Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
’s-Gravenhage, 20 mei 2009
Hierbij bieden wij u het op 6 mei 2009 door ons vastgestelde «Rapport bij het Jaarverslag 2008 van het Huis der Koningin (I)» aan.
Algemene Rekenkamer
1 | Inleiding | 5 |
1.1 | Over het Huis der Koningin (I) | 5 |
1.2 | Over dit onderzoek | 6 |
2 | Oordelen over het jaarverslag | 7 |
2.1 | Financiële informatie | 7 |
2.2 | Saldibalans en toelichting | 7 |
3 | Uitwerking Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis | 9 |
3.1 | Inleiding | 9 |
3.2 | Interdepartementale stuurgroep | 9 |
3.3 | Uitgangspunten voor de nieuwe Begroting I | 10 |
3.4 | Verantwoording en controle | 10 |
3.5 | Conclusie | 11 |
4 | Reactie minister en nawoord Algemene Rekenkamer | 12 |
Bijlage 1 | Overzicht fouten en onzekerheden niet van toepassing | 13 |
Bijlage 2 | Gebruikte afkortingen | 14 |
Literatuur | 15 |
In dit rapport presenteren wij de oordelen en de belangrijkste bevindingen van ons rechtmatigheidsonderzoek bij het Huis der Koningin. Hieronder geven we eerst een beschrijving van het Huis der Koningin. Ook gaan we in op onze onderzoeksaanpak en wijze van rapporteren. In hoofdstuk 2 presenteren wij vervolgens onze oordelen over het Jaarverslag 2008 van het Huis der Koningin. In hoofdstuk 3 gaan we kort in op de bijlage bij dit jaarverslag en de wijze waarop dit jaarverslag vanaf 2010 wordt vormgegeven. In hoofdstuk 4 staan de reactie van de minister-president, de minister van Algemene Zaken, op dit onderzoek en het nawoord van de Algemene Rekenkamer.
1.1 Over het Huis der Koningin (I)
Wij rapporteren per jaarverslag over de resultaten van ons onderzoek. In totaal zijn er 27 jaarverslagen. Dit rapport gaat over het jaarverslag van het Huis der Koningin. Dit jaarverslag richt zich op de uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis.
Het Ministerie van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor dit jaarverslag. Dat betekent dat de minister van Algemene Zaken in het Jaarverslag 2008 van het Huis der Koningin verantwoording aflegt over de uitkeringen die in 2008 zijn betaald aan de leden van het Koninklijk Huis. Zij ontvangen deze uitkeringen op grond van:
• de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis uit 1972;
• de wijziging van deze wet op grond van de wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Aanpassingswet inkomstenbelasting 2001.
De uitgaven en verplichtingen van het Huis der Koningin in 2008 bedroegen € 6,1 miljoen. Dit bedrag bestaat uit drie componenten en is als volgt verdeeld:
Tabel 1 Uitgaven en verplichtingen van het Huis der Koningin in 2008 (bedragen x € 1000) | ||||
Uitkering aan | A | B | C | Totaal |
H.M. de Koningin | 1 582 | 1 856 | 781 | 4 219 |
Z.K.H. Prins Willem-Alexander | 309 | 473 | 231 | 1 013 |
H.K.H. Prinses Máxima | 309 | 354 | 231 | 894 |
De A-component van de uitkering bestaat uit de kosten van personeel dat:
• zijn instructie rechtstreeks van de Koningin ontvangt;
• zich in de onmiddellijke omgeving van de Koningin bevindt en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.
De B-component bestaat uit de overige, dat wil zeggen niet-personele kosten. De C-component is het inkomensbestanddeel van de uitkering.
Bij het Jaarverslag 2008 van het Huis der Koningin zit een bijlage over de «Overige uitgaven in andere jaarverslagen» die samenhangen met het Koninklijk Huis. Het gaat hier om uitgaven die rechtstreeks of op declaratiebasis ten laste komen van de begrotingen van de ministeries die in de bijlage worden genoemd. De afspraken uit de Wet financieel statuut vormen de basis voor deze uitgaven.
