjarige vreemdelingen substantieel goedkoper dan reguliere plaatsen voor jeugdigen. De kosten bestaan voornamelijk uit de bestanddelen: huisvesting en personeel (dagprogramma en beveiliging).
Hoeveel besparingen zijn er in 2008 gerealiseerd door intensivering van meerpersoonscelgebruik?
Sinds het begin van de kabinetsperiode is de capaciteitsbehoefte gedaald waardoor de uitbreidingsbehoefte Meerpersoonscelgebruik (MPC) zijn afgenomen. In 2008 is dan ook geen sprake geweest van intensivering van MPC en daarmee is dus ook niet langs die weg invulling gegeven aan structurele besparingen (TK 24 587, nr. 310).
Wat is de bestemming van de € 21,9 miljoen die is vrijgevallen als gevolg van de bijgestelde prognose capaciteitsbehoefte aan plaatsen in justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s)?
Deze vrijvallende middelen, als gevolg van de bijgestelde prognose capaciteitsbehoefte JJI’s, zijn ingezet in het kader van de verbetermaatregelen JJI’s, waaronder het verkleinen van de groepsgrootte. Dit naar aanleiding van de Inspectierapporten.
Hoeveel plaatsen waren er eind 2008 beschikbaar als Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen en was dit toereikend?
Ultimo 2008 waren er 1 869 capaciteitsplaatsen beschikbaar als Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen. Dit aantal capaciteitsplaatsen was toereikend.
Hoeveel meer OM-capaciteit is ingezet ten behoeve van de bestrijding van fraude?
Tijdens het algemeen overleg met uw Kamer over de aanpak van financieel-economische en georganiseerde criminaliteit op 21 januari jl. hebben de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties u toegezegd u schriftelijk te berichten over de precieze omvang van de versterking van de capaciteit bij de verschillende opsporingsinstanties die betrokken zijn bij de aanpak van deze vorm van ernstige criminaliteit, bij het Openbaar Ministerie en bij de rechterlijke macht. Een brief met een uitvoerig antwoord ter uitvoering van deze toezegging zal u op korte termijn bereiken.
Waarom zijn de uitgaven voor de uitbreiding van vreemdelingenbewaringplaatsen twee keer zo hoog uitgevallen als geraamd?
De uitgaven voor de vreemdelingenbewaring van gemiddeld 2 168 plaatsen bedroegen in 2008 € 8,5 miljoen. Per abuis is de loon- en prijsbijstelling en het budget voor verbetering van het regime voor kinderen in vreemdelingenbewaring voor heel de vreemdelingbewaring (doelstelling 15.3.1 en 15.3.2.) toegerekend aan de uitbreiding van de capaciteit voor vreemdelingenbewaring met 133 plaatsen. De gerealiseerde dagprijs voor de in 2008 gerealiseerde capaciteit aan vreemdelingenplaatsen (2 168 plaatsen) komt in werkelijkheid uit op € 159 per dag. Gegeven de gerealiseerde dagprijs van € 159 komt de realisatie van de vreemdelingenbewaring uit op circa € 8 mln., hetgeen vergelijkbaar is met 2007.
Waarom zijn de kosten van de COA bijna € 100 miljoen euro hoger uitvallen dan begroot? Zijn deze kosten enkel en alleen te wijten aan het verhogen van het niveau van de voorzieningen in de Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen?
Het merendeel van de kosten, ruim € 82 miljoen, is gerelateerd aan een hogere bezetting; deze is met name het gevolg van de hogere asielinstroom, dan was geraamd. De kosten van loon- en prijsontwikkelingen bedroegen € 7 miljoen. Daarnaast is in verband met langere verblijf het voorzieningenniveau in de Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen (TNV) opgehoogd. De kosten hiervan bedroegen ruim € 6 miljoen.
Kan de achterblijvende ontvangsten voor naturalisatie worden verklaard?
Na de vaststelling van het nieuwe legeshuis in 2004 (kenmerk 5282048/04 DVB) is bij het opstellen van de meerjarenbegroting rekening gehouden met een verhoging van de leges naturalisatie. Voor naturalisatie zijn tot op heden de legestarieven niet verhoogd vanwege vertragingen op wetgevingsgebied. Hierdoor zijn voor 2008 de legesontvangsten lager dan begroot.
Waaruit bestonden de ontvangsten bij de budgettaire gevolgen van het beleid (tabel)?
De ontvangsten van € 34 000 bestaan uit: a) een ontvangst van € 22 629 die betrekking heeft op het verrekenen van kosten van een detachering in de laatste drie maanden van 2007; b) een resterend bedrag heeft betrekking op het verrekenen van de vergoeding van proceskosten met de Landsadvocaat.
Is er de laatste maanden van 2008 sprake geweest van een stijgende instroom van rechtszaken?
Over het verloop van de instroom gedurende het jaar wordt niet afzonderlijk gerapporteerd door de rechtspraak. Uit het jaarverslag van de rechtspraak valt wel op te maken dat het aantal insolventies van bedrijven, exclusief eenmanszaken, in de laatste twee maanden van het jaar sterk is toegenomen. Behalve voor deze categorie zaken was er in de laatste maanden van 2008 geen opvallend verhoogde instroom. Wel is de totale instroom in 2008 ten opzichte van 2007 toegenomen.
Is er bij de neerwaartse bijstelling van de productieafspraken met de Raad voor de rechtspraak al rekening gehouden met een hogere instroom in de laatste maanden van 2008?
De neerwaartse bijstelling waarover wordt gesproken had betrekking op de besluitvorming bij voorjaarsnota 2008 en de op dat moment bekende instroomramingen. Een eventueel hogere instroom later in het jaar als gevolg van de daarna opgetreden economische neergang kon toen nog niet worden voorzien.
Zal door de verhoging van de kantongrens naar €25 000 er meer instroom zijn bij de rechtbanken?
Het is de verwachting dat de verhoging van de kantongrens naar € 25 000 geen extra instroom zal genereren. In hoofdzaak gaat het om een verschuiving van werklast van de civiele- naar de kantonsector. Uit onderzoek naar eerdere verhogingen van de kantongrens valt op te maken dat het niet waarschijnlijk is dat sprake zal zijn van een aanzuigende werking.
Is er dankzij de OM-transactie inderdaad lagere instroom in de strafsector?
De totale instroom in de strafsector bij de rechtbanken is ten opzichte van 2007 stabiel gebleven. Aangenomen wordt hier het effect wordt bedoeld van de invoering van de Wet OM-afdoening. De Wet OM-afdoening wordt geleidelijk ingevoerd. Voorzien is dat het invoeren van de mogelijkheid om een strafbeschikking op te leggen uiteindelijk zal leiden tot een vermindering van het aantal strafzaken dat door de rechter wordt afgedaan. Vanwege de beperkte schaal waarop de strafbeschikking (OM-afdoening) tot nu toe is toegepast, is het nog te vroeg om vast te stellen of het gewenste effect daadwerkelijk wordt bereikt.
Zijn er veel beroepszaken bij de OM-transactie?
Bij OM-transacties betreft het geen sprake van beroepszaken. Als het OM een transactie aanbiedt, kan de verdachte daar wel of niet mee akkoord gaan. In het laatste geval volgt de gang naar de rechter. Aangenomen wordt echter dat het in deze vraag gaat om het aantal keren dat verzet is aangetekend tegen een opgelegde strafbeschikking. In 2008 gebeurde dit in totaal 45 keer. Hoeveel strafbeschikkingen vorig jaar zijn uitgevaardigd is niet bekend, mede omdat niet alleen officieren van justitie maar ook opsporingsambtenaren en bepaalde bestuurlijke instanties strafbeschikkingen kunnen opleggen.
Als de gerechten in 2008 al boven de begroting zaten, hoe is het dan mogelijk dat ze het in 2009 met een 25 miljoen kunnen redden?
De rechtspraak als totaal heeft in 2008 een positief resultaat behaald van € 3,9 miljoen. De uitspraak dat de gerechten in 2008 boven de begroting zaten kan ik dan ook niet plaatsen. De financiering van de rechtspraak voor de jaren 2009 en verder maakt deel uit van de besluitvorming over de voorjaarsnota en de Justitiebegroting 2010.
Wat waren de grote eenmalige ontvangsten die hebben geleid tot een meevaller van € 7,2 miljoen?
De meevaller van € 7,2 miljoen heeft betrekking op de verbeurd verklaarde gelden. Deze ontvangsten kunnen vrij fors fluctueren en zijn dus moeilijk te ramen. In 2008 zijn de ontvangsten aanzienlijk hoger uitgekomen dan oorspronkelijk geraamd, mede door de grotere verbeurd verklaringen.
Hoe verhoudt de mededeling dat het aantal zaken toe is genomen (blz. 36) zich tot de mededeling dat de instroom is tegengevallen?
Ten opzichte van het jaar 2007 is de omvang van de totale instroom in de rechtspraak toegenomen. Deze toename was echter in hoofdzaak toe te schrijven aan de lichtere zaakscategorieën. Ten opzichte van de eerdere verwachtingen voor 2008 en de daarop gebaseerde productieafspraken bleek de gerealiseerde instroom en productie van een relatief lichter kaliber te zijn dan geraamd.
Hoeveel gedetineerden hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid van een videoconferentie?
In 2008 hebben 136 gedetineerden gebruik gemaakt van de mogelijkheid van een videoconferentie.
Hoeveel incassobureaus heeft Nederland?
