Kamerstuk 31924-G-6

Lijst van vragen en antwoorden t.b.v. het verslag bij de slotwet van het BTW-compensatiefonds (G)

Dossier: Jaarverslag en slotwet BTW-compensatiefonds en wijziging van de Wet op het BTW-compensatiefonds

Gepubliceerd: 8 juni 2009
Indiener(s): Stef Blok (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31924-G-6.html
ID: 31924-G-6

31 924 G
Jaarverslag en slotwet BTW-compensatiefonds en wijziging van de Wet op het BTW-compensatiefonds

nr. 6
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2009

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet (31 924 G, nr. 3) heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 28 mei 2009 voorgelegd. Bij brief van 4 juni 2009 zijn ze door de minister van Financiën beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Blok

De griffier van de commissie,

Berck

1

Is het waar dat de regeling van het BTW-compensatiefonds wel geldt voor nieuwbouw, maar niet voor huur van panden voor de gemeentelijke dienst, wijkloketten en ander maatschappelijk vastgoed? Wat is hiervoor de reden?

Het BTW-compensatiefonds geeft recht op compensatie van BTW die door ondernemers aan gemeenten in rekening wordt gebracht. Het moet daarbij gaan om aan de gemeente verrichte leveringen en diensten die de gemeente als overheid/niet-ondernemer gebruikt.

Bij de levering van nieuwe onroerende zaken aan gemeenten zijn de betrokken aannemers, projectontwikkelaars e.d. op grond van de BTW-wetgeving BTW verschuldigd. Die BTW zullen zij aan de betrokken gemeenten in rekening brengen. Dat opent voor de gemeente de mogelijkheid voor compensatie van die BTW bij het BTW-compensatiefonds.

De verhuur van onroerende zaken is een prestatie die op grond van de BTW-wetgeving is vrijgesteld van BTW-heffing, enkele hier niet ter zake doende uitzonderingen daargelaten. Dat heeft tot gevolg dat een ondernemer die onroerende zaken aan een gemeente verhuurt, ter zake geen BTW in rekening brengt. Om die reden zal compensatie van BTW niet aan de orde kunnen komen bij de huur van onroerende zaken.

2

In de praktijk wordt regelmatig in het kader van een herstructurering infrastructuur als onderdeel van een totaal deal aangelegd door een projectontwikkelaar. Vindt toepassing van de strafheffing overdrachtsbelasting plaats bij oplevering van infrastructuur tegen een symbolische prijs door een projectontwikkelaar? Geldt deze strafheffing eveneens als niet een gemeente de opdrachtgever is, maar een wijkontwikkelingsmaatschappij?

De overdracht van onroerende zaken tegen een symbolische vergoeding leidt tot de heffing van overdrachtsbelasting (de zogenoemde strafheffing van artikel 15, vierde lid, van de Wet op belastingen rechtsverkeer). Dit is ook zo bij nieuw aangelegde infrastructurele werken die worden overgedragen aan een gemeente. In de uitvoering zijn overigens al in 2002 maatregelen genomen om de heffing niet in alle gevallen onverkort toe te passen. Inmiddels bestaat het voornemen artikel 15, vierde lid, van de Wet belastingen rechtsverkeer steeds buiten toepassing te laten bij de overdracht van gemeenschapsvoorzieningen tegen een symbolische vergoeding door projectontwikkelaars aan gemeenten. Daarbij zal wel de voorwaarde gelden dat het moet gaan om voorzieningen ter zake waarvan aanspraak op compensatie zou bestaan als deze met berekening van BTW aan de gemeente zouden worden geleverd. Dit standpunt zal worden neergelegd in het binnenkort te publiceren Besluit Omzetbelasting en compensatie van omzetbelasting bij publiekrechtelijke lichamen. Als een wijkontwikkelingsmaatschappij op dezelfde wijze optreedt als een projectontwikkelaar, zal daarvoor uiteraard dezelfde faciliteit van toepassing zijn.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP), Sap (GL) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Kuiken (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP), Vendrik (GL) en Smeets (PvdA).