Deze bijlage maakt geen deel uit van het Jaarverslag 2008 van het Huis der Koningin en daarom controleert de auditdienst van het Ministerie van Economische Zaken deze bijlage niet. De bijlage valt dan ook niet onder het oordeel van de auditdienst over dit jaarverslag en ook niet onder ons oordeel daarover. De desbetreffende bewindspersonen zijn verantwoordelijk voor de uitgaven die genoemd worden in de bijlage. Deze uitgaven zijn daarom onderdeel van de verantwoording van de betreffende ministeries en vallen onder de reguliere controle op rechtmatigheid door de betrokken auditdienst. Het overzicht in de bijlage bij het jaarverslag is gebaseerd op de opgaven van de in het overzicht genoemde ministeries.
De Algemene Rekenkamer doet jaarlijks rechtmatigheidsonderzoek bij het Rijk. Dit doen wij door na te gaan of de jaarverslagen van de ministers voldoen aan de eisen die de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) stelt: is de financiële informatie, de informatie over bedrijfsvoering en de informatie over beleid tot stand gekomen volgens de daarvoor geldende regels en goed weergegeven?
Daarnaast onderzoeken we ook de bedrijfsvoering zelf. Hiervoor gaan we onder andere na of het financieel beheer en materieelbeheer voldoen aan de eisen die de CW 2001 stelt. Het Ministerie van Algemene Zaken keert de bedragen uit die in dit jaarverslag worden verantwoord. Over de bedrijfsvoering van dat ministerie rapporteren wij in ons Rapport bij het Jaarverslag 2008 van het Ministerie van Algemene Zaken.
In ons rapport bij het jaarverslag melden we zowel de fouten en onzekerheden in de financiële informatie die de kwantitatieve tolerantiegrenzen overschrijden als de fouten en onzekerheden in de financiële informatie die onze kwalitatieve tolerantiegrenzen overschrijden. Onder «fouten» verstaan we financiële informatie die niet rechtmatig tot stand gekomen is (het begrotingsgeld is niet volgens de regels uitgegeven) of die niet deugdelijk is weergegeven (er wordt geen goede verantwoording afgelegd in het jaarverslag). We spreken van «onzekerheden» wanneer we door onvolkomenheden in het financieel beheer niet kunnen vaststellen of er al dan niet sprake is van fouten.
Op www.rekenkamer.nl kunt u meer lezen over hoe onze rapporten bij de jaarverslagen tot stand komen. Daar vindt u ook een verklarende woordenlijst met begrippen die veel voorkomen in onze rapporten bij de jaarverslagen. Afkortingen en begrippen die specifiek zijn voor dit rapport zijn opgenomen in bijlage 2.
2 OORDELEN OVER HET JAARVERSLAG
De Algemene Rekenkamer heeft het Jaarverslag 2008 van het Huis der Koningin beoordeeld. Wij hebben onderzocht of de minister van Algemene Zaken het begrotingsgeld volgens de regels heeft uitgegeven en ontvangen en of hij daarover in het jaarverslag goed verantwoording heeft afgelegd.
In dit hoofdstuk lichten wij ons oordeel over het jaarverslag toe. Dit oordeel bestaat uit deeloordelen over:
• de financiële informatie (§ 2.1);
• de saldibalans en toelichting (§ 2.2).
De financiële informatie in het jaarverslag bestaat uit de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in de verantwoordingsstaat en de toelichting daarbij.
De financiële informatie dient op grond van de CW 2001:
• rechtmatig tot stand te zijn gekomen;
• deugdelijk te zijn weergegeven;
• te voldoen aan de verslaggevingsvoorschriften.
Oordeel | ||||
De financiële informatie in het Jaarverslag 2008 van het Huis der Koningin voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt. Dit betekent dat wij geen fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en de deugdelijke weergave hebben geconstateerd. De bijlage bij het jaarverslag valt niet onder het oordeel van de auditdienst en de Algemene Rekenkamer. |
De bijlage bij het Jaarverslag 2008 van het Huis der Koningin geeft een overzicht van de uitgaven die samenhangen met het Koninklijk Huis en die ten laste komen van andere onderdelen van de rijksbegroting. Deze bijlage maakt geen deel uit van het Jaarverslag 2008 van het Huis der Koningin. Daarom valt deze ook niet onder het oordeel van de auditdienst en de Algemene Rekenkamer over dit jaarverslag.
