Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2010
Aanleiding
Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten (AVMD-richtlijn)1 heeft voormalig minister Plasterk toegezegd uw Kamer bij brief te informeren over de toezichtskosten voor mediadiensten op aanvraag. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
Gevolgen van de implementatie van de AMVD-richtlijn voor de toezichtskosten
Met de nieuwe richtlijn is duidelijk geworden dat alle lineaire televisiediensten, ongeacht de wijze van verspreiden, dus ook on-line via internet, onder de werking van de richtlijn vallen. In de terminologie van de Mediawet 2008 gaat het hier om televisieomroepdiensten. Voor televisieomroepdiensten is voorafgaande toestemming van het Commissariaat vereist. Commerciële omroepinstellingen zijn voor elke verkregen toestemming jaarlijks toezichtskosten verschuldigd.
Daarnaast breidt de AVMD-richtlijn de reikwijdte van de richtlijn uit naar televisiediensten op aanvraag, de zogenaamde niet-lineaire televisiediensten. Voor de niet-lineaire televisiediensten geldt een aantal basisregels die via het implementatiewetsvoorstel per 19 december 2009 in de Mediawet 2008 zijn opgenomen. Niet-lineaire televisiediensten zijn in de Mediawet 2008 gedefinieerd als mediadiensten op aanvraag met bewegend beeld als inhoud. Deze diensten worden aangeboden via internet, maar ook via de kabel. Voor deze diensten hoeft geen toestemming gevraagd te worden, maar geldt een meldingsplicht bij het Commissariaat. Ook aanbieders van niet-lineaire televisiediensten gaan jaarlijks toezichtskosten betalen.
De hoogte van de toezichtskosten is thans geregeld in een bijlage bij de Mediaregeling 2008. In deze huidige regeling is het bedrag dat een commerciële omroep voor een lineaire mediadienst betaalt aan toezichtskosten afhankelijk van het gemiddelde aantal uitzenduren per dag en van het aantal huishoudens in Nederland dat de dienst potentieel kan ontvangen. Voor een televisieomroepdienst bedragen de toezichtskosten minimaal € 136 en maximaal € 20.400.2 De bedragen voor radio-omroepdiensten zijn de helft van die van televisieomroepdiensten met een minimum van € 113. Voor de mediadiensten op aanvraag is bij de implementatie van de AMVD-richtlijn de hoogte vooralsnog vastgesteld op € 0,-, in afwachting van het nadere overleg over de definitieve vaststelling van de toezichtskosten voor deze diensten.
In de huidige regeling worden de criteria gemiddelde uitzendduur en potentieel bereik toegepast op lineaire omroepdiensten die via de traditionele distributieplatforms ether, kabel en satelliet worden verspreid. Deze criteria lenen zich echter niet voor toepassing bij mediadiensten op aanvraag die veelal via het open internet worden aangeboden. Het potentieel bereik van internet is immers onbegrensd, vrijwel elk huishouden in Nederland een internetaansluiting heeft. Het criterium heeft daardoor geen onderscheidend vermogen. Het zou er toe leiden dat de aanbieder van een mediadienst via internet automatisch wordt aangeslagen voor het hoogste bedrag aan toezichtskosten, ook als in werkelijkheid maar een heel klein publiek wordt bereikt. Daarnaast heeft het criterium van gemiddelde uitzendduur per dag bij mediadiensten op aanvraag geen betekenis: voor deze diensten is geen gemiddelde uitzendduur vast te stellen omdat zij in principe continu beschikbaar zijn.
Naar aanleiding daarvan is in de afgelopen periode onderzocht of andere criteria, zoals het daadwerkelijke bereik, marktaandeel, omzet of reclame-inkomsten toepasbaar kunnen zijn. Het Commissariaat heeft nader onderzoek gedaan naar de belangrijkste methoden van on-line bereikonderzoek die op dit moment in ons land worden gebruikt door verschillende partijen. Op basis van de beschikbare informatie heeft het Commissariaat de conclusie getrokken dat deze methoden (nog) niet geschikt zijn voor het meten van bereik of marktaandeel van audiovisuele mediadiensten die via internet worden aangeboden. Zo is bijvoorbeeld in sommige gevallen het onderzoekspanel te klein (te kleine steekproef) of nemen te weinig aanbieders deel aan een bereikonderzoek (te kleine onderzoekspopulatie) om de uitkomsten van een dergelijk onderzoek te kunnen gebruiken als grondslag voor het heffen van toezichtskosten. Ook heeft het Commissariaat gekeken naar de mogelijkheid dat aanbieders van mediadiensten op aanvraag zelf de bereiksgegevens leveren met behulp van methoden die het verkeer van en naar websites meten, zoals die bijvoorbeeld door Google en Yahoo worden aangeboden. Lang niet alle aanbieders van mediadiensten op aanvraag maken echter gebruik van dergelijke meetmethoden. Bovendien leunt de uitvoering dan helemaal op de medewerking van de aanbieders van de mediadiensten en dat is een risico voor de betrouwbaarheid van de informatie. Verder leidt het tot extra administratieve- en uitvoeringslasten. Laatstgenoemde nadelen kleven ook aan het gebruik van omzet of reclame-inkomsten als criterium.
Conclusie
Ik kom op basis van het overleg met het Commissariaat tot de conclusie dat de meest redelijke oplossing is om vooralsnog één vast bedrag van € 175 te hanteren voor de mediadiensten op aanvraag. De hoogte van het bedrag moet gerelateerd zijn aan de kosten voor het toezicht. Het Commissariaat gaat er van uit dat hij op 200 tot 300 aanbieders van mediadiensten op aanvraag toezicht moet gaan houden. De kosten worden geraamd op € 200 000. De kosten van het toezicht op commerciële omroepen worden doorgaans voor circa een vierde gedekt uit de geïnde toezichtskosten, de rest uit de vergoeding die de minister jaarlijks aan het Commissariaat geeft voor zijn werkzaamheden. Toepassing van deze verdeelsleutel leidt bij de mediadiensten op aanvraag tot een bedrag van € 175. In vergelijking met de bedragen die voor gewone televisieomroepprogramma’s gelden, is dat een laag bedrag. Ik vind dat gerechtvaardigd omdat voor mediadiensten op aanvraag slechts een beperkt aantal regels geldt, waardoor het toezicht ook beperkter kan zijn. Bovendien zal het werkelijke bereik van deze diensten onder het publiek in veel gevallen laag zijn.
Tot slot maak ik van de gelegenheid gebruik mee te delen dat het onderzoek naar eventuele extra toezichtsbevoegdheden voor het Commissariaat nog meer tijd vergt dan gedacht. Dit onderzoek vindt plaats naar aanleiding van het debat op 1 juli 2009 in uw Kamer over mogelijke schendingen bij de publieke omroep van de Mediawet en de eigen gedragscode met betrekking tot inkomsten. Ik verwacht uw Kamer in het najaar te kunnen informeren.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart