Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2009
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het vereenvoudigen van de procedure voor verzuimmelding (31 829), heb ik u een aantal toezeggingen gedaan. Voor de onderstaande punten heb ik toegezegd om u voor het Algemeen Overleg van 24 juni over Schoolverzuim met een brief te informeren.
Het betreft de volgende punten:
1. het toezicht op het niet-bekostigde onderwijs
2. de naleving van de leerplicht door leerlingen op scholen in het buitenland
3. de relatie met de Wajong.
1. Het toezicht op het niet-bekostigde onderwijs
De Leerplichtwet 1969 geldt voor alle kinderen in de leeftijd van 5 tot 18 jaar ongeacht of zij onderwijs volgen op bekostigde of niet-bekostigde scholen of instellingen. De primaire verantwoordelijkheid voor de naleving van de Leerplichtwet ligt bij de ouders. Zij moeten zorgen dat hun leerplichtige kind ingeschreven staat op een school of instelling en deze geregeld bezoekt.
Alle verplichtingen in de Leerplichtwet die van toepassing zijn op scholen en instellingen, gelden voor zowel bekostigde als niet-bekostigde scholen en instellingen. De leerplichtambtenaar ziet op de naleving toe. Vanaf schooljaar 2010–2011 wordt het toezicht op naleving van de Leerplichtwet door scholen belegd bij de onderwijsinspectie (zie mijn brief van 18 maart over de Voortgang integrale aanpak schoolverzuim, kamerstuk 26 695-63).
2. Naleving van de leerplicht door leerlingen op scholen in het buitenland
De heer Biskop heeft in het AO van 19 mei 2009 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 85, blz. 6657–6673) nadere informatie gevraagd over de naleving van de leerplicht door leerlingen op scholen in het buitenland, in het bijzonder in België.
Hierbij een antwoord op dit verzoek, vooruitlopend op de reactie van de motie van de heer Biskop (van 26 mei 2009) (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 87, blz. 6777–6778), die voor de begrotingsbehandeling 2010 van OCW zal worden gegeven, over het regelen van het toezicht op de naleving van de leerplicht voor Nederlandse leerlingen in België.
Ouders kunnen ervoor kiezen hun kinderen onderwijs te laten volgen in het buitenland. Ouders laten hierbij hun kinderen ingeschreven in Nederland of schrijven hun kinderen bij verhuizing uit het bevolkingsregister uit. Als kinderen uitgeschreven worden, vallen zij niet meer onder de Leerplichtwet 1969, maar onder de regelgeving van het vestigingsland. Vrijstelling van de Leerplichtwet 1969 vanwege het volgen van onderwijs in het buitenland kan, indien ouders een verklaring van het hoofd van de school in het buitenland overleggen aan de leerplichtambtenaar van de woongemeente. Dit moet elk jaar opnieuw voor 1 juli.
In Vlaanderen starten scholen en Centra voor leerlingbegeleiding (CLB) voor Nederlandse leerlingen die woonachtig zijn in Nederland, maar ingeschreven staan bij een Vlaamse school en daar verzuimen, een begeleiding op.
In Vlaanderen wordt verzuim dat de leerling en/of de ouders niet kunnen wettigen, door de school geregistreerd als «problematische afwezigheden». De leerling wordt hierover bevraagd, de ouders worden gewaarschuwd en de school probeert, samen met de leerling en de ouders, een oplossing te zoeken voor de afwezigheid. Ten laatste vanaf tien halve dagen problematische afwezigheid schakelt de school het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) in om te helpen bij de begeleiding van de spijbelende leerling. Dat kan ook vroeger, maar vanaf tien halve dagen is het CLB verplicht om deze opdracht op te nemen. De school en/of het CLB gaan op zoek naar de oorzaak van het spijbelen. Samen met de ouders en de leerling zoekt men naar een oplossing. Deze oplossing ligt vaak in het verder begeleiden van de leerling en eventueel de ouders, bijvoorbeeld door hen door te verwijzen naar hulpverleningsdiensten binnen de welzijnssector, zoals het Comité Bijzondere Jeugdzorg.
Wanneer de leerling toch hardnekkig blijft spijbelen en de begeleidingsmaatregelen niet blijken te helpen kan er echter geen beroep gedaan worden op de handhavingmaatregelen die in de Belgische wetgeving zijn vastgelegd. De scholen kunnen dit wel melden aan het ministerie van Onderwijs en Vorming als een zorgwekkend dossier. Het ministerie bekijkt vervolgens samen met de school/het CLB of ze een brief naar de ouders sturen of het dossier doorsturen naar de Nederlandse leerplichtambtenaar. Duidelijk mag zijn dat deze procedure niet adequaat is.
De komende maanden zal ik in overleg treden met de betrokken instanties in België om te bezien hoe een sluitende aanpak kan worden afgesproken en of dit leidt tot aanpassing van de Belgische/Nederlandse regelgeving.
Mijn collega Dijksma en ik delen de zorgen met betrekking tot de thuiszitters. Mede om wachtlijsten en thuiszitters tegen te gaan, wordt daarom nu hard gewerkt aan de invoering van Passend onderwijs. In de regionale netwerken die hiervoor worden opgezet, gaan scholen voor regulier en speciaal onderwijs in het basis- en voortgezet onderwijs samenwerken. Het regionaal netwerk krijgt onder andere de taak om voor alle leerlingen in de regio een passend onderwijsaanbod te bieden. Passend onderwijs moet in 2011 ingevoerd zijn, tot die tijd wordt ook op tal van andere manieren het aantal thuiszitters teruggedrongen. Met het Regionaal Meldpunt en Coördinatiepunt voortijdig schoolverlaten zorgen we dat verzuim vroegtijdig wordt gesignaleerd en gemeld bij de gemeente. De leerplichtambtenaar kan vervolgens actie ondernemen. Leerplicht maakt daarnaast ook deel uit van de Zorg- en Adviesteams. In deze multidisciplinaire teams worden leerlingen die dreigen uit te vallen besproken, en wordt vervolgens zonodig ingegrepen. Specifiek voor herplaatsing van cluster 4 jongeren (gedragsproblemen of psychiatrische stoornissen) bestaat het project Herstart. Binnen Herstart worden leerlingen maximaal vier maanden opgevangen. In deze periode wordt gekeken wat er met een leerling aan de hand is, wordt bepaald waar de leerling thuishoort in het onderwijs en wordt een passende onderwijsplek gezocht.
Extra inspanningen om het aantal thuiszitters terug te dringen, kunnen echter nodig zijn. Mijn collega Dijksma en ik zullen daarom in overleg treden met Ingrado, de landelijke brancheorganisatie voor leerplicht en voortijdig schoolverlaten, over verdere mogelijkheden. Staatssecretaris Dijksma zal de kamer hierover informeren in de vierde voortgangsrapportage Passend Onderwijs, die de Kamer eind 2009 zal ontvangen.
Ik vertrouw erop hiermee te hebben voldaan aan deze toezegging.