Ontvangen 14 april 2009
1. Inleiding 1
2. Herindelingsadvies van de provincie 2
3. Beleidskader 2
4. Draagvlak 5
5. Interne en regionale samenhang en evenwicht 12
6. Financiële aspecten 19
7. Inwerkingtreding 20
Hierbij bied ik u de nota naar aanleiding van het verslag voor het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Abcoude, Breukelen en Loenen en De Ronde Venen aan. Het wetsvoorstel heeft geleid tot een aantal bevindingen en vragen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De leden van de CDA-, VVD- en CU-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het dit wetsvoorstel. De leden van de SP-fractie hebben met grote verbazing kennisgenomen van dit voorstel voor gemeentelijke herindeling. De leden van de SGP-fractie hebben bedenkingen bij de vraag of het wenselijk is om de vier gemeenten samen te voegen tot één gemeente Vecht en Venen.
Bij de beantwoording heb ik zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden. Uit praktisch oogpunt ben ik een enkele keer van die volgorde afgeweken, door vragen van gelijke strekking samen te nemen.
In het coalitieakkoord staat dat herindeling van gemeenten plaatsvindt indien daarvoor voldoende lokaal draagvlak bestaat. De verantwoordelijkheid voor de toetsing daarvan berust bij het provinciebestuur. De regering is van oordeel, dat het proces waarlangs het onderhavige wetsvoorstel tot stand is gekomen in overeenstemming is met het betreffende onderdeel uit het coalitieakkoord. Gezien de bevindingen en vragen van een aantal fracties zal ik verderop in deze nota ingaan op de wijze waarop de regering tot deze beoordeling is gekomen.
2. Herindelingsadvies van de provincie
De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor het feit dat de provincie het herindelingsadvies heeft opgesteld op verzoek van de gemeente Abcoude. Vervolgens stelt de regering dat de overige betrokken gemeenten hiermee instemden. Graag vernemen deze leden wat deze instemming precies inhield. Wat is naar het oordeel van de regering de status van deze instemming geweest? Er kan toch niet gesteld worden dat bij elk van de betrokken gemeenten die instemming ook gericht was op de wenselijkheid van herindeling?
Met de instemming waar de leden van de SGP-fractie naar vragen wordt gedoeld op de laatste alinea in paragraaf 2 van de memorie van toelichting. In deze paragraaf, waarin de voorgeschiedenis tot aan de start van de procedure op grond van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) wordt beschreven, wordt geconstateerd dat er instemming was bij de betrokken gemeenten over de start van de arhi-procedure overeenkomstig artikel 8 van de betreffende wet. Deze constatering is gebaseerd op een gezamenlijke brief van de zes gemeenten die daarna in de arhi-procedure zijn betrokken. In het herindelingsontwerp worden de ontwikkelingen voorafgaand aan deze gezamenlijke brief stapsgewijs beschreven.
Uit deze beschrijving in het herindelingsontwerp komt naar voren dat de gemeenten Abcoude en Breukelen, na de kwaliteitsmetingen in 2005, de conclusie trokken dat de bestuurskracht in beide gemeenten versterkt moest worden. Op basis hiervan alsmede op basis van eerdere onderzoeken in de gemeente Loenen onderschreven gedeputeerde staten dat versterking van de bestuurskracht in deze drie gemeenten nodig is. In vervolg daarop is een proces van overleg tot stand gekomen tussen de gemeenten in het Vecht- en Plassengebied en de provincie Utrecht. Dit proces resulteerde op 22 augustus 2006 in een brief van de gemeenten Abcoude, Breukelen, De Ronde Venen, Loenen, Maarssen en Wijdemeren, waarin wordt geconcludeerd ten aanzien van de start van de arhi-procedure, «dat de kern van de problematiek bij de BAL-gemeenten ligt, waarbij de gemeente Abcoude met haar wens tot herindeling een sleutelpositie inneemt (samenvoeging met De Ronde Venen of vorming van een BAL-gemeente).» Uit het herindelingsontwerp blijkt voorts dat de zes gemeenten in de brief een drietal wensen hebben geformuleerd waaraan in het arhi-proces wat hen betreft aandacht moet worden besteed. Dit betreft:
– een variantenstudie waarbij ook vormen van samenwerking betrokken worden op initiatief van de provincie;
– rekening houden met de standpunten en positie van de gemeenten De Ronde Venen, Wijdemeren en Maarssen in vergelijking met de andere drie gemeenten;
– verduidelijking van de fasering van het proces van open overleg.
Op basis van deze brief is door mij geconstateerd dat het arhi-proces in het Vecht- en Plassengebied is gestart met «instemming» van de betrokken gemeenten. Deze leden constateren dus terecht dat deze instemming geen betrekking heeft op de wenselijkheid van de herindeling.
De leden van de CDA-fractie merken op dat Abcoude en De Ronde Venen al lang, tot wederzijdse tevredenheid samenwerken. De Kamer heeft in december 2008 de motie-Bilder c.s. (TK 31 700 VII, nr. 22) aangenomen waarin samenwerking als alternatief voor herindeling wordt bepleit. Waarom is er niet gekozen voor verbreding van de goed lopende samenwerking in plaats van gedwongen herindeling? Voorts vragen deze leden hoe de regering dit herindelingvoorstel plaatst in het kader van het coalitieakkoord waarin staat dat herindelingen alleen plaatsvinden bij voldoende lokaal draagvlak? Ook de leden van de VVD-fractie worden graag nader geïnformeerd over de argumentatie voor de opvatting dat het ontvangen herindelingsadvies van provinciale staten van Utrecht goed past binnen de uitgangspunten van het Beleidskader gemeentelijke herindeling en de afspraken in het coalitieakkoord.
Naar aanleiding van de vraag waarom niet is gekozen voor verbreding van de goed lopende samenwerking tussen de gemeenten Abcoude en De Ronde Venen in plaats van «gedwongen herindeling» wordt opgemerkt dat de gemeente Abcoude in het coalitieakkoord 2006–2010 heeft gesteld dat «de schaalgrootte van de gemeente niet meer is toegesneden op de eisen en wensen van deze tijd en dat een herindeling dus onontkoombaar is». In het open overleg heeft de gemeente Abcoude aangegeven dat de gemeente te klein is, de ambtelijke organisatie te kwetsbaar en er te veel taken zijn die de gemeente niet meer afdoende kan uitoefenen. Daarmee was voor wat betreft de gemeente Abcoude een verbreding van de samenwerking geen optie, wat ook blijkt uit de instemming van de gemeenteraad van Abcoude voor de voorgestelde samenvoeging. Ik ben daardoor voor wat betreft de gemeente Abcoude van oordeel dat er geen sprake is van een «gedwongen herindeling», zoals dit door deze leden wordt genoemd.
Ook de meerderheid van de gemeenteraad van De Ronde Venen heeft in zijn reactie op de voorgestelde samenvoeging te kennen gegeven dat, hoewel het gemeentebestuur voor zichzelf geen aanleiding ziet tot herindeling, hij bereid is om zijn bredere bestuurlijke verantwoordelijkheid te nemen door medewerking te verlenen aan deze variant. In dit verband is het van belang om te constateren dat de gemeente De Ronde Venen met haar afwijzende zienswijze op de eerder in het herindelingsontwerp voorgestelde variant van een Vechtgemeente ten oosten van de A2 en een Venengemeente ten westen van de A2, de provincie er toe heeft gebracht om uiteindelijk te constateren dat er voldoende draagvlak is voor een voorgestelde samenvoeging van de gemeenten Abcoude, Breukelen, De Ronde Venen en Loenen tot de nieuw te vormen gemeente Vecht en Venen. Die constatering was onder meer gebaseerd op de oproep van de gemeente De Ronde Venen tot het provinciebestuur om politieke daadkracht te tonen en te kiezen voor een echt duurzame oplossing voor het hele gebied van noordwest Utrecht door te opteren voor de herindelingsvariant van een nieuw te vormen gemeente Vecht en Venen. Op basis van het vorenstaande concludeer ik dat er voor wat betreft de gemeente De Ronde Venen, tegemoet is gekomen aan de zienswijze van de gemeente en er daarmee geen sprake is van een «gedwongen herindeling».
Anders is dit voor de reacties die zijn ontvangen van de gemeenten Breukelen en Loenen op de voorgestelde samenvoeging tot een nieuwe gemeente Vecht en Venen. In de gemeente Loenen alsmede in Breukelen waren deze reacties afwijzend. Ten tijde van de totstandkoming van het herindelingsadvies was er in de gemeente Loenen sprake van een (kleine) raadsmeerderheid die zich uitsprak tegen de voorgestelde herindeling, maar voor samenwerking bij voorkeur met de gemeente Breukelen. In de gemeente Breukelen was er een duidelijke raadsmeerderheid die koos voor herindeling met uitsluitend de gemeente Loenen. Net voor de afronding van de besluitvorming in de ministerraad heeft overigens de gemeenteraad van Loenen op 9 december 2008 haar standpunt herzien en besloten niet langer te opteren voor samenwerking maar voor een samenvoeging met de gemeente Breukelen. Ik stel op basis daarvan vast dat beide gemeenten inmiddels herindeling nodig vinden.
Tegen de achtergrond van de uiteenlopende alsmede in de loop der jaren wisselende reacties van de gemeentebesturen op de voorgestelde samenvoeging tot de nieuw te vormen gemeente Vecht en Venen, heeft de ministerraad op 24 oktober 2008 besloten extra tijd te nemen voor zijn besluitvorming over dit voorstel. Hierbij is het relevant om te constateren dat er ook bij de regering aanvankelijk vragen bestonden over het draagvlak voor dit herindelingsvoorstel, net zoals die vragen thans bestaan bij de leden van diverse fracties. Doel van deze extra tijd was om nader inzicht te krijgen in de vraag of deze samenvoeging voldeed aan de uitgangspunten zoals geformuleerd in het Beleidskader gemeentelijke herindeling alsmede aan de afspraken in coalitieakkoord, met name of er sprake was van voldoende draagvlak. Bovendien heeft op die manier de regering op een zorgvuldige wijze invulling kunnen gegeven aan haar toetsende rol van medewetgever zoals die in het coalitieakkoord is neergelegd. Overigens hebben ook de leden van de CDA-fractie en van de VVD-fractie naar dit inzicht respectievelijk de argumentatie daarvoor gevraagd.
Zoals in de memorie van toelichting is vermeld, is de regering van oordeel dat dit herindelingsvoorstel voldoet aan de beoordelingscriteria van het Beleidskader gemeentelijke herindeling. In het bijzonder de criteria bestuurskracht, duurzaamheid en interne samenhang hebben daarbij een belangrijke rol gespeeld. In de arhi-procedure voor het Vecht- en Plassengebied is een groot aantal varianten voor versterking van de bestuurskracht van Abcoude, Breukelen en Loenen onderzocht (pagina 2 memorie van toelichting; pagina 15 en 20 herindelingsadvies). te beginnen in het herindelingsontwerp. Het betrof hier varianten voor herindeling en varianten voor samenwerking. Nadat alle betrokkenen daarop hun zienswijzen hadden ingediend heeft de provincie geconcludeerd dat er voor die varianten onvoldoende draagvlak bestond. Op basis van de ingebrachte zienswijzen hebben gedeputeerde staten in de Notitie herindeling Vecht- en Plassengebied van 30 oktober 2007 een aantal nieuwe varianten beoordeeld, waarna zij in deze notitie kozen voor de vorming van de nieuwe gemeente Vecht en Venen. Naar aanleiding van de reacties van de gemeenten hebben gedeputeerde staten de voorgestelde herindelingsvariant ook in het herindelingsadvies opgenomen.
Door de vorming van deze gemeente wordt de bestuurskracht van de gemeenten Abcoude, Breukelen en Loenen op een duurzame wijze versterkt. De gemeente Vecht en Venen is in staat de belangrijke opgaven in dit deel van het Groene Hart, tussen de stedelijke regio’s van Amsterdam en Utrecht, op te pakken. Opgaven zijn onder andere het groen en leefbaar houden van het Groene Hart, de druk op de infrastructuur als gevolg van files op rijkswegen, sluipverkeer en recreatief verkeer, de leefbaarheid van de kernen en het behoud van het belangrijke cultuurhistorische erfgoed. De inwoners in dit gebied zijn gebaat bij een krachtig gemeentebestuur dat opkomt voor hun belangen in dit gebied. Door deze herindeling ontstaat zo een gemeentebestuur dat in staat is een volwaardige rol te spelen ten opzichte van de grote, sterke (buur)gemeenten in de regio, provincies en het rijk. Daarbij heeft meegespeeld dat in de afgelopen periode van meer dan tien jaar deze gemeenten niet in staat zijn gebleken hun organisaties door middel van samenwerking voldoende te versterken.
Voor wat betreft het lokale draagvlak voor de nieuw te vormen gemeente Vecht en Venen is geconstateerd dat deze niet maximaal ofwel niet optimaal is, maar wel voldoende. De verantwoordelijkheid voor de toetsing of er sprake is van voldoende lokaal draagvlak berust volgens het coalitieakkoord bij het provinciebestuur. Vervolgens worden de herindelingsvoorstellen door de wetgever in principe getoetst op het gevolgde proces. Op basis hiervan is door de regering als medewetgever getoetst of gelet op de specifieke omstandigheden en als het gaat om de gevolgde procedure, in redelijkheid tot het herindelingsvoorstel kon worden gekomen. Omdat de inhoudelijke afwegingen het beste door gemeenten en de provincie kunnen worden gemaakt, vraagt dit om een terughoudende opstelling van de regering als medewetgever. Dit laat onverlet dat de regering als medewetgever een eigen verantwoordelijkheid heeft om het voorstel te toetsen aan de inhoudelijke criteria van het Beleidskader gemeentelijke herindeling. In de volgende paragrafen ga ik meer inhoudelijk op die criteria in, te beginnen met het draagvlakcriterium.
De leden van de CDA-fractie vragen of de conclusie juist is dat de gemeente «De Ronde Venen» het herindelingvoorstel alleen wil steunen als er wordt voldaan aan een aantal financiële voorwaarden? Is het de regering bekend dat het voorliggende voorstel daarom door de raadsmeerderheid, die herindeling bespreekbaar vindt, wordt afgewezen? Deelt de regering de conclusie van deze leden dat het voorliggende voorstel nog maar door één gemeente (Abcoude) wordt gesteund? Staat de onvrijwilligheid bij het voorliggende voorstel de kans op succes in de weg? Valt er aan de ervaringen met eerdere onvrijwillige herindelingen een conclusie te verbinden? Deze leden ontvangen graag een reactie van de regering op deze punten. Ook de leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het ontbreken van draagvlak bij een deel van de betrokkenen een probleem kan opleveren voor het functioneren van de nieuwe gemeente?
De gemeente De Ronde Venen heeft in haar reactie op de voorgestelde samenvoeging tot de nieuwe gemeente Vecht en Venen gesteld medewerking te willen verlenen indien er sprake is van een goede uitgangspositie van de nieuwe gemeente. Uit het herindelingsadvies van de provincie Utrecht blijkt dat van een goede uitgangspositie sprake is. Bovendien is na het schrijven van de memorie van toelichting in de decembercirculaire 2008 van het gemeentefonds bekend geworden met welke bedrag de verdeelmaatstaf herindeling is verruimd. Volgens de richtlijnen van de nieuwe maatstaf zal de nieuwe gemeente Vecht en Venen per 1 januari 2010 een tijdelijke aanvullende uitkering ontvangen van circa € 12,3 miljoen. Ten opzichte van de € 9,4 miljoen die werd genoemd in de memorie van toelichting, stijgt de verdeelmaatstaf herindeling dus met een bedrag van € 2,9 miljoen. Hiermee wordt ruimhartig tegemoet gekomen aan het verzoek van de gemeente De Ronde Venen voor extra middelen ter bestrijding van de incidentele kosten van de herindeling.
Verder volgt de lagere algemene uitkering uit het gemeentefonds de veronderstelde efficiencywinst die de nieuwe gemeente kan bereiken door de toegenomen schaal. In haar zienswijze op het herindelingsontwerp, waarin de gemeente De Ronde Venen pleit voor de herindelingsvariant van een nieuw te vormen gemeente Vecht en Venen, wijst deze gemeente ook op deze efficiencymogelijkheden als bij het provinciebestuur wordt bepleit te opteren voor de «echt duurzame oplossing» van de nieuw te vormen gemeente Vecht en Venen. Eerdere herindelingen laten zien dat, zeker als daar bewust op wordt gestuurd, de bestuurskosten inderdaad na verloop van tijd minder zijn en er synergievoordelen worden behaald. In wezen krijgt de nieuwe gemeente eenzelfde bedrag als een bestaande gemeente met dezelfde kenmerken.
Het gehele arhi-proces overziend is het vreemd dat in haar zienswijze op het herindelingsontwerp de gemeente De Ronde Venen een onderbouwd pleidooi heeft gehouden voor de nieuw te vormen gemeente Vecht en Venen, waarbij onder meer de grotere efficiencymogelijkheden als argument naar zijn voren gebracht, terwijl nu in de eindfase van het arhi-proces tijdens de hoorzitting van de Tweede Kamer de (financiële) uitgangspositie als randvoorwaarde wordt geformuleerd die onvoldoende zou zijn ingevuld. Zeker nu ook in de reactie van de gemeente De Ronde Venen op de Notitie herindeling Vecht- en Plassengebied waarin die nieuwe gemeente Vecht en Venen wordt voorgesteld, er geen financiële randvoorwaarden zijn gesteld. Wel heeft de gemeente naar voren gebracht dat zij er vanuit gaat dat de financiële positie van de gemeente en inwoners niet zal verslechteren. De conclusie in het herindelingsadvies van de provincie Utrecht dat de nieuwe gemeente over een goede financiële uitgangspositie beschikt, biedt het gemeentebestuur van de nieuwe gemeente dus voldoende mogelijkheden tot het voeren van een solide financieel beleid. Voor wat betreft belastingharmonisatie op het niveau van de gemeente met het laagste OZB-tarief, merk ik nog op dat dat een autonome keuze is van het nieuwe gemeentebestuur, waarbij het natuurlijk vrij staat om langs andere weg te komen tot een sluitende (meerjaren)begroting. Voor meer detailinformatie hier de financiële positie verwijs ik naar paragraaf 6 over de financiële aspecten.
Ik ben op grond van het vorenstaande van mening dat is voldaan aan de wens van de gemeente De Ronde Venen. Het is weliswaar begrijpelijk dat De Ronde Venen tijdens de hoorzitting een krachtig pleidooi heeft gehouden voor een grotere financiële tegemoetkoming, maar ik constateer dat daaraan in de decembercirculaire 2008 tegemoet is gekomen. Bovendien heb ik niet uit de inbreng in de hoorzitting gelezen dat de eerder uitgesproken bereidheid om mee te werken aan de versterking van de bestuurskracht in het gebied is ingetrokken. Integendeel, tijdens de inbreng van de burgemeester van De Ronde Venen op de hoorzitting van de Tweede Kamer is het besluit van de gemeenteraad om te kiezen voor de voorgestelde samenvoeging toegelicht. De burgemeester heeft niet aangegeven dat dit eerdere standpunt is gewijzigd, noch heeft zij een voorbehoud gemaakt. Ik deel dan ook niet de conclusie dat de voorgestelde herindeling alleen nog maar door de gemeente Abcoude wordt gesteund.
Voorts ben ik van oordeel dat het feit dat steun ontbreekt van twee van de vier bij de herindeling betrokken gemeenten, het succes van de herindeling niet in de weg hoeft te staan. Dit beeld wordt ook ondersteund door recent onderzoek naar de effecten van herindeling in Zuid-Holland waar herindelingen waar de provincie het voortouw nam, op relatief veel tevredenheid kunnen rekenen van de gemeenten voor wat betreft de tijdigheid en de onderbouwing van de besluitvorming doordat de provincie knopen kan doorhakken. Bovendien speelt de specifieke aanpak die een provincie hanteert een rol. Daarom is de ervaring die de provincie Utrecht heeft opgedaan bij de vorming van de gemeente Utrechtse Heuvelrug het meest relevant voor de voorliggende herindeling.
Bij de vorming van die gemeente per 1 januari 2006 is door de voormalige gemeente Leersum gewerkt volgens een zogenoemd «tweesporenbeleid». Leersum werkte, eerst als toehoorder en later actief, mee aan de vorming van de nieuwe gemeente, zowel ambtelijk als bestuurlijk, maar bleef uitdragen tegen de herindeling te zijn. Op die manier kon de gemeente Leersum toch de belangen van zowel de gemeente als haar personeel tijdens het fusieproces inbrengen. Onder meer de betrokken rol die de provincie zowel in het arhi-proces als het fusieproces heeft gespeeld alsmede het begrip dat de andere betrokken gemeenten in die samenvoeging hebben kunnen opbrengen voor de positie van Leersum, hebben er toe geleid dat het fusieproces tot een goed einde is gebracht. Het is goed hierbij te vermelden dat de provincie Utrecht haar rol in het fusieproces heeft laten onderzoeken in het rapport «Afstand èn nabijheid» door de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO). Naar ik heb begrepen worden leerervaringen uit dat onderzoek nu gebruikt bij de thans voorgestelde samenvoeging.
Ook de gemeenten Breukelen en Loenen werken momenteel volgens dit tweesporenbeleid. Het intensieve alsmede gezamenlijke proces dat al in 2005 van start is gegaan met de eerste verkennende gesprekken in het Vecht- en Plassengebied voorafgaand aan de start van het arhi-proces, vormt mede de basis voor deze werkwijze. In de negatieve zienswijze van Breukelen en Loenen zie ik dan ook nu geen aanleiding om te twijfelen aan het voor ogen staande eindresultaat. Daar wil ik in algemene zin nog het volgende aan toevoegen. De Wet arhi vordert in artikel 79 de betrokkenheid van alle betrokken gemeenten bij het treffen van voorzieningen ter voorbereiding op de samenvoeging, ook als zij zich niet in de voorgestelde samenvoeging kunnen vinden. Ik vind het daarom van belang te benadrukken, dat een gemeente die zich niet kan vinden in een voorgestelde samenvoeging, het uitdragen van haar opvattingen daarover behoort te scheiden van de bestuurlijke verantwoordelijkheid om de gemeentelijke organisatie voor te bereiden op een naderende samenvoeging.
Het baart de leden van de PvdA-fractie zorgen dat er in het betrokken gebied verdeeldheid bestaat over deze samenvoeging van gemeenten. Zo vragen deze leden zich af of er wel sprake is van voldoende draagvlak als twee van de vier betrokken gemeenteraden geen steun uitspreken voor deze samenvoeging? Daar tegenover staat, zo menen deze leden, dat er goede inhoudelijke overwegingen zijn aangevoerd voor deze samenvoeging. Bovendien hebben GS en PS van de provincie Utrecht zich hiervoor uitgesproken en heeft deze samenvoeging een lange voorgeschiedenis van het zoeken naar andere oplossingen voor de bestuurlijke problemen in het gebied. Hoe beoordeelt de regering het ontbreken van een stevig draagvlak in relatie tot de zwaarwegende overwegingen voor deze samenvoeging?
Ook de leden van de CU-fractie constateren dat de betrokken gemeenten verschillende voorkeuren hebben ten aanzien van herindeling. De leden vragen om een nadere onderbouwing van de stelling dat het huidige voorstel kan rekenen op voldoende draagvlak binnen de verschillende gemeenten.
De leden van de SP-fractie merken op dat de gemeenteraden van Loenen en Breukelen zich tegen dit voorstel voor herindeling hebben uitgesproken. De gemeenteraad van De Ronde Venen heeft voorwaarden gesteld, vooral op financieel gebied, waar niet aan is tegemoetgekomen. Slechts de gemeenteraad van Abcoude ondersteunt het voorliggende voorstel. Deze leden ontvangen graag een nadere beschouwing van de regering dat het draagvlak voor deze herindeling toch toereikend is. Ook vragen zij zich af voor welke problemen deze herindeling een oplossing is.
Ook de leden van de VVD-fractie constateren dat er in het gebied zeer verschillend wordt gedacht over het voorliggende voorstel. De leden van de VVD-fractie vragen daarom een nadere uiteenzetting van de regering ten aanzien van het draagvlak van dit voorstel.
De leden van de SGP-fractie vinden het opmerkelijk dat eigenlijk alleen Abcoude positief gestemd is over de voorgestelde herindeling. De stelling van de regering dat er «voldoende draagvlak» bestaat voor deze herindeling roept vragen op. Kan worden toegelicht wat de regering hiermee bedoelt?
De extra tijd die de ministerraad heeft genomen om zich te verdiepen in dit herindelingsvoorstel heeft geresulteerd in de conclusie dat er hier sprake is van een noodzakelijke en urgente herindeling, zoals dit ook is beschreven in de memorie van toelichting. Belangrijke overwegingen die de regering daar onder meer toe hebben gebracht, zijn de noodzakelijke versterking van de bestuurskracht in de gemeenten Abcoude, Breukelen en Loenen zoals die uit metingen naar voren is gekomen, en de belangrijke opgaven waar dit deel van het Groene Hart voor staat onder meer als gevolg van de ligging tussen de stedelijke regio’s van Amsterdam en Utrecht. In paragraaf 3 ben ik hier meer uitgebreid op ingegaan.
Aan de andere kant hecht de regering ook groot belang aan het draagvlak bij de betrokken gemeenten in geval van een gemeentelijke herindeling. De voorgeschiedenis van dit voorstel laat zien dat gedurende vele jaren vanaf circa 1996 in het gebied door de gemeenten Abcoude, Breukelen en Loenen in samenspraak met de provincie is gewerkt aan de formulering van een regionale gebiedsvisie. Daaropvolgend is gekeken op welke wijze de bestuurskracht versterkt kon worden om deze en andere opgaven te realiseren. Daarbij bleken er steeds wisselende standpunten en coalities te bestaan over oplossingen als samenwerking en herindeling, waarbij, naar het oordeel van betrokken partijen, deze oplossingen niet tot het noodzakelijke resultaat of op voldoende draagvlak konden rekenen.
Na deze lange voorgeschiedenis voorafgaand aan de start van het arhi-proces en de daarop volgende uitgebreide overlegfase tijdens het arhi-proces is een groot aantal varianten voor versterking van de bestuurskracht in het Vechten Plassengebied onderzocht en beoordeeld aan de hand van de criteria uit het Beleidskader gemeentelijke herindeling. Het nu voorliggende voorstel beantwoordt het best aan deze criteria. Het leidt tot een krachtige, toekomstbestendige gemeente met een goede interne samenhang. De nieuwe gemeente is in evenwicht met de omliggende gemeenten. Daarbij is het draagvlak niet optimaal, maar er is geen variant waarvoor meer draagvlak gevonden kan worden. Onder de gegeven omstandigheden is het voorliggende herindelingsvoorstel het beste van de denkbare oplossingen. Twee van de vier bij de herindeling betrokken gemeenten steunen het herindelingsvoorstel en twee gemeenten kiezen voor een andere variant van herindeling. De twee omliggende gemeenten die in de arhi-procedure zijn betrokken kunnen instemmen met de voorgestelde herindeling. Dit alles hebben provinciale staten op voorstel van gedeputeerde staten tot het oordeel gebracht dat het herindelingsvoorstel op voldoende draagvlak kon rekenen, waarna zij zijn overgegaan tot de vaststelling van het herindelingsadvies.
Dit alles overziend begrijpt de regering hoe het provinciebestuur in dit langdurige maar transparante proces tot het oordeel is gekomen dat er sprake is van voldoende draagvlak. Daarbij is het onmiskenbaar dat aanvullende overwegingen zoals (de oplossing voor) de maatschappelijke opgaven in het gebied alsmede criteria uit het Beleidskader gemeentelijke herindeling van doorslaggevende betekenis zijn geweest. Gegeven de inhoudelijke opgaven heeft de regering het noodzakelijk geacht dit best haalbare voorstel als wetsvoorstel in te dienen.
Diverse fracties hebben de «financiële voorwaarden» die in de hoorzitting naar voren zijn gebracht door de vertegenwoordiger van de gemeenteraadsleden van De Ronde Venen die de herindeling steunen, aangeduid als het intrekken van de steun aan het herindelingsvoorstel. Voor mijn reactie daarop verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de CDA-fractie aan het begin van deze paragraaf.
Verder vragen de leden van de SGP-fractie meer concreet of wel zorgvuldig is vastgesteld dat het draagvlak voor een gemeente Vecht en Venen groter is dan het draagvlak voor een Veenweidegemeente en een Vechtgemeente. Is samenvoeging van de gemeenten Breukelen en Loenen in de ogen van de regering per definitie een onjuiste keuze, die onvoldoende toekomstgericht is? Welk onderzoek is daarnaar verricht, zo vragen zij.
Bij de overweging om te komen tot een Vechtgemeente en een Veenweidegemeente zijn de gebiedskenmerken een bepalende factor bij de vorming van de nieuwe gemeenten. Uitgaande van die gebiedskenmerken is de provincie van oordeel dat het grondgebied van de voormalige gemeente Kockengen onlosmakelijk onderdeel vormt van het Veenweidegebied. Dit betekent opdeling van de huidige gemeente Breukelen. Met dit vertrekpunt ontstaat bij de samenvoeging van een gedeeld Breukelen met Loenen een gemeente met ongeveer 19 000 inwoners langs de Vecht. Net als de leden van de VVD-fractie in de volgende paragraaf onder varianten, is de provincie van oordeel dat deze herindelingsvariant onvoldoende duurzaam en bestuurskrachtig is gegeven de inhoudelijke opgaven. Alleen een Vechtgemeente waaraan ook de gemeente Maarssen wordt toegevoegd is wel voldoende duurzaam en bestuurskrachtig. De provincie heeft het draagvlak voor de vorming van een grote Vechtgemeente (met Maarssen) en een Veenweidegemeente afgezet tegen het draagvlak voor de vorming van de gemeente Vecht en Venen en geconstateerd dat het draagvlak voor de vorming van deze twee gemeenten niet aanwezig is. De gemeenten Breukelen en Loenen kiezen beiden niet voor de gemeente Maarssen, de gemeente Maarssen kiest niet voor samenvoeging met de gemeenten Breukelen èn Loenen. De gemeenten Abcoude en De Ronde Venen willen wel herindelen tot de gemeente Vecht en Venen maar willen niet met elkaar worden samengevoegd tot een Veenweidegemeente. Wanneer, ondanks bovenstaande argumenten, de herindeling van een ongedeeld Breukelen en Loenen wordt overwogen, is het draagvlak voor deze variant niet groter dan het draagvlak voor de vorming van de gemeente Vecht en Venen. Alleen Breukelen en Loenen zijn voorstander. Bovendien ontstaat mogelijk restproblematiek voor Abcoude, tenzij wordt gekozen voor de gedwongen herindeling van Abcoude met De Ronde Venen. Onder meer op grond van vorenstaande argumenten kan de regering de provincie vervolgens volgen in de conclusie dat de vorming van twee gemeenten in het gebied niet op draagvlak kan rekenen en om die reden geen goed alternatief is.
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts wanneer de gemeenteraad van Loenen zich heeft uitgesproken voor samenvoeging van Loenen, Breukelen en Abcoude (zie blz. 2 MvT). Welke inhoudelijke argumenten hebben de huidige gemeenteraad van dat standpunt afgebracht? Hoe beoordeelt de regering deze argumenten? En hoe moet worden omgegaan met wisselende meerderheden in een zorgvuldig en derhalve vaak langdurig herindelingsproces?
Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens dat bij iedere samenvoeging de betrokkenheid van de afzonderlijke kernen bij het bestuur een aandachtspunt is en dat deze gebaat is bij vormen van vertegenwoordiging die kan dienen als aanspreekpunt voor het gemeentebestuur, zoals dorpsraden? Is de regering bereid dit onder de aandacht te brengen van de nieuwe gemeente?
In dit verband zouden de leden van de SGP-fractie ook de visie van de regering willen vernemen op de veel grotere afstand tussen burgers en bestuur die zal ontstaan als gevolg van de samenvoeging van de vier gemeenten, zeker ook gezien de barrières van weg, water en spoor en de verschillende oriëntatie van de burgers die hiermee samenhangen.
In 2002 heeft de gemeenteraad van Loenen zich uitgesproken voor herindeling van de gemeenten Abcoude, Breukelen en Loenen. Daarbij heeft de gemeenteraad van Loenen zich gebaseerd op de uitkomsten van twee onderzoeken: het onderzoek van De Galan en Voigt uit 2001 waarbij de conclusie luidt dat de druk op de bestuurlijke en ambtelijke organisaties zichtbaar is binnen elk van de drie BAL-gemeenten en het onderzoek van Cap Gemini Ernst & Young uit 2002 waarbij wordt geconstateerd dat een nieuw te vormen BAL-gemeente per saldo belangrijke meerwaarde oplevert voor de gemeentelijke organisatie en haalbaar is. Het nieuwe college dat na de gemeenteraadsverkiezingen in 2002 aantrad was niet langer voorstander van herindeling. Een inhoudelijke argumentatie voor de wijziging van de opvatting is mij niet bekend. Wel wordt door een raadscommissie in 2006 een advies over toekomst van de gemeente Loenen uitgebracht waarin het functioneren van de gemeente positief wordt beoordeeld. In het rapport worden ook een tweetal aandachtpunten genoemd: de rol van de gemeente Loenen in samenwerkingsverbanden en het gewenste niveau van dienstverlening aan de inwoners.
Hoe vervolgens met deze wisselende standpunten en daaruitvoortvloeiende meerderheden om moet worden gegaan is in feite een vraag naar de beoordeling van het draagvlak voor een herindelingsvoorstel. Een oordeel daaromtrent is in het geval dat er geen sprake is van unaniem draagvlak voorbehouden aan de provincie. Zoals ook uit het voorliggende herindelingsvoorstel blijkt, zullen er, bij voorstellen waar sprake is van afnemend maar voldoende draagvlak, aanvullende overwegingen aanwezig zijn die het provinciebestuur er toe brengt een herindelingsvoorstel desondanks door te zetten. In principe toetst de regering vervolgens of de provincie redelijkerwijs tot het herindelingsadvies heeft kunnen besluiten.
In het herindelingsadvies voor het Vecht- en Plassengebied is als een van de belangrijkste opgaven voor de nieuwe gemeente het voeren van een goed kernenbeleid geformuleerd, gericht op het vitaal en leefbaar houden van de kernen. Ik ben het daar mee eens. Actieve burgerparticipatie waarnaar door enkele leden wordt gevraagd, in de kernen of vanuit de verschillende kernen gericht op vertegenwoordiging in de richting van het gemeentebestuur draagt daar mijns inziens aan bij en kan daarom onderdeel uitmaken van dat kernenbeleid. Het spreekt voor zich dat met het toenemen van de omvang van een gemeente het kernenbeleid een belangrijke rol speelt en sterk kan bijdragen aan het zo klein mogelijk houden van de afstand tussen het gemeentebestuur en de inwoners, maar de wijze waarop daaraan invulling wordt gegeven is echter een taak waar gemeentebesturen zelf verantwoordelijk voor zijn.
Voor de leden van de SP-fractie zijn belangrijke criteria ter beoordeling van de noodzaak van herindeling de bestuurskracht van gemeenten en, in de eerste plaats, het draagvlak onder de inwoners. Ook de regering zegt dat herindelingen alleen plaats kunnen vinden van onderaf, als hiervoor steun is van de bevolking. Hoe oordeelt de regering over het draagvlak onder de bevolking in de betreffende gemeenten? Hoe hebben inwoners zich voor of tegen voorgenomen herindeling kunnen uitspreken?
De leden van de SGP merken op dat op politiek-bestuurlijk niveau er kan worden gesproken over al dan niet enthousiast draagvlak voor deze herindeling. Dat wil nog niet zeggen dat dit draagvlak er ook maatschappelijk gezien is. Uit de vele inspraakreacties blijkt ook dat dit draagvlak er bij een belangrijk deel van de bevolking niet is. In hoeverre heeft dit verschil voor de regering nog een rol gespeeld bij de overwegingen inzake deze herindeling? Is een eenzijdige oriëntatie op bestuurlijk draagvlak niet een te enge interpretatie van het draagvlakprincipe uit het beleidskader, dat ook uitdrukkelijk spreekt over de burgers? De regering schrijft in de toelichting dat het (lokale) draagvlak niet maximaal is, maar wel voldoende. De leden van de SGP-fractie vragen zich af wanneer er in de ogen van de regering wel sprake zou zijn van onvoldoende draagvlak bij de bevolking. Wat voor criteria worden daarbij gehanteerd? Hoe wordt voorkomen dat het uitgangspunt, dat een herindeling van onderop moet komen, een uitgangspunt zonder concreet effect wordt? Deze leden ontvangen graag een reactie van de regering op deze punten.
De leden van de SP-fractie en de SGP-fractie vragen naar het maatschappelijk draagvlak. De regering hecht groot belang aan een sterk draagvlak onder de bevolking voor de samenvoeging. Daarnaast vindt de regering het ook van belang dat bij de toetsing van herindelingsvoorstellen aandacht wordt geschonken zowel aan de wijze waarop tijdens de procedure aan een optimaal draagvlak is gewerkt, als aan het draagvlak voor het uiteindelijke herindelingsvoorstel. De wijze van verkenning of organisatie van draagvlak acht de regering een verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf, een verantwoordelijkheid die de gemeenten op verschillende manieren op zich hebben genomen. Omdat het hier een provinciaal herindelingsvoorstel betreft heeft ook de provincie een deel van die verantwoordelijkheid op zich genomen.
Door de gemeenten en de provincie zijn diverse activiteiten ondernomen om inwoners te betrekken en het draagvlak bij hen te peilen. Behalve de ter inzage legging van het herindelingsontwerp en brede communicatie daarover heeft de provincie twee informatiebijeenkomsten georganiseerd om het herindelingsontwerp toe te lichten. Tevens is opgeroepen om zienswijzen in te dienen. In de gemeenten Abcoude, Breukelen, De Ronde Venen en Loenen zijn de inwoners actief geïnformeerd over (nieuwsbrief, informatie in het plaatselijke weekblad, informatiebijeenkomst) en/of betrokken bij de standpuntbepaling over het herindelingsontwerp (discussie- en debatbijeenkomsten en volksraadplegingen in Loenen en Breukelen). Voorafgaand aan de vaststelling van het herindelingsadvies door provinciale staten zijn in het gebied drie bijeenkomsten georganiseerd waar inwoners hun mening over het gewijzigde herindelingsontwerp kenbaar konden maken bij Utrechtse statenleden. Tevens bestond er een inspraakmogelijkheid bij de statencommissie.
Uit de informatiebijeenkomsten en ingebrachte zienswijzen naar aanleiding van het herindelingsontwerp bleek een groot draagvlak onder de bevolking van de gemeente Abcoude voor de vorming van een grote Groene Hartgemeente bestaande uit alle vier de betrokken gemeenten. Dit concludeer ik aan de hand van het geringe aantal inspraakreacties en de uitgebreide wijze waarop college en gemeenteraad van Abcoude de inwoners hebben geïnformeerd over en betrokken bij de voorgenomen herindeling. Naast de informatiebijeenkomsten zijn de inwoners van de gemeente Breukelen na de inbreng op het herindelingsontwerp niet direct in de gelegenheid gesteld zich uit te spreken over de herindeling met Abcoude, De Ronde Venen en Loenen zoals dat in de Notitie herindeling Vecht- en Plassengebied van 30 oktober 2007 werd voorgesteld. Wel is in een volksraadpleging aan de inwoners van de gemeente Breukelen gevraagd of zij een voorkeur hebben voor een ongedeeld of een gedeeld Breukelen wanneer er een Vechtgemeente en een Venengemeente zouden ontstaan. Hieruit blijkt dat de inwoners van de kernen Breukelen en Nieuwer Ter Aa in meerderheid kiezen voor een ongedeeld Breukelen en de inwoners van Kockengen in meerderheid kiezen voor een gedeeld Breukelen. De inwoners van de gemeente Loenen hebben zich in een volksraadpleging tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van november 2007 in grote meerderheid uitgesproken voor het versterken van de bestuurskracht door intensieve samenwerking. De keuze van de gemeenteraad van Loenen op 9 december 2008 voor herindeling met de gemeente Breukelen is niet meer aan de bevolking voorgelegd. In de gemeente De Ronde Venen is geen volksraadpleging gehouden. Wel is naar aanleiding van het herindelingsontwerp een relatief groot aantal zienswijzen tegen gemeentelijke herindeling ingediend na een advertentie in de huis-aan-huisbladen in De Ronde Venen waarop inwoners hun reactie konden invullen. Van de inspraakmogelijkheden bij de statencommissie hebben 14 personen gebruik gemaakt.
Voor wat betreft de rol die het maatschappelijk draagvlak heeft gespeeld bij de beoordeling van het herindelingsvoorstel, is de regering van oordeel dat het de verantwoordelijkheid is van het gemeentebestuur in een representatieve democratie om te investeren in maatschappelijk draagvlak, maar tevens ook om lokale opvattingen en belangen tegen elkaar af te wegen. Hier vloeit overigens uit voort dat de provincie en het rijk op hun beurt voor de beoordeling van het draagvlak de standpunten van de gemeente- respectievelijk de provinciebesturen en daarmee het bestuurlijk draagvlak als uitgangspunt nemen.
5. Interne en regionale samenhang en evenwicht
De leden van de CDA-fractie constateren dat de gemeentebesturen van Breukelen en Loenen benadrukken, gesteund door hun inwoners, dat er weinig tot geen banden bestaan met de gemeente De Ronde Venen. Er wordt gerept over grote verschillen in ambitie: de Vechtgemeenten willen conserveren, De Ronde Venen wil ontwikkelen. Heeft dit gegeven een rol gespeeld bij de gemaakte keuzes? En zo ja hoe?
Diverse insprekers uit Loenen en Breukelen gaven tijdens de hoorzitting aan geen problemen te kennen, en van mening te zijn dat de herindeling vooral een oplossing is voor de problemen van Abcoude. Graag ontvangen de aan het woord zijnde leden een reactie van de regering op deze kritiek.
Voorts vragen zij welke consequenties dit herindelingvoorstel met zich brengt voor de intergemeentelijke samenwerking in het gebied, nu er steeds meer taken door de grotere (nieuw gevormde) gemeenten in het eigen gemeentehuis kunnen worden uitgevoerd. En welke gevolgen heeft dit voorstel voor de resterende gemeenten, met minder dan 60 000 inwoners, in het gebied? Zij ontvangen graag een reactie van de regering op deze punten.
Alle gemeenten in dit gebied liggen in het Groene Hart, met de beperkingen die daarbij gelden voor de ontwikkeling van de gemeente en de opgaven bij het behouden en versterken van het groene, open karakter van het Groene Hart. In de Vechtgemeenten is een visie ontwikkeld op het behouden en versterken van het gebied, de Vechtvisie. In het Veenweidegebied wordt gewerkt aan de totstandkoming van het Plan de Venen, dat is gericht op meer natuur, een betere toekomst voor de landbouw en water alsmede volop recreatie. Op verschillende plekken in het Vecht- en Plassengebied is ruimte voor ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld het industrieterrein van Mijdrecht en het stationsgebied van Breukelen. Ik herken het door de gemeentebesturen van Breukelen en Loenen geschetste beeld niet en uit de ingewonnen informatie bij de provincie Utrecht heb ik begrepen dat dit dan ook geen rol heeft gespeeld in de overwegingen van het provinciebestuur.
De regering deelt de opvatting niet dat Breukelen en Loenen geen problemen kennen. Zoals hiervoor al is aangegeven bleek uit onderzoeken van De Galan en Voigt en Cap Gemini Ernst & Young dat versterking van de bestuurskracht nodig is. Dit werd in het geval van Abcoude en Breukelen later bevestigd tijdens de kwaliteitsmetingen in 2005. Ook geven de gemeenten Abcoude, Breukelen en Loenen zelf aan dat versterking van de bestuurskracht nodig is. Alle drie de gemeenten hebben inmiddels gekozen voor gemeentelijke herindeling als manier om de bestuurskracht te versterken.
Het provinciebestuur verwacht dat de intergemeentelijke samenwerking in West-Utrecht is gebaat bij de vorming van de gemeente Vecht en Venen. In dit gebied werken nu negen gemeenten samen. De ervaring leert dat voor een goede samenwerking sterke gemeenten nodig zijn, omdat zij dan in staat zijn een bijdrage te leveren aan de samenwerking (kennis, capaciteit, middelen). De andere gemeenten in het gebied (Lopik, Maarssen, Montfoort, Oudewater, Woerden) hebben minder dan 60 000 inwoners. Zij zijn gebaat met een sterke partner voor samenwerking gelet op de maatschappelijke opgaven die in de regio aan de orde zijn.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering hun opvatting deelt dat in de voorgestelde herindeling sprake is van twee heel verschillende gebieden, die bovendien worden gescheiden door een muur van infrastructuur. In dit licht ontvangen deze leden ook graag antwoord op enkele concrete vragen. Waar komt het gemeentehuis van de nieuwe gemeente? Hoe lang duurt het om met het openbaar vervoer van Kockengen naar het huidige gemeentehuis van De Ronde Venen te komen? Hoe lang bedraagt de reistijd naar dat gemeentehuis vanuit respectievelijk Breukelen, Vreeland, Loenen en Nigtevecht?
In de voorgestelde herindeling worden vier Groene Hartgemeenten samengevoegd tot één nieuwe gemeente. Een belangrijke opgave is het vitaal en groen houden van het landelijk gebied. Het gebied heeft een belangrijke recreatieve functie voor de stedelijke gebieden van Amsterdam en Utrecht met onder meer de Vinkeveense plassen en de Vecht. Het Randstad Urgentproject Groene Ruggengraat verbindt de gemeenten. De samen te voegen gemeenten vertonen grote overeenkomsten qua grondgebruik (70 tot 80% voor landbouw). In het gebied liggen belangrijke infrastructurele assen zoals de Rijksweg A2, het Amsterdam-Rijnkanaal en de spoorlijn Amsterdam-Utrecht. Enerzijds doorsnijden deze assen het gebied, anderzijds verbinden ze het gebied. Bovendien vraagt de druk op de infrastructuur een samenhangende aanpak, wat beter gewaarborgd kan worden wanneer de assen binnen één gemeente liggen dan wanneer de assen de scheidslijn vormen tussen gemeenten. Binnen de gemeente Vecht en Venen zijn twee deelgebieden te onderscheiden: het stroomgebied van de Vecht en het Veenweidegebied. Dit gegeven werkt niet belemmerend op de samenvoeging van de gemeenten.
Het is nog niet bekend waar het nieuwe gemeentehuis van de gemeente Vecht en Venen komt te staan. Daarom kunnen relevante reistijden nu nog niet worden gegeven.
Bestuurskracht en duurzaamheid
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de gemeenten Breukelen en Loenen willen samengaan. Er ontstaat dan een gemeente met circa 23 000 inwoners met een conserverende taakstelling. Recent zijn er in de provincies Noord- en Zuid-Holland door herindeling gemeenten met eenzelfde inwoneraantal ontstaan. Is deze vrijwillige herindeling niet te verkiezen boven het voorliggende voorstel, zo vragen deze leden.
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de SGP-fractie in paragraaf 4 over draagvlak.
De leden van de PvdA-fractie lezen in de MvT dat er sprake is van een noodzakelijke en urgente samenvoeging. Deze leden hebben behoefte aan een nadere toelichting op dit punt. Wat gaat er mis als deze samenvoeging niet plaatsvindt, maar er geen, of een andere samenvoeging plaatsvindt? Deze leden stellen prijs op een antwoord per betrokken gemeente.
Ook de leden van de SP-fractie vragen welke problemen van de gemeente Abcoude door deze herindeling worden opgelost?
De arhi-procedure is gericht op de versterking van de bestuurskracht van de gemeenten Abcoude, Breukelen en Loenen. De gemeente De Ronde Venen is voldoende bestuurskrachtig, een sterke partner die een meerwaarde heeft voor de samenvoeging en die door de instemming met de deelname daaraan haar regionale verantwoordelijkheid ziet. Deze gemeente is betrokken in de herindeling omdat deelname van de gemeente De Ronde Venen onvermijdelijk is. Varianten van herindeling waarbij de gemeente De Ronde Venen niet wordt betrokken kunnen weliswaar leiden tot bestuurskrachtige gemeenten, maar op basis van de criteria uit het beleidskader heeft de provincie deze varianten afgewezen. Zo is de interne en regionale samenhang sterker in een variant met de gemeente De Ronde Venen, mede vanwege het stedelijke karakter van Maarssen. De noodzaak en urgentie van samenvoeging wordt onderstaand aangegeven voor de gemeenten Abcoude, Breukelen en Loenen. Voorafgaand daaraan is het goed om op te merken dat deze drie gemeenten zelf van oordeel zijn dat hun bestuurskracht versterkt moet worden. Als wijze om dit te realiseren kiezen zij inmiddels allen voor gemeentelijke herindeling.
De gemeente Abcoude heeft aangegeven dat de gemeente te klein is, de ambtelijke organisatie te kwetsbaar en er te veel taken zijn die de gemeente niet meer kan uitoefenen. Dit leidt ertoe dat beleidsmatige en uitvoerende taken onder druk komen te staan, dat nieuwe taken moeilijk opgepakt kunnen worden (WWB, WMO, Wabo) en dat de dienstverlening aan de inwoners onder druk staat. In het regionale krachtenveld is de gemeente Abcoude een relatief kleine speler. Het leidt er ook toe dat besluitvorming over voor de gemeente belangrijke projecten zoals bijvoorbeeld de aanleg van een derde brug, erg lang heeft geduurd.
De gemeente Loenen heeft net als de gemeente Abcoude een kwetsbare ambtelijke organisatie. De gemeente heeft moeite met lange termijn visievorming en beleidsformulering. In de regionale samenwerking is de gemeente onvoldoende in staat een bijdrage te leveren aan regionale opgaven.
De gemeente Breukelen functioneert op operationeel niveau voldoende. Op strategisch niveau is echter ook deze gemeente kwetsbaar. Breukelen staat voor de ontwikkeling van het stationsgebied waar ook een onderdeel van de Groene Ruggengraat (project Randstad Urgent) ingepast moet worden. Dit is een complexe opgave.
Dit overziende, begrijpt de regering, zoals ook in paragraaf 4 al is aangegeven, dat de provincie concludeert dat deze gemeenten met een kwetsbare organisatie en een beperkt strategisch vermogen onvoldoende in staat zijn de belangrijke opgaven in het gebied te realiseren. Het betreft hier onder meer het open, vitaal en groen houden van het landelijk gebied, het handhaven van een acceptabel voorzieningenniveau in de (kleine) kernen, een antwoord bieden op de druk op de infrastructuur in het gebied, en bijdrage leveren aan de realisatie van de Randstad Urgentprojecten Groot Mijdrecht Noord en de Groene Ruggengraat. Daarbij komt dat deze gemeenten onvoldoende een volwaardige rol kunnen spelen ten opzichte van de krachtige besturen in de stedelijke gebieden van Amsterdam en Utrecht. Tenslotte kan als gevolg van verdergaande decentralisatie van rijksbeleid de druk op de gemeenten in dit gebied met deze opgaven verder toenemen en een groter beroep doen op de bestuurskracht.
De vraag naar versterking van de bestuurskracht mag dan volgens de leden van de SGP-fractie belangrijk zijn, maar daarvoor dient wel vastgesteld te worden dat er ook daadwerkelijk sprake is van een gebrek aan bestuurskracht dat niet op een andere manier kan worden opgelost. Het is deze leden onvoldoende duidelijk geworden in hoeverre er serieus is gekeken naar alternatieven anders dan gemeentelijke herindeling, zoals intensieve samenwerking of dienstverlening voor bepaalde thema’s door een naburige gemeente. Kan hier nader op worden ingegaan, zo vragen zij de regering. Ook de leden van de SP-fractie vragen waarom het niet mogelijk is om deze problemen op een andere wijze op te lossen, bijvoorbeeld door nauwere samenwerking met omliggende gemeenten?
In de fase van open overleg zijn twee varianten van samenwerking onderwerp geweest van onderzoek. Geconcludeerd is dat samenwerking tussen gemeenten onvoldoende bijdraagt aan de versterking van de bestuurskracht in het gebied. De gemeenten Abcoude, Breukelen en Loenen zijn al enkele jaren bezig met het vormgeven van samenwerking. Alleen de samenwerking tussen de gemeenten Abcoude en De Ronde Venen heeft geleid tot versterking van de bestuurskracht van de gemeente Abcoude, maar nog niet in die mate dat het voldoende perspectief biedt voor de toekomst. Bovendien is het draagvlak in het gebied voor deze oplossingsrichting niet meer aanwezig (in aanvang alleen bij de gemeente Loenen).
Het gebrek aan bestuurskracht op korte termijn kan een reden zijn om over te gaan tot herindeling. Bij de vorming van een zo grote gemeente als voorgesteld, moet er ook uitdrukkelijk aandacht zijn voor de vraag in hoeverre het ook logisch is om te veronderstellen dat ook op lange termijn daadwerkelijk sprake is van problemen ten aanzien van de bestuurskracht. De leden van de SGP-fractie zijn er nog niet van overtuigd geraakt dat bij de toepassing van alternatieven die problemen moeilijk om op te lossen zijn. In dit verband wijzen de leden van de SGP-fractie op de visie van Gedeputeerde Staten van Utrecht over de samenhang tussen de toekomstbestendigheid van de te vormen gemeente en de omvang van de gemeentelijke opgaven. In hoeverre heeft het gebrek aan bestuurskracht niet ook in belangrijke mate te maken met eventuele overdracht van bevoegdheden aan gemeenten door een volgende kabinet? Gaat het niet vooral om problemen die (nog) niet spelen, zo vragen zij.
In de Notitie Vecht- en Plassengebied van 30 oktober 2007 zijn het vooral actuele landelijke en regionale ontwikkelingen alsmede de reacties van de betrokken gemeenten zelf op het herindelingsontwerp geweest die gedeputeerde staten tot de overtuiging hebben gebracht dat verdere opschaling nodig is om tot een duurzame versterking van de bestuurskracht te komen, dan tot dan toe was voorgesteld. Bij de actuele landelijke en regionale ontwikkelingen betreft het ontwikkelingen als het bestuursakkoord rijk-gemeenten waarin de bestuurskracht van gemeenten een centraal thema is. Het gaat dan om de rol van gemeenten als front office van de overheid en actuele herindelingen in de nabije omgeving die qua omvang toch (aanzienlijk) groter zijn dan de variant van de kleine Vechtgemeente. Daarnaast zijn het ook de betrokken gemeenten zelf die in hun zienswijze opteren voor herindelingsvoorstellen die groter zijn dan de aanvankelijk voorgestelde varianten zoals de kleine Vechtgemeente. In antwoord op de SGP-fractie ben ik van mening dat de voorgestelde herindelingsvarianten niet tot doel hebben de bestuurskrachtproblemen van de toekomst op te lossen. Het betreft veel meer de aanpak van problemen die actueel zijn en om actie vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen of de opstelling van Maarssen, dat kennelijk bereid is tot samenwerking en eventueel samengaan met Breukelen en Loenen een rol gespeeld in de afwegingen. Zo ja, welke rol, zo vragen deze leden.
De leden van de PvdA-fractie wijzen op het feit dat de Gebiedscommissie Utrechtse Vecht en Weiden vreest dat een duurzame toekomst voor het gebied bedreigd wordt door een onlogische herindeling van het gebied. Deze commissie pleit voor een Vechtgemeente die tenminste Maarssen, Breukelen en Loenen omvat. Wat is nu het laatste standpunt van de gemeenteraad van Maarssen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie zich af? Wat is de opvatting van de regering over deze opvatting van deze door het provinciaal bestuur van Utrecht ingestelde gebiedscommissie?
Ook de leden van de VVD-fractie is het gebleken dat er veel steun is voor het samenvoegen van de gemeenten Maarssen, Loenen en Breukelen tot een Vechtgemeente. Bij brief van 18 november 2008 hebben de politieke partijen van de gemeente Maarssen zich met een brief tot de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gericht, waarin zij zich uitspreken voor de totstandkoming van een dergelijke Vechtgemeente. De brief was ondertekend door het CDA, de VVD, M2000 en Groen Links. Met dit voorstel ontstaat een krachtige Vechtgemeente met veel parallelle belangen en een inwonertal van boven de 40 000 inwoners. Gaarne vernemen deze leden de opvatting van de regering over dit alternatief.
Met het samenvoegen van de gemeenten De Ronde Venen en Abcoude zou dan een bestuurskrachtige Venengemeente ontstaan van ruim 40 000 inwoners. Ook ten aanzien van dit alternatief vragen de leden van de VVD-fractie de opvatting van de regering.
Aangezien de gemeente Maarssen een van de zes gemeenten is waarmee het open overleg is begonnen, heeft de gemeente Maarssen steeds een rol gespeeld bij de verschillende herindelingsvarianten die door de provincie zijn overwogen. Meerdere varianten van een Vechtgemeente zijn onderzocht waarbij de gemeente Maarssen samengaat met of alleen de gemeente Breukelen (minus het grondgebied ten westen van de A2) of met zowel de gemeente Breukelen (minus het grondgebied ten westen van de A2) als de gemeente Loenen. Deze varianten zijn echter afgewezen wegens het ontbreken van voldoende draagvlak, omdat de gemeenten Breukelen en Loenen beiden niet kiezen voor Maarssen en Maarssen niet kiest voor samenvoeging met Breukelen èn Loenen. Bovendien wordt door de provincie de interne samenhang als onvoldoende beoordeeld aangezien de gemeente Maarssen een veel stedelijker karakter heeft dan de gemeente Breukelen en Loenen.
Een herindelingsvariant waarin de gemeenten Breukelen en Loenen met Maarssen samengaan, is ingebracht door de raadsfracties van het CDA, de VVD, M2000 en Groen Links in Maarssen in een brief van 18 november 2008 kort voor de besluitvorming in de ministerraad. In de gemeenteraad van Maarssen is op 2 maart 2009 voor het laatst gesproken over de herindeling in het Vecht- en Plassengebied. Op de agenda stond de schriftelijke inbreng van de gemeente Maarssen op het wetsvoorstel. Er werden vier opties voorgelegd aan de gemeenteraad. De gemeenteraad van Maarssen heeft uiteindelijk besloten voor de optie om af te zien van een schriftelijke reactie en pleit daarmee niet voor de vorming van een Vechtgemeente.
In reactie op de vraag van de leden van de VVD-fractie constateer ik dat de provincie Utrecht verder heeft geconcludeerd dat voor de samenvoeging van de gemeenten Abcoude en De Ronde Venen geen draagvlak bestaat: deze twee gemeenten willen wel herindelen tot de gemeente Vecht en Venen maar niet met elkaar worden samengevoegd tot een Veenweidegemeente.
Over de opvatting van de gebiedscommissie heb ik geen opvatting. Het staat iedere organisatie vrij haar mening weer te geven tijdens een hoorzitting.
De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor het feit dat de gemeenten Loenen en Breukelen hebben aangegeven wel iets te voelen voor onderlinge samenvoeging. Hoe staat de regering hier tegenover, zo vragen deze leden. De Ronde Venen is bereid samen te gaan met Abcoude, op voorwaarde dat de gemeente er financieel niet op achteruit gaat. Waarom kan de regering niet aan deze wens met deze voorwaarde voldoen?
Ook de leden van de VVD-fractie is uit mondelinge en schriftelijke bijdragen gebleken dat om heel verschillende redenen de gemeentebesturen van Loenen en Breukelen en een aantal belangenorganisaties een sterke voorkeur hebben voor de samenvoeging van Loenen en Breukelen. Deze leden ontvangen gaarne een opvatting van de regering ten aanzien van dit alternatief. Is de regering het met hen eens dat het samenvoegen van slechts deze twee gemeenten voor de toekomst een te kleinschalige bijdrage is voor de oplossing van de geconstateerde bestuurlijke problematiek?
De leden van de SGP-fractie brengen in herinnering dat in een eerder stadium werd gesproken over een herindeling waarbij twee nieuwe gemeenten gevormd werden, ongeveer ten westen en ten oosten van de A2. De regering stelt in dit verband dat geen van de varianten kon rekenen op voldoende draagvlak. De leden van de SGP-fractie zouden graag van de regering vernemen hoe dit gebrek aan draagvlak precies is afgewogen ten opzichte van het eveneens ontbrekende draagvlak voor de vorming van één grote gemeente. Is wel zorgvuldig vastgesteld dat het draagvlak voor een gemeente Vecht en Venen groter is dan het draagvlak voor een Veenweidengemeente en een Vechtgemeente? Is samenvoeging van de gemeenten Breukelen en Loenen in de ogen van de regering per definitie een onjuiste keuze, die onvoldoende toekomstgericht is? Welk onderzoek is daarnaar verricht?
Voor de beantwoording van al deze vragen wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de SGP-fractie in paragraaf 4 over draagvlak.
De leden van de CU-fractie merken op dat Kockengen eventueel bij een toekomstige herinrichting van Utrecht Zuidwest wordt samengevoegd met Woerden. Deze leden vragen op welke termijn deze afweging wordt gemaakt. Bovendien vragen de leden zich af of de huidige procesgang extra kosten met zich meebrengt, doordat Kockengen eerst wordt samengevoegd wordt met de gemeente Vecht en Venen en vervolgens eventueel weer wordt losgemaakt van deze gemeente.
In 2008 hebben de gemeenten IJsselstein, Lopik, Montfoort, Oudewater en Woerden hun bestuurskracht laten meten. De gemeenten hebben zelf het initiatief genomen om met elkaar in gesprek te gaan over de mogelijkheden de bestuurskracht per gemeente en in regionaal perspectief te versterken. Er zijn geen concrete afspraken gemaakt over een tijdpad. Dat betekent dat nog geen inzicht is in de termijn waarop de toedeling van Kockengen opnieuw onderwerp van gesprek kan worden. Er is naar verwachting geen sprake van extra kosten. Kockengen maakt al onderdeel uit van Breukelen en gaat als onderdeel van die gemeente over naar de gemeente Vecht en Venen. Uit financieel oogpunt maakt het geen verschil of Kockengen nu of op een later moment moet worden losgemaakt.
Het zou naar de mening van de leden van de SGP-fractie, gezien de visie van veel inwoners van Kockengen dat een overgang naar de gemeente Woerden gewenst is, voor de hand hebben gelegen wanneer ook tenminste Kockengen bij dit herindelingsadvies betrokken was geweest. Waarom is dit niet gedaan, zo vragen zij.
Tijdens de inspraakperiode is gebleken dat een groot aantal inwoners van Kockengen een voorkeur uitspreekt voor toevoeging van deze kern aan de gemeente Woerden. Omdat de gemeente Woerden niet is betrokken in de arhi-procedure is het nu niet mogelijk de kern Kockengen aan de gemeente Woerden toe te voegen. De gemeente Woerden heeft nog geen standpunt ingenomen over een eventuele toevoeging van Kockengen aan deze gemeente. Uit de twee opties, de arhi-procedure opnieuw opstarten of de toevoeging van Kockengen te bezien op het moment dat de bestuurskracht van Utrecht Zuidwest aan de orde, is gekozen voor de laatste.
Ter inzage legging gewijzigde herindelingsvariant
De leden van de SP-fractie constateren dat bij een eerste ontwerp van herindeling de zogenoemde arhi-procedure is gevolgd. Dit voorstel stuitte op weerstand van de bevolking. De provincie Utrecht kwam vervolgens met een nieuw voorstel, waarvoor, naar de mening van de aan het woord zijnde leden, echter niet de gebruikelijke procedure is gevolgd. Wat is de reactie van de regering op de uitspraak van bestuurskundigen van de Universiteit van Amsterdam, die de handelwijze van de provincie Utrecht «onbehoorlijk en zelfs onwetmatig» hebben genoemd? Waarom heeft de regering, ondanks de procedurele gebreken, dit voorstel voor herindeling toch naar de Tweede Kamer gestuurd?
Ook de leden van de CU-fractie zouden graag nader toegelicht zien waarom de ter inzage legging van een nieuwe variant niet noodzakelijk is op grond van artikel 8 lid 3 en 4 Wet arhi. Deze leden zijn met name benieuwd naar de gevolgen van het inbrengen van een variant door de ene gemeente en de gevolgen voor betrokken andere gemeenten en de precedentwerking van de huidige procedure.
Tijdens de ter inzage legging van varianten van het herindelingontwerp is door twee gemeenten een nieuwe variant aangedragen op basis van de zienswijzen. De leden van de CU-fractie vragen of ook in de andere gemeenten soortgelijke varianten genoemd werden of dat enkel uit de genoemde twee gemeenten deze variant naar voren kwam.
Het inbrengen van een nieuwe variant die niet in het herindelingsontwerp is genoemd, is niet in strijd met de Wet arhi. De Wet arhi bevat geen bepalingen over het opnieuw ter inzage leggen van een herindelingsvoorstel dat naar aanleiding van de zienswijzen is gewijzigd. In de Wet arhi is veel ruimte ingebouwd voor de standpunten van de betrokken bestuurders en insprekende burgers. Uit het gevolge inspraaktraject bleek onvoldoende draagvlak voor de in het herindelingsontwerp genoemde varianten. Twee van de vier bij het herindelingstraject betrokken gemeentebesturen hebben aan de provincie verzocht deze nieuwe variant in te brengen. De provincie is ingegaan op dit verzoek. Vanuit het oogpunt van de zorgvuldigheid heeft zij daarvoor een nieuwe overlegronde ingesteld met de betrokken colleges. Wanneer een nieuwe variant min of meer logisch voortvloeit uit de naar voren gebrachte zienswijzen, hoeft deze niet noodzakelijk meer te worden voorgelegd via een ter inzage legging. Een dergelijk geval is hier aan de orde, zoals ik ook al aangegeven in de memorie van toelichting. Ik deel dan ook niet de door de leden van de SP-fractie aangehaalde kwalificaties.
Alleen de gemeenten Abcoude en De Ronde Venen hebben de vorming van de gemeente Vecht en Venen aangedragen. In de gemeenten Loenen en Breukelen is de variant wel onderwerp van discussie geweest in de gemeenteraden maar dat heeft niet geleid tot het aandragen van deze variant.
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering inzicht te verschaffen in de financiële positie van alleen een samengevoegd Abcoude en De Ronde Venen en een samengevoegd Loenen en Breukelen, en deze gegevens af te zetten tegen de financiële positie van de nu voorgestelde gemeente Vecht en Venen. Zij ontvangen deze informatie graag met het oog op de opvattingen in De Ronde Venen hierover.
Voor de beantwoording van dergelijke vragen maak ik doorgaans gebruik van informatie die mij door de provincie is verstrekt. Zo ook in dit geval.
De varianten zijn:
1. één nieuwe gemeente Vecht- en Venen bestaande uit Abcoude, De Ronde Venen, Breukelen en Loenen;
2. twee nieuwe gemeenten te weten de combinatie Abcoude-De Ronde Venen en de combinatie Breukelen-Loenen.
Om de financiële startpositie te bepalen zijn de cijfers van en gegevens over de gemeenten Abcoude, Breukelen, Loenen en De Ronde Venen samengevoegd en herberekend voor de beide varianten. De diverse uitkomsten zijn vervolgens vergeleken met die van de andere gemeenten in de provincie Utrecht. De conclusie van de analyse van beide varianten luidt als volgt.
De variant vier gemeenten (Vecht en Venen) leidt tot een financieel sterke gemeente met een (in vergelijking met de andere Utrechtse gemeenten) meer dan gemiddelde belastingdruk.
Variant 2: Combinatie Abcoude–De Ronde Venen en combinatie Breukelen–Loenen
Deze variant leidt tot de vorming van één financieel sterke gemeente met een gemiddelde belastingdruk (Abcoude–De Ronde Venen) en een gemeente die financieel een middenpositie inneemt (Breukelen–Loenen).
In onderstaand overzicht is in één oogopslag af te lezen hoe de individuele gemeenten en de twee mogelijke varianten op financieel gebied scoren ten opzichte van de overige gemeenten in de provincie Utrecht. De scores zijn dus relatief, niet absoluut. De informatie is gebaseerd op de jaarrekening 2005 en begroting 2007.
De afgelopen jaren is de financiële positie van de gemeente De Ronde Venen en Breukelen stabiel gebleken. De financiële positie van Abcoude laat een licht stijgende lijn zien, de financiële positie van Loenen verslechtert in de loop der jaren. De gemeente Loenen zet relatief veel incidentele dekkingsmiddelen in om de (meerjaren)begroting sluitend te krijgen. De verwachting is dat bij een actualisering van de financiële posities de te vormen Vechtgemeente lager zal scoren dan nu het geval is, met name vanwege de verslechtering van de financiële positie van Loenen zoals die blijkt uit de begroting 2009.
Vecht en Venen | Venengemeente | Vechtgemeente | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Score | Cijfers | Score | Cijfers | Score | Cijfers | |
Weerstands-capaciteit vermogen | Gemiddeld | € 55,7 mln (51% van de omzet) | Midden/hoog | €35,8 mln (56,3% van de omzet) | Laag/ midden | € 19,9 mln (45,3% van de omzet) |
Weerstands-capaciteit exploitatie | Goed | €8,3 mln (7,7% van de omzet) | Midden/hoog | € 5 mln (7,9% van de omzet) | Laag/ midden | €3,3 mln (7,5% van de omzet) |
Begroting en jaarrekening | Gemiddeld | Meerjaren-perspectief sluitend | Hoog | Meerjaren-perspectief sluitend | Laag | Meerjarenperspectief sluitend |
Belastingdruk (na egalisatie)1 | Goed | € 673,55 | Midden | € 657,08 | Midden | €682,45 |
1 Voor eigenaar/gebruiker met een meerpersoonshuishouden
De leden van de SP-fractie hebben vragen over de financiële aspecten. De regering geeft aan dat de nieuwe gemeente € 1,5 mln. minder gaat ontvangen aan algemene uitkering uit het gemeentefonds, dan nu het geval is bij de som van de algemene uitkeringen. Zij verwacht dat deze structurele verlaging opgevangen wordt door de te verwachten vermindering van de bestuurskosten en andere efficiencyvoordelen. Deelt de regering de vrees van de leden van de fractie van de SP dat de herindeling gepaard zal gaan met aanloopkosten? Is de regering bereid financieel bij te springen als blijkt dat de voorgenomen bezuiniging niet wordt gehaald?
Voor mijn reactie verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de CDA-fractie aan het begin van paragraaf 4, waarin ik toelicht op welke wijze de daling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds kan worden opgevangen. Mocht er dan alsnog sprake zijn van een begrotingstekort dan is het aan de gemeente om het tekort te dekken of kan op enig moment preventief toezicht door gedeputeerde staten worden ingesteld.
De leden van de SGP-fractie merken op dat de gemeente De Ronde Venen als voorwaarde voor herindeling heeft gesteld dat er sprake moet zijn van een «gezonde financiële basis» voor de nieuwe gemeente en de beschikbaarheid van extra middelen. Deze leden vragen zich af in hoeverre nu voldaan is aan deze voorwaarden en wat het ontbreken daarvan betekent voor het draagvlak bij deze gemeente.
Voor mijn reactie verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de CDA-fractie aan het begin van paragraaf 4.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat er mis gaat als deze samenvoeging niet per 1 januari a.s. plaatsvindt. Zij stellen prijs op een antwoord per betrokken gemeente.
De versterking van de bestuurskracht in dit gebied is noodzakelijk en urgent, zoals eerder voor de gemeenten Abcoude, Breukelen en Loenen afzonderlijk is onderbouwd. Alle betrokken gemeenten zijn van mening dat een gemeentelijke herindeling nodig is om versterking van bestuurskracht te realiseren. Wanneer er nu geen samenvoeging plaatsvindt, bestaat het risico dat er een vacuüm ontstaat die verlammend werkt op het realiseren van gemeentelijke en regionale opgaven. Het is dus van groot belang om duidelijkheid te verschaffen aan het gebied zodat de gemeenten besluiten kunnen nemen voor de toekomst. Op korte en middellange termijn is het niet te verwachten dat er een beter voorstel op tafel komt dat op meer draagvlak kan rekenen.
Ten aanzien van de inwerkingtreding hebben de leden van de VVD-fractie zorgen over de datum van 1 januari 2010. Gezien de grote verschillen van opvatting in het gebied is er nog veel te doen voordat alle voorbereidingen zijn getroffen. Ook weigeren gemeentebesturen thans nog om mee te werken aan de voorbereiding omdat zij hopen op een ander eindresultaat. Lijkt het niet verstandig om na het definitieve besluit iedereen een jaar extra de tijd te geven ten behoeve van de realisering van het voorstel? De ingangsdatum zou dan kunnen zijn: 1 januari 2011. Wat is de opvatting van de regering ten aanzien van dit aspect? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
De voorbereidingen voor de fusie van de vier gemeenten zijn in volle gang. De ambtelijke organisaties van alle vier de gemeenten leveren hieraan een bijdrage. De projectorganisatie loopt op schema. Wat dat betreft staat niets een fusie per 1 januari 2010 in de weg. Ook op bestuurlijk niveau worden voorbereidingen getroffen voor de fusie. Zo zijn politieke fracties al bezig met de vorming van nieuwe fracties en het schrijven van verkiezingsprogramma’s. Er is op dit moment geen noodzaak tot uitstel van de datum van herindeling.