Vastgesteld 29 april 2009
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave blz.
Algemeen 1
Artikelsgewijs 3
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel in verband met de invoering van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW). Zij kunnen zich vinden in het uitgangspunt dat samenloop van deze voorziening voor ouderen met andere voorzieningen niet gewenst is. Kan de regering nader toelichten waarom is gekozen voor het uitgangspunt dat de uitkering die het eerst is toegekend, prevaleert? Is er gelet op de arbeidsmarktpositie van ouderen niet iets voor te zeggen dat de IOW bij samenloop prevaleert (deze kent in tegenstelling tot de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) geen partnertoets)?
In de wet wordt de definitie «inkomen in verband met arbeid» op basis van jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) vervangen door «overige inkomensbestanddelen». Volgens de regering wordt hiermee materieel geen grote wijziging in de wet doorgevoerd. In de Memorie van Toelichting is een aantal inkomsten aangegeven die niet onder deze definitie vallen. Kan de regering uiteenzetten welke inkomsten op basis van het Inkomensbesluit onder deze definitie vallen? Vallen bijvoorbeeld inkomsten uit huur of onderhuur, of een ontslagvergoeding onder deze definitie?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat een aantal wijzigingen in de wet betrekking heeft op het voorkomen van samenloop tussen de IOW en de IOAW. Die samenloop kan bijvoorbeeld ontstaan als betrokkene eerst voor een deel van de arbeidstijd werkloos wordt en daarna voor het restant. De regering heeft ervoor gekozen om samenloop te voorkomen door de eerst toegekende uitkering te laten prevaleren. De regering onderkent dat dit kan leiden tot nadelige financiële consequenties, maar kiest toch voor het voorkomen van samenloop, met name om uitvoeringstechnische redenen. De Vakcentrales vinden dat in deze situatie het gunstigheidsbeginsel moet worden toegepast, de Landelijke Cliëntenraad stelt voor dat in het geval van samenloop de IOW prevaleert. De leden van de PvdA vragen de regering hoeveel uitkeringsgerechtigden mogelijk nadelige financiële consequenties kunnen ondervinden. Ook verzoeken zij de regering om in te gaan op de alternatieven, zoals het toepassen van het gunstigheidsbeginsel. Graag zien de leden van PvdA-fractie een uitgewerkte vergelijking tussen de drie opties.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat de IOW een terechte maar armoedige compensatie is voor de verkorting van de WW periode.
De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld over het voorstel dat bij samenloop van de IOW en IOAW de uitkering die het eerst is toegekend prevaleert. Zij merken op dat de voorwaarden van beide uitkeringen verschillen en dat het wetsvoorstel een forse verslechtering kan betekenen. De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering deze nadelige gevolgen accepteert bij het bereiken van de beoogde uitvoeringsverbeteringen. Zij vragen voorts of op ander wijze de beoogde uitvoeringsverbeteringen te bereiken zijn.
De leden van de SP-fractie vragen de regering om het argument dat het om een beperkt aantal gevallen gaat verder te onderbouwen. Tevens vragen zij of het laten prevaleren van de IOW de nadelen van dit onderdeel van het wetsvoorstel kunnen wegnemen. Zij vragen, indien dit het geval is, het wetsvoorstel op dit punt aan te passen.
Betreffende de bepalingen inzake de hoogte IOW-uitkering vragen de leden van de SP-fractie op welke situaties de regering doelt bij de casus dat iemand naast de WW-uitkering een uitkering kan ontvangen op basis van de WW.
De leden van de SP-fractie merken op dat de regering constateert dat maximering van de grondslag tot de hoogte van de voorgaande WW-uitkering ook bij de IOAW kan leiden tot een onredelijk resultaat. De leden vragen of op welke wijze dit is op te lossen. Zij vragen tevens naar een aantal rekenvoorbeelden waaruit de verschillen op dit punt tussen de IOW en IOAW duidelijk worden.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wetswijziging. Wel hebben zij hierover nog de volgende vragen. Kan de regering uiteenzetten wat de gevolgen zijn voor de prikkels voor oudere werklozen om vanuit de IOW werk te vinden en hoe de armoedeval beïnvloed wordt door de introductie van de IOW?
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de wetswijziging Invoering en wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen maar hebben desondanks nog enkele vragen. Zij vragen hoe eventuele nadelige financiële consequenties worden tegengegaan of gecompenseerd?
Wordt er met deze wetswijziging wel extra gecontroleerd op fraude? Zodat een betrokkene geen Ziektewet en IOAW uitkering kan ontvangen? Tevens vragen zij of iemand die in de IOAW zit ook nog herkeurd wordt? Zo ja, hoe wordt dan bepaald welke uitkering een (gedeeltelijk) oudere werkloze krijgt?
Kan de regering cijfers geven hoeveel bedrijven bereid zijn oudere werklozen aan te nemen? Mede gelet op de extra kosten aan werkplekaanpassing etc. die dit met zich meebrengt. Voorts vragen de leden van de PVV-fractie of, gelet op de sollicitatieplicht bij de IOAW en de IOW, wat de toegevoegde waarde is van de IOAW? Brengt deze wijziging geen extra lasten met zich mee wat betreft toezicht, controle en administratie?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen, die in dit verslag zijn opgenomen. De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat bij samenloop van de IOW en de IOAW de eerst toegewezen uitkering prevaleert, vanwege uitvoeringstechnische redenen. Deze leden vragen de regering hoe hoog de extra uitvoeringskosten en de eventuele extra uitkeringlasten zijn, wanneer niet de eerst toegekende, maar de meest gunstige uitkering prevaleert.
In het wetsvoorstel worden overige inkomensbestanddelen volledig in mindering gebracht op de IOW-uitkering. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke inkomensbestanddelen hier exact onder vallen en of hier ook stamrechtuitkeringen onder vallen.
De leden van de SP-fractie vragen welke inkomensbestanddelen onder «overigen inkomensbestanddelen» worden verstaan. Zij vragen een compleet overzicht en indien dat niet mogelijk is een compleet overzicht van wat niet onder «overigen inkomensbestanddelen» wordt verstaan.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GL), Blok (VVD), Tichelaar (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Sap (GL), De Krom (VVD), Heerts (PvdA), Weekers (VVD), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Pieper (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Elias (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).