Vastgesteld 15 december 2008
De vaste commissie voor Economische Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft over de wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken voor het jaar 2008 (Kamerstuk 31 792 XIII) de regering de navolgende vragen ter beantwoording voorgelegd. De vragen en de daarop gegeven antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
Kan de regering aangeven of de kredietverstrekking nu wel of niet stokt? Wordt de kredietverstrekking door banken door EZ gemonitord?
Volgens de laatste gegevens van DNB over oktober 2008 is de groei in de kredietverlening vrijwel teruggelopen naar nul. Dat is op zich niet opzienbarend in het licht van de terugloop in financieringsaanvragen die bij een dreigende recessie gebruikelijk is. Er is echter niet bekend wat achter deze statistische informatie verborgen is. Aangenomen wordt bijv. dat meer bedrijven hun bestaande kredietlijnen met banken vol getrokken hebben, waardoor er een hogere kredietverlening is geweest. Ontwikkeling van de BBMKB, waarbij enkel garanties gegeven worden op nieuwe kredieten, laten zien dat sinds augustus het maandelijkse gebruik daalt ten opzichte van vorig jaar. Vanuit het bedrijfsleven worden signalen ontvangen die alle aangeven dat het steeds moeilijker wordt om krediet te krijgen en dat daarbij de voorwaarden die banken aan bedrijven opleggen aangescherpt zijn. Daarbij springt met name de rente er in negatieve zin uit.
Wat betreft monitoring heeft het kabinet in zijn brief van 21 november (kamerstuk 2008–2009, 31 371, nr. 54) aangegeven dat het op basis van input van DNB zal monitoren in hoeverre sprake is van doorgeschoten risicoaversie. Een gezamenlijke werkgroep van Min Fin, DNB en EZ is met de uitwerking van dit voornemen aan de slag gegaan.
Heeft de verruiming van de BBMKB geleid tot een verruiming van de (voorgenomen) kredietverlening? Welke andere instrumenten heeft EZ, of zou EZ moeten hebben, om de kredietverlening op gang te brengen?
Omdat er sprake is van een bepaalde doorlooptijd van een kredietaanvraag bij zowel de bank als het bedrijf en BBMKB meldingen na-ijlen wordt verwacht dat er eind december meer zicht is op de toepassing van de verruiming van de BBMKB. Sinds begin november kunnen banken gebruik maken van de uitbreiding van de BBMKB.
– Door de verruiming van de BBMKB hebben banken meer mogelijkheden om de BBMKB toe te passen, maar de benutting wordt door meerdere factoren bepaald. De conjunctuur, vooral de investeringsgeneigdheid van bedrijven, speelt een grote rol bij de vraag naar nieuwe kredietverlening en waarschijnlijk ook bij de benutting van de BBMKB.
– Naast de BBMKB is er voor risicodragend vermogen de Groeifaciliteit beschikbaar voor het MKB. Door de communicatie over deze instrumenten meer te richten op de adviseurs en het MKB-bedrijf kunnen zij bij de banken vragen deze instrumenten meer toe te passen. Vooruitlopend op een algemeen communicatieplan over het EZ-instrumentarium wordt de communicatie m.b.t. BBMKB en Groeifaciliteit voor intermediairs nu al geïntensiveerd. Voor grotere bedrijven kent EZ op dit moment nog geen financieringsfaciliteiten. Deze zijn nu in studie: zie vraag 3.
Kan de regering nadere informatie geven over de plannen om de groeifaciliteit uit te breiden, zoals op de voorpagina van het Financiële Dagblad van 4 december 2008 stond? Waarom wordt gekozen voor de groei-faciliteit in plaats van de BBMKB? Is het waar dat het om 1,5 miljard euro aan garanties zou gaan?
Een mogelijke maatregel die in geval van stagnerende kredietverlening aan het bedrijfsleven aan de orde kan komen, betreft uitbreiding van de bestaande Groeifaciliteit. Daarbij wordt uitgegaan van een regeling met een vangnetkarakter, kostendekkende premie met reële risico-opslag en een maximaal garantieplafond van € 1,5 mld. De vormgeving van een dergelijke tijdelijke maatregel wordt thans onderzocht. Hierbij wordt de opinie van de banken meegenomen. Onderzocht wordt een garantie door de Staat van 50% op bancaire leningen, zowel achtergesteld als niet achtergesteld. Als deze maatregel wordt genomen zal dit gebeuren in de vorm van een apart luik binnen de Groeifaciliteit in plaats van binnen de BBMKB, omdat de vormgeving van de bestaande Groeifaciliteit meer passend is voor leningen van een dergelijke omvang. Voor grotere bedragen past namelijk meer de maatwerk aanpak van de Groeifaciliteit (beperkter aantal leningen, die vooraf door de Staat worden goedgekeurd) boven de confectie benadering van de BBMKB (grote aantallen leningen, die door de banken zelf binnen de spelregels van de regeling onder de BBMKB kunnen worden gebracht). Ook de risicoverdeling en risicopremie van de Groeifaciliteit passen beter bij grotere leningen. Vanwege de grootte van de leningen en dienovereenkomstig van de Staatsgaranties wordt inderdaad uitgegaan van een aparte lijn voor deze tijdelijke maatregel van € 1,5 mrd.
Waarom heeft de NMa verschillende procedures tegen de verwachting in verloren? Hoe passen de tegenvallende inkomsten uit boetes in het high trust beleid van het kabinet? Impliceert het high trust beleid minder toezicht, maar een hardere aanpak van bedrijven die in de fout gaan? Wanneer kan de Kamer eindelijk het wetsvoorstel waarmee strafrechtelijke sancties en zwaardere boetes worden ingevoerd tegemoet zien?
