Ontvangen 8 juni 2009
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel I, onderdeel A, onder 5, wordt «of een toets nieuwe opleiding met positief gevolg is ondergaan» vervangen door: of die een toets nieuwe opleiding met positief gevolg heeft ondergaan.
In artikel I, onderdeel B, onder 1, vervalt na «levensbeschouwelijke universiteiten» de komma.
In artikel I, onderdeel D, worden in artikel 1.7a, eerste lid, de liggende streepjes vervangen door achtereenvolgens de letters a tot en met g.
In artikel I, onderdeel E, onder 2, wordt «onder a, c, h en i» vervangen door: onder a, c, h en j.
Artikel I, onderdeel F, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder 1 wordt «onder a, c, h en i» vervangen door: onder a, c, h en j.
2. Onder 2 vervalt «initiële,».
Na artikel I, onderdeel L, wordt een nieuw onderdeel L1 ingevoegd dat luidt als volgt:
In artikel 1.13, eerste en tweede lid, wordt steeds «onderdeel i» vervangen door: onderdeel j.
Artikel I, onderdeel T, onder 1, komt als volgt te luiden:
1. In het eerste lid wordt de punt aan het einde van de tweede volzin vervangen door «, alsmede een verantwoording over de wijze waarop van een branchecode voor goed bestuur is afgeweken, voor zover een zodanige code overeenkomstig artikel 2.14 is aangewezen.». In de vierde volzin wordt na «aangewend voor» ingevoegd: het uitvoeren van de procedure voor erkenning van verworven competenties. Aan het slot van de vierde volzin wordt «, artikel 7.51 of artikel 7.51a» vervangen door: of artikel 7.51.
In artikel I, onderdeel AI, wordt in artikel 5a.12a, derde lid, «Op het besluit» vervangen door: op het besluit.
In artikel I, onderdeel AP, wordt in artikel 6.9, vijfde lid, «CROHO» vervangen door: Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13,.
Artikel I, onderdeel AY, wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 7.3c, derde lid, wordt na «de andere instelling» ingevoegd: voorzover het een Nederlandse instelling betreft.
2. In artikel 7.3c, vierde lid, wordt «bij of krachtend» vervangen door: bij of krachtens.
In artikel I, onderdeel BG, onder 3, wordt «de naam van de instelling die de bedoelde opleiding of afstudeerrichting mede heeft verzorgd» vervangen door: de naam van de instelling of, bij een gezamenlijke opleiding, instellingen die de bedoelde opleiding of afstudeerrichting mede heeft of hebben verzorgd.
Artikel I, onderdeel BH, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van artikel 7.12b, eerste lid, onder a, vervalt de tweede komma.
2. In artikel 7.12b, eerste lid, onder c, wordt «bedoeld in artikel 7.3c» vervangen door: bedoeld in artikel 7.3d.
Na artikel I, onderdeel BN, wordt een nieuw onderdeel BN1 ingevoegd dat luidt als volgt:
Artikel 7.30d komt te luiden:
Artikel 7.30d. Toelatingseisen niet van toepassing a.g.v. Lissabon-afspraken
Op de personen, bedoeld in artikel 7.28, eerste lid, tweede volzin, zijn, onverminderd de bevoegdheid van het instellingsbestuur om op grond van artikel IV.1 van het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Trb. 2002, 137) een aanzienlijk verschil aan te tonen tussen de algemene eisen betreffende de toegang op het grondgebied van het bedoelde land waar de kwalificatie werd behaald en de algemene eisen bij of krachtens deze wet, niet van toepassing:
a. artikel 7.30a, met uitzondering van het derde lid, tweede volzin, onderdeel b, en de in het derde lid, vierde volzin, bedoelde kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden,
b. artikel 7.30b, met uitzondering van de in het eerste lid, vierde volzin, bedoelde eisen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden, en
c. artikel 7.30c, met uitzondering van de in het tweede lid bedoelde kennis, inzicht en vaardigheden.
Artikel I, onderdeel BW, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 7.43, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd die luidt als volgt: Een student die door het instellingsbestuur van de Open Universiteit is ingeschreven, is het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45, vijfde lid, onderscheidenlijk artikel 7.46, vierde lid, verschuldigd.
2. In artikel 7.45, eerste lid, onderdeel b, wordt «één van de bondsstaten» vervangen door: een van de deelstaten.
3. In artikel 7.51, tweede lid, onderdeel c, wordt «ziekte of zwangerschap,» vervangen door: ziekte of zwangerschap en bevalling,.
4. In artikel 7.51, derde lid, onderdeel c, wordt «één van de bondsstaten» vervangen door: een van de deelstaten.
5. Aan artikel 7.51 wordt een zevende lid toegevoegd dat luidt als volgt:
7. Indien het instellingsbestuur ten behoeve van een student, bedoeld in het eerste of derde lid, onderscheidenlijk Onze minister ten behoeve van een student, bedoeld in het zesde lid, in afwijking van de derde volzin van het vierde lid een voorziening voor financiële ondersteuning treft die niet is gerelateerd aan hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, treft het instellingsbestuur onderscheidenlijk Onze minister die voorziening onder de benaming: voorziening voor aanvullende ondersteuning.
In artikel I, onderdeel CI, wordt in artikel 7.68, derde lid, «artikel 1.9, derde lid, onder q» vervangen door: artikel 1.9, derde lid, onder g.
Artikel I, onderdeel CL, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder 2 wordt in artikel 9.7, vijfde lid, na «wordt of worden» de punt vervangen door een dubbele punt.
2. Onder 6 wordt het cijfer «6» vervangen door: 3.
Artikel I, onderdeel DA, wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 9.38c wordt ««medezeggenschapsorgaan»» vervangen door: medezeggenschapsorgaan.
2. In artikel 9.40, zesde lid, wordt «de artikelen 9.30a, tweede lid, 9.33, onder a, b of d, of 9.34, derde lid, onder b,» vervangen door: de artikelen 9.30a, tweede lid, of 9.33, onder a, b of d,.
3. Artikel 9.40, zevende lid, vervalt onder vernummering van het achtste lid tot zevende lid.
In artikel I, onderdeel DE, onder 5, wordt «het bestuur verstrekt» vervangen door: Het college van bestuur verstrekt.
Artikel I, onderdeel EJ, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder 4 wordt in artikel 11.5, vijfde lid, de letteraanduiding «c» onderscheidenlijk «d» vervangen door de letteraanduiding a onderscheidenlijk b.
2. Onder 6 wordt het cijfer «6» vervangen door: 5.
Artikel I, onderdeel EK, wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 11.6, eerste lid, onderdeel d, wordt de punt aan het slot vervangen door een puntkomma.
2. In artikel 11.6, tweede lid, wordt de zinsnede «bedoeld in artikel 10.16a, derde lid, tweede volzin,» gewijzigd in: bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin,.
In artikel I, onderdeel EN, wordt in artikel 11.13 de zinsnede «de artikelen 10.16a tot en met 10.25 en 10.39» gewijzigd in: de artikelen 9.30 tot en met 9.38 en 9.48.
In artikel I, onderdeel FF, wordt in artikel 18.73, tweede lid, «met na de inwerkingtreding» gewijzigd in: na de inwerkingtreding.
Artikel I, onderdeel FG, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van de punten 1, 2 en 3 tot de punten 2, 3 en 4 wordt een nieuw punt 1 ingevoegd dat luidt als volgt:
1. In de aanhef wordt «de onderdelen a tot en met h» vervangen door: de onderdelen a tot en met i en wordt «onderdeel i» vervangen door: onderdeel j.
2. Onder het nieuwe punt 3 vervalt: «– Gerrit Rietveld Academie, uitgaande van de Stichting Gerrit Rietveld te Amsterdam, Hogeschool voor Beeldende Kunst en Vorming;» en wordt na «– Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans, uitgaande van de Stichting Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans;» ingevoegd: – Hogeschool voor Beeldende Kunst en Vormgeving, uitgaande van de Stichting Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam;.
In artikel II, onderdeel C, wordt «hoger onderwiis» vervangen door: hoger onderwijs.
Na artikel IV wordt een nieuw artikel IVA ingevoegd dat luidt als volgt:
ARTIKEL IVA. WIJZIGING VAN DE WET INKOMSTENBELASTING 2001
1. In artikel 3.104, onderdeel e, wordt «de artikelen 7.51, eerste tot en met zesde lid, 7.51a en 17.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek» vervangen door: de artikelen 3.3, tweede lid, 7.51, eerste tot en met zesde lid, en 17.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
2. In artikel 6.14, eerste lid, onderdeel c, wordt «de artikelen 7.51, eerste tot en met zesde lid, 7.51a en 17.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek» vervangen door: de artikelen 3.3, tweede lid, 7.51, eerste tot en met zesde lid, en 17.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Na artikel VI wordt een nieuwe artikel VIA ingevoegd dat luidt als volgt:
ARTIKEL VIA. SAMENLOOP MET ANDERE WET
Indien artikel I, onderdeel C, van de wet van 11 december 2008 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de flexibilisering en verduidelijking alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding (Staatsblad 2009, nr. 8) in werking treedt of is getreden voordat of op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel CH, van de wet van ....2009 (Stb. ....) in werking treedt, wordt in artikel 7.65, derde lid «artikel 1d» gewijzigd in: artikel 5.
Onderdelen A, B, C, H, I, K, O, P, R, S, V en X
Het betreft hier redactionele verbeteringen.
Op enkele plaatsen in de wet is verzuimd de verwijzing naar de bijlage aan te passen aan het invoegen van een nieuw onderdeel i en het verletteren van het huidige onderdeel i in onderdeel j. Dat verzuim wordt hierbij hersteld.
De eerste wijziging heeft dezelfde grond als ten aanzien van de bovenstaande onderdelen is toegelicht. De tweede wijziging betekent de facto dat het woord «initiële» in artikel 1.9, tweede lid, van de wet blijft staan. Het oorspronkelijke voorstel om het te laten vervallen had als onbedoeld effect dat voor de postinitiële masteropleidingen, verzorgd door bekostigde instellingen, alle eisen genoemd in artikel 1.9, derde lid, zouden gaan gelden. Dat is nooit beoogd en zou onwenselijk zijn.
De wijziging van dit onderdeel is voornamelijk redactioneel van aard. Verder wordt de verwijzing in artikel 2.9, eerste lid, naar artikel 7.51a geschrapt aangezien dit artikel komt te vervallen.
Het eerste deel van deze wijziging beoogt te verduidelijken dat de verplichting tot dubbele inschrijving alleen betrekking heeft op een gezamenlijke opleiding of afstudeerrichting van twee Nederlandse instellingen. Het tweede deel is redactioneel van aard.
Het eerste deel van deze wijziging is een redactionele verbetering. In het tweede deel wordt een onjuiste verwijzing gecorrigeerd.
Met deze wijziging wordt verduidelijkt dat de de bevoegdheid van het instellingsbestuur om op grond van artikel IV.1 van het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Trb. 2002, 137) een aanzienlijk verschil aan te tonen tussen de algemene eisen betreffende de toegang op het grondgebied van het bedoelde land waar de kwalificatie werd behaald en de algemene eisen bij of krachtens de WHW niet alleen geldt voor de bacheloropleiding maar ook voor de masteropleiding.
Abusievelijk is in het eerste lid van artikel 7.43 geen verwijzing opgenomen naar het wettelijk of instellingscollegegeld dat een student aan de Open Universiteit verschuldigd is. Door het toevoegen van de in het eerste deel van deze wijziging bedoelde volzin wordt deze omissie hersteld. In het wetsvoorstel wordt verder ten onrechte gesproken over bondsstaten van de Bondsrepubliek Duitsland. De juiste aanduiding is deelstaten. Dat wordt door middel van het tweede en vierde deel van deze wijziging gecorrigeerd. Het derde deel beoogt helder te maken dat naast ziekte of zwangerschap ook de periode na bevalling behoort tot de bijzondere omstandigheden waarvoor het instellingsbestuur een voorziening voor financiële ondersteuning moet treffen. Uit gesprekken met studentenorganisaties, het steunpunt studerende moeders en organisaties voor studentendecanen in het HBO en WO kwam naar voren dat hierover onduidelijkheid kan ontstaan. Met deze wijziging is elk misverstand hierover weggenomen. Voor een toelichting op de wijziging waarbij een zevende lid aan artikel 7.51 wordt toegevoegd, zij verwezen naar de toelichting bij onderdeel Y.
