Ontvangen 25 november 2008
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel VI wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel j, wordt vóór de punt aan het slot een zinsnede ingevoegd, luidende: , daaronder begrepen aan werknemers van wie het loon op jaarbasis meer bedraagt dan € 500 000 toegekende rechten waarvan de waarde hoofdzakelijk direct of indirect wordt bepaald door de waardeverandering van die aandelen of winstbewijzen.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter bepaling van hetgeen voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel j, wordt verstaan onder werknemers en onder het loon op jaarbasis.
4. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in het eerste lid, onderdeel j, genoemde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.
Na artikel XXVIIA wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De wijziging ingevolge artikel VI, onderdeel OA, van artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vindt geen toepassing met betrekking tot vóór 1 januari 2009 aan werknemers toegekende rechten welke zijn uitgeoefend of vervreemd vóór 1 januari 2010.
Dit amendement dient ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 73.
Bij de behandeling van de Wet werken aan winst is geantwoord dat stock appreciation rights (SAR’s) niet worden aangemerkt als met optierechten gelijk te stellen rechten in de zin van artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de Wet Vpb.
Het amendement strekt ertoe dit ongedaan te maken ten aanzien van SAR’s, die zijn toegekend aan werknemers met een loon van meer dan € 500 000. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wat in dit verband onder loon wordt verstaan; dat is het loon in de zin van de loonbelasting van het voorafgaande jaar (dus met inbegrip van het SAR-loon van het voorafgaande jaar).
Voorts is overgangsrecht opgenomen. De aftrekbeperking geldt niet voor SAR’s die zijn toegekend vóór 1 januari 2009 en waarbij de heffing bij de werknemer als loon is afgerond vóór 1 januari 2010.
De budgettaire effecten van dit amendement zijn nihil.
Het amendement regelt dat stock appreciation rights (SAR’s) die hoofdzakelijk zijn gekoppeld aan de waarde van beursgenoteerde aandelen of winstbewijzen niet langer aftrekbaar zijn van de Vpb. Hiermee wordt de fiscale behandeling van deze soort SAR’s gelijkgesteld aan die van optierechten. Het sinds 2007 niet langer aftrekbaar zijn van optierechten kan nu niet meer worden omzeild door middel van een SAR. Het gevolg is dat bonussen die leiden tot het nemen van risico’s niet langer fiscaal worden aangemoedigd. SAR’s worden veelal ingezet als bonusinstrument boven op het basisinkomen.
Met de afbakening van een jaarloon van 500 duizend euro wordt aangesloten bij de Wet excessieve beloningsbestanddelen. Over een jaar moet worden bezien wat de werking van het amendement in de praktijk is. Daarbij moet duidelijk worden hoe een andere afbakening uitwerkt voor technostarters en gewone werknemers.
Tang
Cramer