De ontvangstenraming voor 2008 is gebaseerd op de daadwerkelijk door de NMa in het verleden opgelegde boetes. De daadwerkelijke hoogte en het moment van betaling van deze boetes is niet zeker aangezien tegen elk boetebesluit bezwaar, beroep en hoger beroep kan worden aangetekend. In bezwaar en (hoger) beroep kan de boete voor (een deel van) de betrokken ondernemingen worden verlaagd. Bovendien heeft het aantekenen van bezwaar of (hoger) beroep, opschorting van de betaling van de opgelegde boete tot gevolg zolang de bezwaar- of (hoger) beroepsprocedure loopt. Bij de behandeling van bezwaar en (hoger) beroep worden steeds de omstandigheden van het specifieke geval gewogen door de NMa (bezwaar), de rechtbank Rotterdam (beroep) en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) (hoger beroep). Het moment van ontvangst van de boete is ook afhankelijk van de financiële positie van een onderneming. Er kunnen bijvoorbeeld betalingsregelingen worden toegepast indien het direct opeisen van de boete (inclusief eventuele wettelijke rente) tot onoverkomelijke problemen zou leiden in de bedrijfsvoering (faillissementen) van de beboete onderneming. Indien bezwaar, beroep en eventueel hoger beroep leidt tot verlaging of opschorting van betaling van de oorspronkelijk opgelegde boetes dan wordt de ontvangstenraming in de EZ-begroting hierop geactualiseerd. Hierbij moet worden aangetekend dat de geraamde ontvangsten inschattingen zijn die niet taakstellend zijn voor de NMa en dus geen doel op zich vormen voor de NMa.
Het doel van het rijksbrede high trust-beleid is inderdaad dat toezichthouders minder middelen inzetten om overtredingen op te sporen in gevallen waarin risico’s beperkt zijn, maar harder optreden als de wet wordt overtreden. De met high trust gepaard gaande risicoanalyse helpt hierbij om de beschikbare middelen efficiënt en effectief in te zetten. Door mogelijke gedragseffecten van harder optreden is op voorhand niet met 100% zekerheid te zeggen dat de high trust boeteopbrengsten daadwerkelijk met het in de begroting opgenomen bedrag zullen toenemen.
Zoals toegezegd aan uw Kamer zullen begin volgend jaar boetebeleidsregels worden opgesteld voor de NMa (inclusief de Energiekamer) waarin de strengere aanpak van het high trust beleid tot uitdrukking wordt gebracht. Momenteel wordt gewerkt aan het opstellen van die boetebeleidsregels waarbij de strenge Europese richtsnoeren voor kartelboetes als voorbeeld dienen. Voorts is besloten om de bestuursrechtelijke handhaving van de Mededingingswet aan te vullen met een nader uit te werken mogelijkheid van strafrechtelijke sanctionering, waarbij de NMa zaken kan aanbrengen bij het Openbaar Ministerie. De aanvullende werking van het strafrecht is daarbij met name zichtbaar op het vlak van de sanctionering van leidinggevenden (natuurlijke personen), aangezien de NMa reeds doeltreffende sancties aan ondernemingen kan opleggen. Bij brief van 24 juli 2008 (Kamerstuk 2007–2008, 31 200 XIII, nr. 76) is de Kamer gemeld dat in de eerste helft van volgend jaar een wetsvoorstel hiertoe wordt ingediend. De verhouding tussen het bestuursrecht en het strafrecht is complex. De uitwerking van mijn voornemen in een wetsvoorstel vergt daarom een zorgvuldige en gedegen voorbereiding. Overleg daarover is momenteel gaande tussen mijn ministerie en het ministerie van Justitie.
Wanneer zullen de onderhandelingen over de borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw naar verwachting zijn afgerond en wat zijn de knelpunten die tot vertraging hebben geleid? Waar spitst het conflict zich op toe?
Is het zinvol om de borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw in stand te houden?
Waarom wordt de borgstelling voor de scheepvaart opnieuw voor 0% benut? Kan deze borgstelling geheel of gedeeltelijk worden overgeheveld naar de BBMKB, die wel wordt benut?
De vragen 5, 6 en 10 hebben alle drie betrekking op de borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw. Daarom is ervoor gekozen de beantwoording van deze vragen samen te nemen.
Zowel banken als de scheepsbouwindustrie hebben tot dusverre aangegeven behoefte te hebben aan deze regeling. Er is echter geen gebruik gemaakt van de regeling. De achtergrond hiervoor is tweeledig. Enerzijds hebben tot nu toe gunstige marktomstandigheden en goede orderportefeuilles bij de werven de urgentie om de regeling te benutten verminderd. Financiering was binnen de gebruikelijke bancaire lijnen realiseerbaar. Anderzijds hebben de banken aangegeven een andere risico-inschatting te hebben met betrekking tot de regeling met de daaruit voortvloeiende onzekerheid voor banken. De banken hebben zich tot dusverre op het standpunt gesteld dat de overheid een onvoorwaardelijke borgstelling moet afgeven. Dit standpunt acht de overheid te rigide. Een onvoorwaardelijke borgstelling biedt de overheid geen gelegenheid om ten onrechte uitbetaalde bedragen bij banken terug te vorderen. De overheid wil geen afbreuk doen aan haar verplichtingen uit hoofde van verstrekte borgstellingen, maar wenst dit wel te zien in het juiste juridische perspectief tot de mogelijkheden van recuperatie van kredieten.
Zolang de banken vasthouden aan een volledig onvoorwaardelijke borgstelling ligt het perspectief voor een oplossing niet binnen handbereik. Niettemin blijft het de inzet om met betrokken partijen in goed overleg tot een werkbare oplossing te komen.
Overheveling naar de BBMKB is – nog los van de vraag of dit praktisch mogelijk zou zijn – op dit moment niet aan de orde. Zoals bekend is de BBMKB recent aangepast waardoor het Nederlandse bedrijfsleven de regeling nog kan benutten. Op dit moment zijn er geen signalen dat het beschikbare budget onvoldoende zou zijn.
Gaat het naar voren halen van verplichtingenruimte ten koste van toekomstige uitgaven in het kader van de SDE? Waarom is er voor gekozen om ten koste van toekomstige uitgaven nu meer subsidies te verlenen?
Hoe ziet de meerjarenraming van SDE er na deze wijziging nu uit? Hoe is dit, blijkbaar onverwachte, succes van de regeling te verklaren? Is de verwachting voor het aantal aanvragen voor 2009 aan de hand van deze gegevens bijgesteld? Waar gaat de minister het daarvoor benodigde geld vandaan halen nu de verplichtingenruimte van de komende jaren al voor dit jaar is ingezet?
Bij de subsidieregeling duurzame energie wordt € 878 miljoen verplichtingenruimte naar voren gehaald. Om wat voor verplichtingen gaat het hier en wat is de motivering hiervoor?
Voor welke concrete SDE-projecten zullen kennelijk nog in 2008 verplichtingen worden aangegaan?
De vragen 7, 12, 27 en 28 hebben alle betrekking op de vraag waarom de verplichtingenruimte voor de SDE naar voren is gehaald. Daarom is ervoor gekozen de beantwoording van deze vragen samen te nemen.
Het naar voren halen van de verplichtingenruimte is een technische exercitie die nodig is om beschikkingen af te kunnen geven binnen de dit jaar voor de SDE gepubliceerde subsidieplafonds. Tot nu toe werd de verplichtingenruimte voor de SDE gespreid over de looptijd van de beschikkingen. Dat is niet correct, de verplichtingenruimte dient beschikbaar te zijn in het jaar waarin de beschikkingen worden afgegeven. Deze mutatie is niet van invloed op de geraamde kasbedragen dit jaar en de komende jaren voor daadwerkelijke uitbetaling van subsidies. Er is dus geen sprake van dat deze wijziging ten koste gaat van toekomstige uitgaven. Er is ook geen sprake van dat er dit jaar meer subsidies worden verleend dan gepubliceerd en met de Kamer gecommuniceerd. De verplichtingenruimte is benodigd voor de afgifte van de subsidie-beschikkingen binnen de eerder met de Kamer gecommuniceerde niveau’s, te weten de dit jaar opengestelde subsidieplafonds voor de SDE. Voor de projecten waarvoor beschikkingen worden afgegeven zijn aanvragen ingediend na en naar aanleiding van de publicatie van de subsidieplafonds 2008 van de SDE. De uitbetaling die samenhangt met de afgifte van deze beschikkingen (en daarmee met de verhoging van de verplichtingenruimte in 2008) zal plaatsvinden gedurende de gehele looptijd van de afgegeven subsidiebeschikkingen.
Is de hoge raming van de olieprijs reëel? Zo ja, waarom?
Het CPB heeft de olieprijs ten behoeve van haar Macro-Economische Verkenning in de zomer opgesteld. De toen geraamde olieprijs van 125 $ per vat voor het resterend gedeelte van 2008 sloot aan bij de toen geldende marktprijs. Dit scenario voor het resterend gedeelte van 2008 leidde tot een jaargemiddelde over geheel 2008 van 117,7 $ per vat.
Wat is het gemiddelde percentage waarmee boetes van de NMa neerwaarts worden bijgesteld als gevolg van beroep en bezwaar? Wordt met dit percentage rekening gehouden bij de vaststelling van de begroting?
Het is niet goed mogelijk een gemiddeld percentage vast te stellen waarmee de boetes van de NMa worden verlaagd. Een dergelijk percentage zou geen recht doen aan de diversiteit in de praktijk. De boetes van de NMa variëren van overtredingen van de algemene regels zoals het kartelverbod tot specifieke regels op het gebied van spoorvervoer en energie. Zelfs binnen één boetebesluit kan de boete voor sommige ondernemingen wel en voor andere ondernemingen niet worden verlaagd. Bij bezwaar, beroep en hoger beroep tegen boetebesluiten van de NMa wordt getoetst of de ernst, de duur, de toerekenbaarheid en de overige voor de overtreding relevante factoren voldoende zijn onderbouwd door de NMa. Bovendien kan bij bezwaar, beroep, en hoger beroep ook nieuwe informatie beschikbaar komen die tot een ander oordeel leidt. Daarom wordt voor elk boetebesluit naar de omstandigheden van het geval gekeken ten tijde van de boete-oplegging èn ten tijde van de behandeling van het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de opgelegde boete. Omdat geen algemeen gemiddelde kan worden vastgesteld wordt hiermee geen rekening gehouden in de begroting om een schijnzekerheid te voorkomen.
Wat is de reden van de vertraagde betalingen in het kader van de Seed-regeling? Hoe denkt de minister een uitbreiding van de regeling te kunnen handhaven als nu de betalingen al vertraagd zijn?
Investeringen van venture capital fondsen hebben altijd een volatiel karakter. De investeringsperioden hebben immers termijnen van 2 tot 6 jaar. Er zijn fondsen die eerder dan verwacht hun investeringsmiddelen inzetten en fondsen die later dan de planning investeren. Met het aantal van 33 investeringen in 2008 is ten opzichte van de 26 investeringen in 2007 al een behoorlijke toename gerealiseerd bij de TechnoPartner Seed-fondsen. De verwachting is dat aan het eind van de investeringsperioden van deze fondsen, conform de planning, de volledige middelen zullen zijn geïnvesteerd.
De uitbreiding heeft betrekking op het specifieke terrein van waarop technostarters een bijdrage kunnen leveren aan het ontwikkelen van technologie die de uitstoot van CO2 verminderen. De investeringen op dit terrein worden niet beïnvloed door de investeringen van de andere fondsen en zijn daarom goed te handhaven.
In hoeverre zijn de lagere inkomsten uit boetes opgelegd door de NMa het gevolg van bezwaar- en beroepsprocedures en in hoeverre zijn deze het gevolg van het uiteindelijk schikken van zaken teneinde een langere procedure te voorkomen?
De verlagingen komen uitsluitend voort uit bezwaar en (hoger) beroep, er is geen sprake van schikkingen.
Klopt het dat de begrote ontvangsten van de NMa met € 20 zijn miljoen verlaagd, als gevolg van bezwaar en beroepsprocedures? Om hoeveel zaken gaat het waarbij in tweede aanleg lagere boetes zijn opgelegd, inclusief vermelding van de opgelegde boetes in eerste en in tweede aanleg? Zijn boetes door de NMa te hoog (of onjuist) vastgesteld? Hoe verhoudt e.e.a. zich met de begrote ontvangsten (artikel 22) van het «high trust boetebeleid» ad € 25 miljoen.
De belangrijkste verlagingen van 2008 hebben betrekking op een onderneming in de sector mobiele operators (boete bij herzien besluit van € 10 mln naar nihil n.a.v. uitspraak CBb), ondernemingen in de betonmortelsector (boete van € 6 mln naar nihil bij Besluit op Bezwaar door NMa), een onderneming in de fokstierensector (boete bij herzien besluit NMa verlaagd van € 2,6 mln naar € 1,3 mln n.a.v. uitspraak Rechtbank Rotterdam) en een individuele bouwonderneming (boete verlaagd van€ 1,6 mln naar € 0,7 mln n.a.v. Besluit op Bezwaar door NMa). Het restant van € 1,8 mln bestaat uit meerdere besluiten die zijn opgenomen als een verzamelpost. In het antwoord op vraag 8 is aangegeven dat bij bezwaar, beroep en hoger beroep tegen boetebesluiten van de NMa wordt getoetst of de ernst, de duur, de toerekenbaarheid en de overige voor de overtreding relevante factoren voldoende zijn onderbouwd door de NMa. Bovendien kan bij bezwaar, beroep, en hoger beroep ook nieuwe informatie beschikbaar komen die tot een ander oordeel leidt. Daarom wordt voor elk boetebesluit naar de omstandigheden van het geval gekeken ten tijde van de boete-opleggingèn ten tijde van de behandeling van het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de opgelegde boete. Bij het antwoord op vraag 4 is aangegeven waarom de daadwerkelijke hoogte en het moment van betaling van de geraamde boetes niet met zekerheid zijn te voorspellen. Gevolg is dat er verschillen kunnen ontstaan tussen de ontvangstenraming in de begroting gebaseerd op feitelijk opgelegde boetes en de daadwerkelijke boeteontvangsten die hieruit voortkomen. De begrote ontvangsten in art. 22 ad € 25 mln betroffen de tijdelijk bij EZ geparkeerde rijksbrede boetetaakstelling voor 2008, voordat die was verdeeld over de verschillende departementen. In 2008 zijn de tranches 2008 en 2009 verdeeld over de verschillende departementen en is het EZ-deel opgenomen in artikel 1 van de EZ begroting. Zoals is opgenomen in de 1e suppletore begroting van EZ bedraagt het EZ aandeel in 2008 € 17,4 mln in totaal voor het Agentschap Telecom, Consumentenautoriteit, OPTA en NMa samen. Het bedrag van € 25 mln is sinds de interdepartementale verdeling niet langer geparkeerd op art. 22 van de EZ begroting.
Hoe groot is de vertraging van de gasprijs ten opzichte van de olieprijs? Is het juist dat deze vertraging is geregeld in contracten tussen GasTerra en de energiebedrijven?
Producenten van Nederlands gas, waaronder GasTerra, verkopen gas aan vele afnemers, waaronder ook energiedistributiebedrijven. De prijzen in de bijbehorende contracten zijn veelal gebaseerd op de koppeling met olieproductprijzen, waarbij de vertraging per contract kan verschillen. Er is dus geen standaardwaarde voor de vertraging tussen de gas- en olieprijs. Daarnaast wordt steeds meer gas op de TTF (Title Transfer Facility) verhandeld en de TTF-prijzen zijn niet direct gekoppeld aan de olieprijs. Door meer handel op de TTF neemt de koppeling tussen olie- en gasprijzen af.
Hoe groot is de opwaartse bijstelling van het productievolume van gas in 2008?
Bij de Miljoenennota werd uitgegaan van een productie van 74 mrd. kubieke meter. Dit liep bij Najaarsnota op tot 75 mrd. kubieke meter.
Is voor 2009 een neerwaartse bijstelling van de gasbaten te verwachten?
Als de olieprijs (ruim) onder de 125 $ per vat blijft, is er een neerwaartse bijstelling te verwachten. Zie ook het antwoord op vraag 21.
Is het waar dat veel projecten met vertraging worden uitgevoerd, zoals iedere keer weer blijkt bij suppletore begrotingen, waaronder deze? Hoe verhoudt dit zich tot het voornemen van de regering om projecten te versnellen? Is dit eigenlijk wel realistisch als normaal gesproken vooral vertragingen gerapporteerd worden? Hoe gaat de versnelling van projecten gerealiseerd worden?
Soms lopen projecten vertraging op om verschillende redenen.
De oorzaak van de genoemde vertraging bij Holst is gelegen in de tijd die het kost hoogopgeleid en technisch personeel te werven. Het Holst Centre heeft in een jaar tijd meer dan 100 onderzoekers moeten aantrekken. De werving ervan is minder snel gegaan dan verwacht, maar men heeft uiteindelijk de juiste mensen weten te vinden. Holst is er daarbij enerzijds in geslaagd om hoogopgeleide mensen naar Nederland te trekken en anderzijds zorgt Holst ervoor dat in Nederland opgeleide mensen aan Nederland verbonden blijven. Inmiddels is de voortgang bij Holst volgens het businessplan en het blijkt, dat de gestelde targets gehaald worden.
De genoemde vertraging bij de Bsik projecten wordt veroorzaakt, doordat de declaraties zijn achtergebleven bij de ramingen, aangezien de projecten langzamer lopen dan op basis van de ingediende en goedgekeurde projectplannen mocht worden verwacht. Vaak is dat het gevolg van een te optimistische inschatting van de consortia van het tempo waarin met name in de eerst fase voortgang geboekt kan worden. Daarnaast is het gedeclareerde bedrag soms lager dan mogelijk is op grond van de regeling.
Het kabinet is van mening dat de versnelling van de besluitvorming van ruimtelijke en infrastructurele projecten kan bijdragen aan het vertrouwen in het investeringsklimaat in Nederland en aan de versterking van de concurrentiepositie van het bedrijfsleven. Daarnaast vindt thans een inventarisatie plaats van mogelijkheden tot versnelling van projecten. Versnelling van de besluitvorming kan onder meer worden gerealiseerd via de aanbevelingen van de Commissie Elverding en het eerder starten van de analyses en onderzoeken die voor de besluitvorming benodigd zijn. Tevens kan via het beschikbaar stellen van extra middelen, of eerder beschikbaar stellen van middelen, versnelling bij projecten worden gerealiseerd. Zo wordt via de motie Van Geel € 165 miljoen extra beschikbaar gesteld voor ruimtelijke economische projecten en infrastructuur. Verschillende projecten hebben betrekking op de herstructurering en transformatie van bedrijventerreinen.
Wat is de oorzaak dat de betalingen van BSIK projecten langzamer verlopen dan geraamd?
De omvang van de betalingen aan de Bsik projecten is afhankelijk van eventuele vertraging van projecten. De declaraties zijn achtergebleven bij de ramingen, aangezien de projecten langzamer lopen dan op basis van de ingediende en goedgekeurde projectplannen mocht worden verwacht. Vaak is dat het gevolg van een te optimistische inschatting van de consortia van het tempo waarin met name in de eerst fase voortgang geboekt kan worden.
Kan de regering uitleggen waarom bij de cofinanciering van EZ aan het EFRO-programma de verplichtingenruimte van 2009–2013 naar voren wordt gehaald? Wat is er aan deze beslissing vooraf gegaan?
Het naar voren halen van de EFRO cofinancieringsmiddelen heeft uitsluitend technische redenen. De verstrekking van deze middelen is door de minister van Economische Zaken gedelegeerd aan vier regionale managementautoriteiten. Het totale programmabudget voor de periode 2007–2013 is daarom in 1 keer in 2008 beschikbaar gesteld op basis van de in een ministeriele regeling van november 2007 gepubliceerde budgetten per programma. Een werkwijze die ook in de programmaperiodes 1994–1999 en 2000–2006 gebruikelijk was. Betaling van de middelen geschiedt overigens pas op basis van gedane uitgaven en lopen door tot en met 2015.
Wat is de prognose van het kabinet aangaande de opbrengsten uit aardgas voor de komende jaren? Hoe groot is de verwachte inkomstenderving door de dalende olieprijs?
De prognose voor de komende jaren is bij de Miljoenennota gepubliceerd. Bij een aanhoudend lagere olieprijs dan waarvan werd uitgegaan in de Miljoenennota zal deze prognose bijgesteld worden bij de volgende raming. Deze wordt verwerkt in de voorjaarsnota. De grootte van de verandering hangt af van de olieprijs waarmee dan gerekend wordt. Deze olieprijs wordt overgenomen uit het Centraal Economisch Plan van het CPB. Overigens wordt door twee oorzaken het effect van een ander olieprijsscenario op de inkomsten in de nabije toekomst gematigd. Ten eerste is de gasprijs in veel contracten met vertraging aan de olieprijs gekoppeld. Ten tweede bestaan de baten in 2009 (op kasbasis) gedeeltelijk uit de definitieve afrekening over 2008.
Is er, gezien een verhoging van de verwachte aardgasbaten met nog eens € 50 miljoen ten opzichte van de Miljoenennota 2009, sprake van een bewuste verhoging van het productievolume om de verwachte inkomsten op peil te houden? Hoe groot is het (nadelige) effect van de daling van de olieprijs en hoe groot is het (positieve) effect van de hogere productie op de begroting?
De verandering in het verwachte productievolume is het gevolg van marktontwikkelingen en is niet het gevolg van een bewuste poging om de inkomsten op peil te houden. Bij Najaarsnota is het olieprijsscenario voor de resterende maanden van 2008 niet veranderd ten opzichte van de Miljoenennota. De bijstelling naar boven met 50 mln. euro in de Najaarsnota ten opzichte van de Miljoenennota is dan ook toe te schrijven aan de hogere productie.
Zou de regering volgend jaar de toelichting van de beleidsmatige mutaties die zijn ontstaan tussen het verschijnen van de eerste suppletore begroting en de Miljoenennota 2009 ook kunnen opnemen in de tweede suppletore begroting, zoals wel wordt gedaan bij andere departementen?
De tabel «Overzicht belangrijkste suppletore mutaties» geeft de belangrijkste mutaties uit de 2e Suppletore Wet weer. Deze bestaan zowel uit Miljoenennota mutaties als uit Najaarsnota mutaties. Indien er mutaties tussen 1e Suppletore Wet en Miljoenennota zijn, worden deze afzonderlijk zichtbaar gemaakt in of een Nota van Wijziging op de 1e Suppletore Wet, een Amendement op de 1e Suppletore Wet of via een Kamerbrief waarvan de mutaies in de Miljoenennota worden opgenomen. De reguliere Miljoenennotamutaties worden toegelicht in de verdiepingsbijlage van de Ontwerpbegroting. Economische Zaken volgt overigens de Rijksbegrotingsvoorschriften, zie model 261 en de toelichting hierop.
Wat is de reden van het achterblijvend aantal aanvragen voor de Innovatieregeling Scheepsbouw? Worden er in Nederland minder schepen gebouwd of wordt minder beroep gedaan op de innovatieregeling? En indien er minder schepen worden gebouwd, is hier dan sprake van een internationale trend of verliest Nederland marktaandeel in deze sector?
De Subsidieregeling Innovatieve Scheepsnieuwbouw is medio 2007 gestart. Doordat het een nieuwe regeling betrof – waar de sector nog geen ervaring mee had – en de regeling een aantal elementen bevatte die het gebruik in de praktijk beperkten, heeft in de eerste helft van 2008 overleg met de sector plaatsgevonden over de ervaringen met de nieuwe regeling. Mede op basis daarvan heeft EZ de regeling in de tweede helft van 2008 op een aantal punten aangepast. Deze aanpassing moet het mogelijk maken dat werven nog beter gebruik kunnen maken van de regeling. Naar verwachting zullen werven hierdoor meer aanvragen gaan indienen. Het volledige effect van de aanpassing zal in 2009 zichtbaar moeten worden.
De Nederlandse scheepsbouw heeft de afgelopen jaren een ongekende ontwikkeling doorgemaakt. 2007 was het beste jaar ooit voor de sector. Gemeten in orderintake werd Nederland de grootste scheepsbouwer van Europa, zowel in aantal vaartuigen als in tonnage. In opgeleverde schepen en orderportefeuille bevindt Nederland zich in de top drie. Nederland heeft de afgelopen jaren, meer dan andere Europese concurrenten, weten te profiteren van de aangetrokken scheepsbouwmarkt. Dit komt doordat de Nederlandse scheepsbouw en haar toeleveranciers zich richten op niches in deze markt. Voor deze niches maken zij innovatieve en complexe schepen met een hoge toegevoegde waarde. De orderportefeuilles van de meeste werven zitten dan ook vol tot 2011.
Waarop is de veronderstelling gebaseerd dat er voor 2009 voldoende middelen beschikbaar zijn voor het Actieplan Veilig Ondernemen? Indien de middelen onverhoopt niet toereikend blijken te zijn, bestaat dan de mogelijkheid om de nu naar 2010 doorgeschoven middelen weer terug te halen en alsnog in 2009 aan te wenden?
Voor 2009 zijn de volgende activiteiten gepland voor Veilig Ondernemen:
• In februari starten gratis veiligheidsadviezen en subsidie voor (de geadviseerde) preventieve maatregelen voor kleine bedrijven die zijn gevestigd in de gemeenten Utrecht, Deventer, Rotterdam, of de gebieden met publiek-private samenwerking voor veiligheid met Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO), of bedrijven die deel uitmaken van de brancheorganisatie Mitex (mode, sport en schoenen);
De beperkte uitrol in februari is nodig, omdat eerst onderzocht moet worden welke soort veiligheidsadviezen goed bij de subsidie passen. Daarnaast moet worden getest of de gekozen systematiek voor de aanvraag van een subsidie goed werkt en de administratieve lasten zo laag mogelijk zijn. De evaluatie zal na de zomer gereed zijn;
• Na de evaluatie worden de gratis veiligheidsadviezen en subsidie voor maatregelen voor alle kleine bedrijven in Nederland beschikbaar;
• Vanaf februari start de communicatie ter bewustwording van veiligheidsrisico’s en de beschikbaarheid van gratis veiligheidsadviezen en subsidie;
• Onderzoek naar winkelstraatmanagement ter bevordering van samenwerking voor veiligheid en de ontwikkeling van een concept handboek. Dit handboek wordt getest met een aantal pilots (met subsidie van Economische Zaken). De eerste subsidies zullen in het derde kwartaal van 2009 worden toegekend.
De verwachting is dat voor deze activiteiten een bedrag benodigd is van € 7 mln. Bij voorjaarsnota zal bekeken worden of dit bedrag toereikend is. Als het nodig is kunnen teveel doorgeschoven middelen met goedkeuring van de Tweede Kamer alsnog aangewend worden in 2009. Het budget dat is vrijgemaakt voor Veiligheid van kleine bedrijven (€ 12 mln door het amendement Ten Hoopen cs en € 12 mln extra door EZ toegezegd), wordt uitsluitend gebruikt voor de activiteiten zoals hierboven beschreven.
Wat is de oorzaak van het niet volledig «kunnen» gebruiken van het budget voor het programma Pieken in de Delta voor de Noordvleugel Randstad? Waarop is de verwachting van het kabinet gebaseerd dat dit budget in 2009 wel volledig kan worden uitgegeven?
De eerste Pieken in de Delta tender van 2008 heeft voor de regio Noordvleugel Randstad te weinig voorstellen en van tegenvallende kwaliteit opgeleverd, waardoor het budget niet volledig werd benut. Dit was overigens de eerste tender waar sprake was van het niet volledig benutten van het beschikbare budget: van de drie eerdere tenders kon door het grote aantal aanvragen slechts de helft van de aanvragen gehonoreerd worden.
In verband met het niet benutten van de eerste tender 2008 is een aantal verbeteringen doorgevoerd in de afstemming met de regio; hetgeen voor de tweede tender 2008 geresulteerd heeft in wederom meer aanvragen dan gehonoreerd kunnen worden. De besluitvorming over deze tender vindt in het eerste kwartaal 2009 plaats. Ook voor de tenders van 2009 leven weer voldoende projectideeën in de regio die door samenwerkingspartners als aanvraag kunnen worden ingediend.
Waarom is het voor de regering kennelijk zo eenvoudig om bij de SDE met bedragen te schuiven tussen de diverse begrotingsjaren? Waarom is dit voor de Kamer niet mogelijk?
Welke bepalingen in de begrotingsregels en/of de Comptabiliteitswet en/of andere wet- en regelgeving zouden aangepast moeten worden om de Kamer ten aanzien van de SDE ook de mogelijkheid te geven om bedragen naar voren of naar achteren te schuiven tussen verschillende begrotingsjaren?
Ook voor de SDE geldt dat dit alleen kan binnen de begrotingsregels en dat het moet passen binnen de uitgavenkaders.
Moet uit mutatie nr. 11 begrepen worden dat er in 2008 voor 249 miljoen euro aan FES-uitgaven niet doorgaat? Welke uitgaven gaan in 2008 niet door?
De mutatie bedraagt in totaal bij 2e Suppletore Wet – 272 mln (waarvan + 249 mln bij Najaarsnota) en heeft betrekking op de voeding van het FES-fonds uit de aardgasbaten. De mutatie houdt in dat er 272 mln meer wordt afgedragen aan het FES bij 2e Suppletore Wet. De mutatie is nodig vanwege aanpassingen in het kasritme van de FES-uitgaven die beter aansluiten bij de uitvoering van de diverse FES-projecten. Dit heeft geen invloed op het beleid, maar slechts op de snelheid waarmee FES-projecten worden uitgevoerd. De omvang en het kasritme van de uitgavenraming binnen het FES zijn leidend voor de voeding van het fonds.
Kan de regering aangeven wat er onder «strategische roadmapstudies» wordt verstaan, alsmede hoe het kan dat een onderzoek naar de mogelijkheden om de CO2-uitstoot per 2030 met 50% te reduceren wordt aangemerkt als FES-waardig? Hier is toch absoluut geen sprake van duurzame economische structuurversterking?
Voor de uitwerking van het werkprogramma Schoon en Zuinig is met het bedrijfsleven een duurzaamheidsakkoord gesloten en een bestuursakkoord over energie en klimaat met Lokale overheden. Het duurzaamheidsakkoord wordt verder uitgewerkt in deelakkoorden voor de onderliggende sectoren. De meerjarenafspraken energie-efficiency vormen een onderdeel van het sectorakkoord industrie. Als gevolg hiervan is de convenantaanpak geïntensiveerd (MJA3, meerjarenafspraak energie-efficiency). Naast afspraken over verbeteren van de energie efficiency in het proces en in de keten met 30% in de periode 2005–2020, zullen deze sectoren (indien mogelijk en nuttig) ook een lange termijn visie ontwikkelen en een strategisch plan ontwikkelen. De werkhypothese voor deze strategische plannen, zogeheten routekaarten, is 50% energie efficiency verbetering in 2030. In het werkprogramma Schoon en Zuinig is aangekondigd dat er ruimte is voor ten minste 10 van deze strategische studies.
Naar aanleiding van de begrotingsbehandeling van EZ heeft de kamer op 13 november 2007 besloten om de resterende middelen uit de FES-duurzaamheidsenveloppe (Borssele) in te zetten voor grote aansprekende projecten op het gebied van energiebesparing en/of duurzame energie. Het MJA3 is gericht op ondersteunen van grote duurzame projecten in de industrie. Deze projecten worden uit diverse sectoren van de industrie geselecteerd door het maken van bovengenoemde routekaarten.
Is in het verleden gebleken dat ECN beslag legt op een onevenredig en onvoorspelbaar deel van de ruimte voor EOS-tenders?
ECN is het energieonderzoeksinstituut van Nederland. Een groot deel van de energieonderzoeksmiddelen in Nederland gaat dan ook naar ECN. Het deel dat wordt toegekend via de open EOS-tenders is niet onevenredig maar wordt op basis van competitie tussen de voorstellen aan de hand van vastgestelde criteria op kwaliteit door onafhankelijke adviescommissies gerangschikt.
Specifiek voor het onderdeel EOS-Lange Termijn is de voorspelbaarheid toegenomen sinds de nieuwe werkwijze, die in 2006 door EZ is ingevoerd op basis van de aanbevelingen van de ad hoc commissie Brugfunctie TNO en GTI’s (commissie Wijffels). Geconstateerd was namelijk dat ECN samen met een enkele specifieke partners een dusdanig unieke expertise op enkele terreinen heeft dat een open tender geen zin heeft; ECN won deze tender keer op keer. De nieuwe werkwijze houdt in dat voor een aantal EOS-Lange Termijn onderzoeksgebieden ECN samen met een aantal andere partijen in Nederland specifieke consortia opgericht heeft, waarvoor een apart, jaarlijks tenderbudget wordt vastgesteld.
Is ondertussen gebeurd wat onder het kopje «diverse programma uitgaven energie» (HFR) is opgenomen dat de subsidie alleen wordt verstrekt onder voorwaarde dat het aanvullende programma HFR 2008–2011 voor 1 december definitief en onherroepelijk tot stand is gekomen?
Het Aanvullend Programma HFR 2008–2011 is door procedurele problemen aan de zijde van de Europese Commissie niet voor 1 december 2008 totstandgekomen. Inmiddels zijn er duidelijke aanwijzingen dat deze procedurele problemen zijn opgelost. Hierover heeft ECN schriftelijk bericht. Tevens deed ECN het verzoek om de datum van 1 december 2008 naar de toekomst te verschuiven. Op grond daarvan is voor de totstandkoming van het Aanvullende Programma HFR 2008–2011 uitstel verleend tot 1 mei 2009.
Mag uit de eenmalige subsidie van € 4 miljoen aan de Hoge Flux Reactor in Petten de conclusie worden getrokken dat het kabinet positief aankijkt tegen vergunningverlening voor de bouw van een kerncentrale in ons land (bijvoorbeeld aan Delta)? Indien neen, waarom wordt er dan subsidie verleend aan een onderzoeksreactor?
