Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2009
Met deze brief wil ik u informeren over de ontwikkeling van de salarissen bij de publieke omroep. Tevens ga ik in op de stand van zaken wat betreft de vaststelling en goedkeuring van een door de raad van bestuur van de publieke omroep opgesteld beloningskader. Op verzoek van de Eerste Kamer verstuur ik tegelijkertijd met deze brief ook een brief aan de Eerste Kamer waarin wordt ingegaan op beide onderwerpen.
Op 2 juni jl. heb ik de schriftelijke vragen van de kamerleden Bosma en Jasper van Dijk over salarissen bij de publieke omroep beantwoord1. In de antwoorden heb ik aangegeven dat ik het Commissariaat voor de Media heb gevraagd nader onderzoek te verrichten naar de op grond van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) in de financiële jaarverslagen 2008 van de diverse omroepen opgenomen gegevens. Ik heb daarbij toegezegd uw Kamer nader te informeren zodra ik de rapportage van het Commissariaat voor de Media heb ontvangen. Op 25 juni jl. heeft het Commissariaat zijn bevindingen aan mij toegestuurd.2
In reactie op schriftelijke vragen van de kamerleden Voordewind en Anker over mogelijke uitzonderingen op de beloningscode voor de publieke omroep heb ik uw Kamer op 19 juni jl.3 tevens laten weten op zeer korte termijn met een brief te zullen komen over de verschillende aspecten van dit beloningskader. Inmiddels is door de raad van bestuur van de publieke omroep een nader uitgewerkt voorstel aan mij voorgelegd.2 Het wetsvoorstel waarin mijn goedkeuringsbevoegdheid is opgenomen ligt momenteel ter behandeling in de Eerste Kamer. De plenaire behandeling daarvan is voorzien voor 30 juni a.s. Ik ben voornemens het voorstel voor een beloningskader goed te keuren, zodra het wetsvoorstel kracht van wet heeft gekregen.
In het eerste deel van mijn brief ga ik in op de bevindingen van het Commissariaat. In het tweede deel zet ik uiteen hoe ik het voorstel voor een beloningskader beoordeel op zijn verschillende onderdelen.
Net als vorig jaar heeft het Commissariaat een overzicht van de Wopt-gegevens gemaakt. De rapportage gaat over het jaar 2008, waarbij ook wordt vergeleken met de voorafgaande jaren. Om de gegevens vergelijkbaar te maken heeft het Commissariaat de «bijzondere» gevallen naast elkaar gelegd en er uit gefilterd. Na deze herberekening zijn er in 2008 dan 37 functionarissen die boven de Wopt-norm 2008 (€ 181 000) uitkomen. Vergeleken met 2007 is dat een vermindering van 7 functionarissen.
Uit het tweede overzicht, dat is uitgesplitst naar functie, zou kunnen worden opgemaakt dat het aantal bestuurders/directieleden dat boven de Wopt-norm uitkomt iets is gestegen. Dat is echter niet een geheel juist beeld. Zo worden bij NPO 4 leden van de raad van bestuur opgevoerd. Dat heeft te maken met het aantreden van een nieuwe voorzitter (en het in de loop van dat jaar aftreden van de oude voorzitter). Die nieuwe voorzitter heeft op mijn aandringen echter wel genoegen genomen met een fors lager belastbaar loon dan zijn voorganger. Bij NOS RTV is een directeur opgenomen die door uitbetaling van vakantiegeld en een bonus net boven de Wopt-norm komt. Bij de VARA overschrijdt een uit dienst tredend directeur de Wopt-norm vanwege uitbetaling vakantiedagen en overige voorzieningen. Het algemene beeld is dat nieuw benoemde bestuurders rond de Wopt-norm of daaronder, maar dan zijn ze niet zichtbaar in dit overzicht, worden beloond. Alleen voor de bestuurders die al langer zitten bestaat een wat ander beeld, maar dat heeft te maken met het feit dat zij in andere tijden zijn aangesteld en andere arbeidsvoorwaarden hebben kunnen afspreken. Ik constateer dat mijn oproep om, vooruitlopend op wetgeving die wordt voorbereid door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de beloningen van bestuurders te matigen voorzichtig – maar nog niet voldoende – effect begint te sorteren.
Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Bosma1 heb ik aangeven dat ik na ontvangst van de rapportage van het Commissariaat de Tweede Kamer zal informeren over de gegevens van een presentator bij de VARA. Uit de rapportage blijkt dat op grond van de Wopt de VARA in de jaarstukken 2008 een presentator vermeldt die een beloning ontvangt van € 418 000. Om te kunnen vergelijken met 2007 heeft de VARA aangegeven dat die functionaris in het jaar 2007 van de VARA een beloning ontving van € 201 000. Om de gegevens vergelijkbaar te maken zou voor 2007 de beloning met € 225 000 moeten worden verhoogd, aldus de VARA. In 2007 werkte deze presentator ook voor andere omroepen. Vanaf 2008 werkt deze presentator exclusief voor de VARA.
Het Commissariaat constateert dat van de zes ontslagvergoedingen er vijf functionarissen boven de Wopt-norm komen door deze ontslagvergoeding. Vier van deze vergoedingen vloeien voort uit de Sociale Begeleidingsregeling AKN. De andere twee gevallen zijn in onderling overleg afgesproken. Het is de taxatie van de leiding (directie of bestuur) van de betreffende omroep geweest dat de getroffen regelingen bij de ingezette beleidswijzigingen en daaruit voortvloeiende reorganisatie nodig en proportioneel waren. Ik onthoud me van een oordeel of deze taxatie juist is. Als ik echter naar de hoogte van sommige voorzieningen kijk, baart me dat wel zorgen.
Een eerste stap in de goede richting wordt echter gezet in het beloningskader voor presentatoren (zie hierna), waar een ontslagvergoeding in principe wordt gemaximeerd op een jaarsalaris. Over dit onderwerp is onlangs door de adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers (commissie Dijkstal) het advies «Ontslagvergoedingen, gebruik en normering» uitgebracht. Het kabinet zal daarover op korte termijn een standpunt innemen. Het onderwerp kan dan worden meegenomen in het wetsvoorstel Normering uit publieke middelen gefinancierde beloning topfunctionarissen dat wordt voorbereid door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze regeling gaat gelden voor bestuurders in de semipublieke sector. Daarna zal ik kijken of ook het beloningskader voor presentatoren etc. daarop moet worden aangepast.
Interimbestuurders of -managers
Voor de volledigheid merk ik op dat het kabinet interim-bestuurders of -managers ook als geadresseerden van het normeringsbeleid voor bestuurders beschouwt. Verdere criteria daarvoor worden nog uitgewerkt.
Op mijn verzoek en vooruitlopend op een wettelijke regeling is de publieke omroep eind vorig jaar begonnen met het ontwerpen van een beloningskader voor presentatoren, deejays etc. Het voorstel dat er nu ligt is in goed overleg tussen de raad van bestuur, de omroepen en de Commissie Integriteit Publieke Omroep (CIPO) tot stand gekomen. Het heeft daardoor ook draagvlak gekregen.
Op mijn aandringen is er ten opzichte van de eerdere versie nog wel een aanpassing aangebracht in het te hanteren normbedrag en heeft verdere aanscherping plaats gevonden. Ik vind dat er een evenwichtig beloningskader tot stand is gebracht dat recht doet aan de verschillende eisen die daaraan gesteld worden: verschillende schalen, toetsbare criteria, geen opwaartse werking, een bovengrens die in lijn is met het kabinetsbeleid en een uitzonderingsprocedure op grond van heldere criteria die niet binnen de macht van de werkgever/omroep ligt maar de verantwoordelijkheid is van de raad van bestuur. Bovendien geldt het kader niet alleen voor arbeidsovereenkomsten, maar ook voor andere (opdracht)overeenkomsten waarbij er sprake is van een (arbeids)relatie met een bepaalde omroep. Tenslotte is voorzien in een ontslagvergoedingsregeling.
Op grond van het nieuwe artikel 2.3, vierde lid, van de Mediawet 2008 dient de raad van bestuur van de publieke omroep een beloningskader op te stellen voor medewerkers die buiten de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst een beloning ontvangen. Dit wordt kortheidshalve door de raad van bestuur geduid met het opschrift Het beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep (BPPO). Dit beloningskader dient door mij te worden goedgekeurd. Op grond van artikel 2.60 van de Mediawet 2008 is het beloningskader bindend voor de omroepen. Daarmee wordt een duidelijke wettelijke verankering gegeven.
Criteria en categorie-indeling
Het BPPO bevat criteria op basis waarvan punten kunnen worden toegekend. De criteria zijn gerangschikt rond drie kernfactoren: complexiteit, impact en omvang. Per kernfactor is dat nader uitgewerkt. Onder complexiteit wordt gekeken naar de mate van creatieve inbreng van de presentator in het programma, de mate van diepgang, specialistische benadering en/of zeer brede maatschappelijke kennis bij de behandeling van de onderwerpen in het programma. Tenslotte wordt gekeken naar de frequentie waarmee de betrokken presentator programma’s maakt, de doorlooptijd en de lengte van het programma. Onder impact en omvang wordt gekeken naar de mate waarin het publiek door het programma en/of de presentator wordt bereikt, in welke mate de presentator bijdraagt aan het imago van de publieke omroep en het belang voor de presentator voor het voortbestaan van het programma.
De waardering van de verschillende onderdelen leidt tot een indeling in een van de drie categorieën A, B en C of tot de conclusie dat een presentator niet onder het BBPO moet worden gebracht, maar gewoon onder de CAO valt. Iedere categorie kent zijn eigen maximumnormsalaris. Voor categorie A wordt als maximumnormsalaris een bedrag van € 120 000 gehanteerd. Voor categorie B een bedrag van € 150 000 en voor categorie C een bedrag van € 181 000. Op deze manier wordt voorkomen dat iedereen «automatisch» op het hoogste bedrag gaat zitten. Het besluitvormingsproces en de verantwoording daarover is procedureel vastgelegd.
In een eerdere versie van het beloningskader was sprake van een aanzienlijk hoger normbedrag voor categorie C. Een combinatie van een hoog normbedrag en een uitzonderingsmogelijkheid vond ik echter niet aanvaardbaar. In het overleg met de publieke omroep over het beloningskader heb ik voorgesteld aan te sluiten bij het normsalaris dat recent door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan uw Kamer is gemeld (peildatum 2009 € 181 773)1. De publieke omroep heeft dit voorstel gevolgd. Het normsalaris dat in het BPPO wordt gehanteerd bedraagt € 181 000 te vermeerderen met een onkostenvergoeding en de werkgeversbijdrage van het pensioen. Omdat het normsalaris fors omlaag is gebracht, acht ik een uitzonderingsprocedure acceptabel, mits voorzien van de nodige waarborgen en mits deze leidt tot slechts enkele uitzonderingen.
Het beloningskader bevat een uitzonderingsprocedure, die zeer robuust is vormgegeven. Het besluitvormingsproces is met de nodige procedurele waarborgen omkleed. In het voorstel wordt bijvoorbeeld niet het principe van «pas toe of leg uit» gehanteerd. Dat principe gaat er van uit dat wordt uitgelegd waarom het kader niet wordt gevolgd. Op grond van het BPPO moet echter in alle gevallen het beloningskader worden gevolgd, ook indien men in aanmerking wil komen voor een hogere beloning dan het normbedrag. De procedure op grond waarvan boven het normbedrag kan worden beloond is niet aan de omroep zelf, maar is de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur.
Om naar boven te mogen afwijken van het hoogste normsalaris (categorie C) is schriftelijke toestemming van de raad van bestuur vereist. Daartoe moet een omroep een schriftelijk en degelijk gemotiveerd verzoek bij de raad van bestuur indienen. De presentator moet al voldoen aan de criteria om voor categorie C in aanmerking te komen. De raad van bestuur toetst of zich zodanig uitzonderlijke omstandigheden voordoen dat een afwijking gerechtvaardigd is. Daarbij worden vier extra toetsfactoren gehanteerd:
– er is sprake van een uniek talent bij de betrokken presentator;
– niet kunnen aantrekken/behouden van de presentator zal naar verwachting schadelijk zijn voor het publieke karakter van de omroep;
– de publieke omroep zal bij het niet kunnen aantrekken/behouden van de betrokken presentator qua bereik (naar verwachting) relevante verliezen lijden;
– er is aantoonbaar sprake van concurrentie met (een) niet publieke omroep(en) om de betrokken presentator aan de publieke omroep te (blijven) binden.
Er moet aan ten minste twee van de vier genoemde omstandigheden worden voldaan om zich tot de raad van bestuur te kunnen wenden. Van die twee omstandigheden moet er in elk geval één vallen onder laatste twee toetsfactoren. Door deze regeling kan er in voorkomende gevallen rekening worden gehouden met de belangrijke rol die een zeer beperkt aantal presentatoren voor de publieke omroep heeft.
Deze uitzonderingsmogelijkheid is in mijn ogen met voldoende waarborgen omkleed en zal, zo is mij verzekerd, alleen voor zeer bijzondere gevallen worden gehanteerd. Ik kan met de mogelijkheid om uitzonderingen te maken instemmen onder voorwaarde dat deze uiteindelijk slechts voor een handvol presentatoren gaat gelden.
