Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in een aantal wetten technische en redactionele verbeteringen aan te brengen, alsmede enkele wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 3.87 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het negende lid wordt voor de punt aan het slot een zinsnede ingevoegd, luidende: of, in die gevallen dat door de gebruikte kaartsoort de openbaar-vervoerverklaring niet kan worden verstrekt, een aan een openbaar-vervoerverklaring gelijk te stellen andere tot de persoon van de belastingplichtige herleidbare verklaring omtrent het gereisd hebben met openbaar vervoer (de reisverklaring).
2. In het tiende lid wordt «de inhoud van deze openbaar-vervoerverklaring» vervangen door: de inhoud van de openbaar-vervoerverklaring en van de reisverklaring.
3. Het elfde lid vervalt.
B. In artikel 3.150, tweede lid, wordt «artikel 7.2, derde lid» vervangen door: artikel 7.2, vierde lid.
C. In artikel 4.14, tiende lid, wordt «vierde tot en met negende lid» vervangen door «vierde tot en met achtste lid». Voorts wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het negende lid is niet van toepassing met betrekking tot aandelen en winstbewijzen ter zake waarvan bij een in Nederland gevestigde vennootschap artikel 3.29a toepassing vindt.
D. Artikel 4.53 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Ingeval de belastingplichtige geen partner heeft en in het kalenderjaar is overleden, geldt in afwijking van de eerste volzin slechts als voorwaarde voor het indienen van een verzoek tot omzetting van een nog niet verrekend verlies uit aanmerkelijk belang in een belastingkorting, dat de belastingplichtige ten tijde van het overlijden geen aanmerkelijk belang heeft.
2. In het vierde lid wordt «in het eerste lid eerstbedoelde kalenderjaar» vervangen door «in het eerste lid, eerste volzin, eerstbedoelde kalenderjaar». Voorts wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het eerste lid, tweede volzin, toepassing vindt, vermindert de belastingkorting voor verlies uit aanmerkelijk belang de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning van het kalenderjaar van overlijden.
E. Aan artikel 7.2 worden twee leden toegevoegd, luidende:
14. Tot het belastbaar loon ter zake van het in Nederland verrichten of hebben verricht van arbeid worden gerekend:
1°. uitkeringen op grond van artikel 14 of 15 van het Besluit van het Europees Parlement nr. 2005/684/EG, Euratom, van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PbEU L 262/I), aan een in Nederland gekozen lid of voormalig lid van het Europees Parlement;
2°. uitkeringen op grond van artikel 17 van het onder 1° bedoelde Besluit aan de echtgenoot of partner van een in Nederland gekozen lid of voormalig lid van het Europees Parlement;
3°. uitkeringen op grond van artikel 17 van het onder 1° bedoelde Besluit aan de ten laste van een in Nederland gekozen lid of voormalig lid van het Europees Parlement komende kinderen.
15. Tot het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden in Nederland worden gerekend uitkeringen op grond van de artikelen 9 en 13 van het in het veertiende lid bedoelde Besluit aan een in Nederland gekozen lid of voormalig lid van het Europees Parlement.
F. Artikel 9.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt «verzamelinkomen en» vervangen door: verzamelinkomen;.
2. In onderdeel d wordt «artikel 6 van die richtlijn» vervangen door: artikel 6 van die richtlijn, en.
3. Aan het lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. de op grond van artikel 12 van het Besluit van het Europees Parlement nr. 2005/684/EG, Euratom, van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PbEU L 262/I), geheven gemeenschapsbelasting die betrekking heeft op bestanddelen van het verzamelinkomen.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 25, vierde lid, komt te luiden:
4. In afwijking van het eerste lid wordt een tijdvak waarvan het tijdvak waarover het loon wordt genoten, deel uitmaakt, als loontijdvak aangemerkt ten aanzien van:
1°. de werknemer die doorgaans op minder dan vijf dagen per week werkzaam is;
2°. de werknemer wiens loon mede omvat de waarde van regelmatig bij de betaling van het loon verstrekte vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen of van daarmee overeenkomende aanspraken, en
3°. de loon uit tegenwoordige dienstbetrekking genietende werknemer die met betrekking tot een kalenderkwartaal als student of scholier wordt aangemerkt en die schriftelijk, gedagtekend en ondertekend te kennen heeft gegeven dat te zijnen aanzien het kwartaal als loontijdvak wordt aangemerkt.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld voor de toepassing van de eerste volzin.
B. Artikel 28, onderdeel e, komt te luiden:
e. van de werknemer die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet vast te stellen de identiteit aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht en – zo de werknemer een vreemdeling is in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 en niet behoort tot de categorie werknemers die op grond van overeenkomsten van internationaal recht is uitgezonderd van de verplichting tot het hebben van een geldige verblijfsvergunning als bedoeld in die wet en een geldige tewerkstellingsvergunning als bedoeld in de Wet arbeid vreemdelingen – tevens de verblijfsrechtelijke status ter zake van het verrichten van arbeid aan de hand van een geldige verblijfsvergunning of aan de hand van een geldige tewerkstellingsvergunning, alsmede van een en ander de aard, het nummer en een afschrift daarvan in de loonadministratie op te nemen;.
C. In artikel 32b vervalt de zinsnede «, zo nodig afwijkende».
D. In artikel 35f vervalt de zinsnede «, zo nodig afwijkende,».
E. In artikel 35n vervalt de zinsnede «, zo nodig afwijkende,».
F. Artikel 38i komt te luiden:
1. Bij de beoordeling of binnen de in artikel 18a gestelde begrenzingen wordt gebleven, blijven bij een collectieve regeling buiten beschouwing:
a. op 31 december 2005 bestaande aanspraken, voorzover deze zijn opgebouwd ten behoeve van pensioen in de periode voorafgaand aan de datum waarop de werknemer of gewezen werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt;
b. op 31 december 2005 bestaande aanspraken, voorzover deze zijn opgebouwd door middel van een individuele aanvulling op de collectieve regeling.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een collectieve regeling verstaan een regeling of een gedeelte van een regeling waaraan de werknemer verplicht deelnam, voorzover de regeling of het gedeelte van de regeling voor de werknemer geen keuzemogelijkheid bood met betrekking tot de hoogte van het op te bouwen pensioen.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een individuele aanvulling verstaan een pensioen dat in aanvulling op een collectieve regeling is opgebouwd.
De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 2, tweede lid, vervalt de zinsnede «, met dien verstande dat in afwijking van artikel 2, derde lid, van die wet, de niet in Nederland wonende bestuurder of commissaris van een in Nederland gevestigd lichaam niet als werknemer wordt beschouwd».
B. In artikel 32 vervalt de zinsnede «, zo nodig afwijkende».
C. In artikel 47 vervalt het vierde lid.
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 9, eerste lid, onderdeel h, wordt «als bedoeld in artikel 16, eerste of derde lid» vervangen door: als bedoeld in artikel 16.
B. In artikel 13, zesde lid, wordt «de met de waardeveranderingen van dat recht corresponderende verplichting» vervangen door: de waardeveranderingen van de met dat recht corresponderende verplichting.
C. Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel b, wordt voor de puntkomma een zinsnede ingevoegd, luidende: of is voldaan aan de krachtens het vierde lid, eerste volzin, gegeven regels.
2. In het derde lid, onderdeel c, wordt voor de puntkomma een zinsnede ingevoegd, luidende: of is voldaan aan de in en krachtens het vierde lid, tweede volzin, gestelde voorwaarden.
3. In het vierde lid, eerste volzin, vervalt de zinsnede «, in afwijking van het derde lid, onderdeel b,». Voorts vervalt «toch».
4. In het vierde lid, tweede volzin, vervalt de zinsnede «, in afwijking van het derde lid, onderdeel c,».
In de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt artikel 15, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel k vervalt «, artikel 90 van de Wet op het hoger beroepsonderwijs». Voorts wordt «artikel 2.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek» vervangen door: de artikelen 2.13 en 16.16 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
2. In onderdeel p wordt na «Monumentenwet 1988» ingevoegd: door.
De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, wordt na «mits de ondernemer die de levering verricht en degene aan wie wordt geleverd,» ingevoegd: blijkens de notariële akte van levering daarvoor hebben gekozen of in andere gevallen.
2. In het eerste lid, onderdeel b, onder 5°, wordt na «mits de verhuurder en de huurder» ingevoegd: blijkens de schriftelijke huurovereenkomst daarvoor hebben gekozen of in andere gevallen.
B. In hoofdstuk V wordt na artikel 28t een afdeling ingevoegd, luidende:
De belasting, verschuldigd ter zake van de invoer en de levering aan veilingen van vis, schaal-, schelp- en weekdieren die worden aangebracht per schip dat terugkeert van de visvangst, of per ventjager, bedraagt nihil.
C. In artikel 39, onderdeel a, vervalt de zinsnede «, zo nodig van de bepalingen van deze wet afwijkende,».
De Algemene douanewet wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 8:2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde lid komt te luiden:
6. Indien een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank betrekking heeft op een beschikking die is gegeven door Onze minister wie het aangaat dan wel de ontvanger, treedt voor de toepassing van dit hoofdstuk Onze minister wie het aangaat dan wel de ontvanger in de plaats van de inspecteur.
2. In het zevende lid wordt «de artikelen 25, zesde lid, onderdeel b» vervangen door: de artikelen 25, derde lid, onderdeel b.
B. De bijlage, onder B, wordt als volgt gewijzigd:
1. «– Binnenschepenwet», «– Destructiewet», «– Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart» alsmede «– Wet vervoer binnenvaart» vervallen.
2. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd: – Binnenvaartwet.
In de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt in artikel 30f, vierde lid, «afwijkende regels» vervangen door: nadere regels.
De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 13, vierde lid, onderdeel b, wordt «artikel 15» vervangen door: artikel 15, eerste lid.
B. In artikel 14, derde lid, wordt «artikel 15» vervangen door: artikel 15, eerste lid.
C. In artikel 19, eerste lid, onderdeel c, wordt na «pensioen en lijfrente» ingevoegd: , waaronder mede worden verstaan uitkeringen ingevolge een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting 2001.
D. In artikel 26, vierde lid, wordt na «verschuldigde dividendbelasting» ingevoegd: of, indien dit meer bedraagt, aan de in Nederland verschuldigde inkomstenbelasting.
E. Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Invorderingsrente wordt niet in rekening gebracht over de tijd voor welke de belastingschuldige krachtens artikel 25, derde, vijfde, zesde, achtste, negende, elfde of zeventiende tot en met negentiende lid, uitstel van betaling is verleend. In afwijking in zoverre van de eerste volzin wordt invorderingsrente in rekening gebracht voor zover het krachtens artikel 25, vijfde, zesde, achtste, negende, elfde of zeventiende lid, verleende uitstel door de ontvanger wordt beëindigd of voor zover betaling niet plaatsvindt binnen de termijn waarvoor uitstel van betaling is verleend.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De invorderingsrente wordt enkelvoudig berekend. Het begin en het einde van het tijdvak waarover invorderingsrente wordt berekend, worden bij algemene maatregel van bestuur bepaald.
F. Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «en de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen» vervangen door: , de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen en de kansspelbelasting.
2. In het tweede lid wordt «of een van de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen» vervangen door: , een van de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen of de kansspelbelasting.
G. In artikel 36b, tweede lid, onderdeel a, wordt «of een van de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen» vervangen door: , een van de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen of de kansspelbelasting.
In de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen wordt in artikel 2, onderdeel i, de zinsnede «richtlijn nr. 76/308/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (PbEG L 73)» vervangen door: richtlijn nr. 2008/55/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (PbEU L 150).
In de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt in artikel 15, derde lid, de zinsnede «artikel 2 van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 maart 1976, nr. 76/308/EEG (PbEG L 73)» vervangen door: artikel 2 van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2008, nr. 2008/55/EG (PbEU L 150) betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen.
In de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 komt artikel 6, derde lid, te luiden:
3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, onder 3°, behoeft, ingeval de eenheid van de Belastingdienst waar aangifte moet worden gedaan ter zake van de aanvang van het gebruik van de weg, gesloten is op de dag waarop dan wel op de dag vóórdat het gebruik aanvangt, de belasting pas te worden betaald op de eerste dag waarop die eenheid na de aanvang van het gebruik is geopend.
In de Wet belasting zware motorrijtuigen wordt artikel 14als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op verzoek wordt aan de houder van het motorrijtuig teruggaaf van belasting verleend.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De teruggaaf wordt verleend over het op de datum van indiening van het verzoek nog niet verstreken aantal dagen van het tijdvak. Artikel 14a, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden wordt geen vermindering toegepast.
In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen komt artikel 47 te luiden:
Onze Minister is bevoegd in overeenstemming met Onze Ministers wie het aangaat bij ministeriële regeling voor groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van artikel 7, derde of vierde lid, mochten voordoen.
In de Luchtvaartwet wordt in artikel 77b, derde lid, onderdeel b, «en 15» vervangen door: en 15, eerste lid.
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat:
a. artikel IV, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 januari 2008;
b. artikel VII, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 augustus 2008;
c. artikel IX, onderdelen A en B, en artikel XV terugwerken tot en met 11 juli 2008;
d. artikel IX, onderdeel D, terugwerkt tot en met 1 januari 2007;
e. artikel XIII terugwerkt tot en met 1 oktober 2008.
2. Het ingevolge artikel IX, onderdeel F, gewijzigde artikel 36 van de Invorderingswet 1990 vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot kansspelbelastingschulden die zijn ontstaan op of na de dag na de datum van uitgifte van het Staatblad waarin deze wet wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,