De eenmalige toezegging aan HFR heeft niets te maken met de vergunningverlening voor de bouw van een eventuele nieuwe kerncentrale in Nederland. Tot een eenmalig toezegging is besloten omdat HFR van grote maatschappelijke betekenis is en omdat er een probleem is met de commercialisatie van de productie in HFR van de medische radio-isotopen. Deze commercialisatie is een internationaal probleem, maar verloopt voor HFR te traag. Om de slag naar een commerciële productie de komende vier jaar te kunnen maken is na nauw overleg met de Europese Commissie een bedrag van € 4 miljoen, ofwel € 1 miljoen per jaar voor de periode van de komende vier jaar, onder voorwaarden toegezegd.
Kan de regering uitleggen wat precies wordt bedoeld met de opmerking bij het programmatisch pakket dat de mutatie de verdeling van de eindejaarsmarge uit voorgaande jaren betreft? De eindejaarsmarge kan toch maar één jaar naar een volgend jaar doorgeschoven worden? Klopt het dat de eindejaarsmarge voor EZ ca. 25 miljoen euro bedraagt?
De uitgaven waar deze mutatie betrekking op heeft vallen onder de Homogene Groep Internationale samenwerking (HGIS). Daarvoor geldt dat de onderuitputting van de uitgaven in enig jaar, in het daaropvolgende jaar als eindejaarsmarge HGIS kan worden opgevraagd mits daarvoor een bestemming is. De opgevraagde middelen kunnen over drie jaar worden verdeeld en worden voorlopig op het onderdeel programmatisch pakket gezet en bij tweede suppletore begroting van het desbetreffende uitvoeringsjaar verdeeld om begrotingstechnische redenen. Het gaat hier alleen om de HGIS-gerelateerde begrotingsonderdelen van EZ. De HGIS eindejaarsmarge 2008 is nog niet bekend en wordt in overleg met het Ministerie van Buitenlandse Zaken bepaald.
De eindejaarsmarge voor EZ (niet-HGIS) staat hier los van en bedraagt ca. € 24 mln.
Waaruit bestaat de bijdrage van het ministerie van EZ aan de Wereldtentoonstelling te Shanghai in 2010?
De bijdrage van het ministerie van EZ aan de Wereldtentoonstelling te Shanghai in 2010 maakt onderdeel uit van het besluit van de ministerraad om de overheidsbijdrage voor de Nederlandse deelname aan de Wereldexpositie 2010 in Shanghai te maximeren op € 20 miljoen, te begroten over de periode 2006–2010. Dit bedrag wordt vanuit de HGIS gefinancierd door de diverse ministeries, aangevoerd door BZ en EZ, aangevuld met cofinanciering vanuit het bedrijfsleven. EZ draagt bij met een bedrag van € 5 miljoen. Het kabinet heeft de uitvoering van de deelname in handen gelegd van de staatssecretaris van Economische Zaken. De overige bijdragen komen van de ministeries van Buza (€ 5 mln), VROM (€ 0,9 mln), LNV (€ 0,9 mln) en V&W (€ 0,9 mln). Een aantal provincies en gemeenten verenigd in de Holland8 draagt € 2,5 mln bij. Gezien het belang van opkomend China werd ingeschat dat de grote Nederlandse bedrijven ook een bedrag zouden bijdragen. Er is reeds een aantal contracten getekend die een bijdrage «in natura» zullen geven. Aangezien op dit moment er geen duidelijkheid bestaat of het bedrijfsleven uiteindelijk het gewenste bedrag van € 5 miljoen bijdraagt, staat de overheid garant voor de invulling van deze € 5 miljoen.
Waaruit bestaat het verschil ad € 5,4 miljoen tussen de mutatie in de bijdrage aan het CBS (artikel 9) die wijzigt met in totaal met € 7,3 miljoen terwijl de totaaltelling van de toelichting € 1,9 miljoen bedraagt?
De toegelichte mutaties in de bijdrage aan het CBS in de 2e suppletore begroting tellen afgerond op tot € 2,1 mln (€ 0,956 mln in verband met SFB, € 0,769 mln compensatie huisvestingskosten vanuit VROM en € 0,225 mln bijdrage vanuit zowel BZK als Justitie voor de Veiligheidmonitor). Het verschil van € 0,1 mln ten opzichte van de vermelde € 2,2 mln (kolom «Mutatie na MN 2009) betreft een afrondingsverschil.
Het verschil van € 5,1 mln (zie kolom «Mutaties MN 2009») betreft mutaties die in de Miljoenennota 2009 zijn verwerkt en toegelicht. Dit betreft de toekenning van de loonbijstelling 2008 (€ 5,0 mln) en de overheveling van middelen (€ 0,1 mln) vanuit artikel 3 «Een concurrerend ondernemingsklimaat» voor de uitvoering van de Statistiek Inkomend Toerisme.
Hoe zijn de posten van artikel 22 «Nominaal en onvoorzien» verdeeld over de begrotingsartikelen?
Verdeling Loonbijstelling en Prijsbijstelling:
Artikel 1: 1,9 mln
Artikel 2: 15,6 mln
Artikel 3: 1,2 mln
Artikel 4: 4,2 mln
Artikel 5: 0,3 mln
Artikel 8: 0,3 mln
Artikel 9: 5,0 mln
Artikel 10: 0,7 mln
Artikel 21: 1,9 mln
Verdeling budget onvoorzien:
Artikel 21: 0,4 mln
Verdeling nog te verdeling posten:
Artikel 2: – 16 mln
Artikel 4: – 12 mln
Artikel 21: – 2,3 mln
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Sap (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Blom (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (CU), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Madlener (PVV), Vacature (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA) en Weekers (VVD).