Het bedrag aan verplichtingen en uitgaven omvat in totaal € 24 000 aan overschrijdingen. Deze overschrijdingen zijn ontstaan doordat de indexatie van de uitkeringen hoger uitviel dan in de Begroting 2008 was voorzien. Als de Staten-Generaal niet akkoord gaan met de hiermee samenhangende slotwetmutaties, dan moeten wij ons oordeel over de financiële informatie mogelijk herzien.
Omdat we geen fouten en onzekerheden hebben aangetroffen in de financiële informatie in dit jaarverslag, is de gebruikelijke bijlage met het overzicht van fouten en onzekerheden, bijlage 1, niet opgenomen in dit rapport.
2.2 Saldibalans en toelichting
De saldibalans is een overzicht van de posten die aan het eind van het jaar nog openstaan en die naar het volgende jaar moeten worden meegenomen. Bij de saldibalans hoort een toelichting waarin nadere informatie wordt verstrekt over de afzonderlijke posten op deze balans.
De informatie in de saldibalans dient op grond van de CW 2001:
• rechtmatig tot stand te zijn gekomen;
• deugdelijk te zijn weergegeven;
• te voldoen aan de verslaggevingsvoorschriften.
Oordeel | ||||
De informatie in de saldibalans in het Jaarverslag 2008 van het Huis der Koningin voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt. Dit betekent dat wij geen fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en de deugdelijke weergave hebben geconstateerd. |
Omdat we geen fouten en onzekerheden hebben aangetroffen in de saldibalans is de gebruikelijke bijlage met het overzicht van fouten en onzekerheden, in bijlage 1, niet opgenomen dit rapport.
3 UITWERKING WET FINANCIEEL STATUUT VAN HET KONINKLIJK HUIS
In de hoofdstukken 1 en 2 beschreven we de bijlage met het overzicht van de uitgaven die samenhangen met het Koninklijk Huis. In ons Rapport bij het Jaarverslag 2007 van het Huis der Koningin gingen wij in op de status van de informatie in deze bijlage. Ook beschreven we hoe de informatie tot stand gekomen was (Algemene Rekenkamer, 2008). Wij vonden dat een inzichtelijke en integrale verantwoording aan de Tweede Kamer ontbrak.
In ons Rapport bij het Jaarverslag 2007 van het Huis der Koningin achtten wij daarom nadere bezinning op de status en de totstandkoming van (de informatie in) de bijlage noodzakelijk (Algemene Rekenkamer, 2008). Wij zagen twee mogelijkheden om dat te doen:
1. de bijlage groeit binnen twee tot drie jaar uit tot een volwaardig, controleerbaar en goed te keuren onderdeel van het jaarverslag van het Huis der Koningin, òf
2. het Ministerie van Algemene Zaken zorgt binnen een termijn van twee tot drie jaar op een andere manier voor een inzichtelijke en integrale verantwoording van de kosten.
In juni 2008 beloofde de minister-president op verzoek van de Tweede Kamer een nieuwe opzet van de begroting van het Huis der Koningin. Doel: de Kamer integraal inzicht te geven in de uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap. Deze uitgaven moesten – op basis van heldere criteria – zoveel mogelijk een integraal onderdeel vormen van de begroting en het jaarverslag van het Huis der Koningin. Inmiddels heeft een interdepartementale stuurgroep een nieuwe opzet uitgewerkt, die voor de Begroting 2010 voor het eerst zal worden toegepast. We geven hieronder een samenvatting van de nieuwe systematiek (§ 3.2 tot 3.4) en besluiten dit hoofdstuk met wat wij van deze systematiek vinden (§ 3.5).
