Vastgesteld 10 oktober 2008
De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave | Blz. | |
Algemeen | 1 | |
• | Belastingheffing van het Europees Parlement | 1 |
• | Verzoek optie belaste levering en belaste verhuur onroerende zaken | 2 |
• | Kwijtscheldingsregeling conserverende aanslag aanmerkelijk belang | 2 |
• | Motie Jurgens | 2 |
Artikelsgewijs | 3 |
De leden van de fractie van het CDA hebben met belangstelling van het wetsvoorstel kennis genomen. Deze leden hebben nog de volgende opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA en de VVD-fractie verzoeken de regering nog te reageren op de hierover door de NOB gemaakte opmerkingen.
Belastingheffing van het Europees Parlement
De bezoldiging, de overbruggingstoelage en het pensioen van de leden van het Europees Parlement worden momenteel door afzonderlijke lidstaten betaald, maar door inwerkingtreding van een Besluit van het Europees Parlement gaat dit veranderen. Deze uitkeringen zullen ten laste van de begroting van de Europese Unie komen en over deze uitkeringen zal gemeenschapsheffing worden ingehouden. Nederland wenst gebruik te maken van de mogelijkheid tot aanvullende heffing, ook voor (voormalig) leden van het Europees Parlement die in het buitenland wonen.
De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de voorgestelde regeling, maar vragen zich wel af hoe het voorstel om ook uitkeringen aan in het buitenland wonende (voormalige) leden van het Europees Parlement die in Nederland zijn gekozen tot het belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland te doen behoren. Welke gevolgen heeft dit met betrekking tot belastingheffing in landen waar deze leden woonachtig zijn, zo willen genoemde leden graag weten. Is hier in internationaal verband overleg over gevoerd?
Verzoek optie belaste levering en belaste verhuur onroerende zaken
Van de optie voor belaste levering kan momenteel slechts gebruik worden gemaakt als de leverende ondernemer en de afnemende ondernemer hierom gezamenlijk verzoeken. Voorgesteld wordt om dit verzoek niet te vragen als in de akte van levering staat vermeld dat het een belaste levering betreft. De leden van de CDA-fractie zien hierin een lastenverlichting voor het bedrijfsleven, hetgeen deze leden als positief ervaren. Wel vragen deze leden zich af of deze gang van zaken reeds in de praktijk is goedgekeurd? Bij optie voor belaste verhuur was dit reeds praktijk en dit blijkt te werken, zo lezen de genoemde leden. Waarom was een en ander bij optie voor belaste levering niet reeds praktijk? Is de regering ervan overtuigd dat het voor zowel de leverende ondernemer als de afnemende ondernemer positief uit zal werken? Heeft de regering het idee dat misbruik op enigerlei wijze mogelijk is? Zo ja, hoe gaat zij dit voorkomen?
Ten aanzien van belaste huur wordt voorgesteld om geen gezamenlijk verzoek te eisen als in de schriftelijke verhuurovereenkomst staat aangegeven dat voor belaste verhuur wordt gekozen. Ook dit voorstel leidt tot een administratieve lastenverlichting, waar deze leden positief tegenoverstaan. Ook hier horen genoemde leden graag van de regering of zij mogelijkheden tot misbruik ziet en zo ja, hoe gaat zij dit voorkomen?
Kwijtscheldingsregeling conserverende aanslag aanmerkelijk belang
De kwijtscheldingsregeling wordt aangepast in verband met verlaging van het tarief van de dividendbelasting per 1 januari 2007. Waarom is dit niet eerder aangepast, zo willen de leden van de CDA-fractie graag weten. Is de regering ervan overtuigd dat nu in alle gevallen het juiste bedrag aan verschuldigde belasting op het belastingbedrag van de conserverende aanslag is kwijtgescholden? Hoeveel conserverende aanslagen zijn er op dit moment opgelegd?
In deze motie wordt de regering verzocht om geen vorm van wetgeving meer te gebruiken waarbij lagere wetgevers door de wetgever worden gemachtigd om regels te stellen die afwijken van de wet. Deze motie is door de Eerste Kamer met algemene stemmen aangenomen. De leden van de CDA-fractie zijn blij met deze motie en zijn blij dat de regering hieraan uitvoering geeft. In dit wetsvoorstel wordt het overgrote deel van de geïdentificeerde delegatiebevoegdheden in de fiscale wetgeving die afwijkt van de wet bij lagere regelgeving mogelijk maken aangepast. De resterende delegatiebepalingen die afwijking van de wet mogelijk maken, zullen bij komende wetsvoorstellen worden aangepast, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Graag ontvangen deze leden een overzicht van deze delegatiebepalingen alsook een overzicht van komende wetsvoorstellen waarbij deze delegatiebepalingen worden aangepast. Bovendien willen genoemde leden graag van de regering horen waarom deze delegatiebepalingen niet in het voorliggende wetsvoorstel worden aangepast.
Verwacht de regering dat het nodig is om bij ministeriële regeling regels te stellen met betrekking tot de inhoud van de openbaar-vervoerverklaring en van de reisverklaring, en voor de uitvoering van art. 3.87 van de Wet inkomstenbelasting 2001?
Kan de regering aangeven hoe de heffingsrechten ten aanzien van uitkeringen op grond van het EP-statuut aan in Nederland gekozen (voormalige) leden van het Europees Parlement of hun nabestaanden, die geen inwoner zijn van Nederland, in het Nederlands Standaardverdrag alsook het OESO-Modelverdrag zijn verdeeld?
Zijn er ten gevolge van deze omissie gevallen geweest waarin het anoniementarief is toegepast?
Momenteel zijn niet in Nederland wonende bestuurders en commissarissen van Nederlandse vennootschappen uitgezonderd van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Voorgesteld wordt om deze uitzondering te laten vervallen, met onder meer als gevolg dat hun speur- en ontwikkelingswerkzaamheden in aanmerking kunnen komen voor de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk. De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe dit zich verhoudt tot de doelstelling om speur- en ontwikkelingswerk in Nederland te stimuleren? Welk budgettair beslag is hiermee gemoeid?
Waarom wordt deze wijziging niet nader toegelicht, hoewel dit bij onder andere wijzigingen – waarbij evenmin een inhoudelijke wijziging is beoogd – wel het geval is?
Is de regering voornemens om in de toekomst uitvoering te geven aan de delegatiebepaling van het vierde lid?
De voorgestelde wijziging van artikel 19, eerste lid, onderdeel c, van de IW 1990 heeft als doel de tekst van dit artikel te synchroniseren met de sinds in januari 2008 geldende tekst van artikel 475c, met dien verstande dat artikel 19 van de IW 1990 ziet op alle uitkeringen ingevolge een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3 126a van de Wet IB 2001 en niet alleen op uitkeringen als bedoeld in het vierde of zesde lid van dat artikel, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Waarom wordt artikel 19, eerste lid, onderdeel c, van de IW 1990 niet alleen gesynchroniseerd met artikel 475c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, maar ook uitgebreid ten opzichte van dit artikel?
Is met deze aanpassing een inhoudelijke wijziging beoogd?
Bij het behandelen van een verzoek om teruggave van belasting zware motorrijtuigen wordt € 25 aan kosten in rekening gebracht, tenzij vrijstelling wordt verleend, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Het gaat om gevallen waarin er buiten de schuld van de belastingplichtige om geen behoefte meer bestaat aan het vignet, zoals wanneer het voertuig gestolen of gesloopt is, het voertuig een vervangend kenteken krijgt of als er dubbel is betaald. Is dit een uitputtend overzicht, zo willen de leden van de CDA-fractie weten? Verwacht de regering een uitbreiding? Genoemde leden hebben begrepen dat is vastgelegd dat de begunstigde van de teruggave de houder van het motorrijtuig is. In de oude situatie, waarbij een teruggave werd verleend onder gelijktijdig overleggen van het niet meer gebruikte papieren vignet, was direct duidelijk aan wie de teruggave moest worden verleend, zo hebben genoemde leden begrepen. Betekent dit dat in de nieuwe situatie de begunstigde van de teruggave de houder van het motorrijtuig is, terwijl dit in de oude situatie niet altijd de begunstigde van de teruggave was? Komt de teruggave dan wel bij de juiste persoon terecht, zo willen genoemde leden graag weten.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP) en Sap (GL).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Vacature (algemeen), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP) en Vendrik (GL).