Ontvangen 19 november 2008
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In het in artikel 10, onderdeel F, opgenomen artikel 6.20, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «€ 40 000» telkens vervangen door: € 38 000.
Artikel 11 komt te luiden:
Met ingang van 1 januari 2010 wordt de Wet inkomstenbelasting 2001 als volgt gewijzigd:
Artikel 6.19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het bedrag aan uitgaven, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdelen b tot en met g, wordt verhoogd met:
a. 113%, indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
b. 77%, indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar niet heeft bereikt;
een en ander mits het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek, niet te boven gaat het bedrag dat is genoemd in de tweede regel van de tweede kolom van de tabel in artikel 2.10.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en de in de eerste volzin bedoelde partner, vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek, niet te boven gaat het bedrag dat is genoemd in de tweede regel van de tweede kolom van de tabel in artikel 2.10, en de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar niet heeft bereikt, maar de partner bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar wel heeft bereikt, wordt in afwijking in zoverre van het eerste lid het bedrag aan uitgaven, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdelen b tot en met g, verhoogd met 113%.
Het in artikel 8.17, eerste lid, vermelde bedrag wordt verlaagd met € 285.
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Met ingang van 1 januari 2010 wordt het in artikel 22b, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag verlaagd met € 285.
Na artikel 21 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het CAK brengt uiterlijk 30 november 2009 de krachtens artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning verschuldigde bijdragen over de kalenderjaren tot en met 2008 in rekening bij de verzekerde, bedoeld in artikel 5 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten onderscheidenlijk de persoon, bedoeld in artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
2. Na 30 november 2009 in rekening gebrachte bijdragen als bedoeld in het eerste lid hoeven niet te worden voldaan.
1. Tot en met 31 december 2009 behoren mede tot de uitgaven voor specifieke zorgkosten, bedoeld in afdeling 6.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de volgende door de belastingplichtige over de kalenderjaren tot en met 2008 verschuldigde bijdragen, voor zover deze na 30 november 2008 aan hem in rekening zijn gebracht en door hem in 2009 zijn betaald of verrekend:
a. de krachtens artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verschuldigde bijdragen in verband met het verblijf in een instelling die is toegelaten om zorg te verlenen, tot een bedrag van 25% van die bijdragen;
b. de krachtens artikel 6, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verschuldigde bijdragen, bij verblijf buiten een instelling als bedoeld in onderdeel a;
c. de krachtens artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning verschuldigde bijdragen, voorzover de belastingplichtige deze verschuldigd is voor huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van die wet of voor een daarvoor bestemd persoonsgebonden budget.
2. Tot en met 31 december 2009 worden de bijdragen, bedoeld in het eerste lid, mede in aanmerking genomen als uitgaven als bedoeld in artikel 6.19 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Aan artikel 22 worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Artikel 11, onderdeel B, vindt eerst toepassing nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2010 is toegepast.
6. Artikel 13a vindt eerst toepassing nadat artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2010 is toegepast.
Onder de tot 1 januari 2009 geldende buitengewone uitgavenregeling kunnen eigen bijdragen AWBZ en eigen bijdragen Wmo (geheel of gedeeltelijk) in aanmerking worden genomen. Onder de per 1 januari 2009 in te voeren regeling uitgaven voor specifieke zorgkosten, worden dergelijke bijdragen echter niet in aanmerking genomen. In ruil daarvoor worden de eigen bijdragen verlaagd.
Met deze nota van wijziging wordt bewerkstelligd dat eigen bijdragen die betrekking hebben op de jaren tot en met 2008, maar die na 30 november 2008 aan de belastingplichtige in rekening zijn gebracht en door hem in 2009 zijn betaald of verrekend, in 2009 als uitgaven voor specifieke zorgkosten in aanmerking kunnen worden genomen. De onder de buitengewone uitgavenregeling geldende beperkingen – zoals de bepaling dat de krachtens artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verschuldigde bijdragen in verband met het verblijf in een instelling die is toegelaten om zorg te verlenen slechts tot een bedrag van 25% van die bijdragen in aanmerking worden genomen – zijn ook in deze overgangsbepaling overgenomen.
Voorts wordt geregeld dat de eigen bijdragen over de jaren tot en met 2008 die in 2009 voor aftrek in aanmerking komen, mede in aanmerking worden genomen bij het vaststellen van de zogenoemde vermenigvuldigingsfactor van artikel 6.19 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Hiermee worden eigen bijdragen over de jaren tot en met 2008, ongeacht of deze bijdragen in de jaren tot en met 2008 of pas in 2009 door het CAK in rekening zijn gebracht, fiscaal zoveel mogelijk op eenzelfde wijze behandeld.