3.2 Interdepartementale stuurgroep
De nieuwe opzet voor de begroting van het Huis der Koningin is voorbereid door een interdepartementale Stuurgroep herziening stelsel kosten Koninklijk Huis. De voorzitter was oud-minister dr. G. Zalm. De stuurgroep heeft ook gekeken naar de relatie tussen deze begroting en de andere begrotingen. De stuurgroep heeft op 27 februari 2009 zijn rapport als advies aan de minister-president aangeboden. De minister-president heeft de Tweede Kamer op 6 maart 2009 per brief laten weten dat hij de aanbevelingen van de commissie integraal overneemt (Algemene Zaken, 2009).
De opdracht van de stuurgroep was voorstellen te doen voor een transparant stelsel van uitgaven die samenhangen met de invulling van het koningschap op basis van artikel 41 van de Grondwet. Deze uitgaven moesten worden opgenomen en verantwoord in Begroting I. De voorstellen moesten aansluiten bij de bestaande begrotings- en verantwoordingssystematiek en mochten niet leiden tot omvangrijke administratieve processen binnen de verschillende ministeries.
Wij hebben het voorbereidingsproces van het rapport gevolgd en daarover een aantal keren ambtelijk overleg gevoerd. Daarbij hebben wij vooral aandacht besteed aan de inzichtelijkheid en kwaliteit van de verantwoordings- en controlestructuur. In de volgende paragrafen vatten we de uitgangspunten en de nieuwe opzet kort samen.
3.3 Uitgangspunten voor de nieuwe Begroting I
De nieuwe titel van Begroting I wordt «de Koning». Deze nieuwe titel impliceert dat deze begroting alleen uitgaven omvat die rechtstreeks samenhangen met de functie van het staatshoofd in het Nederlandse staatsbestel.
Onder Begroting I zullen alle uitgaven vallen die samenhangen met de functie van de constitutionele Koning als staatshoofd. Op dit moment declareert de Dienst Koninklijk Huis deze functionele uitgaven nog ten laste van de begrotingen van de Ministeries van Verkeer en Waterstaat, Wonen, Werken en Integratie (WWI), en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Door deze herschikking gaan de uitgaven in Begroting I van € 6 miljoen naar € 39 miljoen. Dit leidt overigens niet tot extra uitgaven op de rijksbegroting als geheel.
In artikel 3 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH) wordt de bepaling opgenomen dat uitgaven door of vanwege de Koning alleen door tussenkomst van de minister-president kunnen plaatsvinden.
De kosten voor beveiliging, staatsbezoeken en instandhouding van monumenten (waaronder paleizen) vallen niet onder Begroting I. Deze uitgaven vallen onder de begrotingen van de ministers die hiervoor verantwoordelijk zijn. Het betreft de ministers van Justitie, Defensie, BZK, Buitenlandse Zaken en WWI. Deze kosten worden ook niet doorbelast aan Begroting I.
De kosten die wél doorbelast mogen worden zijn: uitgaven in het kader van de voorlichting (AZ/Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst Koninklijk Huis, de uitgaven van het Kabinet der Koningin en de uitgaven voor de reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) die samenhangen met bezoeken aan de Nederlandse Antillen en Aruba.
3.4 Verantwoording en controle
De verantwoording over het beheer van de begroting en de controle daarop zal op de gebruikelijke manier plaatsvinden. Dit betekent dat de uitgaven onderdeel worden van de reguliere controle door de auditdienst en de Algemene Rekenkamer. De minister-president wordt verantwoordelijk voor het beheer van Begroting I.
De nieuwe begroting omvat drie artikelen:
1. uitkeringen;
2. functionele uitgaven;
3. doorbelaste uitgaven.
Zoals tot nu toe gebruikelijk was, maakt het Ministerie van Algemene Zaken de berekeningen voor de uitkeringen op basis van de WFSKH (artikel 1). Vervolgens betaalt het ministerie deze aan de Dienst Koninklijk Huis. De auditdienst van het Ministerie van Economische Zaken controleert de berekening en de verantwoording van deze uitgaven. Dit is de auditdienst die ook het financieel beheer van Begroting III, Algemene Zaken, controleert.