In sommige gevallen, waar er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst maar van een opdrachtovereenkomst, kan volgens het BPPO een opslag worden toegekend bovenop het normsalaris van € 181 000. Die opslag wordt verleend omdat degene met wie de overeenkomst is aangegaan zelf bepaalde zaken zoals een pensioenvoorziening en arbeidsongeschiktheidsverzekering moet kunnen regelen. Een presentator die voor een omroep werkt op basis van een opdrachtovereenkomst wordt daarmee in eenzelfde positie gebracht als de presentator die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht voor een omroep. Feitelijk zijn de netto-inkomsten voor beide typen presentatoren (en de kosten voor een omroep) daarmee nagenoeg gelijk.
Zolang het basisbedrag onder het normsalaris blijft kan een omroep daar zelf, op basis van de criteria, over beslissen en is het is niet nodig om dergelijke besluiten via de raad van bestuur te laten lopen. Natuurlijk dient die procedure wel te worden doorlopen als een omroep van plan is een opdrachtovereenkomst te gaan sluiten die uitgaat van een hoger bedrag dan het normsalaris.
Voor een presentator werkzaam met een Verklaring arbeidsrelatie1 (VAR) of vanuit een BV met een VAR directeur groot aandeelhouder is het BPPO niet van kracht. Een dergelijke presentator wordt namelijk niet als medewerker van de publieke omroep beschouwd, maar als zelfstandig ondernemer. Het BPPO legt daar echter wel een inspanningsverplichting aan de omroepen op, om beloningen vast te stellen die in lijn liggen met de hiervoor genoemde bedragen.
Bij de evaluatie van de werking van het BPPO wil ik wel terug zien dat omroepen aan hun inspanningsverplichting voldoen. Ook moeten omroepen zich verantwoorden voor hun afwegingen om overeenkomsten aan te gaan die leiden tot beloningen boven de gestelde normbedragen.
De ontslagvergoeding bij onvrijwillig ontslag bedraagt op basis van het BPPO maximaal een jaarsalaris, tenzij dit in de (bijzondere) omstandigheden van het geval kennelijk onredelijk is.
Het BPPO schrijft voor dat de directie van een omroep de enige bevoegde instantie is om de beloning van een presentator die valt onder het BPPO, vast te stellen. Daarmee is het niet meer mogelijk dat over dit soort zaken op een lager niveau besluitvorming plaats vindt.
Als een directie van een omroep naar boven wil afwijken van het hoogste normsalaris (categorie C) moet er een schriftelijk en onderbouwd verzoek worden ingediend bij de raad van bestuur. De raad van bestuur neemt over het verzoek een bindend besluit.
Met de raad van bestuur worden afspraken gemaakt over een jaarlijkse rapportage van de werking van het beloningskader. Bovendien zal ik regelmatig laten evalueren of de doelstellingen van het beloningskader zijn bereikt. Daartoe is in het beloningskader een bepaling opgenomen.
Het toezicht op de naleving van het beloningskader ligt in eerste instantie bij de raad van bestuur van de publieke omroep (daarin ondersteund door de CIPO). Indien een omroep inbreuk maakt op bindende besluiten van de raad van bestuur (en het beloningskader is zo’n bindend besluit) kan de raad van bestuur overgaan tot inhouding van budget. Als met de schending van het beloningskader ook de wet wordt overtreden kan het Commissariaat boetes opleggen. Geld dat in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Mediawet 2008 worden gebruikt, vordert het Commissariaat terug. Eventuele verdere uitwerking van het handhavingsbeleid zal ik mede in het licht van het wetsvoorstel Normering uit publieke middelen gefinancierde beloning topfunctionarissen en de praktische toepassing van het beloningskader, bezien.
Alles overziend kom ik tot de conclusie dat het voorstel voor dit beloningskader mijn goedkeuring kan verkrijgen zodra de grondslag daarvoor in de Mediawet 2008 in werking is getreden. De doelstelling van het matigen van beloningen van presentatoren bij de publieke omroep kan via het beloningskader gerealiseerd worden. Het lijkt me geraden daarmee nu zo snel mogelijk aan de slag te gaan.
Zie de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 23 juni 2009, kenmerk 2009-0000335503.
Een VAR wordt voor maximaal een jaar afgegeven door de belastingdienst. Jaarlijks wordt dus opnieuw beoordeeld of iemand als zelfstandig ondernemer kan worden aangemerkt.