Ontvangen 15 juni 2009
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel I, onderdeel BW, wordt artikel 7.51 als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid, derde volzin, komt te luiden: De financiële ondersteuning is niet hoger dan de studiefinanciering die betrokkene geniet uit hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken.
2. Het vierde lid, vierde volzin, vervalt.
3. Het zevende lid komt te luiden:
7. In aanvulling op de voorzieningen, bedoeld in het eerste tot en met zesde lid, kan een voorziening voor financiële ondersteuning worden getroffen, die samen met de financiële ondersteuning ingevolge de voorzieningen, bedoeld in het eerste tot en met zesde lid, hoger is dan de studiefinanciering die betrokkene geniet uit hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken. Deze aanvulling wordt verstrekt onder de benaming: voorziening voor aanvullende ondersteuning.
4. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Het instellingsbestuur onderscheidenlijk Onze minister deelt de student schriftelijk de hoogte van de financiële ondersteuning, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, mee waarbij het bedrag van de aanvullende ondersteuning, bedoeld in het zevende lid, afzonderlijk wordt vermeld. Voorts legt het instellingsbestuur onderscheidenlijk Onze minister de aan de student verstrekte financiële ondersteuning vast in zijn administratie, onder vermelding van het burgerservicenummer van de student en de hoogte van het toegekende bedrag waarbij de hoogte van de aanvullende ondersteuning, bedoeld in het zevende lid, afzonderlijk wordt vermeld.
Artikel IVA komt te luiden:
ARTIKEL IVA. WIJZIGING VAN DE WET INKOMSTENBELASTING 2001
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 3.104, onderdeel e, wordt «de artikelen 7.51, eerste tot en met zesde lid, 7.51a en 17.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek» vervangen door: de artikelen 7.51, eerste tot en met zesde lid, en 17.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
B. In artikel 6.14, eerste lid, onderdeel c, wordt «de artikelen 7.51, eerste tot en met zesde lid, 7.51a en 17.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek» vervangen door: de artikelen 7.51, eerste tot en met zesde lid, en 17.10 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
In de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn bepaalde uitkeringen die op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden verstrekt vrijgesteld van inkomstenbelasting. Vanwege de invoering van het profileringsfonds en de daarmee samenhangende wijzigingen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek moeten enkele bepalingen in de Wet inkomstenbelasting 2001 worden gewijzigd. Hiertoe zijn enkele wijzigingen opgenomen in de tweede nota van wijziging. De daarin voorgestelde aanpassingen blijken echter niet toereikend. Verder is in de tweede nota van wijziging geregeld dat uitkeringen op basis van artikel 3.3, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder de vrijstelling van artikel 3.104, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden gebracht. Uitkeringen op basis van artikel 3.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek kunnen oplopen tot 115% van het minimumloon, en vallen reeds onder de loonbelasting. Artikel 3.104, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is voor dergelijke uitkeringen niet bedoeld. Met deze derde nota van wijziging worden in overleg met de staatssecretaris van Financiën de benodigde wijzigingen aangebracht en wordt voornoemde omissie hersteld.
De Wet inkomstenbelasting 2001 bevat een vrijstelling voor een aantal specifiek benoemde uitkeringen die ten behoeve van de studie worden verstrekt. Het gaat hierbij om uitkeringen die niet hoger zijn dan de studiefinanciering die betrokkene geniet uit hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken. Op basis van het voorgestelde artikel 7.51 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is het mogelijk uitkeringen te verstrekken die uitgaan boven de hiervoor opgenomen grens. Het meerdere dient derhalve te worden belast. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid is het noodzakelijk dat een voor alle betrokkenen duidelijke splitsing wordt aangebracht tussen het belaste deel en het onbelaste deel van de uitkering. In verband daarmee is in de tweede nota van wijziging voorgesteld in genoemd artikel 7.51 de aanvulling op te nemen dat aan het bedrag van de voorziening dat boven de hiervoor opgenomen grens uitgaat een afzonderlijke benaming wordt toegekend: de «voorziening voor aanvullende ondersteuning». Bij deze – derde – nota van wijziging wordt aanvullend voorgesteld, dat de student schriftelijk op de hoogte wordt gesteld van de verstrekte tegemoetkoming alsmede van de splitsing in het belaste en onbelaste deel. Ook moet de verstrekking van de ondersteuning, met afzonderlijke vermelding van de aanvullende ondersteuning, in de administratie worden vastgelegd.
Met de in dit onderdeel opgenomen wijziging van het voorstel van wet wordt bewerkstelligd dat uitkeringen die op basis van artikel 3.3, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden verstrekt, niet onder de vrijstelling van artikel 3.104, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden gebracht, maar net als thans belast blijven. Hiermee wordt de in de tweede nota van wijziging op dit punt abusievelijk opgenomen wijziging teruggedraaid.
Deze nota van wijziging onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.