Voorts wordt, om te bewerkstelligen dat mensen op tijd de rekening voor de eigen bijdrage krijgen, bepaald dat het CAK eigen bijdragen die betrekking hebben op de jaren tot en met 2008 uiterlijk 30 november 2009 in rekening brengt. In samenhang daarmee is bepaald dat door het CAK na die datum in rekening gebrachte eigen bijdragen, niet meer hoeven te worden betaald.
De budgettaire derving van het in 2009 in aanmerking nemen van in 2009 betaalde of verrekende eigen bijdragen die betrekking hebben op de jaren tot en met 2008, bedraagt € 50 mln. Het niet meer in rekening brengen van eigen bijdragen over de jaren tot en met 2008 door het CAK na 30 november 2009 bedraagt € 5 mln.
Ter dekking van voornoemde maatregelen wordt de grens van het verzamelinkomen waarbij het verhoogde drempelpercentage van 5,75% gaat gelden, verlaagd van € 40 000 naar € 38 000. Voorts wordt de grens van het verzamelinkomen binnen de ouderenkorting per 2010 verlaagd met € 285.
Artikel 10, onderdeel F (artikel 6.20 van de Wet inkomstenbelasting 2001)
In artikel 6.20 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is de drempel opgenomen voor het in aanmerking nemen van uitgaven voor specifieke zorgkosten. In het wetsvoorstel is voor het deel van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek dat hoger is dan € 40 000 een verhoogde drempel opgenomen van 5,75%. Zoals is aangegeven in het algemeen deel van de toelichting wordt deze grens verlaagd naar € 38 000.
Artikel 11, onderdeel A (artikel 6.19 van de Wet inkomstenbelasting 2001)
De wijziging van artikel 6.19 van de Wet inkomstenbelasting 2001 per 2010 was reeds in het wetsvoorstel opgenomen, en is inhoudelijk niet gewijzigd.
Artikel 11, onderdeel B (artikel 8.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001)
In artikel 8.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is de ouderenkorting opgenomen. Om voor deze ouderenkorting in aanmerking te komen, mag het verzamelinkomen niet meer bedragen dan € 32 234 (bedrag 2008). Per 1 januari 2009 wordt dit bedrag naast de inflatiecorrectie verhoogd met € 1 500. Met de in deze nota van wijziging opgenomen wijziging wordt deze grens na toepassing van de inflatiecorrectie per 2010 vervolgens verlaagd met € 285.
Artikel 13a (artikel 22b van de Wet op de loonbelasting 1964)
In artikel 22b van de Wet op de loonbelasting 1964 is de ouderenkorting opgenomen. Om voor deze ouderenkorting in aanmerking te komen, mag het verzamelinkomen niet meer bedragen dan € 32 234 (bedrag 2008). Per 1 januari 2009 wordt dit bedrag naast de inflatiecorrectie verhoogd met € 1500. Met de in deze nota van wijziging opgenomen wijziging wordt deze grens na toepassing van de inflatiecorrectie per 2010 vervolgens overeenkomstig de wijziging van artikel 8.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 verlaagd met € 285.
In het voorgestelde artikel 21a, eerste lid, van het wetsvoorstel wordt bepaald dat het CAK uiterlijk 30 november 2009 de krachtens artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning verschuldigde bijdragen over de kalenderjaren tot en met 2008 in rekening brengt bij de verzekerde, bedoeld in artikel 5 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de persoon, bedoeld in artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning. In samenhang daarmee is in het tweede lid van het voorgestelde artikel 21a van het wetsvoorstel bepaald dat door het CAK na die datum in rekening gebrachte eigen bijdragen, niet meer hoeven te worden betaald. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.
In het voorgestelde artikel 21b van het wetsvoorstel is een overgangsbepaling opgenomen voor eigen bijdragen AWBZ en Wmo over de jaren tot en met 2008 die na 30 november 2008 door het CAK in rekening worden gebracht en in 2009 door de belastingplichtige worden betaald of verrekend. Deze eigen bijdragen worden met de onder de buitengewone uitgavenregeling geldende beperkingen in 2009 in aanmerking genomen als uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Voorts wordt geregeld dat de eigen bijdragen over de jaren tot en met 2008 die in 2009 voor aftrek in aanmerking komen, mede in aanmerking worden genomen bij het vaststellen van de zogenoemde vermenigvuldigingsfactor van artikel 6.19 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.
De in artikel 11, onderdeel B, opgenomen wijziging van artikelen 8.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 betreft een verlaging van grens van het verzamelinkomen binnen de ouderenkorting. Deze verlaging moet worden toegepast nadat het bedrag van de genoemde grens op basis van artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2010 is geïndexeerd. Voor de in artikel 13a opgenomen wijziging van artikel 22b van de Wet op de loonbelasting 1964 geldt dienovereenkomstig dat de verlaging van de grens van het verzamelinkomen moet worden toegepast nadat het bedrag van de genoemde grens op basis van artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2010 is geïndexeerd.