Ontvangen 18 november 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel C, wordt in artikel 3e de zinsnede «indien zij de voor hen geldende pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt» vervangen door: indien zij de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt.
Na artikel VIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien een voorzitter van een huurcommissie als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet tot voorzitter, plaatsvervangend voorzitter of zittingsvoorzitter als bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die luidt na de inwerkingtreding van deze wet, is benoemd en de leeftijd van zestig jaren heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van vijfenzestig jaren, kan hij te kennen geven dat op hem in afwijking van artikel 3e van laatstgenoemde wet de pensioengerechtigde leeftijd van toepassing is, zoals die gold voor de inwerkingtreding van deze wet.
Dit amendement regelt dat de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters niet op de leeftijd van 65 jaar worden ontslagen, maar op de leeftijd van 70 jaar. Daarmee is de ontslagleeftijd gelijk aan die van rechters ingevolge de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Net als rechters doen de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters immers uitspraken in geschillen.
Tevens wordt een overgangsregeling getroffen voor diegenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige wet de leeftijd van 60 jaar, maar nog niet de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt. Zij kunnen aangeven dat zij de voorkeur geven aan de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar.
Van der Burg