Ontvangen 23 juni 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
Onderdeel CL wordt als volgt gewijzigd:
1. Vóór onderdeel 1 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
01. In het tweede lid wordt na de eerste volzin ingevoegd: Een van de leden wordt benoemd op voordracht van de universiteitsraad dan wel de ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin, is ingesteld. De voordracht bevat ten minste twee namen. Indien de voorgedragen kandidaten niet door Onze minister worden benoemd, wordt een nieuwe voordracht gedaan. Onze minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede voordracht.
2. In onderdeel 2 wordt artikel 9.7, vijfde lid, vervangen door:
5. De universiteitsraad dan wel de ondernemingsraad en het orgaan binnen de universiteit dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin, is ingesteld, wordt of worden in de gelegenheid gesteld om aan de raad van toezicht advies uit te brengen over de profielen bedoeld in het vierde lid.
Onderdeel DO wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van artikel 10.3d, vierde lid, wordt toegevoegd
Een van de leden wordt benoemd op voordracht van de medezeggenschapsraad, dan wel de ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 10.16a, derde lid, tweede volzin, is ingesteld. De voordracht bevat ten minste twee namen. Indien de voorgedragen kandidaten niet door Onze minister worden benoemd, wordt een nieuwe voordracht gedaan. Onze minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede voordracht.
2. Artikel 10.3d, vijfde lid, wordt vervangen door:
5. De medezeggenschapsraad dan wel de ondernemingsraad en het orgaan binnen de hogeschool dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 10.16a, derde lid, tweede volzin, is ingesteld, wordt of worden in de gelegenheid gesteld om aan de raad van toezicht advies uit te brengen over de profielen bedoeld in het vierde lid.
Onderdeel EJ wordt als volgt gewijzigd:
1. Vóór onderdeel 1 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
01. In het tweede lid wordt na de eerste volzin ingevoegd: Een van de leden wordt benoemd op voordracht van de universiteitsraad dan wel de ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin, is ingesteld. De voordracht bevat ten minste twee namen. Indien de voorgedragen kandidaten niet door Onze minister worden benoemd, wordt een nieuwe voordracht gedaan. Onze minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede voordracht.
2. In onderdeel 4 wordt artikel 11.5, vijfde lid, vervangen door:
5. De universiteitsraad dan wel de ondernemingsraad en het orgaan binnen de universiteit dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin, is ingesteld, wordt of worden in de gelegenheid gesteld om aan de raad van toezicht advies uit te brengen over de profielen bedoeld in het vierde lid.
De medezeggenschap krijgt het adviesrecht op de profielen voor de raad van toezicht. Daarnaast krijgt zij het hoorrecht bij benoeming en ontslag van de leden van de raad van toezicht. Op een aantal instellingen gaat men momenteel al een stap verder en heeft men een voordrachtrecht van de medezeggenschap voor een lid van de raad van toezicht. Daarom wordt dit recht aan de medezeggenschap verleend. Omdat dit de meest heldere manier is om te borgen dat de medezeggenschap een duidelijke rol heeft in het samenstellen van de raad van toezicht en om te voorkomen dat er een stapeling van rechten ontstaat, wordt dit recht aan de medezeggenschap verleend en wordt het hoorrecht bij benoemingen en ontslagen uit de wet verwijderd. Om te voorkomen dat de door de medezeggenschap voorgedragen kandidaat per definitie benoemd moet worden, staan er ten minste twee namen op de voordracht en kan de minister gemotiveerd van de voordracht afwijken.
Zijlstra