De Dienst Koninklijk Huis declareert de functionele uitgaven van de Koning ten laste van Begroting I. Deze declaraties worden door de minister-president beoordeeld en betaald vanuit Begroting I, indien daarvoor een (geautoriseerd) budget is geraamd. Op dit moment certificeert een externe accountant van de Dienst Koninklijk Huis deze declaraties. Deze systematiek blijft gehandhaafd. De auditdienst kan een review verrichten op de werkzaamheden van de externe accountant en de Algemene Rekenkamer kan gebruikmaken van deze review. De verklaring van de externe accountant dient ook als decharge van de thesaurier van de Koning.
Onder de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen (artikel 3) vallen de feitelijke uitgaven die op de andere begrotingen worden geraamd. Het gaat dan om bedragen die vanuit andere departementale begrotingen worden doorbelast (gefactureerd) aan Begroting I. Op de begroting van het desbetreffende ministerie staat een gelijkwaardige ontvangstenraming. De verantwoording van deze uitgaven en ontvangsten valt volgens de nieuwe opzet onder de reguliere controle door de desbetreffende departementale auditdiensten. In de praktijk zal nog moeten blijken of deze reguliere controle voldoende diepgang heeft om de rechtmatigheid van deze uitgaven vast te stellen.
De minister-president heeft gekozen voor een integrale aanpak van begroting en verantwoording, met een herschikking op begrotingsniveau.
Wij constateren dat de nieuwe opzet voor Begroting I mogelijkheden biedt voor een inzichtelijke en integrale verantwoording van de kosten van het Huis der Koningin aan de Tweede Kamer, zoals door ons bepleit. In de praktijk zal nog moeten blijken of de nieuwe opzet het vereiste inzicht geeft, vooral met betrekking tot artikel 3. Wij zullen de ontwikkelingen met belangstelling volgen.
4 REACTIE MINISTER EN NAWOORD ALGEMENE REKENKAMER
De minister-president, minister van Algemene Zaken, heeft op 20 april 2009 op ons Rapport bij het Jaarverslag 2008 van het Huis der Koningin gereageerd. Hieronder volgt de integrale tekst van zijn reactie. De brief staat ook op onze website: www.rekenkamer.nl.
«Met belangstelling heb ik kennis genomen van uw conceptrapport bij het jaarverslag 2008 van het Huis der Koningin (I). Gelet op uw positieve oordeel omtrent de financiële informatie en saldibalans, zie ik geen aanleiding voor een nadere reactie.
Uw constatering dat de nieuwe opzet van Begroting I (met ingang van 2010) mogelijkheden biedt voor een inzichtelijke en integrale verantwoording van de kosten van het Huis der Koningin aan de Tweede Kamer, doet mij deugd. Het door u gesignaleerde aandachtspunt met betrekking tot artikel 3 zal bij de verdere uitwerking worden meegenomen.»
De reactie van de minister-president, minister van Algemene Zaken, vormt voor ons geen aanleiding voor een nawoord.
OVERZICHT FOUTEN EN ONZEKERHEDEN NIET VAN TOEPASSING
Omdat we geen fouten en onzekerheden hebben aangetroffen in de financiële informatie in dit jaarverslag en in de saldibalans, is de gebruikelijke bijlage met het overzicht van fouten en onzekerheden niet opgenomen in dit rapport.
Op www.rekenkamer.nl staat een verklarende woordenlijst met begrippen die veel voorkomen in onze rapporten bij de jaarverslagen.
AZ | (Ministerie van) Algemene Zaken |
BZK | (Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
CW | Comptabiliteitswet 2001 |
WWI | Wonen, Wijken en Integratie |
WFSKH | Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis |
Algemene Rekenkamer (2008). Rapport bij het Jaarverslag 2007 van het Huis der Koningin. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 444 I, nr. 2. Den Haag: Sdu.
Ministerie van Algemene Zaken (2009). Vaststelling van de begrotingsstaat van het Huis der Koningin (I) voor het jaar 2009. Brief minister bij het rapport over de nieuwe opzet van de begroting Huis der Koningin (I). Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 700 I, nr. 5. Den Haag: Sdu.