Het eerste deel van deze wijziging is redactioneel van aard. Het tweede deel corrigeert het vierde punt van onderdeel G uit de eerste nota van wijziging. Artikel 9.40, zesde lid, gaat niet over adviesrecht maar over instemmingsrecht. Het vierde lid van dat artikel handelt over adviesrecht en daarin is al een verwijzing naar artikel 9.34 opgenomen. Daarom kan worden volstaan met het terugdraaien van de in eerste instantie voorgestelde wijziging. Artikel 9.40, zevende lid, is bij nader inzien overbodig naast artikel 9.30a. Daarin is bepaald dat een gezamenlijke vergadering van personeel en studenten instemmingsrecht heeft ten aanzien van het instellingsplan, het systeem van kwaliteitszorg en het bestuur- en beheersreglement als gekozen is voor een ondernemingsraad als medezeggenschapsstelsel. Het zevende lid van artikel 9.40 kan daarom vervallen.
Naast een redactionele verbetering in artikel 11.6, eerste lid, onderdeel d, beogen deze aanpassingen te komen tot een eenduidige verwijzing naar de medezeggenschapsbepalingen die voor de Open Universiteit van toepassing zijn. In de oorspronkelijk voorgestelde tekst werd soms naar hoofdstuk 9 en soms naar hoofdstuk 10 verwezen. Er is nu consequent aangesloten bij de bepalingen over het bestuur en de inrichting van de universiteiten in hoofdstuk 9. Inhoudelijk hebben deze wijzigingen geen betekenis.
Het eerste deel van deze wijziging houdt verband met het invoegen van een nieuw onderdeel i en het verletteren van het huidige onderdeel i in onderdeel j (zie de toelichting bij de onderdelen D en F). Het verzuim om de aanhef van de bijlage daaraan aan te passen wordt bij deze hersteld. In de bijlage was verder de naam van de Hogeschool voor Beeldende Kunst en Vormgeving, ook bekend als de Gerrit Rietveld Academie, niet geheel juist weergegeven. Dat wordt in het tweede deel van deze wijziging gecorrigeerd.
Het nieuw geïntroduceerde profileringsfonds omvat niet alleen de categorieën uitkeringen geregeld in de «oude» artikelen 7.51 (afstudeerfonds) en 7.51a (studiefonds), maar behelst ook een uitbreiding van de mogelijkheid studenten financieel te ondersteunen. Toegevoegd wordt met name de mogelijkheid studenten uit niet-EER landen financieel te ondersteunen voorzover zij in Nederland, België, Luxemburg, Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen of Bremen wonen. Het zijn de instellingen die bepalen of en in welke mate dergelijke studenten financieel worden ondersteund.
De onderhavige wijziging strekt ertoe vast te leggen dat over financiële ondersteuning op grond van de voorzieningen, bedoeld in het eerste, derde en zesde lid van artikel 7.51 van de WHW geen inkomstenbelasting hoeft te worden betaald, voorzover die ondersteuning binnen de normering van de Wet studiefinanciering 2000 valt. Voor verdergaande (hogere) tegemoetkomingen op grond van voorzieningen als bedoeld in het zevende lid geldt de vrijstelling niet.
Hetzelfde geldt voor uitkeringen als bedoeld in artikel 3.3 tweede lid, van de WHW. Het gaat daarbij om uitkeringen van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan vertegenwoordigers van studentenbelangenorganisaties in verband met de door hen te verrichten werkzaamheden. Abusievelijk waren dergelijke uitkeringen tot nu toe niet vermeld in genoemde artikelen van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dat is bij deze nota van wijziging hersteld.
Het betreft hier een technische wijziging. Volgens de wet van 11 december 2008 (Stb. 2009, nr. 8) worden de benoembaarheidseisen voor rechterlijke ambtenaren niet langer in artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren geregeld maar in een nieuw artikel 5 van die wet. Het desbetreffende onderdeel is nog niet in werking getreden.
Deze nota van wijziging onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.