Blijkens de gegevens van de Kamer van Koophandel zijn er in Nederland 743 incassobureaus ingeschreven.
Waarom zijn bij de kerngetallen van de juridische beroepsgroepen niet de huidige realisatiecijfers beschikbaar?
Deze cijfers zijn beschikbaar: in de tabel «volume en prestatiegegevens juridische beroepsgroepen» is de realisatie per ultimo 2008 opgenomen van het aantal beroepsbeoefenaren en het aantal kantoren op de terreinen van het notariaat, de gerechtsdeurwaarders en de advocatuur.
Wat zijn de oorzaken van de daling van de criminaliteitscijfers? In hoeverre heeft deze daling te maken met het minder doen van aangifte, achterblijvende politieprestaties, het meer opleggen van taakstraffen en het grotere aantal vrijspraken?
In de eerste voortgangsrapportage Veiligheid begint bij Voorkomen (TK 28 684, nr. 178) is de daling van de criminaliteit in een breder en meer trendmatig perspectief gezet. De criminaliteit is sinds 2002 structureel minder geworden. Het criminaliteitsniveau, zoals gemeten door slachtofferenquêtes, ligt nu 20–25 procent lager dan begin deze eeuw, waarmee we zijn teruggekeerd naar het niveau zoals we dat in de loop van de jaren ’70 kenden.
Uiteraard zijn er veel factoren die hebben bijgedragen aan zowel de opkomst van de criminaliteit in de laatste decennia van de vorige eeuw als de recentere daling daarvan. Als we de analoge trendontwikkeling in veel andere Westerse landen daarbij in ogenschouw nemen lijken er drie verklarende factoren in ieder geval van belang te zijn.
Ten eerste is een einde gekomen aan de ruime mate waarin criminaliteit gelegenheid werd geboden: de preventie door burgers, bestuur en ondernemingen is sterk opgekomen, mede gestimuleerd door het in de jaren ’80 en de afgelopen jaren verder versterkt ingezette beleid (Zie ook TK 24 255, nrs. 1–2; TK 27 834, nrs.1–2 en TK 28 682, nrs. 1–2) Ten tweede was de opmars van de criminaliteit voor een deel verbonden aan de drugscultuur. Naast de opgekomen illegale drugsmarkt met al zijn nevenverschijnselen, speelt hier in het bijzonder de in de jaren ’70 en ’80 toegenomen verwervingscriminaliteit door verslaafde «veelplegers». Deze groep delinquenten is de laatste jaren in hoog tempo aan het verdwijnen. Ten derde is er een herwaardering gekomen van de maatschappelijke rol van het strafrecht die zich heeft vertaald in gewijzigd beleid. In de jaren ’70 lag de nadruk op de schadelijke werking die inzet van het strafrecht zou kunnen hebben. Dat leidde tot een vermindering van het strafrechtelijk interveniëren, onder andere tot uitdrukking komend in veel «beleidssepots». Ook in het ordeningsrecht was «gedogen» eerder uitgangspunt dan uitzondering. Dit is inmiddels veranderd. Aan de wetshandhaving wordt een noodzakelijke en nuttige functie toegedacht, wat in het strafrecht heeft geleid tot veel méér straffen (en alleen selectief zwaardere straffen bij specifieke zeer ernstige delicten). Sepots zijn ingewisseld voor transacties, geldboetes en taakstraffen. Daarmee wordt veel meer dan voorheen op criminaliteit geïntervenieerd.
Wordt het feit dat de misdaad gedaald is, gebaseerd op het aangiftecijfer?
De metingen omtrent de criminaliteit berusten vooral op wat burgers zeggen mee te maken (slachtofferenquêtes) en zijn dus niet gevoelig voor de bereidheid tot het doen van aangifte of de opsporingsprestatie van de politie. Overigens kan uit diezelfde metingen worden afgeleid dat de aangiftebereidheid door de jaren heen constant is gebleven. Het ophelderingspercentage is de laatste jaren niet gedaald, eerder gestegen.
Heeft de regering enigszins zicht op het «dark number» van het aantal misdaden?
Jaarlijks wordt de Integrale Veiligheidsmonitor gehouden. Dit is een landelijke slachtofferenquête en geeft een veel completer beeld van de veiligheid dan een dergelijke index gebaseerd op de aangiftecijfers van de politie. Immers, niet alle misdrijven en overlastgevallen komen ter kennis van of worden aangegeven bij de politie.
Wanneer kan de pilot arbeidstoeleiding worden geëvalueerd?
De pilot arbeidstoeleiding is medio 2008 gestart. De eerste gedetineerden die daarvoor in aanmerking komen zijn reeds bezocht door een adviseur van het UWV werkbedrijf en daarbij is een arbeidstoeleidingstraject ingezet. Een aantal gedetineerden is inmiddels toegeleid naar werk met baangarantie. Bij de uitwerking van de pilot is het Regionaal Opleidingscentrum betrokken, zodat ook korte opleidingen en trainingen (bijvoorbeeld sollicitatietraining) onderdeel van het pakket kunnen zijn. De pilot wordt gemonitord en geëvalueerd en op basis van de resultaten wordt eind dit jaar besloten over landelijke uitrol van deze werkwijze.
Wat houdt de intensivering van de samenwerking tussen het gevangeniswezen en de reclasseringsorganisaties concreet in? Wat is er gedaan met de € 9,9 miljoen die daarvoor bestemd was?
Er is een landelijk samenwerkingsmodel ontwikkeld tussen DJI en de drie reclasseringsorganisaties, waarin zij hun interne werkprocessen afstemmen. Dit samenwerkingsmodel legt ook de verantwoordelijkheden vast van DJI en de drie reclasseringsorganisaties tijdens het reïntegratietraject. De € 9,9 miljoen wordt grotendeels ingezet ten behoeve van trajectbegeleiders voor diagnostiek en het opstellen van reïntegratieplannen, de ontwikkeling van een registratiesysteem voor TR-trajecten (terugdringen recidive), de ontwikkeling van het intramuraal casemanagement voor trajectbegeleiders en de instelling van coördinatiebureaus en administratieve ondersteuning.
Waarom is de regering, vanwege theoretische overwegingen, van mening dat de doelstelling van «Aanpakken criminaliteit in het bedrijfsleven» gehaald is, als in de praktijk het aantal winkelovervallen zo erg is gestegen?
De specifieke doelstellingen zijn gehaald. Deze hadden betrekking op de maatregelen die in 2008 getroffen zouden worden met het oogmerk bij te dragen aan de kabinetsdoelstelling om de criminaliteit met 25 procent te doen dalen in 2010 ten opzichte van 2002. Enkele vormen van criminaliteit kunnen afwijken van de algemene dalende trend, zoals bij overvallen inderdaad het geval was.
Hoeveel van de 110 buurtbemiddelingsprojecten hebben een merkbaar positief effect op de buurt gehad?
Onderzoek heeft in 2004 aangetoond dat 90 procent van de betrokkenen tevreden tot zeer tevreden was over buurtbemiddeling. Buurtbemiddeling leidt onder meer tot een vermindering van de werklast van woningcorporaties en de politie. Ook draagt buurtbemiddeling bij aan de veiligheid, sociale cohesie en leefbaarheid in de wijken. Het Centrum voor Crimininaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) stimuleert en monitort in opdracht van het ministerie van Justitie onder meer de aanpak en kwaliteit van buurtbemiddeling. In 2007 bleek uit beschikbare lokale registraties dat circa 2/3 van de buurtbemiddelingszaken succesvol werd afgerond. Om de effecten op de buurt breder te toetsen, zal het CCV dit jaar in opdracht van het ministerie van Justitie een evaluatieonderzoek starten.
Waarom is de regering van mening dat ze de doelstelling «Bevorderen van integriteit» hebben gehaald, met onder andere de overweging, dat de beleidsregels over de verklaring omtrent gedrag zijn herzien, terwijl een moordenaar wel een verklaring omtrent gedrag kan krijgen als hij voor de klas wil?
De aanvraag voor een verklaring omtrent gedrag (VOG) waaraan wordt gereferereerd, is beoordeeld op grond van de beleidsregels VOG 2004. Op 1 juli 2008 zijn de beleidsregels aangescherpt onder meer met het oog op situaties als door de vraagsteller geschetst.
Wat zijn de vorderingen in de oprichting van de kansspelautoriteit, wat is het te verwachten tijdspad en op welke wijze zal de Kamer over de vorderingen bericht gaan worden?
Op dit moment wordt intensief gewerkt aan de wetswijziging waarmee de oprichting van de kansspelautoriteit wordt gerealiseerd. Ik streef ernaar dit wetsvoorstel na de zomer bij de uw Kamer in te dienen. Parallel aan de parlementaire behandeling worden reeds voorbereidingen getroffen voor de (operationele) inrichting van de autoriteit.
Waarom komen er nog altijd zoveel drugstoeristen naar Nederland als de internationale bestrijding van drugs in 2008 is toegenomen?
Het terugdringen van drugstoerisme is als zodanig geen doelstelling van de internationale bestrijding van drugs. Die ziet veeleer toe op de aanpak van drugscriminaliteit, drugsproductie en -handel. De aantrekkingskracht van Nederland op drugstoeristen is voor het kabinet wel een punt van zorg, waar langs verschillende wegen in wordt geïnvesteerd. Te noemen zijn de inzet van Joint Hit Teams in het zuiden van het land, het project BorderlineS, de rechterlijke toetsing van het Maastrichtse ingezetenencriterium en – zeer onlangs – de start van de pilot «Limburg trekt z’n grens».
Wat is het resultaat van het verzoek aan alle landen waar Nederlanders gedetineerd zitten een verdrag te sluiten? Welke landen hebben inmiddels gereageerd? Op welke wijze wordt de Kamer hiervan op de hoogte gehouden?
Met Brazilië zijn de ambtelijke onderhandelingen afgerond. Het is nu aan de parlementen van de landen om het verdrag goed te keuren. Met Peru zijn voorbereidingen getroffen voor onderhandelingen; dit land heeft een concepttekst ontvangen. Binnenkort zal in ieder geval aan de Dominicaanse Republiek en Cuba een tekstvoorstel voor een bilateraal verdrag worden toegezonden. Suriname is in een vergevorderd stadium van toetreding tot het Verdrag inzake Overbrenging van Gevonniste Personen van de Raad van Europa, enkele andere landen overwegen dit. Ik zal de Kamer over de resultaten schriftelijk informeren.
Maakt de lagere besteding aan kennis en expertise nog wat uit voor de kwaliteit van de onderzoeken van de Nederlands Forensisch Instituut (NFI)?
Het opdoen van kennis en expertise is uiteraard van essentieel belang voor de kwaliteit van de onderzoeken die het Nederlands Forensisch Instituut uitvoert. Het gaat daarbij niet alleen om de kennis bij het NFI zelf, maar ook om de noodzakelijke kennis en expertise die bij de ketenpartners aanwezig moet zijn. Hiervoor is structureel capaciteit aanwezig bij het NFI. Gezien de grote achterstanden bij het NFI is in 2008 echter tijdelijk gekozen om de beschikbare capaciteit voornamelijk in het zetten voor het afdoen van zaken.
Wat is de regering voornemens te doen om te zorgen dat er in de toekomst inderdaad het gewenste afhandelingspercentage van 85% wordt gehaald?
In de afspraken die ik met het NFI heb gemaakt zijn prikkels opgenomen die het NFI stimuleren het afgesproken pecercentage te realiseren. De belangrijkste prikkel is dat indien het NFI het percentage niet realiseert er een korting op het budget plaatsvindt. Daarnaast worden bij het NFI in het lopende jaar de operationele processen verder gestroomlijnd en de achterstanden, die de belangrijkse oorzaak vormden voor de lange levertijden, weggewerkt. Eén en ander heeft erin geresulteerd dat het percentage zaken dat op tijd is geleverd voor het eerst sinds jaren de afgelopen maanden weer boven de 85% is gekomen.
Waarom staat er bij het verschil in het aantal hit-rates voor het Centraal Informatiepunt Onderzoek en Telecommunicatie voor het jaar 2008 slechts 2% en niet 2–6%, wat overeenkomt met de gegeven cijfers?
Met de 2% heeft het CIOT het verschil aangegeven tussen de hit-rates zoals deze op het moment van rapportage (november 2008) bedroeg, namelijk 94%, en de geraamde hit-rate voor 2008 van 96%. De hit-rate varieerde in 2008 tussen de 88% in maart en juli en de 94% in november van 2008 (een verschil van 6%). Het verschil tussen de laagste hit-rate in 2008 (88%) en de raming (96%) bedroeg 8%.
Waarom is het aantal money-transfers dat met terugwerkende kracht is gemeld niet eerder gemeld?
De Nederlandse Bank (DNB) heeft in haar rol als toezichthouder op basis van subjectieve indicatoren over een bepaalde periode onderzoek gedaan bij een grote internationaal opererende financiële instelling met een Nederlandse hoofdzetel. Daarbij is een bepaald type transactie tegengekomen dat achteraf gezien gemeld had moeten worden op grond van de Wet MOT c.q. de WWFT. De DNB heeft toen een (bindende) aanbeveling richting de instelling gedaan ten aanzien van dit type transactie. Vervolgens heeft de betreffende instelling, op grond van het nu vastgestelde ongebruikelijke karakter van dit type transactie deze alsnog gemeld aan de FIU-Nederland. Dit verklaart het aantal money-transfers dat met terugwerkende kracht is gemeld en waarom deze melding niet eerder heeft plaatsgevonden.
Waarom heeft de regiopolitie de gestelde prestatienormen niet gehaald? Waarom is het aantal technische sepots gestegen? Wat is daarvan het effect op de criminaliteitscijfers?
Belangrijke factoren die vermoedelijk van invloed zijn geweest ten aanzien van de prestatienorm betreffen de daling van de criminaliteit (die ook blijkt uit de Integrale Veiligheidsmonitor 2008 en de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2008) en de omvangrijke personele capaciteit die gemoeid is met opleidingen in verband met de invoering van nieuwe geautomatiseerde registratiesystemen (Basisvoorziening Handhaving en Basisvoorziening Opsporing) bij de regiopolitie.
De stijging van het aantal technische sepots is vermoedelijk veroorzaakt doordat parketten minder zaken filteren bij de politie, maar de door de politie aangeboden zaken vaker eerst registreren en vervolgens beoordelen. Hiermee wordt meer recht gedaan aan de eigen verantwoordelijkheid die de politie heeft voor de kwaliteit van de in te zenden processen verbaal.
De omvang van de criminaliteit wordt gewoonlijk gemeten aan de hand van de door de politie geregistreerde misdrijven. Het aantal technische sepots heeft hierop geen enkele invloed.
Hoe is in de cijfers van de begroting voor de komende jaren rekening gehouden met de grote besparingen bij de politie?
Aan de korpsen is meegedeeld dat de bezuinigingen niet ten koste mogen gaan van de executieve taken. Daarom wordt geen (substantieel) effect verwacht van deze bezuinigingen op de justitiebegroting.
Hoe was het gesteld met in- en uitstroom van de grotere strafzaken?
Het Landelijk Coördinatiecentrum Megazaken (LCM) voert sinds 2004 namens de rechtbanken in overleg met het Openbaar Ministerie regie op de grote strafzaken in Nederland. Het gaat daarbij om zaken die 30 of meer zittingsuren meervoudige kamer vergen. Onderstaande tabel bevat de gegevens over het LCM.
2006 | 2007 | 2008 | |
---|---|---|---|
Nieuw aangemelde zaken | 59 | 78 | 80 |
Aantal zaken op zitting behandeld | 109 | 143 | 171 |
Hoeveel gemeenten hebben een aanspreekpunt voor nazorg aan volwassenen die uit detentie komen?
Er zijn op dit moment ongeveer 385 gemeenten met gemeentelijke contactpersonen nazorg.
Sinds wanneer is men bezig met het tot stand brengen van het Samenwerkingsmodel nazorg tussen Justitie en gemeenten? Is de verwachting nog steeds dat dit voor de zomer van 2009 zal worden vastgesteld? Wanneer zijn de resultaten hiervan te verwachten?
Het afgelopen jaar is gestart met het Samenwerkingsmodel nazorg. Over de inhoud van het samenwerkingsmodel bestaat overeenstemming. Formele bekrachtiging op bestuurlijk niveau wordt nog steeds voorzien voor de zomer. Het Samenwerkingsmodel wordt het komende jaar lokaal uitgewerkt en geïmplementeerd, waarbij verbreding naar maatschappelijke organisaties plaatsvindt. Het streven is dat het Samenwerkingsmodel ultimo 2010 is geïmplementeerd in alle PI’s en gemeenten. Het Samenwerkingsmodel wordt in de vorm van een handreiking nazorg voor de zomer verspreid onder penitentiaire inrichtingen en gemeenten.
Mogen de personen die aan de gedragsinterventies meedoen slechts een bepaald aantal keren hebben gerecidiveerd?
Nee, deelname aan een gedragsinterventie is niet afhankelijk van het aantal keren dat een persoon heeft gerecidiveerd. Het doel van gedragsinterventies is gedragsverandering om recidive te voorkomen en vormt een belangrijk onderdeel van de persoonsgerichte aanpak. Of een justitiabele tot de doelgroep behoort, wordt beoordeeld aan de hand van het diagnostiekinstrument Recidive Inschattings Schalen (RISc).
Hoeveel mensen onder de 30 jaar verblijven er momenteel in het buitenland in detentie en hoe verhoudt zich dit tot het totaal aantal in het buitenland gedetineerde mensen?
Volgens de opgave van Buitenlandse Zaken zijn er op peildatum 28 mei 2009 2624 personen met Nederlandse nationaliteit in het buitenland gedetineerd. Hiervan zijn 668 personen jonger dan 30 jaar.
Voor wat voor soort delicten zitten de Nederlandse gedetineerden in het buitenland vast?
78 procent van alle personen met Nederlandse nationaliteit die in het buitenland gedetineerd zijn zit vast in verband met een drugsdelict, zo blijkt mij uit informatie van mijn ambtsgenoot van Buitenlandse Zaken. Overige delicten betreffen onder andere diefstal, mensensmokkel, fraude of moord/doodslag.
Wat is op het gebied van detentie in het buitenland het effect van het gevoerde preventiebeleid om drugssmokkel tegen te gaan?
Graag verwijs ik naar het rapport «Vastgelopen in de vreemde» en de bespreking daarvan in uw Kamer op 1 oktober 2008. Nederland (Justitie) zet stevig in op de aanpak van de drugscriminaliteit. Dat heeft een preventief effect. Ook het rapport stelt expliciet dat de aanpak van de bolletjesslikkers en van de XTC-productie en -handel in dit opzicht vrucht afwerpt. Dit heeft ook effect op de omvang van de smokkel en de hoeveelheid drugskoeriers uit Nederland: het aantal aanhoudingen op Schiphol is aanzienlijk minder dan een aantal jaren geleden en ook het aantal Nederlanders in buitenlandse detentie stabiliseert zich na jarenlange stijging.
Vanaf wanneer zullen de wachtlijsten voor Tbs-passanten volledig zijn weggewerkt?
Alle inspanningen zijn erop gericht de wachttijd tot een minimum te beperken. Een wachttijd na afloop van de gevangenisstraf van vier maanden acht ik hierbij maximaal toelaatbaar. Eind 2009 zal de beschikbare Tbs-capaciteit vrijwel overeenkomen met het streefgetal in de begroting van 2009, namelijk 2099 plaatsen.
Hoeveel arbeid door gedetineerden is er verricht in de penitentiaire inrichtingen (PI’s)? Is dat meer of minder dan in de jaren daarvoor? Zijn hierover cijfers beschikbaar?
In het programma Modernisering Gevangeniswezen is als uitgangspunt gehanteerd dat in principe aan alle doelgroepen arbeid wordt aangeboden. Het aanbieden van arbeid is om verschillende redenen van belang. Het is een nuttige dagbesteding en het levert daarnaast een bijdrage aan het voorkomen van detentieschade en de voorbereiding op een succesvolle terugkeer in de samenleving. Op dit moment wordt zowel binnen de Huizen van Bewaring als binnen de gevangenissen aan ten minste 60 procent van alle gedetineerden arbeid aangeboden gedurende twintig uur per week.
Hoeveel onderwijs is er gegeven aan gedetineerden in de PI’s? Is dat meer of minder dan in de jaren daarvoor? Zijn hierover cijfers beschikbaar?
Hierover zijn geen exacte cijfers beschikbaar. In elke penitentiaire inrichting wordt onderwijs aangeboden. Onderwijs is een belangrijk onderdeel van het programma Modernisering Gevangeniswezen. Veel gedetineerden hebben te maken met onderwijsachterstanden. Aangezien het hebben van onderwijsachterstanden een criminogene factor kan zijn, is het gericht aanbieden van onderwijs van belang om de recidive terug te dringen. Uw Kamer wordt in de tweede voortgangsrapportage Modernisering Gevangeniswezen geïnformeerd over de uitgangspunten van het beleidsplan onderwijs. Per doelgroep wordt bepaald wat de mogelijkheden zijn voor het aanbod van onderwijs. Tevens wordt bekeken welke rol de ketenpartners hierbij kunnen spelen.
Wat zijn de kosten van het detentieconcept Lelystad in vergelijking tot de kosten van een normaal detentieconcept?
In de tweede evaluatie van de pilot Detentie Concept Lelystad is de kostprijs berekend (TK 24 587, nr. 332). Op basis van de realisatiecijfers over 2007 is een kostprijs berekend van € 137,82 per dag per detentieplaats. Deze kostprijs is 6,6 procent lager dan de normprijs die geldt voor een basisregime in een Huis van Bewaring.
In hoeverre heeft de bezettingsgraad intramurale capaciteit gevolgen gehad voor het personeel en financiën van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)? Hoe werkt dat uit in mogelijke bijstellingen van meerjarenramingen, mede als gevolg van het masterplan detentiecapaciteit?
In 2008 was er sprake van een dalende behoefte aan detentiecapaciteit. In personele zin is hiermee rekening gehouden. De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft daarom uiterste terughoudendheid betracht ten aanzien van het openstellen van vacatures. Op basis van outputfinancieringsregels (OPF) wordt de Dienst Justitiële Inrichtingen mede hier op afgerekend.
In het Masterplan Gevangeniswezen 2009–2014 is de behoefte aan capaciteit op basis van de prognosecijfers, de regionale toedeling van capaciteit en de personele component in een meerjarig perspectief in evenwicht gebracht. De komende jaren wordt een flexibel capaciteitsmanagement ingevoerd.
Waarom is de extramurale capaciteit voor penitentiaire programma’s en elektronische detentie achtergebleven bij de aantallen zoals begroot? Liggen hier beleidsmatige redenen aan ten grondslag? Zijn er plannen deze capaciteit structureel te verhogen? Welke redenen zijn hiervoor?
De doelgroep voor de extramurale capaciteit voor penitentiaire programma’s en elektronische detentie is afgenomen als gevolg van de afname van de totale capaciteitsbehoefte aan detentieplaatsen en de verminderde instroom aan strafzaken. Op dit moment volstaat de extramurale capaciteit voor penitentiaire programma’s en elektronische detentie en zijn er derhalve geen plannen deze capaciteit structureel te verhogen.
Hoeveel Tbs’ers wachten nog op de tenuitvoerlegging van de maatregel?
Op dit moment zijn er 68 Tbs-passanten.
Hoeveel personen zitten met een enkelband thuis?
Volgens de reclasseringsorganisaties zitten op dit moment 847 personen thuis met een enkelband.
Met hoeveel zaken zal naar verwachting het aantal taakstraffen afnemen als er voor geweldsdelicten, zedendelicten en dergelijke zware delicten geen taakstraffen meer mogen worden opgelegd?
In 2006 zijn 352 kale taakstraffen opgelegd bij schuldigverklaringen voor een ernstig gewelds- of zedendelict (zie tabel 3.1 van het rapport Moord, doodstraf, taakstraf dat op 26 juni 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is toegezonden (TK 31 200-VI, nr. 172)). Hoeveel minder kale taakstraffen zullen worden opgelegd wanneer er geen kale taakstraffen meer mogen worden opgelegd voor geweldsdelicten, zedendelicten en dergelijke zware delicten kan op voorhand niet worden gezegd. Dit hangt af van het aantal en type van de zaken die worden voorgelegd aan de rechter.
Waarom wordt bij de door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) afgedane zaken de boetevonnissen en transacties bekeken naar afdoening binnen één jaar en het aantal afgedane schadevergoedingsmaatregelen bekeken naar afdoening binnen drie jaar?
Dit houdt verband met de langere doorlooptijd van een schadevergoedingsregel, onder andere vanwege overeengekomen betalingsregelingen, voordat een zaak als volledig afgedaan kan worden geboekt.
Wat is daar de oorzaak van het feit dat de Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen vooralsnog beperkt is opgelegd?
In de begroting werd uitgegaan van 350 opgelegde gedragsmaatregelen in 2008. De praktijk leert dat de invoering van de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) meer tijd vergt dan verwacht. Dit hangt samen met de fase van implementatie. De kennis over de (on)mogelijkheden van de gedragsmaatregel is nog niet overal aanwezig, de interne processen en de samenwerking tussen de betrokken ketenpartners zijn zich nog aan het ontwikkelen.
Hoe is de onderbesteding van € 11,4 miljoen voor de aanpak van bestrijding jeugdcriminaliteit ontstaan? Om wat voor soort projecten en onderzoeken, die meer voorbereiding vergen, gaat het hier?
De onderbesteding van € 11,4 miljoen wordt verklaard doordat zowel de invoering van de Gedragsbeïnvloedende maatregel meer tijd vergde dan was voorzien waardoor er maar een beperkt aantal maatregelen zijn opgelegd, alsmede doordat bij het onderdeel Pij/nazorg de uitrol van de pilot ten behoeve van de vrijwillige nazorg aan Pij-jongeren meer tijd heeft gekost dan verwacht.
Hoe komt het dat de instroom bij de Raad voor Kinderbescherming in 2008 8 procent hoger was dan in 2007?
De hogere productie in 2008 bij Overig Civiel hangt samen met een toename van verlengings- en aanvullende verzoeken voor de beginseltoestemmingen adoptie. Een verlengingsverzoek is van toepassing indien de geldigheidstermijn van de beginseltoestemming dreigt af te lopen. Door de lange wachtlijst voor adoptiekinderen komt dit steeds vaker voor. Daarnaast vragen aspirant adoptief ouders vaker een aanvullend verzoek om alsnog in aanmerking te komen voor bijvoorbeeld een «special need» kind of meerdere kinderen.
Hoeveel gemeenten hebben een aanspreekpunt voor nazorg aan kinderen die uit de justitiële jeugdinrichtingen komen?
Bij de introductie (in september 2008) van de structuur voor nazorg aan jeugdigen die een verblijf op strafrechtelijke titel in een JJI achter de rug hebben, is aan alle gemeenten aangegeven dat ook voor het goede verloop van de nazorg aan jeugdigen een contactpersoon nodig zou zijn. Vanuit het ministerie van Justitie is uiteengezet dat er in eerste aanleg vanuit wordt gegaan, dat de gemeentelijke contactpersoon voor nazorg voor jeugdigen dezelfde zou zijn als de contactpersoon voor nazorg voor volwassenen. Gemeenten die een aparte contactpersoon voor nazorg voor jeugdigen wilden aanwijzen, is verzocht dit kenbaar te maken. Inmiddels hebben 385 gemeenten inmiddels een contactpersoon voor nazorg aan volwassenen. Daarnaast hebben 53 gemeenten een aparte contactpersoon voor nazorg voor jeugdigen. Dus in totaal werken 332 gemeenten met een contactpersoon die zowel het aanspreekpunt is voor nazorg voor volwassenen als voor jeugdigen.
Wat was de reden van het achterblijven van de gerealiseerde aantallen producten waardoor de legesopbrengsten tegenvielen?
Hiervoor is een drietal factoren aan te wijzen. Allereerst is het aantal ingediende naturalisatieverzoeken lager dan begroot. Ten tweede is in de IND-begroting voor de bepaling van de legesbaten het volledige aanbod aanvragen voor de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) meegenomen. Dit omvat ook de mvv-adviesprocedure. Met ingang van 2004 is de mvv-adviesprocedure evenwel geen juridische aanvraagprocedure meer, maar een adviesprocedure waarover geen leges zijn verschuldigd. Tot slot is in de IND-begroting geen rekening gehouden met vrijstelling van de legesheffing voor bepaalde groepen vreemdelingen zoals bijvoorbeeld slachtoffers van mensenhandel, niet-gepriviligeerd NAVO-personeel en (in bepaalde gevallen) vreemdelingen die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken. Ook kan het in de praktijk voorkomen dat in verband met het bepaalde in artikel 8 EVRM tot vrijstelling van het legesvereiste in individuele gevallen wordt overgegaan.
Kan het negatief eigen vermogen van € 25 miljoen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in 2007 uiteengezet en toegelicht worden?
Zoals in het jaarverslag over 2007 is opgenomen wordt het verlies voor het grootste deel veroorzaakt doordat de werkelijke kosten in 2007 door veranderde omstandigheden hoger waren dan de genormeerde kostprijzen uit 2005, waarop de begroting 2007 was gebaseerd. Hierdoor is een negatief saldo van baten en lasten gerealiseerd van € 25 miljoen. Conform de regelgeving is dit negatieve eigen vermogen bij voorjaarsnota aangevuld.
Hoe groot was de financiële meevaller als gevolg van de lagere instroom (13 400) dan voorzien vanaf de eerste suppletoire begroting?
Zoals uit het resultaat en de gerealiseerde kostprijzen over 2008 blijkt is er geen sprake van een financiële meevaller als gevolg van de lager gerealiseerde instroom. Over 2008 is een negatief resultaat behaald van € 32 miljoen en is de gerealiseerde kostprijs hoger dan begroot.
Wat was de gemiddelde verblijfsduur in de Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen in 2008?
Van de vreemdelingen die in 2008 in de Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen verbleven bedroeg de gemiddelde verblijfsduur ruim 30 dagen.
Wat waren de taken van de casemanagers bij de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V)? Om hoeveel personen ging het?
De DT&V kent de functie van casemanager niet. De functie waarop gedoeld wordt, betreft de functie van regievoerder. De regievoerder is verantwoordelijk voor de regie op het proces gericht op het vertrek van de vreemdeling. De regievoerder is het aanspreekpunt van de vreemdeling en de gemachtigde. Tevens is de regievoerder het aanspreekpunt voor de (keten)partners waarmee de DT&V samenwerkt. De regievoerder werkt persoonsgericht en levert maatwerk richting de vreemdeling. Per individuele vreemdeling wordt bekeken wat de mogelijkheden en voorwaarden zijn voor het vertrek uit Nederland. Door persoonlijk contact met de vreemdeling en overleg met de ketenpartners beoordeelt de regievoerder hoe het vertrek kan worden bewerkstelligd. De taken van een regievoerder zijn het voeren van vertrekgesprekken, het opstellen van een vertrekplan, het zorgdragen voor het aanvragen van een vervangend reisdocument (laissez passer), het voeren van vervolg- en eindgesprekken, het verstrekken van voortgangsinformatie aan de rechtbank en het onderhouden van contacten met ketenpartners, hulpverleningsorganisaties en advocatuur.
Bepaalde vreemdelingen hebben extra begeleiding nodig. Speciale regievoerders regisseren het vertrek van deze personen. Hierbij dient gedacht te worden aan vreemdelingen met criminele antecedenten, vreemdelingen die medische begeleiding nodig hebben en minderjarigen die in vreemdelingenbewaring zijn gesteld. In 2008 was het gemiddeld aantal fte regievoerders circa 190.
Kan de bijstelling van € 10,5 miljoen voor 5 500 extra asielverzoeken worden toegelicht? Kost elke aanmelding de IND ruim € 1 900?
De bijstelling van de asielinstroom met 5 500 verzoeken leidt tot een stijging van de te behandelen aanvragen. Hierdoor zijn meer medewerkers benodigd dan begroot. De bijstelling is geraamd tegen de destijds verwachte (variabele) meerkosten en geeft dus niet de kosten van elke aanmelding weer.
Kunnen de hoger uitgevallen productiekosten voor de behandeling van aanvragen regulier uiteengezet en toegelicht worden?
De stijging van de productiekosten voor de behandeling van aanvragen regulier komt tot uitdrukking is een hoger gerealiseerde kostprijs per aanvraag (€ 680) dan begroot (€ 497). De stijging van de kostprijs wordt verklaard doordat de gemiddelde tijdsbesteding voor het afhandelen van een aanvraag regulier in 2008 hoger is dan voorzien bij de vaststelling van de kostprijzen in 2005. Daarnaast is de verdere inrichting van de afsprakenlijn/IND loketten een belangrijke oorzaak voor de stijging van de kostprijs. In 2007 was nog sprake van een opbouwfase; in 2008 waren de loketten volledig operationeel.
Kan de € 8 miljoen extra productiekosten asiel worden toegelicht?
De stijging van de productiekosten asiel wordt veroorzaakt doordat de gemiddelde tijdsbesteding voor het afhandelen van de instroom asiel in 2008 hoger lag dan voorzien bij de vaststelling van de kostprijzen in 2005. De kostprijs asiel is opgebouwd uit producten met verschillende behandelingstijden. De daling van het aandeel zaken die in het Aanmeldcentrum konden worden beslist, heeft de gerealiseerde kostprijs negatief beïnvloed. Door een toename van de instroom zijn nieuwe medewerkers aangetrokken. Door opleidingen en ondersteuning aan deze medewerkers is de productiviteit van asiel tijdelijk verder gedaald.
Kunnen de hoger uitgevallen kosten voor de opvang van asielzoekers uiteengezet en toegelicht worden?
Het merendeel van de kosten, ruim € 82 miljoen, is gerelateerd aan de hogere bezetting. Deze is met name het gevolg van de hoger dan in de begroting van 2008 geraamde asielinstroom. De kosten van loon- en prijsontwikkelingen bedroegen € 7 miljoen. Daarnaast is in verband met langere verblijf het voorzieningenniveau in de Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen (TNV) opgehoogd. De kosten hiervan bedroegen ruim € 6 miljoen.
Kan de langere verblijfsduur in en de hogere kosten voor de Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen uiteengezet en toegelicht worden?
De asielinstroom is in 2008 hoger dan begroot. De asielinstroom is daarbij sterker gestegen dan de verwerkingscapaciteit van de IND. Dit ondanks ingebruikname van het aanmeldcentrum in Zevenaar en de vergroting van verwerkingcapaciteit van de overige aanmeldcentra. De verblijfstijd in de Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen (TNV) is daardoor opgelopen. Door de langere verblijfstijd in de TNV was het noodzakelijk om voorzieningen op het gebied van met name de jeugdgezondheidszorg (vaccinatieprogramma’s) en het onderwijs aan leerplichtige kinderen te verhogen en om de programma’s en verstrekkingen op de TNV aan te passen aan het langere verblijf. De kosten voor deze uitbreiding bedragen ruim € 6 miljoen.
Waarom zijn de loon- en prijsbijstellingen afzonderlijk onder doelstelling 15.2 en 15.3 doorberekend?
Op beide doelstellingen worden uitgaven verantwoord die als prijs- en loongevoelig zijn aangemerkt. Voor doelstelling 15.2 betreft dat onder andere de bijdrage aan het COA en voor 15.3 onder andere de uitgaven van de Dienst Terugkeer en Vertrek.
In welke begroting en welk artikel zijn de € 100 miljoen extra ODA-ontvangsten gevonden?
Dit bedrag is gefinancierd ten laste van de voor ontwikkelingshulp in Nederland geoormerkte gelden als onderdeel van de totaal voor ODA beschikbare middelen binnen de Rijksbegroting.
Wat zijn de maatregelen worden genomen om de klanttevredenheid over de IND verder te verbeteren? Wat zijn de doelstellingen ten aanzien van het aantal klachten en de klanttevredenheid over de IND?
Om de klanttevredenheid te verbeteren zijn de volgende maatregelen in gang gezet: a) dienstverlening is een vast onderdeel van de interne opleidingen van de IND-medewerkers; b) er zijn maatregelen genomen ter verbetering van de dienstverlening onder andere bij de IND-loketten en aan de IND-informatielijn. Er vindt regelmatig een meting plaats naar de effecten hiervan op de dienstverlening; c) modern migratiebeleid stelt de IND in staat selectieve doelgroepen te benaderen met voor elk van deze doelgroep opgestelde regels waarbij informatie en een aanvraagformulier op maat kan worden aangeboden aan mensen die naar Nederland willen komen (met name in het kader van arbeid, studie en wonen).
Het streven is om het aantal klachten te beperken tot 2 procent van het aantal in behandeling zijnde procedures. In 2007 en 2008 is deze doelstelling ruimschoots gehaald. Teneinde het aantal klachten nog verder terug te brengen, is een aantal maatregelen getroffen. Onder andere wordt de aanvrager zoveel als mogelijk bij het indienen van de aanvraag geïnformeerd over de duur van de procedure. Voorts zijn maatregelen getroffen gericht op het vergroten van het «leereffect» van klachten en daarnaast wordt structureel bij klagers nagevraagd wat hun oordeel was over de klachtbehandeling. De Nationale Ombudsman constateert in zijn jaarverslag 2008 dat de IND: «een goed voorbeeld is van een lerende organisatie, die zich heeft ontwikkeld van een in zichzelf gekeerde en naar binnen gerichte naar een dienstverlenende, naar buiten gerichte overheidsinstantie».
Hoe lang duurt het gemiddeld voordat het Bureau Medische Advisering (BMA) in zaken waar medisch advies gevraagd is, advies uitbrengt?
Bij reguliere aanvragen bedraagt de doorlooptijd van een BMA-advies ongeveer 13 weken.
Zijn er zaken, waarin het BMA advies heeft uitgebracht, maar de IND vervolgens te lang wacht met besluiten waardoor er weer een nieuw BMA-advies moet worden gevraagd? Zo ja, hoeveel zaken? Wat zijn de oorzaken van deze procedurevertraging bij de IND?
Soms treedt inderdaad procedurevertraging op. Dit kan onder andere worden veroorzaakt doordat er sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die na het uitbrengen van het BMA-advies naar voren komen of dat er reden is voor het stellen van aanvullende vragen aan BMA. Hierover zijn geen cijfers beschikbaar.
Wanneer zijn de resultaten van de pilots in het kader van het project «Invoering verbeterde Asielprocedure» bekend?
Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd in de tweede helft van 2009.
Hoeveel procedures lopen er nog van asielzoekers die aanbod hebben gekregen om in aanmerking te komen voor de pardonregeling?
Eind april 2009 stonden er nog circa 980 procedures open voor vreemdelingen die beoordeeld worden in het kader van de Regeling Afwikkeling Nalatenschap oude vreemdelingenwet. Het gaat hierbij in circa 420 gevallen om vreemdelingen die reeds een aanbod hebben ontvangen en waar gewacht wordt op retourbericht van de vreemdeling. In circa 560 gevallen gaat het om zaken waarin nog een eerste beoordeling dient plaats te vinden.
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de experimenten met het combineren van de processen in de aanmeldcentra en de onderzoekscentra?
Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd in de tweede helft van 2009.
Hoeveel van de circa 6 000 personen die op grond van contra-indicaties niet in aanmerking zijn gekomen voor een verblijfsvergunning zijn aantoonbaar uit Nederland vertrokken?
In totaal heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) circa 5500 overdrachtsdossiers van afvallers van de Regeling ontvangen van de IND. Ruim 2 700 vreemdelingen zijn vertrokken zonder dat is vastgesteld dat zij Nederland daadwerkelijk hebben verlaten. Circa 75 procent hiervan betreft vreemdelingen waarmee de DT&V niet in gesprek kon gaan omdat ze voor of kort na de overdracht niet meer in zicht waren van de overheid. Thans hebben circa 560 vreemdelingen Nederland aantoonbaar verlaten. Tevens hebben ongeveer 650 vreemdelingen alsnog een verblijfsvergunning gekregen en meer dan 200 vreemdelingen zijn op een andere wijze de caseload van de DT&V uitgestroomd. Het merendeel betreft hier nieuwe toelatingsprocedures. Ruim 1 400 zaken zijn nog in behandeling bij de DT&V.
Hoeveel van de circa 6 000 personen die op grond van contra-indicaties niet in aanmerking zijn gekomen voor een verblijfsvergunning verblijven momenteel in (deels) door de overheid (rijk, provincie of gemeente) gesubsidieerde woningen?
Als uitgangspunt geldt dat vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven, geen recht hebben op opvang van rijkswege. De rijksoverheid heeft geen zicht op eventueel door lokale overheid verleende hulp of opvang.
Wat is de globaal de samenstelling naar herkomst van de groep uitgenodigde vluchtelingen?
In de afgelopen jaren heeft Nederland overwegend vluchtelingen uit Burundi, DR Congo, Eritrea, Ethiopië, Irak en Myanmar (Birma) uitgenodigd.
Zijn er plannen om de groep uitgenodigde vluchtelingen uit te breiden?
Nederland ziet graag een uitbreiding van de deelname van zo veel mogelijk Europese lidstaten aan wereldwijde hervestiging en omarmt de komst van een Europees hervestigingsprogramma waar lidstaten van de EU zich bij kunnen aansluiten. Deelname van meer Lidstaten zal leiden tot een grotere burdensharing wereldwijd. Daarom heeft Nederland zich in 2008 ingezet om meer landen ertoe te bewegen hervestigingspartner van de UNHCR te worden.
Het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (European Asylum Support Office, EASO) kan voor de Lidstaten een praktische hulp zijn bij hervestiging en kan een coördinerende rol hierin spelen. Vooruitlopend op het Europese hervestigingsprogramma en de oprichting van het asielagentschap hebben de EU-landen al besloten om samen 10 000 Iraakse vluchtelingen op te nemen. Daarvan is nu de helft al toegezegd door EU-landen. Nederland zal jaarlijks tachtig à honderd Irakese vluchtelingen opnemen als onderdeel van het Nederlandse quotum. Aangezien ik inzet op meer EU-deelname in hervestiging, zie ik op dit moment geen aanleiding om het door mij vastgestelde quotum van 2000 personen in de periode van 2008–2011 – gemiddeld 500 per jaar – te herzien.
Vinden er op dit moment in het kader van de Dublinclaim uitzettingen naar Griekenland plaats?
Er vinden overdrachten aan Griekenland plaats op grond van de Dublinverordening. Na eerdere negatieve uitspraken van rechtbanken heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deze overdrachten toelaatbaar geacht (ABRvS nr. 200806716/1). Met Griekenland zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop de overdrachten plaatsvinden.
Hoeveel overdrachten van asielzoekers zijn er in het kader van de Dublinverordening in 2008 geweest van Nederland naar Griekenland?
In 2008 zijn circa 15 vreemdelingen in het kader van de Dublin-verordening overgedragen aan Griekenland. Als gevolg van eerdere genoemde negatieve uitspraken van rechtbanken wordt een opgelopen achterstand van over te dragen zaken in de komende periode afgewikkeld.
Hoeveel Dublinclaims zijn er door andere landen EU-lidstaten op Nederland gelegd?
In 2008 is ongeveer 1 100 maal door een andere lidstaat om overname op grond van het Verdrag van Dublin verzocht en zijn ongeveer 760 claims van andere lidstaten gehonoreerd. In de eerste vier maanden van 2009 zijn er ongeveer 430 claims door andere lidstaten ingediend en zijn er ongeveer 180 claims gehonoreerd.
Wat zijn de belangrijkste aspecten van het Nederlandse vreemdelingenbeleid die de regering in een gemeenschappelijk Europees asielbeleid absoluut wil behouden?
Nederland is de tweede fase van harmonisatie van het asielbeleid gestart met 27 lidstaten. Harmonisatie zal tot gevolg hebben dat we soms – net als andere lidstaten – aanpassingen van wet- en regelgeving zullen moeten accepteren, zeker nu voor het gehele asielterrein co-decisie en gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming geldt. Ik acht enige aanpassing van de Nederlandse wet- en regelgeving alleszins gerechtvaardigd als hiermee het einddoel van een effectief, rechtvaardig en geharmoniseerd Europees asielbeleid wordt bereikt. De asielsystemen van de lidstaten dienen zich zodanig tot elkaar te verhouden, dat in alle lidstaten een persoon die internationale bescherming behoeft, eenzelfde uitkomst krijgt, positief óf negatief. Zij van wie na een snelle en zorgvuldige procedure is gebleken dat zij geen bescherming behoeven, dienen terug te keren naar hun land van herkomst. (zie ook TK 22 112, nr. 669 en TK 23 490, nr. 557).
In de kabinetsreactie van 11 september 2007 op het Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielsysteem ( TK 22 112, 23 490, nr. 562) is meer specifiek ingegaan op de Nederlandse inzet bij de totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees asielsysteem. Eenvoud, rechtvaardigheid, snelheid en effectiviteit van procedures zijn hierin centrale begrippen. Nederland acht onder meer van belang, zoals in genoemde reactie op het Groenboek wordt beschreven, dat toegang tot de asielprocedure gegarandeerd is, rechtsbijstand zo vroeg mogelijk in de procedure beschikbaar is, er opvang wordt verleend gedurende de procedure en dat er in ieder geval één rechterlijke nationale instantie een inhoudelijke uitspraak kan doen over de asielaanvraag.
Waarom is het aantal aanvragen Machtiging Voorlopig Verblijf (MVV) hoger uitgevallen door de grote aantallen nareizende gezinsleden uit Somalië en Irak, terwijl het aantal gezinsvormingen en -herenigingen lager is uitgevallen dan verwacht?
Het aantal aanvragen MVV van nareizende gezinsleden met de Irakese en Somalische nationaliteit is in 2008 sterk gestegen ten opzichte van 2007. Door de verhoogde asielinstroom stijgt logischerwijs ook het aantal nareizende gezinsleden. Aangezien het gaat om gezinsleden van een houder van een asielvergunning, volgt op hun inreis in Nederland een asielprocedure. Het aantal aanvragen MVV van nareizende gezinsleden heeft derhalve geen direct effect op het aantal aanvragen om een verblijfsvergunning regulier (VVR). Verder is het aantal aanvragen VVR op grond van gezinsvorming enhereniging niet lager uitgevallen dan verwacht. In 2008 waren in deze categorie 14 175 aanvragen eerste aanleg VVR gezinshereniging/-vorming begroot, terwijl de realisatie 22 000 aanvragen bedroeg.
In hoeveel gevallen van de 450 uitgevoerde fraudeonderzoeken bleek sprake te zijn van fraude?
In 2008 zijn er omstreeks 150 nieuwe fraudeonderzoeken gestart en zijn er circa 300 fraudeonderzoeken afgerond. In ongeveer 30 gevallen is hetgeen in het fraudeonderzoek naar voren kwam aanleiding geweest om het Nederlanderschap van betrokkene in te trekken.
Waarom zijn de kosten per bezette opvangplaats meer dan € 2000 hoger uitgevallen dan verwacht?
Bij de begroting 2008 is uitgegaan van het prijsniveau van 2007, bij de realisatie is rekening gehouden met het prijsniveau van 2008. Daarnaast veranderde de samenstelling van de populatie, zowel door de hogere instroom als door de uitstroom van de reeds langdurig in de opvang verblijvende gepardonneerden, waardoor de kosten van tolken toenamen. Tevens hebben er correctieboekingen plaatsgevonden.
Waarom heeft u de gemiddelde bezetting van opgevangen ex-alleenstaande minderjarige vreemdeling (AMV’s) niet teruggebracht naar 0?
Mede in het licht van de uitvoering van de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet is ervoor gekozen niet de leefgelden van alle ex-AMV’s voor eind 2008 te beëindigen. Inmiddels betreft de restgroep nog enkele tientallen ex-AMV’s, circa 2 procent van de oorspronkelijke doelgroep in 2005.
Waarom is de bezetting statushouders twee keer zo hoog als verwacht?
De hogere bezetting van statushouders in de opvang is gerelateerd aan de asielinstroom die hoger was dan geraamd. Een aanmerkelijk deel van de instroom bestond uit vreemdelingen uit Irak en Somalië, die tot het moment dat het beleid voor deze groepen werd aangepast, op basis van het categoriaal beschermingsbeleid een verblijfsvergunning kregen. De uitplaatsing van deze statushouders naast de personen die op basis van de Pardonregeling een vergunning kregen vergde dus een grotere inspanning dan verwacht.
Wat zijn de maatregelen die zijn genomen om de verblijfsruimten van gezinnen met kinderen die in bewaring zijn genomen kindvriendelijker te maken?
Gezinnen met kinderen die, in beginsel voor de maximale duur van twee weken, in vreemdelingenbewaring worden gesteld worden geplaatst in het Uitzetcentrum Rotterdam. Reeds voor het huidige kabinet aantrad zijn buiten de inrichtingsmuren (wel binnen de hekken van het centrum) twee kleine chalets geplaatst waar allerlei activiteiten voor de kinderen tot 12 jaar plaatsvinden. Verder is daar een trapveldje en een kleine kinderspeelplaats. De cellen/kamers zijn zo ingericht dat twee meerpersoonskamers geschakeld zijn door middel van een tussendeur. Daarmee hebben gezinnen de beschikking over 2 slaapvertrekken met continue toegang tot de kinderen, met voor elke cel/kamer een douche en toilet. Gedurende het dagprogramma kunnen zij zich vrij over de afdeling bewegen inclusief toegang tot de recreatiezaal en de luchtplaats.
Onder het huidige kabinet zijn in de afdeling waar gezinnen met kinderen kunnen verblijven verschillende aanpassingen aangebracht om de kindvriendelijkheid verder te vergroten. De recreatieruimte op de afdeling heeft meer een huiskameruitstraling gekregen. Er is vloerbedekking gelegd en er zijn banken neergezet. Het Tl-licht is vervangen door schemerlampen en indirect licht. Er is een grote gezelschapstafel neergezet. Verder zijn er bloemen geplaatst. Ook het binnenrecreatieterrein (tussen de afdelingen) is aangepast. De vloer is groen geschilderd, de grijze golfplaten van de cellen zijn in primaire kleuren geschilderd, en er is andere verlichting. In de kinderkamer is andere vloerbedekking gekomen. Muren zijn geschilderd, er is dimlicht in plaats van Tl-verlichting en er is meer speelgoed aangeschaft. Op de kamers is één wand per kamer in een rustgevende kleur geschilderd. Er zijn langere en donkere gordijnen opgehangen, hetgeen een rustgevend effect heeft. De stoelen zijn vervangen door gekleurde exemplaren. Aan de binnenkant van de kamerdeuren is schoolbordkrijt aangebracht, zodat kinderen erop kunnen tekenen. De servicedeuren in de gang zijn ook geverfd en zijn voorzien van stickers. In de gang hangen knutselwerkjes van de kinderen.
Hoeveel gevallen van criminele vreemdelingen in 2008 zijn bij de regering bekend? Welk deel daarvan is terecht gekomen in de caseload van DT&V? En welk deel van alle criminele vreemdelingen in 2008 is aantoonbaar uit Nederland vertrokken?
Het is niet mogelijk de informatie over het aantal criminele vreemdelingen in 2008 te genereren. Deze informatie wordt thans nog op verschillende manieren in de diverse registratiesystemen van diensten opgenomen. Er lopen op dit moment meerdere projecten die onder andere als doel hebben deze informatie in de toekomst wel beschikbaar te hebben.
Indien een vreemdeling strafrechtelijk wordt vervolgd, is veroordeeld en geen rechtmatig verblijf in Nederland (meer) heeft, vindt overdracht plaats aan DT&V. De vreemdeling wordt in dat geval als Vreemdeling in de Strafrechtketen (VRIS) behandeld. In 2008 heeft circa 70 procent van de VRIS-vreemdelingen die tot de caseload van de DT&V behoorden en uitgestroomd zijn, Nederland aantoonbaar verlaten.
Welk percentage van in vreemdelingenbewaring genomen vreemdelingen is zonder uitzetting weer in vrijheid gesteld?
De opheffing van vreemdelingenbewaring kan geschieden op last van de rechterlijke macht, door de vreemdelingenpolitie op verzoek van de DT&V en uiteraard bij het vrijwillig of gedwongen vertrek van de vreemdeling uit Nederland. In 2008 is vanuit vreemdelingenbewaring, die behoorden tot de caseload van de DT&V, circa 55 procent aantoonbaar uit Nederland vertrokken en circa 45 procent niet aantoonbaar.
Waarom is het aandeel «niet aantoonbaar vertrek» toegenomen van 51% in 2007 naar 63% in 2008? Wat betekent dit voor het realiseren van beleidsdoelstelling 71? Wat wordt ondernomen om deze ongewenste vorm van vertrek terug te dringen?
Zowel het gerealiseerde aantoonbaar vertrek als het totale vertrek liggen boven het in de begroting 2008 geraamde aantal.
Het aandeel aantoonbaar vertrek in totaal vertrek is afgenomen onder meer vanwege het navolgende. Er zijn minder mensen direct gedwongen vertrokken, omdat in 2008 eenzijdig door Duitsland een onvoorziene beëindiging van afspraken is doorgevoerd, waardoor minder personen vanuit Mobiel Toezicht Vreemdelingen controles direct verwijderd zijn naar Duitsland. Daarnaast is in 2008 een lager aantal vreemdelingen de toegang geweigerd, die normaliter direct het Nederlands grondgebied kunnen verlaten. De stijging van het aandeel niet-aantoonbare vertrekken wordt voor een deel veroorzaakt door het grote aantal Chinezen dat in april 2008 – kort na aanmelding voor asiel – heeft besloten zelfstandig de geboden opvang te verlaten. Daarnaast heeft een aanzienlijk aantal vreemdelingen die niet in aanmerking kwamen voor de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet al vóór het eerste contact met de DT&V de woonruimte zelfstandig verlaten. Bij brief van 14 april jl. (TK 19 637, nr. 1263) hebben wij een groot aantal maatregelen aangekondigd om de terugkeer effectiever te maken.
Aan hoeveel internationale opsporingsteams heeft Nederland deelgenomen?
Er wordt op velerlei manieren samengewerkt met andere landen, middels intensieve rechtshulp, parallel onderzoek of een gemeenschappelijk onderzoeksteam. Wat betreft de inzet van gemeenschappelijke onderzoeksteams: In 2008 zijn bijvoorbeeld twee teams, gericht op mensenhandel en harddrugs, gestart in Duitsland en België.
In hoeveel strafzaken heeft Nederland samengewerkt met andere landen?
In alle strafzaken met een grensoverschrijdend karakter wordt internationaal samengewerkt. Exacte aantal strafzaken zijn niet bekend aangezien dit niet wordt geregistreerd.
Kan de € 454 miljoen aangegane verplichtingen op artikel nr. 15 die nog niet tot uitgaven hebben geleid worden toegelicht en verklaard?
Het betreft hier voornamelijk de in 2008 vastgelegde verplichting voor de in 2009 aan het COA te verstrekken bijdrage. Conform de comptabele regelgeving is deze verplichting vastgelegd op het moment dat de subsidiebeschikking getekend is, dus in 2008.
Waarom is de daadwerkelijke gemiddelde kostprijs voor asiel ruim twee keer zo hoog uitgevallen als verwacht?
De stijging van de productiekosten asiel wordt veroorzaakt doordat de gemiddelde tijdsbesteding voor het afhandelen van de instroom asiel in 2008 hoger lag dan voorzien bij de vaststelling van de kostprijzen in 2005. De kostprijs asiel is opgebouwd uit producten met verschillende behandelingstijden. De daling van het aandeel zaken die in het Aanmeldcentrum konden worden beslist, heeft de gerealiseerde kostprijs negatief beïnvloed. Door een toename van de instroom zijn nieuwe medewerkers aangetrokken. Door opleidingen en ondersteuning aan deze medewerkers is de productiviteit van asiel tijdelijk verder gedaald.
Waarom is de daadwerkelijke gemiddelde kostprijs voor regulier bijna 40% hoger uitgevallen dan begroot?
De stijging van de productiekosten voor de behandeling van aanvragen regulier komt tot uitdrukking in een hoger gerealiseerde kostprijs per aanvraag (€ 680) dan begroot (€ 497). De stijging van de kostprijs wordt verklaard doordat de gemiddelde tijdsbesteding voor het afhandelen van een aanvraag regulier in 2008 hoger is dan voorzien bij de vaststelling van de kostprijzen in 2005. Daarnaast is de verdere inrichting van de afsprakenlijn/IND loketten een belangrijke oorzaak voor de stijging van de kostprijs. In 2007 was nog sprake van een opbouwfase; in 2008 waren de loketten volledig operationeel.
Welk deel van de hoger uitgevallen kosten voor asiel is veroorzaakt door een hogere gemiddelde tijdsbesteding voor het afhandelen van aanvragen, welk deel door gedaalde productiviteit wegens nieuwe medewerkers, welk deel door de kostenstijging van de staven en de ondersteunende directies en welk deel door andere oorzaken?
De stijging van circa € 4 000 van de gerealiseerde kostprijs ten opzichte van de begroting is als volgt te verdelen:
– stijging van de gemiddelde tijdsbesteding per product (NB): + € 2 600 per aanvraag
– kostenstijging van staven en ondersteuning: + € 800 per aanvraag
– stijging personele lasten (loonbijstelling): + € 600 per aanvraag
NB.: het effect van de inzet van nieuwe medewerkers is niet afzonderlijk vast te stellen.
Hoeveel personeel was er op 1 januari 2008 in dienst bij DJI? En op 31 december 2008? Hoeveel fte vervullen zij daarmee?
Op 1 januari 2008 was de ambtelijke personele bezetting voor DJI totaal 19 068 personen. Dit betrof 18 012 fte’s . De ambtelijke personele bezetting op 31 december 2008 was voor DJI totaal 19 027 personen. Dit betrof 17 976 fte’s.
Hoeveel personeel bij DJI was in 2008 niet in dienst van DJI, maar extern ingehuurd? In welke functies zijn zij vooral te vinden? Welke keuzes liggen er aan ten grondslag om al dan niet personeel extern in te huren?
In 2008 werden circa 700 externen ingehuurd door DJI (exclusief de inhuur van particulier beveiligingspersoneel). De belangrijkste functiecategorieën bij deze inzet zijn automatisering, organisatieadvies, medisch personeel en uitzendkrachten in het kader van brandveiligheid en bedrijfshulpverlening. Bij de keuze om personeel extern in te huren spelen vooral een rol:
– de tijdelijkheid van de werkzaamheden (bijvoorbeeld bij cursussen Bedrijfshulpverlening en vervanging bij ziekte),
– een flexibele inzet van personeel en
– de afwezigheid van specifieke deskundigheid binnen DJI (bijvoorbeeld bij automatisering en juridisch advies).
Op welke wijze wordt de inzet van de shared service centra voor de rijksinstellingen verrekend en hoe wordt toezicht gehouden op de geleverde kwaliteit en ondersteuning, bijvoorbeeld bij de contracten rond inkoop forensische zorg?
Binnen DJI worden de diensten die de shared service centra (SSC’s) verrichten voor de rijksinstellingen verrekend via tarieven op basis van de gemaakte kosten. Het hoofdkantoor houdt toezicht op de geleverde kwaliteit en ondersteuning door de SSC’s. Inkoop van forensische zorg vindt niet plaats door de shared service centra, maar door de Directie Forensische Zorg van DJI.
Wat voor een doel hebben de door de DJI gehuurde panden van de Rijksgebouwendienst (RGD), die ze willen afstoten?
Het gaat om penitentiaire inrichtingen.
Zijn de aan het NFI toegekende middelen voldoende gebleken of wordt de kwaliteitsimpuls vertraagd door het budget?
De door het NFI opgestarte projecten om de kwaliteit verder te verbeteren lopen op schema en worden niet vertraagd door onvoldoende middelen.
Waarom is de inhuur van externen hoger uitgevallen, terwijl de nota Externe inhuur stelt dat de in het Coalitieakkoord afgesproken vermindering van het aantal rijksambtenaren niet moet worden ingevuld met inhuur van externen en het kabinetsdoelstelling is dat de uitgaven aan externe inhuur niet hoger worden dan in 2007 en waar mogelijk moeten afnemen? Wat zijn hier de beleidsmatige overwegingen bij?
De inhuur van externen is niet per definitie een slechte zaak. Er wordt bij de overweging om al dan niet over te gaan tot inhuur van externen een toetsingskader gebruikt. Daarbij wordt bezien of de externe inhuur noodzakelijk is voor de voortgang van processen. Adviseurs worden met name ingehuurd vanwege specialistische kennis, voor het tijdelijk opvangen van vacatures en voor het opvangen van piekbelastingen bij uitvoeringsdiensten. Doorgaans is voor deze doeleinden, waaraan het overgrote deel van de uitgaven aan externen worden besteed, geen alternatief voor handen. Het uitgangspunt daarbij is doelmatigheid en effectiviteit. De groei van de uitgaven voor externe inhuur hoeft dan ook zeker niet samen te hangen met de formatietaakstelling van het kabinet.
Wat wordt ondernomen naar aanleiding van het gegeven het gegeven dat de Algemene Rekenkamer in het nawoord in het rapport bij het jaarverslag 2008 blijft bij het standpunt dat grote bedragen ten onrechte op de kostensoort «overige inhuur externen» worden geboekt?
Bij Justitie komt geen post «overige inhuur externen» voor. Ik veronderstel dat u doelt op de kostensoort «overige deskundigen». Deze laatst genoemde kostensoort wordt alleen gebruikt in het geval de kosten niet aan specifieke kostensoorten voor externe inhuur kunnen worden toegerekend. Binnen Justitie is extra aandacht gevraagd voor het juist verantwoorden van de kosten van externe inhuur. In 2009 zijn de kostensoorten voor externe inhuur uitgebreid zodat de post «overige deskundigen» minder gebruikt hoeft te worden.
Kan de tabel op pagina 157 nader worden gespecificeerd met aantal fte’s per onderdeel? Zo nee, waarom niet?
Het is niet mogelijk om de hier gepresenteerde cijfers om te zetten in aantallen fte’s.
In het algemeen geldt dat de grote meerderheid van de ingehuurde werknemers kort of zeer kort of in een beperkt deel van de week actief zijn. Een registratie van extern ingehuurd personeel dat tijdelijk taken voor Justitie heeft verricht vindt niet plaats. Daarnaast zijn de gemaakte kosten aan externe inhuur ook vaak gericht op een product, waarbij dus niet het aantal ingezette mensen vastligt maar het op te leveren product. Een deel van de kosten tenslotte betreft geen directe personele kosten maar materiële kosten. Het is daarom niet alleen niet goed mogelijk maar ook weinig zinvol om de in de bijlage gepresenteerde cijfers om te zetten in aantallen fte’s.
Kan de tabel op pagina 157 worden uitgesplitst naar bestuursdepartement en baten-lastendiensten? Zo nee, waarom niet?
Ministerie van Justitie | GVKA | Baten-lastendiensten |
---|---|---|
Verslagjaar: 2008 | ||
Uitgaven in 2008 (in € x 1000) | ||
Programma- en apparaatskosten | ||
1. Interim-management | 8 023 | 16 746 |
2. Organisatie- en Formatieadvies | 15 721 | 19 049 |
3. Beleidsadvies | 2 916 | – |
4. Communicatieadvisering | 181 | – |
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) | 26 842 | 35 795 |
5. Juridisch advies | 3 776 | 4 850 |
6. Advisering opdrachtgevers automatisering | 38 040 | 40 376 |
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie | 2 358 | 563 |
Beleidsondersteunend (som 5 t/m 7) | 44 174 | 45 789 |
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) | 37 683 | 129 356 |
Ondersteuning bedrijfsvoering (som 8) | 37 683 | 129 356 |
Totaal uitgaven inhuur externen | 108 699 | 210 939 |
Zie de bovenstaande tabel: Onder bestuursdepartement wordt hier verstaan het totaal aan GVKA*-diensten, oftewel het Bestuursdepartement inclusief diensten als de Dienst Terugkeer en Vertrek, de Raden voor de Kinderbescherming, de Inspectie voor Sanctietoepassing en bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie.
* Geïntegreerde Verplichtingen-Kasadministratie
Wat zouden de cijfers zijn exclusief baten-lastendiensten?
Zie het antwoord op vraag 133. De cijfers exclusief de baten-lastendiensten zijn in dat geval gelijk aan de cijfers als weergegeven in de kolom «GVKA» (Geïntegreerde Verplichtingen – KasAdministratie).
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Roemer (SP), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (CU) en Heemelaar (GL).
Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Smeets (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Leijten (SP), Ulenbelt (SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Karabulut (SP), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (CU) en Halsema (GL).