Ontvangen 22 juni 2009
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel CL, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
01. In het tweede lid wordt na de eerste volzin een zin ingevoegd, luidende: Een van de leden wordt benoemd op voordracht van het uit of door de studenten gekozen deel van de universiteitsraad dan wel het orgaan binnen de instelling dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin, is ingesteld. De voordracht past binnen de profielen, genoemd in het vierde lid, en bevat ten minste twee namen. Indien de voorgedragen kandidaten niet door Onze minister worden benoemd, wordt een nieuwe voordracht gedaan. Onze minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede voordracht.
In artikel I, onderdeel DO, wordt aan het slot van artikel 10.3d, vierde lid, een zin ingevoegd, luidende: Een van de leden wordt benoemd op voordracht van het uit of door de studenten gekozen deel van de medezeggenschapsraad dan wel het orgaan binnen de instelling dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 10.16a, derde lid, tweede volzin, is ingesteld. De voordracht past binnen de profielen, genoemd in het vierde lid, en bevat ten minste twee namen. Indien de voorgedragen kandidaten niet door Onze minister worden benoemd, wordt een nieuwe voordracht gedaan. Onze minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede voordracht.
In artikel I, onderdeel EJ, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
01. In het tweede lid wordt na de eerste volzin een zin ingevoegd, luidende: Een van de leden wordt benoemd op voordracht van het uit of door de studenten gekozen deel van de universiteitsraad dan wel het orgaan binnen de instelling dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin, is ingesteld. De voordracht past binnen de profielen, genoemd in het vierde lid, en bevat ten minste twee namen. Indien de voorgedragen kandidaten niet door Onze minister worden benoemd, wordt een nieuwe voordracht gedaan. Onze minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede voordracht.
Dit amendement regelt dat studenten, via de medezeggenschap, het recht krijgen op de voordracht van één lid van de raad van toezicht. In veel andere publieke sectoren (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, pensioenfondsen, woningcorporaties en zorginstellingen) hebben gebruikers dit recht ook. Het versterkt de positie van studenten, die immers het grootste belang hebben bij goed onderwijsbeleid van de instelling.
Omdat de minister uiteindelijk politiek verantwoordelijk is voor de leden van de Raad van Bestuur worden er in dit amendement de volgende voorwaarden gesteld:
– de voordracht moet passen binnen het profiel van de raad;
– de minister moet een keuze hebben en wel uit meer dan één kandidaat;
– als de voorgedragen kandidaten niet door de minister worden overgenomen, wordt er een nieuwe voordracht gedaan;
– de minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede voordracht.
Dibi
Besselink