Vastgesteld 5 juni 2009
De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1 heeft de navolgende vragen over het Jaarverslag van Koninkrijksrelaties 2008 (IV) (31 924 IV, nr. 1) aan de regering voorgelegd.
De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2009.
De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
Hoeveel corruptiezaken heeft u in 2008 gemeld bij het Openbaar Ministerie van respectievelijk de Nederlandse Antillen en Aruba?
In 2008 heb ik de initiatiefnota van het lid Brinkman «De Antillen...Maffia binnen het Koninkrijk?» doorgezonden naar het Antilliaanse Openbaar Ministerie.
Hoeveel corruptiezaken hebben de Openbaar Ministeries van de Nederlandse Antillen en Aruba in 2008 behandeld?
De beslissing tot het instellen van een onderzoek en zonodig vervolging alsmede de berechting van corruptiezaken betreffen een autonome Antilliaanse aangelegenheid. Ik beschik daarom niet over de door u gevraagde cijfers.
Hoeveel veroordelingen inzake corruptie zijn er in 2008 op de Nederlandse Antillen en Aruba uitgesproken?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoeveel voor corruptie veroordeelden, in eerste aanleg dan wel in hoger beroep, waren er in 2008 in – al dan niet actieve – overheidsdienst, op de Nederlandse Antillen en Aruba?
Alhoewel ik bekend ben met enige individuele gevallen, beschik ik niet over een totaal overzicht van de door u gevraagde gegevens.
Kunt u een helder en overzichtelijk overzicht geven van de kosten over 2008 van het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen? Hoeveel fte’s zijn er met dit plan gemoeid, hoeveel is er aan personele kosten uitgegeven en wat zijn de resultaten geweest van het PVNA?
Door de commissie NAAZ is mij gevraagd in een brief in te gaan op hoeveel geld Nederland aan het PVNA heeft besteed, wat de totale kosten zijn, wat de stand van zaken is van de uitvoering van het Plan en welke resultaten het PVNA heeft opgeleverd. Ik zal u deze brief voor 1 juli 2009 doen toekomen.
Waarom is er bij de afwikkeling van de verkoop van het Plant Hotel N.V. en het financieel akkoord daarover met Aruba geen verband gelegd tussen de door Nederland verstrekte gelden en de gestelde bestedingsvoorwaarden? Wordt de aanbeveling van de ARK ter harte genomen om in de toekomst dergelijke overeenkomsten zorgvuldiger op te stellen?
Er bestond met Aruba geruime tijd verschil van inzicht over de verdeling van de opbrengst van de verkoop van het Plant Hotel. Uiteindelijk is na intensieve onderhandelingen hierover met Aruba bestuurlijk overeenstemming bereikt en zijn de afspraken vastgelegd in een Memorandum of Understanding. Daarin is overeengekomen dat de middelen die via de Centrale Bank van Aruba ter beschikking gesteld worden aan Aruba, besteed worden aan schuldsanering en investeringen. Aruba legt hierover verantwoording af aan de RMR. Dit dient overigens nog plaats te vinden. Vanzelfsprekend wordt de aanbeveling van de ARK ter harte genomen om overeenkomsten in de toekomst nog zorgvuldiger op te stellen.
Op welke wijze zullen in 2009 de voorbereidingen voor de nieuwe statussen ook voor de bevolking van de eilanden zichtbaarder en merkbaarder moeten worden?
Voor 2009 en 2010 is extra geld gereserveerd voor de prioriteitsgebieden Onderwijs, Volksgezondheid, Jeugd en Gezin en Veiligheid. De bij die thema’s betrokken departementen hebben bestedingsplannen gemaakt om voor de betreffende jaren reeds tot merkbare verbeteringen op de eilanden te komen (zoals de inrichting van centra voor jeugd en gezin, de verbetering van de meldkamervoorzieningen, de ter beschikking stellen van schoolboeken en lesmateriaal), waarmee niet alleen de voorbereiding voor de nieuwe statussen wordt getroffen, maar ook een inhaalslag wordt gepleegd in het voorzieningenniveau. Daarnaast is de voorbereiding zichtbaar en merkbaar in de activiteiten van het Regionaal Servicecentrum met vestigingen op alle drie de eilanden. Praktisch alle departementen hebben reeds een kwartiermaker aangesteld om de lopende- en toekomstige activiteiten ter plekke te coördineren.
In welke mate is vooruitgang is geboekt bij het innen van achterstallige belastingen?
Het is nu, gezien de korte beantwoordingtermijn, niet mogelijk om hier een volledig antwoord op te geven. Ik zal, samen met de staatssecretaris van Financiën, deze vraag beantwoorden in de rapportage die ik heb toegezegd in het VAO van 3 juni 2009.
Waarop is de constatering gebaseerd dat 2008 een succesvol jaar was voor de Koninkrijksrelaties? Zijn de relaties niet meer gespannen dan ooit?
Eén van de doelen van het afgelopen jaar was om onder andere op alle verschillende aspecten van het staatkundig proces voortgang te boeken en dat is ook gelukt. De benodigde wetgeving voor de transitie van de BES-eilanden naar hun nieuwe status is inmiddels ingediend bij het parlement en de benodigde rijkswetten waarmee de voorwaarden uit de slotverklaring verder worden ingevuld zijn klaar. Het pakket aan wet- en regelgeving is vastgesteld tijdens een Rondetafelconferentie op 15 december 2008 en hiermee is een wezenlijke stap gezet in de totstandkoming van de ambities voor de nieuwe verhoudingen in het Koninkrijk. Met deze verdere concretisering is ook de aandacht voor de verschillende onderwerpen en de betrokkenheid van velen vergroot. Dit levert discussie op en ik denk dat dat logisch is. Ik ben niet van mening dat daar de conclusie aan verbonden kan worden dat de relaties meer gespannen dan ooit zijn.
Kan inzicht gegeven worden in de moeilijkheden bij de afronding van de gevraagde accountantscontrole op de betalingsachterstanden?
De accountantscontrole op de betalingsachterstanden is een verantwoordelijkheid van de entiteiten zelf. Ik heb dus geen inzicht in de moeilijkheden die bij de afronding daarvan spelen, omdat ik conform de afspraken alleen het definitieve rapport te zien krijg. Tot nu toe heb ik alleen het definitieve rapport van Bonaire ontvangen. Één van de problemen die daar speelt is het ontbreken van goedgekeurde jaarrekeningen.
Kan er inzicht gegeven worden in de capaciteit die nodig is om op Curaçao en Sint-Maarten de vijfjarige programma’s uit te voeren, op welke fronten deze capaciteit schaars is, en op welke wijze deze programma’s in 2009 in de gaten gehouden zullen worden?
Het ontbreekt op deze eilanden binnen de eilandelijke diensten aan voldoende uitvoeringscapaciteit om goede projectvoorstellen te formuleren en om de uitvoering zelf te begeleiden. In de halfjaarlijkse voortgangsoverleggen die ik heb met de bestuurscolleges wordt de vinger aan de pols gehouden en worden afspraken gemaakt hoe tot een versnelling kan worden gekomen.
Kan een overzicht worden gegeven van voorbeelden waaruit blijkt dat langzaam maar zeker de inspanningen om de duurzame bedrijfsvoering in de rechtshandhavingketen te verbeteren hun vruchten beginnen af te werpen?
De verwachting is dat na de zomer de evaluatie van het PVNA zal worden afgerond. Daarmee zal een uitgebreid overzicht beschikbaar komen van de behaalde resultaten. Enkele sprekende voorbeelden zal ik hier schetsen. De invoering van het Foreigner Management Systeem (FMS) waarmee de aanvraag voor werk- en verblijfsvergunningen wordt geautomatiseerd is een grote stap voorwaarts. Hiermee wordt de procedure voor de aanvrager vereenvoudigd en is hij minder fraudegevoelig. Bonaire had hierbij de primeur als eerste van de eilanden van de Antillen. Het FMS maakt onderdeel uit van een keten breed ingevoerd automatiseringssysteem. Een ander concreet voorbeeld is de nieuwbouw van een politiebureau opdat het toekomstige politiekorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba aldaar beschikt over adequate huisvesting. Verder is in het kader van het PVNA op de eilanden het Border Management System ingevoerd. Hiermee kan worden bijgehouden wie het land in- en uitreizen. Hoewel dit op bijvoorbeeld op St. Maarten tot enige aanloopproblemen heeft geleid, is dit een belangrijke stap voorwaarts.
Aan de hand van welke maatschappelijke resultaten (outcome) kan de stelling beargumenteerd worden dat «langzaam maar zeker beginnen de inspanningen om de duurzame bedrijfsvoering in de rechtshandhavingsketen te verbeteren hun vruchten af te werpen»?
De stelling is gebaseerd op de zichtbare resultaten van het PVNA binnen de rechtshandhavingketen waarvan ik in het antwoord op vraag 12 enkele voorbeelden heb geschetst.
Waarom heeft Aruba nog geen beslissing over een verbeterplan voor de vreemdelingenketen genomen?
Ik kan u meedelen dat Aruba in maart 2009 het verbeterplan heeft aangenomen.
Kunt u het Nationaal Veiligheidsplan Aruba 2008–2012 aan de Kamer zenden?
Als bijlage bij deze antwoorden treft u het Nationaal Veiligheidsplan Aruba 2008–2012.1
Waarom zijn de uitgaven voor de Luchtverkenningscapaciteit (LVC) lager dan geraamd?
Voor de zomer zal in de Rijksministerraad het jaarverslag 2008 voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba worden behandeld worden. In het jaarverslag zal ook aandacht zijn voor de Luchtverkenningscapaciteit. Na behandeling zal dit aan uw Kamer worden toegezonden.
In hoeverre is de verlangde volledige bezetting van het Hof en het Openbaar Ministerie in de praktijk gerealiseerd?
Het Hof en Openbaar Ministerie (OM) op de Nederlandse Antillen is voor 100% bezet. Op Aruba is dit anders. Bij het Arubaanse OM is sprake van onderbezetting. In mijn brief over de Staat van bestuur Aruba (25 mei 2009, kenmerk 2009–0000280783) heb ik u hierover geïnformeerd.
Kan een overzicht gegeven worden van de succesvolle operaties in 2008 waarbij de vliegtuigen van de Luchtverkenningscapaciteit een rol hebben gespeeld?
Voor de zomer zal in de Rijksministerraad het jaarverslag 2008 voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen worden behandeld. De door uw gevraagde informatie is hierin opgenomen. Na de behandeling in de Rijksministerraad zal het jaarverslag aan uw Kamer worden toegezonden.
Op welke wijze zijn de nieuwe samenwerkingsprogramma’s meer toegespitst op de nieuwe status van Curaçao en Sint-Maarten dan de reeds lopende samenwerking?
De samenwerkingsprogramma’s 2008–2012 van Curaçao en Sint-Maarten hebben tot doel de omvorming van de eilanden tot landen binnen het koninkrijk te ondersteunen en de autonomie op het terrein van bestuur, rechtshandhaving, onderwijs en economie te verstevigen.
Binnen het programma Institutionele Versterking en Bestuurskracht worden bijvoorbeeld projecten gefinancierd die zijn gericht op de verbetering van het financieel beheer, de versterking van het ambtelijk apparaat en het goed functioneren van de «checks and balances».
Het Sociaal Economisch Initiatief (SEI) vormt een onderdeel van overeengekomen akkoorden in het kader van het staatkundig traject en heeft tot doel de nieuwe landen een goede startpositie te verschaffen door middel van de versterking van de economische structuur. Binnen de SEI’s van Sint Maarten en Curaçao worden maatregelen genomen die moeten leiden tot een transparante overheid (bijvoorbeeld op het gebied van bestemmingsplannen en vergunningenstelsels), een concurrerende arbeidsmarkt en gezonde overheidsfinanciën.
Bij de programma’s Onderwijs & Jongeren en het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen wordt een meer eilandelijke benadering nagestreefd.
Waaruit blijkt dat het staatkundig proces momenteel al heeft geleid tot meer «ownership,» en hoe komt dit de uitvoering van de samenwerkingsprogramma’s ten goede?
De overeengekomen samenwerkingsprogramma’s ondersteunen het pad naar de toekomstige staatkundige situatie (zie het antwoord op vraag 19). Hierdoor is er een direct belang voor de eilandelijke bestuurders bij een goede en voortvarende uitvoering van de programma’s. Om land te worden, in het geval van Curaçao en St. Maarten, moet immers voldaan zijn aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in de diverse concept rijkswetten. De bestuurders van deze eilanden hebben zelf het initiatief genomen om de uitvoering van de samenwerkingsprogramma’s te monitoren. Zij kunnen op deze wijze beter aansturen en indien nodig bijsturen.
Waaruit blijkt dat het na te streven einddoel de partijen helder voor ogen staat en dat dit de bereidheid tot samenwerking heeft vergroot?
Dit blijkt ondermeer uit het feit dat op 15 december 2008 de eerste fase van het staatkundig proces tijdens de RTC met succes kon worden afgerond.
Op het gebied van de programmasamenwerking hebben de eilanden aangegeven de halfjaarlijkse voortgangsoverleggen een goed instrument te vinden om gezamenlijk focus te houden op de doelen en resultaten. De gezamenlijke sturing en mogelijkheid tot tussentijdse bijsturing van de programma’s is een goed voorbeeld van een betere samenwerking
Wordt nu 70% of 100% van de Antilliaanse staatsschuld gesaneerd?
Circa 70% van de Antilliaanse schuld wordt gesaneerd.
In hoeverre hebben de projecten in het kader van armoedebestrijding bijgedragen aan het terugdringen van armoede op de Antillen?
De projecten die AMFO goedkeurt dragen bij aan de ontwikkeling van kansarme bevolkingsgroepen of lenigen een directe nood (bijvoorbeeld het verstrekken van maaltijden). Daarmee wordt in sommige gevallen op de korte termijn en in andere gevallen op de (middel)lange termijn gewerkt aan de vermindering van de armoede en achterstelling op de Nederlandse Antillen. In welke mate dit in algemene zin het geval is, is niet goed vast te stellen. Wel kan per project de effectiviteit worden vastgesteld. Door AMFO wordt dit gemonitord.
Kunt u een overzicht geven van de 82 projecten waaraan een bedrag van ANG 16,5 miljoen is uitgekeerd in 2008?
Ja, dit overzicht is bijgevoegd.1
Is de Stichting Antilliaans Perspectief één van de projecten waaraan geld is uitgekeerd?
Ja.
Waarop is de conclusie gebaseerd dat er betreffende het onderwijs op de BES-eilanden een solide fundament is gelegd voor verdere kwaliteitsontwikkeling?
De Nederlandse inspectie van het onderwijs baseert deze stelling in de eerste plaats op het niveau van het pedagogisch-didactisch handelen van de leraren en het goede schoolklimaat en in de tweede plaats op de grote betrokkenheid van de leraren en ouders bij het onderwijs. Volgens de inspectie vormen beide aspecten goede voorwaarden om tot een volledige verbetering van het onderwijs te komen.
Waarom was de implementatiefase van de Sociaal Economische Initiatieven in 2008 langer dan verwacht?
De langere implementatiefase is voor een aanzienlijk deel het gevolg van beperkte capaciteit (zie ook mijn antwoord op vraag 11). Er komt op dit moment een zeer grote hoeveelheid aan vraagstukken op een relatief kleine hoeveelheid mensen af. Daardoor zorgen kleine problemen al snel voor vertragingen. Daarbij komt dat een aantal zaken, zoals de organisatorische inbedding van de SEI’s, meer tijd vergde dan vooraf kon worden voorzien.
Wat zijn de vooruitzichten dat de vertraging opgelopen bij de uitvoering van de Sociaal Economische Initiatieven in 2009 ingelopen kan worden?
Het is niet zeker dat de ontstane achterstand in 2009 in zijn geheel ingelopen kan worden. De planning uit de SEI’s laat het – uitzonderingen daargelaten – nauwelijks toe om een volledige inhaalslag te maken. Er is bij het opstellen van de SEI’s gekozen voor een ambitieus uitvoeringstempo. Het streven is om zoveel mogelijk bij het geplande tempo aan te sluiten, zodat de vertraging niet verder oploopt. Tijdens de volgende voortgangsoverleggen met de bestuurders van de verschillende eilanden zal moeten blijken in hoeverre men er in slaagt om het geplande tempo te bereiken. Indien dat niet het geval is, zal worden bezien wat daarvan de consequenties zijn.
Waarop is het gehanteerde rentepercentage van 2,5% van de leningsovereenkomst met het water- en energiebedrijf Aruba gebaseerd?
De aan Aruba (en aan het Land Nederlandse Antillen) verstrekte begrotingsleningen zijn tegen gunstige voorwaarden verstrekt, d.w.z. tegen een lagere rente dan de toen geldende marktrente. Hierover zijn in het kader van de ontwikkelingssamenwerkingsrelatie tussen Nederland en Aruba, vaste afspraken gemaakt die in de leningovereenkomsten zijn vastgelegd. Deze gunstige rente geldt voor verstrekte leningen laste van de begroting H IV alsmede voor de kapitaalmarktleningen bij de NIO/FMO (niet t.l.v. H IV). Voor deze laatste leningen wordt, ten laste van de begroting H IV, rentesubsidie (verschil marktrente x% en 2,5%) verstrekt.
Waarom zijn de rente- en aflossingsverplichtingen op de NIO/FMO leningen door de Nederlandse Antillen niet voldaan zodat gebruik gemaakt moest worden van de garantieovereenkomst?
Door de schuldenproblematiek van de Nederlandse Antillen, is het voor het Land niet mogelijk om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. De Nederlandse Staat is echter gehouden aan de garantieovereenkomst welke destijds is gesloten met de NIO/FMO. Indien het Land Nederlandse Antillen haar betalingsverplichting jegens de NIO niet nakomt, wordt de staatsgarantie ingeroepen. De niet betaalde aflossingsverplichtingen worden dan alsnog door de Nederlandse Staat betaald. In de jaarrekening H IV (pag. 34) zijn deze vorderingen als betalingsachterstanden opgenomen.
Samenstelling:
Leden: Van Beek (VVD), voorzitter, Van Gent (GL), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Blok (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Hijum (CDA), Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Ortega-Martijn (CU), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Lempens (SP), Ouwehand (PvdD), Kuiken (PvdA) en de Rouwe (CDA).
Plv. leden: Ten Broeke (VVD), Halsema (GL), Van Leeuwen (SP), Van der Vlies (SGP), Zijlstra (VVD), Wolbert (PvdA), Weekers (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Poppe (SP), Vacature (CDA), Vacature (CDA), Blom (PvdA), Vacature (CDA), Van Miltenburg (VVD), Spekman (PvdA), Vacature (CDA), Voordewind (CU), Graus (PVV), Koşer Kaya (D66), Vacature (SP), Bouchibti (PvdA), Van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Kalma (PvdA) en Vacature (CDA).