Ontvangen 16 november 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel C, wordt in artikel 3e de zinsnede «indien zij de voor hen geldende pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt» vervangen door: indien zij de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt.
Na artikel VIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de leeftijd van zestig jaren hebben bereikt maar nog niet de leeftijd van vijfenzestig jaren, kunnen te kennen geven dat op hen de pensioengerechtigde leeftijd van toepassing blijft zoals die gold vóór de inwerkingtreding van deze wet.
Dit amendement regelt dat de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters niet op de leeftijd van 65 jaar worden ontslagen, maar op de leeftijd van 70 jaar. Daarmee is de ontslagleeftijd gelijk aan die van rechters ingevolge de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Net als rechters doen de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters immers uitspraken in geschillen.
Tevens wordt een overgangsregeling getroffen voor diegenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige wet de leeftijd van 60 jaar, maar nog niet de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt. Zij kunnen aangeven dat zij de voorkeur geven aan de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar.
Van der Burg