Gepubliceerd: 5 februari 2009
Indiener(s): Stef Blok (VVD)
Onderwerpen: belasting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31824-4.html
ID: 31824-4

31 824
Goedkeuring van het op 16 april 2008 te ’s-Gravenhage totstandgekomen verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk Bahrein tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol (Trb. 2008, 119)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 5 februari 2009

De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

Nederland heeft een internationaal opererend bedrijfsleven en dat is de kracht van Nederland en daardoor is Nederland ook internationaal zo’n grote speler (geworden). Bij een internationaal bedrijfsleven past een zeker ook een goede toewijzing dan wel verdeling van heffingsrechten op belastinggebied. De leden van de fractie van het CDA prijzen dan ook de inspanningen van het kabinet om met relevante landen te komen tot belastingverdragen. Bahrein behoort naar de mening van deze leden zeker tot de hiervoor bedoelde relevante landen. Gezien de zich steeds verder uitbreidende bedrijfsrelatie tussen Nederland en Bahrein is het goed dat nu een belastingverdrag tussen beide landen getekend is. Dit geeft zekerheid voor de toekomst wat een verdere ontwikkeling van de relaties kan bevorderen. Dat is ook de reden dat deze leden van de fractie van het CDA geen behoefte hadden om de stilzwijgende goedkeuring te doorbreken.

Op verzoek van de leden van de fractie van de SP heeft een schriftelijk overleg plaatsgevonden. Daarin zijn een aantal vragen aan de orde gekomen die ook bij de leden van de fractie van het CDA in min of meerder mate leefden. Deze leden hebben dan ook geen behoefte nog uitgebreid in te gaan op dit verdrag aangezien zij graag een spoedige inwerkingtreding tegemoet zien. Dat neemt niet weg dat deze leden zo langzamerhand wel weer eens de behoefte voelen meer in algemene zin met het kabinet over het Nederlandse verdragsbeleid van gedachten te wisselen zeker nu een dergelijke gedachtewisseling in algemene zin voor het laatst plaatsgevonden heeft naar aanleiding van de notitie Algemeen fiscaal verdragsbeleid (Kamerstukken II 1987/88, 20 365, nrs. 1–2 en de notitie Uitgangspunten van het beleid op het terrein van het internationaal fiscaal (verdragen)recht (Kamerstukken II 1997/98 25 087, nr. 4). Deze leden zullen daar in de toekomst op terugkomen.

Deze leden willen wel van de gelegenheid gebruik maken nog een enkele vraag te stellen. Graag willen deze leden weten hoe een natuurlijk persoon inwoner van een verdragsland tevens inwoner van een derde land kan zijn in de zin van artikel 10 lid 12. In relatie tot welke landen kan deze bepaling toepassing vinden.

De leden hebben met genoegen kennis genomen van de opname van de mogelijk tot arbitrage in artikel 25. In welke andere verdragen is deze mogelijkheid opgenomen en in hoeveel gevallen heeft dit daadwerkelijk geleid tot arbitrage?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP hebben met interesse kennis genomen van het belastingverdrag met Bahrein en de beantwoording van de vragen die er eerder door deze leden over zijn gesteld. Het roept weer nieuwe vragen op.

De reden dat er momenteel met name wordt ingezet op belastingverdragen met landen in het Midden-Oosten, zo lezen we in de beantwoording, is ingegeven door het feit dat deze landen beschikken over veel kapitaal dat kan worden geïnvesteerd in het buitenland. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het belastingverdrag gaat leiden tot meer geïnvesteerd kapitaal in Nederland? Welk voordeel hebben de investeerders uit Bahrein bij het huidige verdrag? Kun je stellen dat er bewust voor is gekozen om de onderhandelingscapaciteit van de Nederlandse overheid met voorrang in te zetten op de landen in het Midden-Oosten? Blijft er voldoende capaciteit over bij het ministerie van Financien om tegelijkertijd flink voortgang te maken met onderhandelingen over andere belastingverdragen, zoals bijvoorbeeld met Duitsland? Moeten er keuzes worden gemaakt waar de capaciteit bij voorkeur op wordt ingezet? Zo ja, waar zijn die keuzes op gebaseerd? Welke overwegingen liggen ten grondslag aan keuzes voor het al of niet aangaan van onderhandelingen over belastingverdragen? Wordt er daarbij rekening gehouden in hoeverre er sprake is van corruptie in het desbetreffende land? Is er een specifieke reden waarom het verdrag met de Arabische Emiraten nog niet ter goedkeuring is aangeboden?

Waarom kan het Nederlandse bedrijfsleven als gevolg van het verdrag beter concurreren met andere bedrijven in Bahrein. Waaruit bestaat dan precies hun concurrentievoordeel? Hadden ze deze voordelen niet op grond van het «Besluit voorkoming dubbele belasting 2001»? Gaat het vooral om voordelen die voortvloeien uit de deelnemingsvrijstelling? Het baart de leden van de SP enige zorgen dat staatssecretaris geen enkele inschatting kan maken van de budgettaire gevolgen van het belastingverdrag met Bahrein. Kan hij wel een inschatting maken van de verwachtte toename in activiteiten door het Nederlandse bedrijfsleven in Bahrein? Zo nee, waarop baseert hij dan de verwachting dat het verdrag positief zal uitwerken voor het Nederlandse bedrijfsleven?

Kan de staatssecretaris uitleggen wat nu het belang is voor Bahrein van het belastingverdrag? In hoeverre zijn er compenserende voordelen gegeven aan Bahrein?

Afgelopen oktober stelde Sarkozy in het kader van de aanpak van de kredietcrisis voor om belastingparadijzen aan te pakken. Kan het kabinet zich daarin vinden? Is er een Europese aanpak mogelijk en is dit kabinet bereid om daarin het voortouw te nemen? In de beantwoording van de vragen wordt aangegeven dat er geen zelfstandige definitie wordt gehanteerd om een land als belastingparadijs aan te merken. Erkent de staatssecretaris wel dat er belastingparadijzen bestaan? Zo ja, vindt de staatssecretaris het wenselijk om met een belastingparadijs een verdrag te sluiten? De staatssecretaris zegt dat hij zich aansluit bij het project van de OESO op het gebied van schadelijke concurrentie. Bedoelt hij daarmee te zeggen dat de Nederlandse overheid een land als een belastingparadijs beschouwt, wanneer deze door de OESO wordt gezien als een «tax haven»? De OESO laat zich als het gaat om de hoogte van belastingen op de vlakte. Geldt dit ook voor de Nederlandse overheid? Maakt het de Nederlandse overheid uit hoe hoog de belastingen zijn in het land waarmee het een belastingverdrag sluit?

Is de staatssecretaris bereid na te gaan in hoeverre er sprake zal zijn van belastingontwijkend gedrag door ondernemingen? Is hij daarbij ook bereid om in de gaten te houden in hoeverre Nederland slechts als tussenland fungeert voor fiscale internationale constructies?

Hoe kwalificeert de Bahreinse Financial trust in het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/48/EG (spaarrenterichtlijn) betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (COM(2008)0727 – C6–0464/2008 – 2008/0215(CNS))? Hoe verhoudt zich dit tot het gesloten verdrag en hoe beperkt het verdrag de mogelijkheden voor het optimaliseren van de belastingpositie door gebruikmaking van (al dan niet tussengeschoven) juridische constructies in Bahrein voor «offshore investments, lifeproducts en trusts»? Waarom zijn in dit kader vooralsnog geen afspraken gemaakt over automatische gegevensuitwisseling met Bahrein?

In de toelichtende nota bij het verdrag met Guernsey wordt gesteld dat Nederland voorstander is van een zo ruim mogelijke informatie uitwisseling. Heeft de Nederlandse overheid wat dit punt betreft binnengehaald waar zij op heeft ingezet bij de onderhandelingen met Bahrein? Klopt het dat er in het kader van een TIEA nog nooit van Nederland een verzoek om informatie is uitgegaan? Waarom heeft de belastingdienst dat tot nu toe niet nodig gevonden?

Hoe vaak doet de Nederlandse belastingdienst een informatieverzoek bij landen waar het een verdrag mee heeft?

Kunnen we uit de beantwoording van de vragen opmaken dat er bij een verzoek om informatie geen vermoeden van belastingontduiking ten grondslag hoeft te liggen? Welk type informatie wordt er gevraagd om na te gaan of er wel sprake is van economische activiteiten? Er wordt aangegeven dat spontane uitwisseling van gegevens ook mogelijk is. Bij welke andere verdragen is dat ook het geval? Wordt er in die gevallen vaak gebruik van gemaakt?

Krijgen wij het te horen wanneer er niet wordt voldaan aan verzoeken om inlichtingen?

Wat doet het kabinet daarnaast om belastingontwijking te voorkomen? In hoeverre zijn er naast de afspraken over informatie uitwisseling anti misbruikbepalingen opgenomen in het verdrag? Kan er bij de anti-misbruikbepaling over de dividenden nog eens worden uitgelegd wat deze precies inhoudt? Hoe verhouden de anti-misbruikbepalingen in dit verdrag zich tot die in verdragen met andere landen? Wat is de gangbare procedure wanneer er signalen binnenkomen over belastingontduiking door middel van internationale constructies?

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De adjunct-griffier van de commissie,

Basten


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP) en Sap (GL).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Vacature (VVD), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP) en Vendrik (GL).