Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 mei 2012
Hierbij beantwoord ik, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het verzoek van het lid Ouwehand (PvdD) om een kabinetsreactie op het Jaarverslag van de Commissie voor de milieueffectrappor-tage over 2011, in het bijzonder de toetsingsadviezen over de intensieve veehouderij (ingezonden 12 april 2012).
Allereerst wil ik ingaan op de positie van het milieueffectrapport (afgekort: MER) en het advies van de Commissie voor de m.e.r. in de procedure van de vergunningverlening. Het bevoegd gezag legt het ontwerp-besluit over de vergunningaanvraag tezamen met het door de initiatiefnemer opgestelde MER ter inzage. Afhankelijk van de m.e.r.-procedure die van toepassing is (uitgebreid of beperkt), moet óf kan het bevoegd gezag een toetsingsadvies aan de Commissie vragen. Als de Commissie constateert dat er in het MER essentiële informatie over de gevolgen van het voorgenomen plan of project voor milieu en natuur voor het te nemen besluit ontbreekt, stuurt zij het bevoegd gezag een voorlopig advies. Er zijn dan twee mogelijkheden: de Commissie brengt dit voorlopig negatieve advies definitief uit óf het bevoegd gezag vraagt de Commissie de advisering op te schorten om de initiatiefnemer de gelegenheid te geven het MER aan te vullen. De Commissie schort de advisering voor maximaal zes weken op. Om de openbaarheid te waarborgen, plaatst de Commissie gedurende deze periode het voorlopige advies op haar website. Als de aanvulling na de afgesproken periode niet geleverd is, brengt de Commissie het advies alsnog definitief uit. Als de aanvulling is geleverd, beoordeelt de Commissie of het aangevulde MER de essentiële informatie voor het te nemen besluit door het bevoegd gezag bevat. Een in eerste instantie voorlopig negatief advies kan dan na aanvulling worden omgezet in een positief toetsingsadvies.
Het bevoegd gezag neemt op basis van mogelijke zienswijzen en het advies van de Commissie een besluit over de vergunningaanvraag. Tegen dit besluit is bezwaar en beroep mogelijk.
In haar Jaarverslag over 2011 gaat de Commissie voor de m.e.r. op bladzijden 21 en 22 in op de kwaliteit van de milieueffectrapporten en de tekortkomingen. Ik citeer:
«In 55 procent van de (130) rapporten zijn belangrijke tekortkomingen geconstateerd. Dit percentage is vergelijkbaar met voorgaande jaren: 56 procent in 2009 en 51 procent in 2010.» en «Onvolkomenheden in milieueffectrapporten betreffen vooral intensieve veehouderij, landelijk gebied en recreatie. Bij intensieve veehouderij en landelijk gebied ontbreekt vooral informatie over gevolgen van verzurende en vermestende stoffen voor de natuur.»
In het overzicht Kwaliteit MER 2011 onderverdeeld naar sectoren staat dat 84 procent van de milieueffectrapporten over de intensieve veehouderij essentiële tekortkomingen had.
Alle percentages hebben betrekking op de eerste beoordeling van het MER en niet op de beoordeling van het aangevulde MER.
Op mijn verzoek heb ik van de Commissie voor de m.e.r. informatie ontvangen over het uiteindelijke oordeel over het MER en de aanvullingen daarop met het oog op de vraag of de essentiële informatie voor het besluit van het bevoegd gezag beschikbaar was.
In 2011 zijn 19 toetsingsadviezen over de intensieve veehouderij uitgebracht, waarvan :
– 3 positieve toetsingsadviezen,
– 13 positieve toetsingsadviezen na aanvulling van het MER (d.w.z. er waren essentiële tekortkomingen, maar deze zijn door de initiatiefnemer hersteld met aanvullende informatie en de aanvulling is ter toetsing aan de Commissie voorgelegd)
– 3 negatieve toetsingsadviezen ( 2 MER’en zijn wel aangevuld en opnieuw ter toetsing aan de Commissie voorgelegd, maar desondanks onvoldoende beoordeeld ; 1 MER is aangevuld maar de aanvulling is niet aan de Commissie ter toetsing voorgelegd).
Deze cijfers betekenen voor de besluitvorming over de vergunningaanvraag dat het bevoegd gezag op het moment van besluitvorming in 16 van de 19 gevallen met het MER en de aanvulling daarop de beschikking had over de essentiële informatie voor het besluit . In 2 van de 19 gevallen was het MER onvoldoende en in 1 geval is de aanvulling niet getoetst door de Commissie. Daarmee scoort de sector intensieve veehouderij wat betreft negatieve toetsingsadviezen vergelijkbaar met de andere sectoren,zoals grondstoffenwinning, industrie en energie; infrastructuur; recreatie en water.
De cijfers van 2011 over de intensieve veehouderij verschillen niet van die van 2010. Toch is de kwaliteit van MER’en die voor een eerste beoordeling zijn aangeboden (dat wil zeggen: zonder latere aanvullingen) relatief verbeterd.
Volgens de Commissie voor de m.e.r. is deze verbetering bereikt doordat:
– De Reikwijdte en Detailniveau-adviezen van de Commissie, die op verzoek van het bevoegd gezag worden uitgebracht, telkens worden aangescherpt op basis van de ervaringen,
– Er veel is geïnvesteerd in de communicatie met adviesbureau’s, die mede daardoor positiever tegenover m.e.r. staan en de advisering van de Commissie goed gebruiken.
– Er extra kennisproducten zijn ontwikkeld: extra informatie op de website van de Commissie, factsheets en themamiddagen (o.a. voor intensieve veehouderij, stikstofdepositie, natuur/Natura 2000/passende beoordeling, referentiesituatie, gezondheid).
Ook in 2012 zal de Commissie voor de m.e.r. in mijn opdracht doorgaan met het verspreiden van kennis en informatie over de onderwerpen die aan de orde komen in een MER. Naast de Commissie voor de m.e.r. zorgt ook Agentschap.nl/Infomil in mijn opdracht voor het ondersteunen van de andere overheden bij de uitvoering van de m.e.r.-taken van een bevoegd gezag door middel van zijn website (met handleiding, handreiking en m.e.r.-scan) en een help-desk.
Daarnaast is een tweetal specifieke aandachtspunten in het ordedebat van 12 april naar voren gebracht, waarop ik u antwoord wil geven.
Het lid Koopmans (CDA) wijst op de noodzaak van het zo snel mogelijk van de grond komen van de Programmatische Aanpak Stikstof (afgekort: PAS). Het kabinet onderschrijft deze noodzaak. De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zal u zoals toegezegd informeren over de verdere stand van zaken van de implementatie van de PAS.
Het lid Ouwehand (PvdD) vraagt tenslotte om een inschatting van de gevolgen die de negatieve toetsingsadviezen hebben op de natuur. De afweging hoe in het geval van een negatief toetsingsadvies over de vergunningaanvraag te besluiten, ligt bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorschrif-ten verbinden waarmee het milieu en de natuur voldoende worden beschermd. Zo nodig kan de vergunning worden geweigerd. Een negatief toetsingsadvies op zich heeft dus nog geen gevolgen voor de natuur, de afweging van het bevoegd gezag potentieel wel. Echter, het jaarverslag van de Commissie voor de m.e.r. behandelt de beslissingen van de bevoegde gezagen niet, ik kan derhalve geen uitspraken doen over de gevolgen voor natuur.
De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus