Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2012
Op 10 oktober 2008 is bij uw Kamer een voorstel van wet ingediend strekkende tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens in verband met de uitvoering van de op 26 juli 2007 te Washington tot stand gekomen PNR-Overeenkomst 2007 (TK 2008–2009, nr. 31 734, nr. 2). Om hierna te noemen redenen acht ik het niet langer noodzakelijk om ter zake een wettelijke regeling te treffen.
Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de regeling voor het sluiten van verdragen tussen de Europese Unie en derde staten ingrijpend gewijzigd. De nieuwe procedure, zoals vastgelegd in artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), voorziet niet langer in een rol voor nationale wetgevers. Om die reden zijn de goedkeuringswetsvoorstellen nrs. 31 735 en 31 584 in een eerder stadium al ingetrokken (Kamerstukken II, 2009/10, 31 735 en 31 584, nr. 8).
Bovendien is per 1 juli 2012 de PNR Overeenkomst 2007 komen te vervallen door de inwerkingtreding van de PNR Overeenkomst 2011 (PbEU L 174/1). Ten opzichte van de eerdere overeenkomst van 2007 voorziet de PNR Overeenkomst 2011 in aanvullende waarborgen ter bescherming van persoonsgegevens. Deze waarborgen heeft de Europese Commissie, mede op instigatie van het kabinet, bedongen in de onderhandelingen met de Verenigde Staten. In zijn brief van 22 november 2011 onder kenmerk 5717322/11/DEIA heeft de Minister van Veiligheid en Justitie Uw Kamer hierover geïnformeerd. Door de inwerkingtreding van de PNR Overeenkomst 2011 is ook de grondslag aan wetsvoorstel nr. 31 734 ontvallen.
Daartoe gemachtigd door de Koningin trek ik hierbij, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het voorstel van wet in.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven