Vastgesteld 10 oktober 2008
De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave | Blz. | |
• | Inleiding | 1 |
• | Ondernemerschap | 5 |
• | Inkomensbeleid | 11 |
• | Mobiliteit en vergroening | 18 |
• | Lijfrenten | 24 |
• | Vrijstelling sportorganisaties in de Successiewet | 25 |
• | Aanpassing btw-vrijstelling medische diensten | 26 |
• | Vliegbelasting | 29 |
• | Verpakkingenbelasting | 30 |
• | Overig | 32 |
• | Artikelsgewijze toelichting | 36 |
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het Belastingplan 2009. De CDA fractie is vooral verheugd over het feit dat de regering een aantal vereenvoudigingen serieus ter hand wil nemen.
Om te beginnen willen de leden van de CDA-fractie zekerheid omtrent de vraag of de Belastingdienst en de Belastingdienst/Toeslagen alle voorgenomen maatregelen en vereenvoudigingen op deugdelijke wijze kan doorvoeren in haar systemen? Kan de regering in algemene zin opmerken hoe de staat van de Belastingdienst is?
De leden van de CDA-fractie hebben met genoegen kennis genomen van het bericht dat de website van de Belastingdienst is verkozen tot de beste website binnen de sector overheid, non-profit en onderwijs. Hierbij aansluitend vragen genoemde leden zich wel af hoe het zit met buitenlanders en het profijt dat zij trekken van heldere en gemakkelijke voorzieningen? Momenteel kunnen Nederlandse belastingbetalers, die in het buitenland woonachtig zijn geen gebruik maken van de DigiD, omdat deze mensen niet opgenomen zijn in de Gemeentelijke Basisadministratie. Nu is de regering al jaren bezig om de planning te maken voor een register niet-ingezetenen (RNI). Dit jaar zegde de regering toe in Kamervragen van het CDA (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 2141) dat «Momenteel worden oplossingen gezocht om vooruitlopend op de RNI betrokken personen van een DigiD te kunnen voorzien.» Welke oplossingen zijn gevonden, zodat deze groep personen toch gebruik kan maken van elektronische aangifte en andere zaken van de e-overheid en het Elektronisch Patiëntendossier? Kan de startbrief RNI nu snel aan de Kamer worden gestuurd?
In aansluiting op bovenstaande vragen de leden van de CDA-fractie zich af hoe een en ander is geregeld met betrekking in buitenland wonende belastingplichtigen op het gebied van het dubbel opgeven van het wereldinkomen. Welke maatregelen heeft de regering genomen om ervoor te zorgen dat in het buitenland wonende belastingplichtigen niet zowel een aangiftebiljet voor de belastingheffing als een formulier «Opgaaf wereldinkomen» separaat te moeten invullen?
Ook vragen de leden van de CDA-fractie aandacht voor de complexiteit van de formulieren die de Belastingdienst gebruikt. Volgens deze leden valt hier zeker nog een en ander te winnen. Het kabinet heeft een eerste stap gezet door de 25 meest gebruikte formulieren in de overheid te gaan vereenvoudigen. Welke formulieren van de Belastingdienst en de Belastingdienst/Toeslagen zitten hierbij? Hoe gaan deze vereenvoudigd worden? Zullen al deze formulieren straks beschikbaar zijn op het B1-taalniveau van de Raad van Europa, zoals recent beschreven door het bureau Taal?
In Kader 2 kondigt de regering de afschaffing van de eerste dagmelding aan. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of zij bereid is om deze maatregel te verschuiven van kader 2 (verdere vereenvoudigingen deze kabinetsperiode) naar kader 1 (vereenvoudigingen Belastingplan 2009). Graag een toezegging.
Over deze eerste dagmelding hebben de leden van de CDA-fractie nog een aantal aanvullende vragen. Werkgevers moeten de dag voor indienstneming aangifte doen. Meerdere keren heeft de Kamer erop aangedrongen dat er bij controles dan ook direct inzicht is in het systeem. Is dat inzicht er ooit gekomen? Zo nee, wat heeft de EDM dan opgeleverd?
De belastingen zijn sinds 2001 uitgedijd, niet alleen in financieel beslag maar ook in bepalingen, als een uitzondering op de uitzondering. Voor de leden van de fractie van de PvdA is het punt inmiddels gekomen dat de regering er niet langer onderuit kan om de vereenvoudiging van de belastingen ter hand te nemen. Onderkent de regering het probleem dat vereenvoudiging nodig is? Zo ja, wat zou de aanpak moeten zijn? Zijn er verschillende afzonderlijke terreinen voor vereenvoudiging aan te wijzen of zou juist een samenhangende benadering de beste kans maken?
De leden van de SP fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het Belastingplan 2009. Het valt deze leden op dat sommige maatregelen onnodig complex zijn ingericht en dit volgens deze leden juist tegenover de doelstelling van vereenvoudiging van het belastingstelsel staat. Hoe verklaart de regering deze tegenstrijdigheid en waarom vindt zij de voorgestelde complexe maatregelen nodig? Te denken valt aan de doorwerkbonus (3.1), de mobiliteit en vergroening (4.3 en 4.8) en de lijfrenten (5).
Heeft de regering kennis genomen van het standpunt van De Kam en Stevens, namelijk dat er drie maatregelen moeten worden genomen om tot één loonbegrip te komen?
Achtereenvolgens;
– de auto van de zaak
De fiscus beschouwt het privégebruik van de auto van de zaak als loon en belast dat. Sinds 2006 moet de werkgever hier al rekening mee houden bij de loonheffing, de voorheffing op de inkomstenbelasting. Deze fiscale bijtelling telt ook mee bij de grondslag voor de ZVW-bijdrage, maar niet voor de premieheffing van de werknemersverzekeringen. De Kam en Stevens stellen voor om die laatste vrijstelling te laten schieten.
– de levensloopregeling
De inleg hiervoor is aftrekbaar voor de loonheffing en de ZVW-bijdrage, maar niet voor de premieheffing van werknemersverzekeringen. Door die laatste aftrekbaarheid wel toe te staan, is deze belemmering ook gepasseerd.
– de inkomensafhankelijke bijdrage voor de ZVW
Hier stellen de hoogleraren voor de werkgeversvergoeding te vervangen door een werkgeversheffing. Met de opbrengst hiervan kunnen de koopkrachtplooien worden gladgestreken.
De leden van de SP-fractie hebben hierover de volgende vraag: wat zijn de budgettaire gevolgen van deze maatregelen en welke consequenties heeft dit voor de koopkracht? Zou de regering De Kamer hierover uitgebreid willen inlichten? Wat is de stand van zaken bij de vereenvoudiging premieheffing werknemersverzekeringen?
De leden van de VVD-fractie hebben met zeer gemengde gevoelens kennisgenomen van onderhavig Belastingplan. Aan de ene kant onderkennen zij dat er enkele maatregelen in voorgesteld worden die het ondernemerschap kunnen stimuleren en een bijdrage leveren aan (administratieve) lastenreductie. Aan de andere kant kiest het kabinet niet consequent voor lastenverlichting, waar juist in dit economische tij behoefte aan zou bestaan. Sommige voorstellen zullen ook de administratieve lastendruk verzwaren in plaats van verlichten. De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van het over een veel bredere linie terugdraaien van een aantal lastenverzwarende maatregelen uit het Belastingplan 2008, terwijl daarnaast naar hun oordeel in een aantal opzichten lastenverlichtende maatregelen geboden zijn, zoals dat ook in de Tegenbegroting 2009 van de VVD-fractie werd aangegeven. Zij ervaren het als wrang dat de «zegeningen» van de belastingbetaler al geteld moeten worden als gevolg van het niet doorgaan van de zeer aanvechtbare BTW-verhoging per 1-1-2009, waar zij zich al tegen verzet hebben bij de behandeling van het Belastingplan 2008. Zij constateren overigens met de Raad van State in het advies voor de ontwerp-miljoenennota dat het kabinet geen maatregelen treft om de koopkrachtcompensatiemaatregelen ook structureel financieel te dekken.
Het is de leden van de VVD-fractie ook opgevallen dat steeds breder het ontbreken van een fiscale visie bij dit kabinet aan de orde wordt gesteld. Bijvoorbeeld door de SRA: «ontbreken eenduidige visie» en «inconsistentie in beleidsvoorstellen», maar ook door de emeritus-hoogleraar fiscale-economie Stevens in NRC-Handelsblad van 20 september jl. Zijn stellingen zijn o.m.: «het kabinet maakt het belastingstelsel complexer door allerlei nieuwe, goedbedoelde maatregelen» en «geen duidelijke fiscale visie». Kan de regering op deze constaterende verwijten reageren, zo vragen die leden.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
Zij zijn verbaasd over de keuze van de regering om al in dit Belastingplan meerdere keuzes voor 2010 en verder vast te leggen. Deze leden menen dat het beter is om per jaar het fiscale beleid in wetgeving vast te leggen aangezien de regering én de Kamer het pakket als geheel moet kunnen beoordelen.
De leden van de fractie van GroenLinks kunnen zich vinden in de gekozen speerpunten van de regering maar zouden graag zien dat daarnaast een ambitieuze aanpak van de armoedeval en het principe «de sterkste schouders de zwaarste lasten» eveneens tot speerpunt van het fiscale beleid worden benoemd. Bij de concrete invulling van de door de regering gekozen speerpunten zetten deze leden grote vraagtekens.
De leden van de fractie van GroenLinks zijn in tegenstelling tot vorig jaar niet positief over de richtingen die met het onderhavige Belastingplan worden ingeslagen. Belangrijk hierbij is voor deze leden dat de vergroening weer tot stilstand is gekomen (sterker: er wordt zelfs licht ontgroend!) en dat de koopkrachteffecten van het Belastingplan denivellerend uitpakken.
De belangrijkste kritiek van de leden van de fractie van GroenLinks, naast de effecten van de bezuiniging op de buitengewone uitgavenregeling, betreft echter dat ook dit kabinet noodzakelijke fiscale maatregelen achterwege laat. Het betreft het ongemoeid laten van de nog steeds uitdijende hypotheekrenteaftrek, een geleidelijke en eenvoudige fiscalisering van de AOW-premie en het oplossen van de verzilveringsproblematiek bij alle kortingen. Deze maatregelen zijn noodzakelijk om te komen tot een houdbaar en rechtvaardig fiscaal stelsel. De leden van de fractie van GroenLinks zijn teleurgesteld dat de regering deze maatregelen niet neemt en op sommige zelfs een taboe op het denken heeft gezet. Kan de regering op de genoemde maatregelen ingaan en beargumenteerd aangeven waarom de maatregelen niet worden genomen en bij welke maatregelen zij dat voor de toekomst nog wel overweegt?
De leden van de fractie van GroenLinks willen van de regering weten wat de totale CO2-reductie is die door onderhavig wetsvoorstel wordt behaald. Kan aangegeven worden hoe groot de bijdrage van dit Belastingplan is in de totale kabinetsdoelstelling in 2020? De leden van de fractie van GroenLinks willen tevens weten waarom er niet voor is gekozen om de ingezette fiscale vergroening uit het Belastingplan 2008 voort te zetten. Waarom zijn de milieubelastingen niet verhoogd en waarom zijn er geen nieuwe milieubelastingen ingevoerd; waarom wordt er de facto voor ontgroening gekozen? Waarom worden er geen fiscale maatregelen voor de bebouwde omgeving getroffen?
De leden van de fractie van GroenLinks verzoeken de regering om niet alleen in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven maar vooral in overleg met milieuorganisaties en de vakbeweging verder te werken aan een ambitieuze vergroeningsagenda voor de laatste twee jaar van deze kabinetsperiode.
De leden van de fractie van GroenLinks staan positief tegenover de meeste vereenvoudigingsmaatregelen van de regering. Deze leden constateren echter dat slechts de vereenvoudigingen worden opgesomd, terwijl het Belastingplan in zijn totaliteit niet eenvoudiger wordt voor burgers, werknemers en professionals. Deze leden vragen de regering om een totaalbeeld te geven waarbij ook de nieuwe ingewikkelde regelingen betrokken zijn. Deze leden zouden graag zien dat de regering kiest voor een eenvoudigere vormgeving van de fiscaliteit, met minder afzonderlijke regelingen en een eenvoudige tariefstructuur.
De leden van de fractie van GroenLinks zijn verbaasd dat niet duidelijk is per wanneer de EDM wordt afgeschaft. Kan worden aangegeven of alsnogkan worden gekozen om dat per 1 januari 2009 te doen, en zo nee, waarom niet?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat veel maatregelen niet goed beargumenteerd worden en dat zeer veel effecten niet bekend zijn. Deze leden missen vooral een totaaloverzicht over de effecten van dit Belastingplan op het milieu (in het bijzonder op de bijdrage aan de klimaatdoelstelling), op de koopkracht en op de werkloosheids-, herintreders- en deeltijdval. De leden van de fractie van GroenLinks menen dat een verwijzing naar de begroting van Sociale Zaken of naar de MEV niet voldoende is. Deze leden constateren dat de belangrijkste maatregelen voor de koopkracht, voor het milieu en voor de wijzigingen in de verschillende vallen in het Belastingplan staan. De leden van de fractie van GroenLinks verzoeken de regering om alsnog met een totaalbeeld van de milieueffecten van het Belastingplan te komen. Deze leden verzoeken de regering daarnaast om een nieuw koopkrachtbeeld van het CPB naar aanleiding van de meest recente besluitvorming naar de Kamer te sturen (of in de nota naar aanleiding van het verslag op te nemen). Deze leden menen dat niet kan worden volstaan met standaardkoopkrachtbeelden, zoals in de kabinetsbrief over het Najaarsoverleg, aangezien juist het niet-standaard koopkrachteffect van de afschaffing van de aftrek van de BU voor komend jaar van groot belang is. De leden van de fractie van GroenLinks verzoeken tevens om standaard in het Belastingplan de werkloosheids-, herintredersen deeltijdval op te nemen en voor het Belastingplan 2009 dit in de nota naar aanleiding van het verslag te rapporteren. Daarbij willen deze leden graag de mening van de regering weten over de ontwikkeling van deze vallen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het Belastingplan 2009. Dit plan borduurt voor een deel verder op het reeds vastgestelde Belastingplan 2008, zo constateren deze leden. Met tevredenheid merken zij op dat een aantal maatregelen – met name in de sfeer van de vergroening en het bevorderen van het ondernemerschap – verder aangescherpt en concreter vormgegeven worden. Duurzaamheid en vergroening zijn onderwerpen die volgens de leden van de ChristenUnie-fractie hoog op de agenda moeten blijven staan en waarbij fiscale instrumenten juist een duw in de goede richting kunnen geven. Toch blijven er nog een aantal vragen openstaan voor de leden van de ChristenUnie-fractie, die in dit verslag zijn opgenomen.
De leden van de fractie van D66 willen graag weten hoe en op welke termijn de regering wettelijk vorm wil geven aan de aangekondigde afschaffing van de eerstedagsmelding?
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het Belastingplan 2009. Daarin zitten voorstellen waar de leden van de SGP-fractie het mee eens kunnen zijn, maar ook voorstellen waarbij zij nog vragen over hebben.
Stimuleren winst ondernemers in de inkomstenbelasting
De leden van de CDA-fractie zijn erg tevreden over het feit dat de regering het ondernemerschap wil bevorderen; genoemde leden zien ondernemers namelijk als de motor van onze economie. Een van de maatregelen die de regering voorstelt is de omzetting van de zelfstandigenaftrek in een MKB-winstvrijstelling. Over de concrete invulling moet het kabinet nog nadenken. Genoemde leden zijn niet enthousiast over deze maatregel en vragen zich af of de regering beseft dat deze omzetting grote gevolgen voor de kleinere ondernemers kan hebben. Hoe denkt de regering hier over? Hoe verhoudt het voornemen om de zelfstandigenaftrek om te zetten in een MKB-winstvrijstelling zich in de ogen van de regering tot hetgeen hieromtrent is afgesproken in de STAR? In zijn reactie op het voorstel van de Raad van State om de verhoging van de MKB-winstvrijstelling alleen te verlenen voor winst die niet terug te voeren is op de arbeidsbeloning van de ondernemer geeft de staatssecretaris van Financiën te kennen dat dit wordt meegenomen voor de lange termijn. Welke termijn betreft dit eigenlijk? Ook zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd of en hoe de regering de positie van de ZZP’ers in het verhaal rond de MKB-winstvrijstelling betrekt en gaat betrekken? Graag een reactie. De regering zegt ook na te denken over het afschaffen van het urencriterium voor de MKB-winstvrijstelling. Wanneer wordt dit denkproces afgerond?
Ook willen de leden van de CDA-fractie graag weten hoe de regering denkt over de verschillen tussen de fiscale behandeling van ondernemers in box 1 en ondernemers in box 2? Het is altijd een doelstelling van het kabinet geweest om te voorkomen dat ondernemers op fiscale gronden gaan beslissen of ze in box 1 of box 2 belast gaan worden. Deze invalshoek missen voornoemde leden in het voorliggende wetsvoorstel. Graag een reactie en een aantal berekeningen met vergelijkingen tussen de marginale en gemiddelde tarieven voor ondernemers in box 1 en box 2 (zeg met ondernemersinkomen van € 20 000, € 30 000, € 50 000, € 100 000, € 200 000).
De leden van de fractie van de PvdA ondersteunen de stelling dat ondernemers zorgen voor innovatiekracht en daarmee van groot belang zijn voor de Nederlandse economie. Zij hebben over de voorstellen nog de volgende vragen.
Deze leden vragen zich af of met het voorstel de zelfstandigenaftrek op de langere termijn om te zetten in de MKB-winstvrijstelling niet te sterk wordt ingezet op sterk winstgevende ondernemingen. Zouden kleine maar noodzakelijke bedrijven niet het onderspit gaan delven?
Welke inkomenseffecten heeft dit voor ondernemers met een winstinkomen tot ca. € 40 000? Welke mogelijkheden ziet de regering voor deeltijdondernemers en wanneer denkt zij met concrete voorstellen te komen?
Wat is het oordeel van de regering over tegengestelde belang tussen enerzijds het stimuleren van het ondernemerschap en anderzijds het behouden van een voldoende brede basis voor de sociale zekerheidswetgeving (Zie brief SRA d.d. 6 oktober 2008)?
Het kabinet denkt na over het urencriterium. Kan de regering aangeven wanneer plannen hierover gerealiseerd worden? Wat zijn de gevolgen van het eventueel afschaffen van het urencriterium voor de MKB-winstvrijstelling en de FOR, zo vragen deze leden.
Bij de MKB-winstvrijstelling wordt het urencriterium afgeschaft. Wat zijn hier de voor- en nadelen van, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Zoals hiervoor aangegeven ondersteunen de leden van de VVD-fractie een aantal voorstellen die in dit kader worden gedaan. Zij hebben ook met belangstelling kennis genomen van bijlage 1, de «Notitie fiscaal bevorderen ondernemerschap». Zij missen echter wel concrete voorstellen op basis van deze notitie. Zij vinden het verrassend dat het «kabinet nadenkt», maar hadden graag concrete voorstellen gezien inzake bijvoorbeeld afschaffing of aanpassing van het urencriterium van de MKB-winstvrijstelling. Tegelijkertijd constateren zij dat de voorgestelde maatregelen – deels – financieel gedekt worden door het voor het tweede jaar op rij niet volledig indexeren van de zelfstandigenaftrek in 2009. Heel veel zelfstandige ondernemers worden hier de dupe van en profiteren niet of onvoldoende van de beperkte verhoging van de MKB-winstvrijstelling. Acht de regering de term «stabiliseren» in dit verband niet misplaatst, omdat sprake is van een reële bezuiniging? Die leden hebben ook grote behoefte aan meer inzicht in de verdelingseffecten die optreden bij het volledig vervallen van de zelfstandigenaftrek ten gunste van de winstvrijstelling.
Gaat een dergelijk voorstel met een eenzijdige nadruk op hogere winstgevendheid niet te veel ten koste van starters en kleinere zelfstandigen met een lagere, maar wel redelijk stabiele winstgevendheid?
Ligt de op de lange termijn beoogde uitruil tussen de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling niet te veel de (eenzijdige) nadruk op de sterk winstgevende activiteiten, zo vragen de leden van de fractie van de PVV.
De voorgenomen maatregel dient duidelijk uitlegbaar aan de consument te zijn. In dit geval is er sprake van het ombouwen van een belasting die wordt afgeschaft. Hoe zou de regering dit aan de consument uitleggen?
Is het waar dat er door middel van de verhoging van de MKB-winstvrijstelling in combinatie met de verlaging van het MKB-tarief in de vennootschapsbelasting een verslechtering optreed op de fiscale positie van de terbeschikkingsteller?
Er is een verschil van € 115 miljoen die niet valt te verklaren door het tariefsverschil. Hoe is dit verschil ontstaan? Waaruit is het verschil opgebouwd? Is er niet meer compensatie mogelijk voor het bedrijfsleven?
De leden van de fractie van GroenLinks zijn ongerust over het voornemen om de zelfstandigenaftrek om te zetten in de MKB-winstvrijstelling. Deze leden kunnen uit figuur 1 aflezen dat dit gepaard gaat met grote denivellerende verdelingseffecten. In dat licht bezien en omdat de groep kleine zelfstandigen elk jaar groter wordt, is het volgens deze leden verstandig om voortaan ook de koopkrachteffecten van zelfstandigen in het Belastingplan op te nemen. De leden van de fractie van GroenLinks willen in ieder geval van de regering weten wat de koopkrachteffecten van het onderhavige Belastingplan zijn van zelfstandigen met een fiscale winst van 10 000, 20 000, 50 000, 100 000 en 250 000 euro (met daarbij onderscheid tussen BV-ondernemer en IB-ondernemer). Deze leden willen tevens een inhoudelijke reactie op de verschillende reacties in het veld dat het kabinet kiest voor een wanverhouding in de belastingverlaging van de BV-ondernemer en de IB-ondernemer.
De leden van de fractie van GroenLinks willen dat de regering bij de consultatie over de toekomstige omzetting nadrukkelijk de groep kleine zelfstandigen betrekt. Deze leden willen weten of dat het geval is en aan welke organisaties de regering op dit moment denkt bij de consultatie. Deze leden constateren verheugd dat VNO-NCW en MKB-Nederland zeer kritisch zijn op de omzetting vanwege de enorme inkomensverschuivingen. Met de leden van GroenLinks zijn zij van mening dat een veel fundamentelere discussie gevoerd moet worden hoe er in Nederland fiscaal met ondernemers moet worden omgegaan. De ambitie daarbij moet zijn om tot een betere systematiek te komen die ondernemerschap stimuleert, terwijl de rekening hiervoor niet bij ondernemingen met kleinere winsten wordt neergelegd.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het positief dat wordt nagedacht over afschaffing (of versoepeling) van het urencriterium. Deze leden vragen of de regering heeft overwogen om voor komend jaar al een eerste stap te maken, bijvoorbeeld naar 800 uur. En hoe de regering staat tegenover de afschaffing van het urencriterium voor de FOR en/of de MKB-winstvrijstelling. Kan de regering een inschatting geven van de budgettaire gevolgen van de verschillende bovengenoemde opties? Daarnaast willen deze leden graag een inhoudelijke reactie op het voorstel van VNO-NCW en MKB waarbij het alternatief voor het urencriterium is dat de ondernemersfaciliteiten voortaan van toepassing zijn naar de verhouding van het inkomen uit winst uit onderneming ten opzichte van de totale inkomsten uit tegenwoordige arbeid. De leden van GroenLinks staan zeer sympathiek tegenover dit eenvoudige, adminstratieve lasten verminderende en rechtvaardige voorstel van de werkgeversorganisaties.
De leden van de fractie van de ChristenUnie onderschrijven de doelstellingen van de regering ten aanzien van het stimuleren van ondernemerschap. De regering heeft daartoe het voornemen om de zelfstandigenaftrek op de langere termijn om te zetten in de MKB-winstvrijstelling. In dit kader denkt het kabinet ook na over het afschaffen van het urencriterium voor de MKB-winstvrijstelling. De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat deze omzetting nadelig kan uitpakken voor kleine (zelfstandig) ondernemers en voor ondernemers in sectoren met relatief lage winsten. Daar zou aan tegemoet kunnen worden gekomen door binnen de MKB-winstvrijstelling een basis-vrijstellingsbedrag op te nemen met daarboven een winstafhankelijk bedrag. De leden van fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering om een reactie op deze suggestie.
Ook voor de Fiscale oudedagsreserve (FOR) geldt een urencriterium. Mede gelet op de beperkte mate waarin ondernemers nu nog pensioenvoorzieningen treffen, is het het overwegen waard om ook hybride- en deeltijdondernemers toegang te verlenen tot de FOR. Daartoe zou het urencriterium dat geldt voor de FOR kunnen worden geschrapt. De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering om een reactie op deze suggestie.
De leden van de SGP-fractie kunnen de doelstelling van de regering om de huidige (fiscale) regelingen beter toe te snijden op de situatie van de startende en doorgroeiende ondernemer en de ondernemer met grote ambities ten aanzien van innovatie en groei van harte onderstrepen.
Over de verschuiving van de zelfstandigenaftrek naar de MKB-vrijstelling hebben deze leden nog een aantal vragen. In de eerste plaats constateerden zij dat er nog veel onzekerheden zijn omtrent de maatregelen die het kabinet in de komende jaren gaat nemen. Daarom vragen de leden van de SGP-fractie of de regering spoedig met een concretisering kan komen van het uiteindelijke eindbeeld, inclusief de benodigde stappen om tot dat einddoel te komen.
De leden van de SGP-fractie vragen ook waarom de regering geen volledige indexatie van de zelfstandigenaftrek voorstelt. Waarom vindt er voor 2009 geen indexatie plaats?
De leden van de SGP-fractie vragen of het correct is dat ondernemers, zoals LTO Nederland stelt, met een winstinkomen tussen de nul en de 45 000 euro forse negatieve inkomenseffecten tegemoet kunnen zien als de zelfstandigenaftrek vanaf 2010 in stappen wordt afgeschaft en de bespaarde gelden ingezet worden voor een verhoging van de MKB-vrijstelling? Is het zo dat ook starters en ondernemers met een marginale onderneming te maken krijgen met een hogere belastingdruk? Zo ja, hoe gaat de regering dat in dat geval repareren?
De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek is de afgelopen jaren versobert. De leden van de SGP-fractie betreuren dat. Waarom heeft de regering daarvoor gekozen? Ziet zij mogelijkheden om de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek weer toe te passen voor alle individuele ondernemers, in plaats van de onderneming?
De regering heeft toegezegd dat er in het Belastingplan 2009 maatregelen opgenomen zouden worden om ook deeltijdondernemers fiscaal te stimuleren. De leden van de SGP-fractie vragen de regering waarom deze maatregelen in het huidige plan niet opgenomen zijn. Komen er alsnog voorstellen van de regering om hen te stimuleren?
Verlaging Vpb-tarieven vanwege uitblijven rentebox
De leden van de CDA-fractie vragen zich af of de regering enige idee heeft wanneer de Europese Commissie uitsluitsel zal geven over de rentebox. In hoeverre is de regering bezig met een verplichte rentebox en welke uitkomst verwacht zij daar? Kan worden aangegeven wat de financiële gevolgen zijn van een facultatieve rentebox en van een verplichte rentebox?
De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af of is overwogen de budgettaire ruimte die beschikbaar is gekomen van de rentebox op een andere wijze in te zetten voor het MKB? Bijvoorbeeld door het sterker verhogen van de MKB winstvrijstelling? Is door het beperkt verhogen van de winstvrijstelling en de voorgestelde verlaging van het Vpb-tarief een rechtspersoon als ondernemingsvorm aantrekkelijker geworden dan het drijven van een onderneming door een eenmanszaak? Is dit gewild beleid, zo vragen deze leden.
Waarom is het jaar 2008 gekozen voor deze tijdelijke verhoging van de winstbelasting en niet 2009? Voor 2008 heeft dit geen enkel effect meer op het gedrag van de ondernemer, terwijl zij in 2009 nog kunnen worden gestimuleerd tot o.a. innovatie en dergelijke.
De leden van de SP fractie vragen zich af waarom de Europese Commissie zo lang wacht met duidelijkheid verschaffen over de rentebox. Is dat mogelijk het gevolg van het onderhandelingsproces tussen de Commissie en de Nederlandse overheid? Waarom zou een verplichte regeling de aanvaardbaarheid van de rentebox voor de commissie verbeteren? Welke voorstellen heeft de Nederlandse regering gedaan aan de commissie om de rentebox er door te krijgen? Wanneer verwacht de regering de reactie van de Europese Commissie en wat denkt de regering te verwachten?
Waarom schrapt de regering niet de rentebox om zo de plannen voor de verlaging voor het MKB mogelijk te maken? Het betreft hier het Belastingplan 2009. Waarom wordt het voorstel voor een tariefsverlaging voor het MKB dan alleen voor 2008, dus met terugwerkende kracht, gedaan? Tweederde van de MKB-ers valt onder de inkomstenbelasting en is dus geen vennootschapsbelasting verschuldigd. Ontstaat door de verlaging van de vpb-tarieven voor MKB-ers geen ongelijkheid ten opzichte van de MKB-ers die inkomstenbelasting betalen?
De leden van de VVD-fractie hebben op zich geen bezwaar tegen het voorstel om voor het jaar 2008 eenmalig met terugwerkende kracht het middentarief voor de vennootschapsbelasting te verlagen. Zij onderkennen dat het eenmalig financieel wat meer lucht geeft aan de ondernemingen in deze winstcategorie, maar vragen zich af of deze maatregel ook het ondernemerschap als zodanig stimuleert. Met de Raad van State en anderen signaleren die leden dat van deze maatregel geen enkele prikkel uitgaat. Kan aangegeven worden of hier ook nog rekening gehouden moet worden met gedragseffecten in de zin van het «nemen van winst» in het jaar 2008 in plaats van 2009? Zijn er alternatieve aanwendingsmogelijkheden t.b.v. het bedrijfsleven overwogen? Zo ja, welke? Is in dit verband ook overwogen om het besluit in het kader van «Werken aan winst» om de afschrijvingen van bepaalde categorieën gebouwen te beperken tot 50% van de WOZ-waarde, wat grote knelpunten oplevert in bijvoorbeeld de recreatie sector en agrarische sector, terug te draaien? Zo nee, waarom niet? En waarom is juist de aan de orde zijnde bestemming gekozen? Wat is de kabinetsreactie op het oordeel van MKB-Nederland dat sprake is van een «wanverhouding tussen beide belastingverlagingen» en «het lijkt er op dat het kabinet ondernemen met behulp van een BV belangrijker vindt dan ondernemen met behulp van een eenmanszaak of VOF»?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de eenmalige financiële dekking van deze maatregel van € 360 mln. gevonden is in het tot dusver uitblijven van een beschikking van de Europese Commissie inzake de optionele rentebox die m.i.v. 1 januari 2007 in de wet is opgenomen. Nu herinneren zij zich ook nog dat het onderhavige budgettaire kader in«Werken aan winst» een bedrag van € 475 mln. betrof. De regering geeft aan dat het verschil tussen beide bedragen verklaart moet worden door het tariefverschil. Voor zover zij kunnen nagaan wordt het verschil daardoor echter niet volledig verklaart. Kan de regering dit nader toelichten? Als hun veronderstelling juist is, wat gebeurt er dan met het resterende bedrag? In dit verband herinneren de leden van de VVD-fractie er aan dat in een voetnoot van het coalitieakkoord de volgende passage voorkomt: «Mocht door de EU de rente – of R en D – box uit Werken aan winst niet doorgaan, dan blijft dit bedrag voor bedrijven beschikbaar». Met betrekking tot het jaar 2007 geeft de regering in reactie op het advies van de Raad van State aan: «Daarmee is het bedrag dat betrekking had op het jaar 2007 in het begrotingsaldo gelopen». Met andere woorden, niet «beschikbaar gebleven voor bedrijven». De leden van de VVD-fractie vragen om een nadere toelichting op deze afwijking van het coalitieakkoord, omdat de aangehaalde passage naar hun oordeel één van de betere uit dit akkoord was.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de keuze van de regering om de budgettaire ruimte in te zetten voor (eenmalige) verlaging van het Vpb-tarief niet goed wordt beargumenteerd. Deze leden willen meer aandacht van de regering voor de invloed van de voorgestelde maatregelen op de aantrekkelijkheid van de verschillende ondernemingsvormen.
Deze leden willen van de regering weten hoe de bovengevraagde inkomenseffecten zouden zijn als gekozen zou worden voor een (eenmalige) verhoging van de mkb-winstvrijstelling in de inkomstenbelasting in plaats van het vpb-verlaging.
Uitbreiding faciliteiten speur- en ontwikkelingswerk
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de uitbreiding van de faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk. Welke voorwaarden worden gesteld om binnen het beschikbare budget te blijven? Waarom is voor de uitbreiding geen aanpassing van de WVA noodzakelijk? Welke intensiveringen kunnen genoemde leden in de volgende tranche(s) verwachten?
De leden van de fractie van de SP vragen of er voorbeelden kunnen worden gegeven van technische nieuwe programmatuur waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande onderdelen die tot nu toe niet in aanmerking kwam voor speuren ontwikkelingswerk.
Uitbreiding faciliteiten zeescheepvaart
Een bijzonder onderdeel van het stimuleren van ondernemerschap betreft de stappen die de regering neemt om zeescheepvaart fiscaal te stimuleren, teneinde het beheer van grote schepen en vanuit Nederland te laten plaatsvinden en scheepsmanagement naar Nederland te halen. De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van een level playing field en vragen de regering om een vergelijking van tarieven met België, Duitsland, Frankrijk, Griekenland en Cyprus voor de zeescheepvaart. Wanneer verwacht de regering uitsluitsel van de Europese commissie over de toelaatbaarheid van deze faciliteiten?
Het verlagen van het tonnagetarief voor grotere schepen roept vragen op bij de leden van de SP-fractie. Waarom wordt er een uitzondering gemaakt voor alleen deze grote schepen en wat zijn de gevolgen van deze maatregel op de concurrentiepositie van kleinere schepen? Deze leden vermoeden dat er een daling op de inkomsten van het Rijk plaatsvinden en vragen zich af hoeveel en waar deze inkomstenderving zich wreekt. Hoeveel extra tonnage zal deze maatregel opleveren en wegen deze kosten op tegen de baten? Is deze maatregel specifiek gericht op schepen die de overslag gaan doen op de toekomstige Tweede Maasvlakte? Is een Tweede Maasvlakte niet levensvatbaar zonder deze belastingverlaging voor grote multinationale containergiganten? Komt er nog een evaluatie van deze maatregel waarbij een duidelijk kosten-batenanalyse zal worden uitgevoerd?
Voor wat betreft de andere maatregel voor als scheepsmanager werkzame ondernemers bestaan er nog wat onduidelijkheden bij de leden van de SP-fractie. Wat betekent precies de korting van 75% op de bestaande tarieven? Kan de regering dit met behulp van een rekenvoorbeeld weergeven en waarop is het kortingspercentage gebaseerd?
Daarnaast is de Europese Commissie zich aan het beraden over het staatssteunkarakter van deze regeling. Wanneer komt de Europese Commissie met haar oordeel en hoe kijkt de regering hier tegenaan?
Tenslotte vragen de leden van de SP-fractie zich af hoe deze regeling in relatie staat tot de internationale competitie? Hoe denkt de regering internationale competitie tegen te gaan?
Het voorstel inzake de uitbreiding van de faciliteiten zeescheepvaart wordt door de leden van de VVD-fractie onderschreven. Zij vragen wel wanneer aan de Tweede Kamer zal worden gerapporteerd over de uitvoering van de aangenomen motie Kortenhorst–Roefs.
De leden van de fractie van GroenLinks zijn benieuwd of de regering al enig zicht heeft op de beslissing van Europese Commissie. Nog belangrijker vinden deze leden de vraag of Nederland zich inzet en/of Europa bezig is om de staatsteun in deze sector Europees gecoördineerd te verminderen. Om hoeveel staatsteun gaat het in totaal?
De leden van de ChristenUnie-fractie hechten aan een goed zeevaartbeleid. Deze leden zien met belangstelling uit naar de uitwerking van de motie Roefs/Kortenhorst. Zij willen weten of de regering bereid is om de fiscale mogelijkheden die er zijn te benutten, teneinde de positie van de Nederlandse zeevarenden te versterken?
Doorwerkbonus en houdbaarheidsbijdrage
De leden van de CDA-fractie zien dat de regering gekozen heeft voor een robuuste doorwerkbonus, die fors kan oplopen, zodat er een forse prikkel tot werken tussen de 62 en 65 jaar is. Zij hebben wel een aantal vragen over deze doorwerkbonus.
Kan de regering een vergelijking maken tussen een werknemer die bij aanvang van het jaar 63 is en een bruto inkomen heeft van € 40 000 en een werknemer van 55 jaar. Hoe hoog zijn de loonkosten voor de werkgever (rekening houdend met afdrachtkortingen) en hoeveel is het netto inkomen van beide werknemers?
Hoe groot is de arbeidsdeelname van mensen tussen de 60 en 65 nu en hoe ontwikkelt dit zich zonder aanvullend beleid?
Hoe groot raam de regering het effect van deze maatregel?
Waarom wordt voor de doorwerkbonus een constant bedrag geraamd de komende jaren? Indien de doelstelling langer doorwerken is en die gehaald wordt, dan zal er toch een oplopend bedrag geraamd moeten worden?
Verder zouden de leden van de CDA-fractie graag een reactie ontvangen op het artikel van dhr. M. Visser in het Financieele Dagblad van 9 oktober 2009.
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de plannen van de regering om een houdbaarheidsbijdrage in te voeren. Zij zien dit als een uitvoerbare variant van het regeerakkoord.
Naar aanleiding van het artikel Fiscalisering AOW niet door vergrijzing van Janneke Helleman, Gerrit de Jong en Anneke van der Giezen (allen Algemene Rekenkamer) in ESB van 25 januari 2008 hebben deze leden nog wel een aantal vragen over een doorrekening.
Hoeveel premies AOW worden er in 2008 en in 2009 ingehouden op de lonen?
Hoe groot is de bijdrage in de kosten kortingen die de regering in 2008 en 2009 aftrekt van de AOW?
Hoe groot is de rijksbijdrage aan het AOW fonds over 2008 en 2009?
Welke economische en sociale rechtvaardig zit er achter het feit dat de kosten van de inkomensafhankelijke combinatiekorting en andere kortingen in mindering gebracht worden op de premies AOW?
Indien alleen de algemene heffingskorting pro rata in mindering gebracht worden op de AOW premies en op de AWBZ-premies en belastingen, is het dan mogelijk om het restant van de BIKK en de rijksbijdrage tegen elkaar weg te strepen? Kan de regering de financiële gevolgen hiervan aangeven?
En kan de regering ook kort ingaan op de redenen om uit de AWBZ de inkomensafhankelijke arbeidskorting te financieren?
In aanvulling op bovenstaande vragen zouden de leden van de CDA-fractie graag een antwoord krijgen op de volgende vragen. Wat is het effect van de houdbaarheidsbijdrage op de financiering van het AO-fonds en het AWBZ-fonds? Wat is het effect van de houdbaarheidsbijdrage op de pensioenen en de pensioentoezeggingen en wat zijn de mogelijke gevolgen voor de pensioenregelingen? Wat is het effect van de houdbaarheidbijdrage op het welvaartsniveau dat na pensionering kan worden behaald met 70%? Wat betekent een en ander voor de solidariteit binnen de AOW tussen generaties en inkomensgroepen?
De leden van de fractie van de PvdA ondersteunen de voorstellen die een stimulans zijn om doorwerken aantrekkelijk te maken. Ten aanzien van de doorwerkbonus zouden deze leden graag willen weten wat het verwachte effect van deze maatregel is op de participatie en op de belastingontvangsten. In het bijzonder zijn zij benieuwd naar de grootte van de stimulans die uitgaat van de doorwerkbonus voor 65-plussers.
Opnames uit de levensloopregeling worden in de wet uitdrukkelijk aangemerkt als «loon uit tegenwoordige dienstbetrekking». Betekent dit dat de verhoogde arbeidskorting en de doorwerkbonus ook van toepassing zijn voor die belastingplichtigen die de levensloopregeling gebruiken voor vervroegd pensioen?
(zie FD, 9–10–08, «Weeffout in bonus voor doorwerken repareren», Michael Visser)
De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen over de doorwerkbonus. Wat denkt de regering dat de gevolgen van de doorwerkbonus zal zijn op arbeidsparticipatie voor ouderen en wat de gevolgen zullen zijn voor de arbeidsparticipatie van andere groepen? Is de regering niet bang dat deze bonus in tijden van hoge werkloosheid juist ervoor zorgt dat jongeren moeilijker aan het werk zullen komen?
Door de bonus krijgen ouderen een hoger netto loon. Is de regering niet bang dat dit juist ervoor zorgt dat men minder uren zal willen werken? Waarom is er een grens van € 8860 gekozen als het minimaal inkomen om voor de bonus in aanmerking te komen? Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat het voor ouderen die veel verdienen het qua aantal uren arbeidsparticipatie veel eenvoudiger is om voor de bonus in aanmerking te komen dan voor ouderen die weinig verdienen en dus dat de laagverdienende ouderen veel meer moeten werken om het minimum van € 8860 uit de tegenwoordige arbeid is te halen? Vindt de regering het niet veel logischer om een percentage van wat men heeft verdiend voordat men 62 jaar werd als grens te hanteren in plaats van het bedrag van € 8860?
De leden van de SP-fractie hebben met verbijstering kennisgenomen van de houdbaarheidsbijdrage. Hoe komt de regering erbij dat deze belasting het draagvlak van de oudedagsvoorziening vergroot? Kan de regering dit uitgebreid toelichten? Is de regering niet bezig met het schetsen van een doemscenario? De leden van de SP-fractie zijn van mening dat ouderdom een verzilvering is van een lang werkzaam leven. Is de regering dat met deze leden eens? Zo nee, waarom niet? De ramingen van het CPB komen neer op een gemiddelde economische groei van 1,7% tot 2040. Is de regering het het niet met de leden van de SP-fractie eens dat hierin voldoende ruimte zit om de oplopende kosten van de vergrijzing te financieren? Omdat de 2e schijf maar beperkt geïndexeerd wordt, betekent dit dat deze tweede schijf in de loop van de tijd steeds kleiner zal worden en op den duur zal verdwijnen. Is de regering niet bang dat er dan een te groot verschil ontstaat tussen de schijven (de eerste en de derde)?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader inzicht te verschaffen inzake de te verwachten kwantitatieve arbeidsmarkteffecten van de «doorwerkbonus». Wat is het commentaar van het kabinet op de verwachting van de ouderenbonden dat deze maatregel veel minder zoden aan de dijk zal zetten bij de arbeidsparticipatie van ouderen met een lager inkomen (waaronder veel niet-westerse allochtonen), gelet ook op de door het SCP gesignaleerde huidige lagere participatie van ouderen met een lager inkomen. Ook stellen die leden een nadere toelichting op de gekozen bonus-percentages voor de verschillende leeftijden op prijs. Is het kabinet niet met hen van mening dat de argumentatie in de MvT: «Verder is het natuurlijk zo dat 65-plussers in eerste en tweede schijf reeds een fors lager tarief verschuldigd zijn» in het kader van de doelstelling van deze regeling, te weten een grotere arbeidsparticipatie van ouderen, niet relevant is?
Inzake de «houdbaarheidsbijdrage» zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat in het kader van verhullend taalgebruik een prijs moet worden toegekend aan de bedenker van dit woord. Het gaat natuurlijk gewoon om de zogeheten «Bos-belasting» in een aangepaste vormgeving. Voor de verkiezingen van 2006 was hier breed verzet tegen, met name ook van de grootste coalitiepartner in het huidige kabinet. Op gecamoufleerde en ingewikkelde wijze vindt nu een verdere fiscalisering van de AOW plaats en gaan 65-plussers meebetalen aan hun eigen AOW. Dit wordt onderstreept in de passage in de memorie van toelichting, die aangeeft dat «de indexatie van de bovengrens van de tweede schijf is dusdanig vormgegeven dat de budgettaire opbrengst gelijk is aan de heffing zoals deze is beschreven in het coalitieakkoord».
Heeft de keuze voor de bovengrens van de tweede schijf behalve een fiscaal technische ook nog een ander rechtvaardigingsmotief, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Ook bij dit zeer omstreden onderdeel van het Belastingplan heeft de Raad van State belangrijke kritiek uit een oogpunt van zorgvuldige behandeling. Net als bij sommige onderdelen van het Belastingplan 2008 is de Raad van State van oordeel dat dit soort voorstellen met een vergaande betekenis zonder budgettaire gevolgen voor het betreffende fiscale jaar niet in het Belastingplan thuishoren, maar als afzonderlijke wet moeten worden voorgesteld. De leden van de VVD-fractie onderschrijven deze opvatting. De regering motiveert opname in dit Belastingplan met «samenhang». Die motivering schiet naar het oordeel van de leden van de VVD-fractie totaal te kort. Er had heel goed gekozen kunnen worden voor de combinatie van een globale duiding in de Miljoenennota en een afzonderlijk wetsvoorstel dat de Kamer dan in alle zorgvuldigheid had kunnen behandelen.
De leden van de fractie van de PVV vragen wat de kosten zijn van de vergrijzing voor de komende jaren en welke financieringsmogelijkheden hier tegenover staan.
In hoeverre is de doorwerkbonus effectief voor oudere werknemers met een laag inkomen?
Hoeveel oudere niet westerse allochtonen nemen niet deel aan de arbeidsmarkt?
Is het waar dat de invoering van de houdbaarheidsbijdrage ervoor zorgt dat er een extra tekort komt in het AOW-fonds en dat dit tekort aangevuld moet worden uit de algemene middelen?
Is er sprake van indirecte leeftijdsdiscriminatie vanwege het feit dat de volledige indexering van de bovengrens van de tweede tariefschijf voor alle burgers geldt maar dat het in de praktijk alleen 65-plussers met een inkomen boven die schijf treft?
Is er in de toekomst sprake van een begrotingstekort als gevolg van de vergrijzing (bijvoorbeeld als de Bos-belasting slecht uitpakt)?
De leden van de fractie van GroenLinks vinden het zeer vreemd om een paragraaf inkomensbeleid te moeten beoordelen zonder dat daar de koopkrachteffecten bij worden genoemd. Zoals eerder aangegeven verwachten zij van de regering een nieuw CPB koopkrachtbeeld inclusief niet-standaard effecten.
De leden van de fractie van GroenLinks zijn zeer kritisch op de doorwerkbonus en de houdbaarheidsbijdrage. Deze leden menen dat bij beide voorstellen de eenvoud van het fiscale stelsel niet is gediend.
Deze leden wachten de brief van het kabinet met meer CPB informatie over de effecten van de doorwerkbonus en alternatieven af. Graag zien zij naast de genoemde alternatieven (scholing, meer geld naar werkgevers voor oudere werknemers) ook aangegeven hoeveel effectiever deze ingewikkeld vormgegeven arbeidsbonus is ten opzichte van een al dan niet inkomensafhankelijke arbeidskorting. Waarom heeft de regering gekozen voor de grens van 62 jaar? Is overwogen om het eerder te laten ingaan? De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat er voorschriften voor het bedrijfsleven zijn die een verbod op leeftijdsdiscriminatie inhouden. Maatregelen van het bedrijfsleven worden hierop getoetst. Deze leden verzoeken de regering om deze fiscale maatregel ook tegen de lat van het verbod op leeftijdsdiscriminatie te houden. Deze leden zouden het waarderen als de regering hier inhoudelijk en niet formeel op wil antwoorden.
De leden van de fractie van GroenLinks willen in algemene zin van de regering weten wat in volgorde van belangrijkheid de oorzaken zijn van het stoppen met werken voor de leeftijd van 65 en het moeilijk weer aan de slag komen van oudere werknemers. Deze leden hebben grote twijfels dat de financiële prikkel voor deze groep te laag zou zijn. Om hier beter inzicht in te krijgen willen zij graag van de regering de marginale en gemiddelde druk van een modale werknemer van 30 jaar, 63 jaar en 67 jaar; en willen zij de werkloosheidsval van deze 3 leeftijdscategorieën in het jaar 2008 en 2009 weten.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat het CPB heeft aangegeven dat financiële prikkels voor ouderen effectiever zijn dan eerder gedacht mede in het licht van het positieve effect van het amendement Vendrik bij het wetsvoorstel VPL. Kan de regering aangeven in hoeverre het amendement in de afgelopen jaren heeft bijgedragen aan de ouderenparticipatie en hoe dat de komende jaren het geval zal zijn? De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat bij het ABP een zeer vreemde situatie is ontstaan waarbij het voor iedereen financieel aantrekkelijk is om net voor het 65ste levensjaar te stoppen. Is de regering met deze situatie bekend en is zij voornemens hier actie op te nemen? Kan de regering aangeven wat er gedaan is met vorig jaar aangenomen amendement die de mogelijkheid biedt om de spaarvut aan te passen? Hoe stelt de regering ofwel de rijksoverheid zich als werkgever op in de benutting van de ruimte die wordt gecreëerd met dit amendement? De leden van de fractie van GroenLinks menen dat hier met vaart actie ondernomen moet worden omdat oudere werknemers bij het ABP een dief van hun portemonnee zijn als ze niet stoppen. De leden van de fractie van GroenLinks menen dat de houdbaarheidsbijdrage nog steeds zeer ingewikkeld is vormgegeven en dat de maatregel voor burgers niet te begrijpen is. Deze leden vragen zich af waarom niet eenvoudig gekozen is om jaarlijks de AOW-premie met bijvoorbeeld 1% te fiscaliseren.
De leden van de fractie van GroenLinks willen van de regering weten wat de modale 80-jarige, 70-jarige, 60-jarige, 50 jarige, 40 jarige en 30-jarige als gemiddeld AOW-percentage heeft betaald tijdens zijn of haar werkzame leven.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren tot hun tevredenheid dat de regering – zij het op een iets aangepaste manier – invulling heeft gegeven aan de bepalingen uit het Coalitieakkoord omtrent de fiscalisering van de AOW. Zij vragen de regering wat nu de exacte bijdrage is van de genoemde maatregelen op de toename van de arbeidsparticipatie en op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.
Hiernaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie waarom ervoor gekozen is de hoogte van de doorwerkbonus te definiëren als percentage van (een deel van) het inkomen? Zijn er andere alternatieven onderzocht? En zo ja, wat voor effect hadden deze op de arbeidsparticipatie en daarmee op de houdbaarheid?
De leden van de fractie van D66 merken op dat de doorwerkbonus een van de fiscale kortingen is die door de overheid wordt ingevoerd om ouderen te stimuleren om langer door te werken. Kunnen alle fiscale kortingen voor ouderen op een rijtje worden gezet en kan worden aangegeven wat het verwachte effect op arbeidsparticipatie is? Hoe verhouden de kosten van de doorwerkbonus zich tot de opbrengsten van het fiscaliseren van de AOW? Door het minder indexeren van de tweede schijf worden ook de opbrengsten voor verschillende premies minder. Hoe worden deze lagere opbrengsten opgevangen? Hoe lang duurt het voordat de tweede schijf is verdwenen?
De leden van de SGP-fractie delen de zorgen van de regering voor de vergrijzing. Daarom vinden deze leden het belangrijk dat mensen gestimuleerd worden om zo lang mogelijk door te werken. In dit verband kan de voorgestelde doorwerkbonus een positieve stimulans geven. Wel vragen deze leden zich af waarom er voor gekozen is om de bonus zo snel na het bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd af te bouwen. Als mensen dat willen en zich daartoe in staat achten, dan is het vanuit de overheid toch aan te moedigen om ook na de 65-jarige leeftijd nog door te werken?
De leden van de SGP-fractie vragen zich ook af of de doorwerkbonus niet aantrekkelijker gemaakt moet worden voor werknemers met lagere inkomens. Zij zijn soms niet in staat om de heffingskortingen te verzilveren. Waarom is er niet gekozen voor een toeslag, zodat ook deze groep daarvan optimaal profiteert?
De leden van de SGP-fractie hebben ook al een aantal keren gepleit voor een alternatieve of toegespitste maatregel voor mensen met zware beroepen. Dit lijkt nu niet het geval te zijn. Waarom is er voor hen geen aantrekkelijke regeling voorgesteld, waarbij er met hun specifieke omstandigheden rekening is gehouden?
Verhoging maximale ouderschapsverlofkorting en ontkoppeling van de levensloop
De ouderschapsverlofkorting kan voortaan opgenomen worden over 26weken in plaats van 13 weken. De leden van de CDA-fractie zijn ingenomen met het feit dat de regering hiermee probeert ouders beter in staat te stellen arbeid en zorg met elkaar te combineren, hetgeen deze leden een goed streven.
In de eerste plaats hebben genoemde leden een aantal vragen over de praktische uitwerking van de verlenging, die zij door middel van rekenvoorbeelden willen voorleggen aan de regering.
1. Een werknemer verdient het minimumloon en besluit 26 weken ouderschapsverlof te nemen binnen één kalenderjaar. Hoe hoog is het recht op de ouderschapsverlofkorting en hoeveel van dat recht kan hij verzilveren?
2. Een werknemer werkt full time in jaar t. In jaar t+1 neemt hij 13 weken ouderschapsverlof op en in jaar t+2 neemt hij nogmaals 13 weken ouderschapsverlof op. Zijn inkomen blijft gelijk in jaar t+1 en jaar t+2. Op hoeveel ouderschapsverlofkorting heeft hij recht in het jaar t+2?
3. Een werknemer is in het jaar t werkloos en vindt vanaf 1 januari van het jaar t+1 weer werk. Hij wil 13 weken ouderschapsverlof opnemen.
Heeft hij recht op de ouderschapsverlofkorting?
In de tweede plaats hebben de leden van de CDA-fractie meer algemene vragen. Deze leden willen de regering verzoeken of zij kan ingaan op de vraag waarom zij heeft besloten de ouderschapsverlofkorting los te koppelen van de levensloop? Brengt dat niet allerlei verzilveringsproblemen met zich mee, in tegenstelling tot de situatie waarin het aan de levensloop is gekoppeld? Heeft de regering overwogen om de koppeling van de ouderschapsverlofkorting aan de levensloop meer onder de aandacht van de burgers te brengen om op die manier het gebruik te stimuleren?
De leden van de PvdA-fractie vragen of zij het juist zien dat iedereen die betaald of onbetaald ouderschapsverlof opneemt met ingang van 1 januari a.s. recht heeft op de ouderschapsverlofkorting?
Kan de regering inzicht geven hoeveel ouders de levensloopregeling gebruiken voor ouderschapsverlof? Tevens vragen deze leden hoeveel belastingplichtigen deelnemen aan de levensloopregeling? Zijn er ook gegevens voor welke andere doelen dan ouderschapsverlof de levensloopregeling nu al wordt gebruikt?
Overigens zijn deze leden benieuwd naar de verdere plannen van de regering ten aanzien van de levensloopregeling. Wanneer kunnen voorstellen daartoe tegemoet worden gezien? Kan de regering alvast een inkijkje geven aan welke wijzigingen van de levensloopregeling worden gedacht?
De leden van de fractie van GroenLinks zijn zeer verheugd over de loskoppeling van de ouderschapsverlofkorting met de levensloopregeling. Hulde voor deze keuze van de regering. Deze leden vragen zich af of deze keuze iets te maken heeft met het geringe succes van de levensloopregeling. Wanneer komt de toegezegde brief over dit onderwerp?
De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn er groot voorstander van dat de ouderschapsverlofkorting losgekoppeld wordt van de deelname aan de levensloopregeling. Zij hebben hier al meerdere malen voor gepleit. Zij willen graag weten hoe de ouderschapsverlofkorting nu wordt vormgegeven, hoe die uitgevoerd wordt en hoe hoog de korting zal zijn per 1/1/2009.
De leden van de SGP-fractie vinden het op zich positief dat het wettelijk recht op ouderschapsverlof wordt uitgebreid van 13 naar 26 weken om ouders daarmee in staat te stellen om zelf de zorg voor hun kind op zich te nemen. Wel plaatsen zij daarbij de voor de SGP gebruikelijke noties om ouders te stimuleren de zorg voor kinderen zoveel mogelijk zelf op zich te nemen. Ook vragen deze leden een extra toelichting en motivatie op het loskoppelen van de ouderschapsverlof en de levensloopregeling.
Verhoging inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting
De leden van de CDA-fractie zijn er voorstander van dat werken meer lonend gemaakt wordt. Daarin voorziet de nieuwe IACK. Wel hebben zij nog een aantal vragen hierover.
De leden van de CDA-fractie merken op dat zowel het Belastingplan 2008 alsook het Belastingplan 2009 voorzien in forse intensiveringen in de IACK. Kan de regering een vergelijking geven tussen het bedrag dat in 2008 en in 2009 met de desbetreffende kortingen gemoeid is?
Om effectief te zijn in de praktijk moet een maatregel of een belastingkorting ook bekend zijn bij het de mensen en moet men weten dat men hier recht op heeft. Heeft de regering enig inzicht in de bekendheid van de ACK en straks de IACK. Is zij bereid daar onderzoek naar te doen?
Kan de regering een raming geven van het aantal mensen dat zonder de IACK meer zou gaan werken en het aantal mensen dat met de IACK meer gaat werken?
Hoe groot is de deadweight loss van de huidige IACK plannen? Graag een onderbouwd antwoord.
Hoeveel mensen hebben op dit moment recht op de combinatiekorting en hoeveel mensen krijgen de combinatiekorting ook daadwerkelijk?
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het SER-advies «Duurzame globalisering» en vragen zich af hoe de regering denkt over de door de SER voorgestelde fundamentele herziening van de IB? Hoe verhoudt dit advies zich tot de voorgenomen verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting?
Kan de regering aangeven wat het verwachte effect van deze maatregel is op de participatie bij alleenstaande ouders? De leden van de PvdA-fractie zouden dit graag uitgesplitst zien in het aantal alleenstaande ouders dat door deze maatregel aan het werk gaat en het aantal uren dat deze mensen meer gaan werken.
Hebben door deze maatregel gezinnen meer profijt dan alleenstaande ouders, zo vragen de leden van de fractie van de SP. Waarom is hiervoor gekozen?
De leden van de SGP-fractie hebben bezwaren tegen de inkomensafhankelijke aanvullende combinatie korting, om daarmee het meer werken voor alleenstaanden en minst verdienende partners met kinderen aantrekkelijker te maken. Zij zijn ervan overtuigd dat de voorstellen om de arbeidsparticipatie van vrouwen grenzeloos te stimuleren heel gemakkelijk ten koste kunnen gaan van de persoonlijke aandacht voor kinderen.
De leden van de CDA-fractie zoeken een tabel waarin alle veranderingen in heffingskortingen tussen 2008 en 2009 staan samengevat. Kan de regering die geven? En kan de regering daarin een uitsplitsing maken tussen de gevolgen van het Belastingplan en de gevolgen van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten – inclusief eventuele nota’s van wijziging?
Kan de regering daarnaast eenzelfde overzicht geven voor andere toeslagen, zoals de AOW-toeslag?
De leden van de fractie van de PvdA constateren dat het koopkrachtbeleid voor een belangrijk deel afhangt van de wijzigingen in de diverse heffingskortingen. Deze leden vragen zich af of dit nog wel voor de belastingplichtigen te behappen is. Ook heerst bij deze de leden de vrees dat niet alle gerechtigden van deze heffingskortingen op de hoogte zijn. Bij het vorige Belastingplan is de motie Tang c.s. aangenomen waarin de regering verzocht werd een analyse voor te bereiden over het niet-gebruik en de vereenvoudiging van de heffingskortingen. Gevraagd werd hierover in de eerste helft van 2008 te rapporteren. Helaas hebben deze leden nog geen notitie hierover gezien en vragen daar dan nu alsnog om.
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de voorstellen rondom het koopkrachtpakket. Volgens het CPB is het koopkrachtbeeld voor 2009 denivellerend. Gemiddeld gaan mensen met een uitkering er 0,25% op achteruit (alleenverdieners onder 120%WML leveren zelfs 1,5% in), werkenden er 0,75% op vooruit, en 65+ blijft gelijk.
De regering heeft het over een inkomensafhankelijker arbeidskorting. Denkt de regering dat 34 euro verschil tussen de arbeidskorting voor lage en hoge inkomens echt verschil uitmaakt? Waarom wordt de alleenstaande-ouderkorting zo drastisch verlaagd? Wat staat hier tegenover en wat betekent dit voor alleenstaanden zonder kinderen, met een laag inkomen en een hoog inkomen? Klopt het dat de alleenstaande ouder dus moet inleveren? Waarom wordt de alleenstaande-ouderkorting met 30 euro verlaagd terwijl de ouderenkorting met 19 euro wordt verlaagd?
Klopt het dat alleenstaanden over het algemeen slechter uitkomen met deze maatregelen dan niet-alleenstaanden? Waarom is dit zo?
De leden van GroenLinks vinden de koopkrachteffecten voor 2009 niet sociaal. Daarnaast vinden zij de effecten van de fiscale maatregelen op het gebied van werkloosheidsvallen zeer tegenvallen. Deze leden willen van de regering weten wat haar doelstellingen zijn op het gebied van de werkloosheidsvallen. Waarom is ervoor gekozen om de werkloosheidsval voor alleenstaande ouders nog verder te verslechteren? Kan de regering aangeven wat het effect is op de werkloosheidsval als de aanvullende alleenstaande ouderkorting (voor werkende alleenstaande ouders) met 1000 euro heringevoerd wordt ten koste van de combinatiekorting?
Kan de regering aangeven wat het koopkrachteffect is als de verlaging van de Awf-premie voor werkgevers niet doorgaat en het geld wordt ingezet voor verhoging van de algemene heffingskorting?
In hetzelfde kader als de hierboven gemaakte opmerkingen van de leden van de SGP-fractie over de inkomensafhankelijke aanvullende combinatie korting maken de leden van de SGP-fractie ook bezwaar tegen verder uitkleden van de algemene heffingskorting. Wat is de noodzaak om de indexatie van 2008 terug te draaien en verder te verlagen met 57 euro?
Ook vragen de leden van de SGP-fractie de noodzaak en de achtergrond van het verlagen van de ouderenkorting en de alleenstaande oudere korting met respectievelijk 19 euro en 30 euro. Graag een reactie over de noodzaak daarvan.
Dit onderdeel bevat de volgende maatregelen: de afbouw van de BPM richting kilometerbeprijzing, het omzetten van de BPM naar een emissiegerelateerd BPM, het invoeren van een BPM-grondslag voor andere vervoercategorieën (bijv. kampeerauto’s en bestelauto’s voor particulieren), de verlaging van het MRB-tarief voor zeer zuinige personenauto’s en personen- en bestelauto’s op aardgas, de verhoging van het MRB-tarief voor motoren, de verhoging van het MRB-tarief voor Euro 0, I en II vrachtauto’s, de verdere differentiatie van de bijtelling van de auto van de zaak, en een fiscale vrijstelling voor waterstof. De leden van de CDA-fractie constateren dat dit onderdeel van het Belastingplan vooral een verdere invulling van eerder gemaakte afspraken rondom de brieven over fiscale vergroening en de fiscale aspecten van Anders Betalen voor Mobiliteit. Genoemde leden danken hiervoor de regering, maar hebben nog wel een aantal vragen.
De regering geeft aan dat het zich in de Milieuraad inzet voor inwerkingtreding van de Verordening inzake CO2-emissies van nieuwe personenauto’s per 2012. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of dit gaat lukken. Graag een reactie. En voor welke «concreet en ambitieus doel» zet de regering zich precies in?
De BPM op basis van absolute CO2-uitstoot gaat nog niet gelden voor bestelauto’s voor particulieren en voor kampeerauto’s. Voor de eerste categorie zijn geen goede gegevens beschikbaar. De leden van de CDA-fractie vragen zich af wanneer dit wel het geval zal zijn? Welke stappen onderneemt de regering op dit terrein? Voor de tweede categorie is er nog geen reële mogelijkheid om te kiezen voor een kampeerauto met een lage CO2-uitstoot. Hierover zal het kabinet «in de nabije toekomst» met het bedrijfsleven een convenant sluiten. Wanneer gaat dit gebeuren? Zijn voor deze categorie wel goede gegevens beschikbaar?
De leden van de CDA-fractie menen zich te herinneren dat in de brief over fiscale vergroening (31 492, nr. 1) niets werd vermeld over de in dit Belastingplan voorgestelde verhoging van de MRB voor motoren. Waarom heeft de regering toch besloten tot deze MRB-verhoging?
De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de fiscale vrijstelling van het gebruik van waterstof. De regering geeft aan dat deze vrijstelling mogelijk is omdat het lidstaten op grond van de huidige Europese regelgeving vrij staat waterstof als brandstof niet te belasten. Bij eventuele herziening van de energiebelastingrichtlijn zal dit wellicht worden herzien. Genoemde leden willen graag weten binnen welke termijn een dergelijke herziening te verwachten is? En gaat de regering hierbij pleiten voor een vrijstelling van waterstof als brandstof?
De leden van de CDA-fractie vragen zich af welk percentage van inflatiecorrectie op de motorrijtuigenbelasting en de accijns van toepassing is. Graag een reactie.
Bovendien vragen genoemde leden zich af of de regering heeft nagedacht over een aanpassing van de bedrijfsfietsenregeling? Hoe wordt dit in het hele vergroeningsverhaal betrokken?
De leden van de fractie van de PvdA hebben over dit onderdeel van het Belastingplan 2009 nog enkele vragen,.
Wat is het effect van de hoge benzineprijzen op de reductiedoelstelling uit het Werkprogramma Schoon en Zuinig? Wat is de prijselasticiteit van de vraag naar benzine en diesel?
Afbouw BPM richting kilometerbeprijzing
Wat is in de kilometerbeprijzing het gewicht van elk van de grondslagen tijd, plaats en milieu? Weegt de factor milieu lichter of zwaarder mee ten opzichte van de belastingheffing op personenauto’s in 2016? Leidt de nieuwe systematiek er toe dat een schone en zuinige auto altijd minder belasting betaalt dan een minder schone en minder zuinige auto op het moment dat deze achter elkaar aan rijden (en tijd en plaats dus hetzelfde zijn)?
Naar een emissiegerelateerde BPM
Geldt de vrijstelling voor zeer zuinige auto’s voor de gehele BPM of alleen voor het gedeelte van de BPM dat op de CO2-uitstoot is gebaseerd en dus niet voor het gedeelte catalogusprijs?
Waarom zijn voor bestelauto’s geen goede CO2-gegevens beschikbaar? Hoe groot is de groep particulieren met een bestelauto?
Is het mogelijk de ombouw van de BPM met grondslag cataloguswaarde naar BPM op grondslag CO2-uitstoot te versnellen? Zo ja, hoe ziet een snellere omschakeling eruit? Zo nee, waarom niet?
Kan de regering reageren op de door de BOVAG geraamde administratieve lastenstijging van 24,75 miljoen euro in de periode 2010–2015 als gevolg van de veranderingen in de BPM?
Kunt de regering ook reageren op de kritiek van de BOVAG dat auto’s ieder jaar een nieuwe prijsstelling krijgen ten opzichte van elkaar en dat dit de hele automarkt op zijn kop zet?
Is een motor altijd schoner dan een personenauto? Op welke manier wordt een motor anders behandeld dan een auto? Bij hoeveel inzittenden in een auto is een auto per persoon minder vervuilend dan een motor met één berijder?
Verdere differentiatie bijtelling auto van de zaak
Waarom vervalt de Autodealerregeling 2007 per 1 januari 2009? Werkte deze niet goed? Waarom is de vervaldatum twee keer uitgesteld? Hoeveel belastingplichtigen zijn al overgestapt op de «Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor de autobranche»? Leidt deze nieuwe regeling tot meer, minder of dezelfde administratieve lasten?
Moet de Belastingdienst voor de nieuwe regeling meer of minder controlecapaciteit inzetten om hetzelfde opsporing- en handhavingsniveau te realiseren?
Welk effect heeft de nieuwe regeling voor de belastingopbrengst over het privégebruik van werknemers in de autobranche? Onder welke omstandigheden kan een adviseur als medepleger worden beboet bij reguliere werkzaamheden zoals de verzorging voor zijn klanten van de aangifte loonheffingen, de aangifte omzetbelasting (waarin een correctie voor privégebruik moet worden aangegeven), de aangifte vennootschapsbelasting en de aangifte inkomstenbelasting?
Onder welke omstandigheden is sprake van bewuste samenwerking tussen de klant en de adviseur? Hoeveel auto’s vallen in het 20%-tarief? Overweegt de regering verdere differentiatie in de bijtelling van de leaseauto? Zijn de lage tarieven voldoende gevuld met mogelijke autotypen? Wat zijn de milieu-effecten geweest van de invoering van het 14%-tarief? Wat zullen de effecten zijn van de invoering van het 20%-tarief?
De leden van de SP-fractie hebben de volgende opmerkingen en vragen.
Afbouw BPM richting kilometerbeprijzing
Een fundamenteel verschil met het kabinet is dat de leden van de SP-fractie de kilometerbeprijzing niet doorgevoerd willen zien. Wanneer nieuwe auto’s aanmerkelijk goedkoper worden, betekent dit dan dat er dan meer auto’s worden verkocht? We willen toch ook het wagenpark verminderen om de files te bestrijden? In concreto, wat zijn de gevolgen van de ombouw voor het aantal nieuw aan te schaffen auto’s en daarmee voor het wagenpark?
Naar een emissiegerelateerde BPM
Zoals in de inleiding gezegd, zijn de leden van de SP-fractie van mening dat de weg naar de emissiegerelateerde BPM geen vereenvoudiging van het belastingstelsel is. Waarom heeft de regering deze weg zo technisch ingewikkeld gemaakt? Kan de regering helderheid verschaffen of benzine goedkoper wordt en diesel duurder? Dit in relatie tot de zin «dieselauto’s 20% zuiniger op blz. 24 van de memorie van toelichting. Waarom wordt alleen de dieseltoeslag verhoogd? Tot hoever geldt de vrijstelling precies in g/km? En hoe kun je dat aantonen? Is er verder voldoende overleg geweest met de branche? Het lijkt de leden van de SP-fractie in ieder geval een vrij moeilijke opgave voor de branche. Tenslotte vragen deze leden zich af hoe het zit met het aandeel van de tweedehands auto’s in het wagenpark?
De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe een verhoging van de bezitsbelasting bij de motor zich verhoudt tot het soms geringe gebruik van motoren en de weinige ruimte die een motor inneemt? De motor zou uitgezonderd worden van de kilometerheffing. Waarom ondervinden motorrijders hier nu toch nadelige gevolgen van? Hoe past het verhogen van de MRB in het beleid om de motor in te zetten als middel tegen files? Tenslotte vragen deze leden zich af hoeveel «zero emission motoren» er zijn op het totale aantal motoren? Verwacht de regering dat het aandeel door deze maatregel gaat stijgen?
Verdere differentiatie bijtelling auto van de zaak
Evenals bij de emissiegerelateerde BPM wordt de bijtelling auto van de zaak er ook niet eenvoudiger op. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie zich af of er geen «second opinion» op de kwaliteitsanalyse van CE Delft kan worden gedaan? Wat waren de redenen dat de resultaten niet voldoende waren om het huidige voorstel te finetunen?
De leden van de VVD-fractie missen een onderbouwde inschatting van de bijdrage die de in dit Belastingplan gepresenteerde maatregelen zullen leveren aan de CO2-uitstoot reductiedoelstelling in 2020 ten opzichte van ongewijzigd beleid. Kan de regering daar nader op ingaan? Ook missen zij een inschatting van de effecten van met name de voorgenomen grondslagwijziging van de BPM op de restwaardeontwikkeling van het bestaande wagenpark van onder meer leasemaatschappijen en particulieren, alsmede de geprognosticeerde effecten op de Nederlandse automarkt. Welke consequenties heeft deze maatregel voor de administratieve lasten? Onderschrijft de regering de inschatting van BOVAG/RAI dat deze tijdelijke maatregel een totale lastenverzwaring van € 24,75 mln. zal bedragen? Onderschrijft de regering ook de inschatting van de BOVAG/ RAI dat deze tijdelijke maatregel slechts een CO2-effect heeft van 0,2 Mton in 2020 (1% van de totale CO2 uitstoot van personenauto’s in dat jaar)? Waarom is van deze tijdelijke maatregel geen integrale kosten-batenanalyse aan de Kamer gepresenteerd om een rationele afweging mogelijk te maken, met name omdat het gaat om een totale grondslagwijziging van een belasting die in 2018 zal worden afgeschaft? De leden van de VVD-fractie vragen overigens of de regering de opvatting van de minister van Verkeer en Waterstaat deelt dat «deze afbouw tot 0 in beton is gegoten»? Zo ja, waarom is nu niet aangekondigd dat dit wettelijk zal worden geregeld? Is het overleg met de brancheorganisaties over deze grondslagombouw al afgerond? Zo ja, welke resultaten heeft dit opgeleverd? Heeft de regering – mede naar aanleiding van discussies over het Belastingplan 2008 – overigens met de branche nog overleg gepleegd over een landelijke sloopregeling om oude dieselauto’s versneld van de weg te halen? Zo ja, wat is daarvan het resultaat geweest? De bijtellingsregeling auto van de zaak wordt nu opnieuw gewijzigd. Heeft de hoogte van de bijtelling zo langzamerhand nog wel een directe link met het privégebruik? De leden van de VVD-fractie verzoeken om een goed onderbouwde reactie.
De vrijstelling van BPM voor superzuinige auto’s oogt enerzijds sympathiek. Anderzijds vragen de leden van de VVD-fractie zich af of dit «knipperlicht»-beleid – het ene jaar zus en, het andere jaar zo – het onbetrouwbare karakter van het overheidsbeleid niet onderstreept en iedereen die onlangs op aandringen van het kabinet een zuinige en schone auto heeft aangeschaft niet straft, met name de werkgevers en rijders in leaseauto’s. Immers, zij betalen een hogere leaseprijs en meer bijtelling dan met ingang van 2009 het geval is. Kan een schatting worden gegeven van de toename van de administratieve lasten bij werkgevers en de autobranche als gevolg van de voorgestelde differentiatie van de bijtelling inzake de «auto van de zaak»? In lijn met hun inbreng bij de behandeling van het Belastingplan 2008 vragen de leden van de VVD-fractie zich met de Raad van State af, welke rechtvaardiging bestaat voor het opleggen van een verhoging van de MRB op de autobezitters die de volledige BPM hebben voldaan. Waarom wordt de suggestie van de Raad niet opgepakt om in ieder geval te compenseren voor het gedeelte van de BPM dat bij export gerestitueerd zou worden, zo vragen die leden.
Het valt de leden van de VVD-fractie op dat de voorgestelde maatregelen met name ook financieel negatief uitpakken voor de transportsector en de motorrijders. Heeft over het voorstel tot verhoging van de MRB voor vervuilende vrachtauto’s overleg plaatsgevonden met die sectoren? Zo ja, wat was daarvan het resultaat?
Voor de motorrijders wordt de BPM niet afgebouwd, terwijl de MRB nu wel wordt verhoogd met hetzelfde percentage als voor auto’s. Het is de leden van de VVD-fractie niet duidelijk waarop dat kwantitatief is gebaseerd. Kan een raming worden gegeven van de veroorzaakte «externe kosten»?
Tenslotte hebben de leden van de VVD-fractie op dit onderdeel nog enkele nadere vragen over de volgende onderwerpen:
a. Inzake de onbelaste kostenvergoeding van de auto van de zaak gaan zij er van uit dat hun schriftelijk gestelde vragen beantwoord zijn voor het wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2009.
b. In het kader van de invaliditeitsregeling autobelasting en het lage tarief voor de MRB is het kennelijk zo dat mensen die achterin in een elektrische rolstoel worden vervoerd niet voor dat lage tarief in aanmerking komen. Voor mensen die wel uit hun rolstoel kunnen komen en voorin de auto zitten is het lage tarief wel van toepassing, evenals bij gebruik van een grotere bus met een dubbele cabine. Kan dit onderscheid nader worden gemotiveerd?
c. Er bestaat kennelijk een accijnsvrijstelling voor vluchten t.b.v. defensie boven territoriale wateren. De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat m.i.v. 1-1-2005 deze vrijstelling afhankelijk is van de vraag of er een buitenlandse luchthaven wordt aangedaan. Zij hebben begrepen als dat niet het geval is, de vrijstelling is komen te vervallen. Kan dit nader worden gemotiveerd?
d. Kan de regering aangeven wat de stand van zaken is inzake het overleg met de Vereniging Afvalbedrijven over de fiscale facilitering van de sanering van oude stortplaatsen en de daarbij noodzakelijke herstort? Bestaat het voornemen de Wbm ter zake aan te passen? Zo ja, op welke termijn en in welke zin?
e. Kan nader aangegeven worden wat de omvang van de administratieve lasten is van de herziening van de Handreiking bijtelling privégebruik voor de autobranche (bijtelling per dag in plaats van bijtelling per jaar)?
De leden van de fractie van GroenLinks willen van de regering een staatje met alle mobiliteit en vergroeningsmaatregelen, waarin per maatregel wordt aangegeven wat de CO2-reductie (of toename!) is. Kan de regering uitgebreid ingaan op de milieueffecten van alle maatregelen en beargumenteren of deze milieueffecten een rol hebben gespeeld bij de uiteindelijke keuze van de regering?
De leden van de fractie van GroenLinks willen weten wat de resultaten zijn van het onderzoek naar rode diesel. Waarom wordt in het huidige Belastingplan nog geen voorstel gedaan voor het gelijk trekken van de rode accijns? Is de regering van mening dat ook hier het principe van de vervuiler betaalt toegepast dient te worden en dat minimaal de vervuilende rode diesel evenveel moet worden belast als de normale diesel?
De leden van de fractie van GroenLinks willen weten of de regering heeft onderzocht wat de koopkrachteffecten zijn voor de verschillende inkomensgroepen van het integraal verhogen van de gastarieven van de energiebelasting met 16,2% conform het onderzoek van CE? Is daarbij ook gekeken naar mogelijkheden om opbrengsten terug te sluizen via de inkomstenbelasting? Zo nee, waarom niet?
De leden van de fractie van GroenLinks willen gekwantificeerd aangegeven krijgen hoe groot de negatieve milieueffecten van de schuif van de BPM naar de MRB is, en of dit negatieve effect voldoende wordt gecompenseerd met de overige maatregelen. Kan aangegeven worden wat de afbouw BPM betekent voor het aantal autoverkopen tot en met het eindjaar 2018?
De leden van de fractie van GroenLinks willen weten of er bij de regering informatie is over effectievere varianten dan de nu gekozen variant voor het ombouwtraject. Zo willen deze leden weten of de het mogelijk is om meer CO2-reductiewinst te boeken door het in stand houden van de A- en B-labels. Zo ja, om hoeveel meer effect gaat het en waarom kiest de regering dan toch voor het afschaffen van het energielabel in 2010?
De leden van de fractie van GroenLinks willen weten of de elektrische auto onder het 14%-tarief valt. Kan de regering aangeven hoe groot de CO2-winst zou zijn als Nederland in navolging van Engeland een bijtelling van 35% voor brandstofslurpers zou invoeren? Overweegt de regering voor de toekomst nog verdere differentiatie om het leasen van brandstofslurpers te ontmoedigen?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren tot hun genoegen dat de regering verdere stappen wil zetten in de omvorming van de BPM, gebaseerd op CO2-uitstoot. Deze leden hebben dit al eerder bepleit in de motie Huizinga-Heringa en de motie Cramer c.s. Wel hebben zij nog enkele vragen hieromtrent:
Kan de regering aangeven wat de CO2-reductie winst in 2020 is van de omzetting van de BPM van catalogusprijs naar absolute CO2 (rekening houdend met de afbouw van de BPM)?
De slurptax geldt vanaf 192 gr CO2/km voor benzinevoertuigen en voor dieselvoertuigen vanaf 176 gr CO2/km. Vanaf 2010 vervalt de slurptax. Vanaf dat moment gaat het hoogste tarief voor de BPM pas in bij respectievelijk 270 gr CO2/km en 232 gr CO2/km. Kan de regering aangeven waarom het hoogste tarief pas gaat gelden bij een veel hogere uitstoot dan het slurptarief?
In de memorie van toelichting wordt aangekondigd dat in een volgende stap ook de NOx-uitstoot wordt meegenomen in de bepaling van de BPM. Wanneer denkt de regering dit in te voeren en hoe wil de regering dit concreet vorm gaan geven?
Voor de kilometerprijs is nog onduidelijk hoe de differentiatie van CO2 zal plaatsvinden. Gaat de gekozen methodiek ook gelden wanneer de kilometerprijs wordt ingevoerd, of wordt hier separaat een keuze in gemaakt?
De leden van de fractie van de ChristenUnie kunnen zich vinden in een verdere differentiatie van de bijtelling van de auto van de zaak. Zij vragen of het waar is dat er weinig dieselauto’s in de tussencategorie komen te vallen. En zo ja, wat hier de ratio achter is.
De regering is niet van plan om een belasting voor brommers in te voeren, terwijl bij deze voertuigen vooral de fijnstofproblematiek speelt. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering een aantal opties uit te werken, waarbij de administratieve lasten niet hoog zijn, maar wel recht gedaan wordt aan het principe «de vervuiler betaalt».
De leden van de CDA-fractie zijn blij met de voorgestelde vereenvoudigingen in de lijfrentesfeer. De splitsingsproblematiek komt tot een einde doordat in de wet wordt vastgelegd dat de belastingheffing bij lijfrentecontracten de vormgeving van het lijfrentecontract volgt. In de reactie op de Raad van State schrijft de staatssecretaris van Financiën dat onbekend is hoeveel «splitsingsgevallen» er momenteel zijn. Waarom is dit niet bekend? Er is een overgangsregeling toegevoegd is waarbij het mogelijk is om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen, zo leest de CDA-fractie in de reactie van de regering op het advies van de Raad van State. Aan welke nadere regels moeten deze leden dan denken?
De leden van de CDA-fractie lezen dat verzekeraars «zowel bij polissplitsing als bij afkoop van een lijfrente niet méér kosten in rekening dienen te brengen dan (_) als redelijk mag worden beschouwd». Wat moeten genoemde leden zich hierbij voorstellen? Wat is redelijk? Gaat de regering dit controleren en zo ja, hoe? Wat gebeurt er als er onredelijke kosten in rekening worden gebracht? Ook vragen genoemde leden zich af welke regels de regering stelt aan de afkoop? Is het zo dat zowel de verzekeraar als de verzekerde uitdrukkelijk moeten instemmen? Is de voorlichting goed geregeld? Graag een reactie.
De afrekenverplichting bij emigratie voor saldolijfrenten en soortgelijke periodieke uitkeringen vervalt. Wat is hiervan de reden en hoeveel gevallen betreft dit?
De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd over de vereenvoudiging in de lijfrentesfeer, met name op het terrein van splitsing van lijfrenten, afkoop van kleine lijfrenten en inhouding van loonbelasting op afkoopsommen. Zij hebben nog de volgende vragen.
Wat verstaat de regering onder één uitvoerder? Is daar ook sprake van indien verzekeraars deel uitmaken van dezelfde concern? Kan daar een uitleg aan worden gegeven?
Bestaat er volgens de regering een ongelijke behandeling van de belastingplichtige die meer producten bezit bij dezelfde aanbieder ten opzichte van de belastingplichtige die producten bij diverse aanbieders heeft omdat in het eerste geval maar een keer gebruik kan worden gemaakt van de € 4000-grens? Waarom is hier de grens gesteld op € 4000, terwijl bij afkoop van pensioenen een grens van € 400 geldt, zo vragen deze leden.
De leden van de fractie van de SP zetten vraagtekens bij de verantwoordelijkheid die aan de belastingplichtige wordt gegeven bij het berekenen van zijn belastingaangifte. Hoeveel belastingplichtigen hebben er lijfrente en hoe groot is daarbij het percentage dat fouten maakt? Op blz. 29 van de memorie van toelichting staat dat er geen verplichting is om kleine lijfrentekapitalen af te kopen. Waarom is dat? Wat is de achterliggende reden van het vervallen van de afrekenverplichting bij emigratie voor saldolijfrenten? Betekent dit dat de mensen (met name diegenen die veel verdienen) die naar bijvoorbeeld België verhuizen geen belasting hoeven te betalen over de lijfrente? Tenslotte vragen de leden van de fractie van de SP zich af wat het effect is van de verhoging van de maximumpremiegrondslag voor de koopkracht van de verschillende inkomensgroepen? Waarom is de verhoging in het jaar 2009 hoger dan het oude tarief? Heeft dit met indexatie te maken en zo ja, hoe komt het tarief precies tot stand?
Wat verstaat de regering onder één uitvoerder, zo vragen de leden van de fractie van de PVV? Is daar ook sprake van indien verzekeraars deel uitmaken van eenzelfde concern?
Kan de regering aangeven wat de gevolgen zijn voor op 31 december 2000 reeds bestaande lijfrenten in het kader van de nieuw voorgestelde wetgeving, in het bijzonder of voor deze bestaande lijfrentecontracten de saldomethode geldt tot éénmaal of tot tweemaal het bedrag van€ 2269,–?
Vrijstelling sportorganisaties in de Successiewet
De vrijstelling voor sportorganisaties is van toepassing als de sportvereniging of -stichting is aangesloten bij een landelijke sportorganisatie, die door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als zodanig wordt aangemerkt, en als de sportvereniging of -stichting sportbeoefening bij deze vereniging of stichting ten doel heeft. De leden van de CDA-fractie zijn erg blij met de vrijstelling voor sportorganisaties in de Successiewet, maar bespeuren nog een aantal knelpunten. Genoemde leden vragen zich af hoe het zit met de lokale scoutingverenigingen? Is het zo dat lokale scoutingverenigingen door de overheid niet worden erkend als Algemeen Nut Beogende Instelling, maar regionale en landelijke scoutingverenigingen wel? Zo ja, deelt de regering de mening dat hiervoor een oplossing moet worden gezocht en is zij bereid met een voorstel te komen?
De leden van de CDA-fractie zijn ook buitengewoon benieuwd of de waterscouting-verenigingen nu straks als sportvereniging of als scoutingvereniging aangemerkt kunnen en zullen worden. Kan de regering daar nu al opheldering over geven?
Ook willen de leden van de CDA-fractie graag van de regering vernemen hoe zij de positie van de dorphuizen in deze discussie ziet? Is zij bereid in gesprek te gaan met een landelijke organisatie van dorpshuizen over de status van Algemeen Nut Beogende Instelling en om een gelijke manier als met het NOC*NSF tot afspraken te komen over de erkenning van dorpshuizen (bijvoorbeeld via een groepsrangschikking)? Klopt het overigens dat de Kulturhusen in Gelderland en Overijssel wel de status van ANBI kunnen hebben, omdat ze door de overheid zijn opgezet en betaald, maar de dorpshuizen, die door de gemeenschappen zelf zijn opgezet, niet? Zo ja, welke rechtvaardigingsgrond heeft dat?
Kan de regering voorts ingaan op de positie van muziekcorpsen? Kunnen die – evenals kerken – via een groepsrangschikking de ANBI-status verkrijgen?
Ook zouden de leden van de CDA-fractie de regering willen verzoeken om nog tijdens deze kabinetsperiode de Algemeen Nut Beogende Instelling te evalueren en de resultaten aan de Kamer te verstrekken. Graag een reactie.
Tot slot zouden deze leden graag nog een toelichting ontvangen waarom de sportverenigingen niet rechtstreeks onder de ANBI-status gebracht konden worden zoals muziekverenigingen, concertgebouwen,politieke partijen en kerken?
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de vrijstelling van de sportorganisaties in de Successiewet. Wel hebben zij hier nog enkele vragen. Hoeveel landelijke sportorganisaties zijn er op dit moment? Kan daar ook aangegeven worden hoeveel landelijke organisaties in de vorm van sportbonden lid zijn van de NOC*NSF? Daarnaast vragen de leden zich af hoe de mogelijkheid tot fraude is afgedekt?
Als eerste ondertekenaars van een bij de behandeling van het Belastingplan 2008 ingediende motie zijn de leden van de VVD-fractie op zich ingenomen met een verruiming van de mogelijkheden om sportorganisaties fiscaal te faciliteren. Zij signaleren echter wel dat het standpunt van de regering binnen een korte tijdsspanne is opgeschoven. In de antwoorden op Kamervragen van de leden Omtzigt en Atsma werd nog als voorwaarde gehanteerd: «mits het gaat om schenkingen voor clubgebouwen of sportvelden», terwijl die voorwaarde nu niet meer aan de orde is. Kan op die snelle standpuntontwikkeling een nadere toelichting worden gegeven?
De leden van de VVD-fractie vragen zich ook af waarom – in lijn met de gememoreerde motie – niet gekozen is voor het onderbrengen van de sportorganisaties onder de reguliere anbi-regeling. Zij verwachten een duidelijk gemotiveerde toelichting. Ook vragen zij of onderhavige regeling ook niet zou moeten gelden voor organisaties als bijvoorbeeld Scouting en de met kerkgenootschappen vergelijkbare organisatie van Vrijmetselaars.
De leden van de fractie van de PVV vragen waarom er niet voor is gekozen om sportverenigingen vanaf 2009 onder de regeling voor anbi’s te laten vallen? Is het waar dat de Belastingdienst op dit moment te weinig capaciteit heeft om sportorganisaties te controleren?
Aanpassing btw-vrijstelling medische diensten
Deze aanpassing is een voortvloeisel uit de Overige Fiscale Maatregelen 2008, en leidt ertoe dat de BTW-vrijstelling voor medische diensten alleen toepasbaar is voor diensten door (para)medici die opgeleid zijn in het kader van de Wet BIG. De leden van de CDA-fractie onderschrijven de noodzaak van beperking van deze vrijstelling.
Heeft de regering overwogen een tweede register in het leven te roepen, waarin de staatssecretaris van Financien en de minister van VWS samen diensten definiëren die gericht zijn op de genezing van de mens, maar niet onder de BIG vallen (naar analogie van het register van sportverenigingen elders in dit verslag)?
Verder vragen de leden van de CDA-fractie of alle verrichtingen, die nu uit de basisverzekering vergoed worden ook effectief vrijgesteld zijn van de BTW-heffing. Dat lijkt deze leden toch logisch, nu juist de overheid bij de pakketsamenstelling een bewuste keuze maakt over wat zij wel en niet vindt verstaan onder gezondheidszorg.
Dit vragen deze leden vooral met betrekking tot een aantal groepen:
De praktijkondersteuners van de huisartsen. Deze worden vergoed vanuit de basisverzekering, maar toch lijkt de regering een Kamermotie niet uit te voeren. Graag een reactie.
Zou het bij de praktijkondersteuners overigens niet in de lijn der verwachting liggen om hierin aan te sluiten bij de wet op het elektronisch patiëntendossier? Indirect zullen zij hier toch toegang tot krijgen?
De Orthopedagoog-Generalisten voeren behandelingen uit die ook CZ-psychologen uitvoeren en worden daarvoor vergoed. Dat geldt ook wanneer zij dyslexie – nieuw in het basispakket – behandelen.
Verder verzoeken deze leden de regering aan te geven hoeveel de administratieve belasting van «gemengde praktijken» toeneemt, dus van BIG-geregistreerde artsen, die zowel reguliere geneeskunde bedrijven als bijvoorbeeld homeopathie.
Tenslotte verzoeken de leden van de CDA-fractie aan te geven wat er met de dekking van het amendement-Vendrik van vorig jaar gebeurd is. Gaan de wijnaccijnzen nu naar beneden?
De leden van de fractie van de PvdA betreuren het dat de overleggen met VWS en de LHV geen oplossing hebben geboden voor de ontstane situatie omtrent de btw-vrijstelling. Deze leden vragen zich af of de nu voorgestelde regeling in het Belastingplan niet strijdig is met de Europese regelgeving en jurisprudentie. Graag een reactie van de regering hierop. Het Verenigd Koninkrijk heeft zelf een regeling uitgewerkt die Europa-proof is. Is het mogelijk om een vergelijkbare regeling in Nederland uit te werken?
Hoeveel huisartsen die nu niet btw-plichtig zijn zouden indien zij btw-plichtig worden, vallen onder de kleine ondernemingsregeling? Is er iets bekend over de administratieve lasten voor huis- en andere artsen?
De leden van de SP-fractie hebben met verwondering kennisgenomen van de aanpassing van de btw-vrijstelling voor de medische diensten. Wat is het verschil met het voorstel van het Belastingplan 2008? Waarom wordt de motie Vendrik niet uitgevoerd? Wat waren de redenen om het weer in het Belastingplan op te nemen? Daarnaast vragen deze leden zich af waarom bijvoorbeeld de orthopedagoog-generalisten niet worden vrijgesteld? Tenslotte willen de leden van de SP-fractie weten hoe de regering tegen het probleem van de dubbele boekhouding van de arts/alternatieve geneesheer aankijkt?
De leden van de VVD-fractie hebben er met grote verbazing kennis van genomen dat inzake dit onderwerp exact hetzelfde voorstel wordt gedaan als in het Belastingplan 2008, terwijl tijdens de behandeling daarvan bleek dat een parlementaire meerderheid hierbij grote vraagtekens plaatst. Ook de nadere informatie over de uitvoering van de motie Vendrik c.s. overtuigt hen niet.
Nog afgezien van hun bezwaren tegen de prijsstijgingseffecten voor de patiënten en de ondermijning van keuzevrijheid bij de behandelmethode door de patiënt, vloeit uit deze maatregel een enorme uitvoeringslast voort voor artsen, fysiotherapeuten en andere medici die voor de hoofdactiviteit zijn vrijgesteld. Immers zij zullen de voorbelasting die in rekening is gebracht moeten splitsen in «btw-vrij» en «btw-plichtig». Kan de regering een nadere prognose geven van deze stijging van de administratieve lastendruk? Hoe verhoudt zich dit tot het kabinetsbrede streven tot reductie daarvan, zo vragen die leden zich af. In het vorig jaar door de Kamer aanvaarde amendement Vendrik om het voorstel in ieder geval een jaar op te schorten werd voorzien in financiële dekking door de wijnaccijns te verhogen. Consequent zou zijn als de regering nu voorgesteld zou hebben om ook die accijnsverhoging terug te draaien. Waarom is dat niet gebeurd?
Hoeveel verwacht de regering op te halen aan extra belastingopbrengsten als gevolg van de aanpassing van de btw-vrijstelling voor medische diensten, zo vragen de leden van de PVV-fractie.
De leden van de fractie van GroenLinks menen dat de motie Vendrik niet correct is uitgevoerd. De intentie van de Kamer met deze motie was dat de bewindslieden van VWS zich veel intensiever met dit dossier zouden bezighouden en dat het kabinet breed overleg zou voeren met de betreffende sector alvorens indien gewenst deze maatregel met forse consequenties in aangepaste vorm en met inhoudelijke argumentatie opnieuw aan de Kamer zou worden voorgelegd. Kan de regering aangeven welk ministerie het voortouw heeft? Kan nogmaals worden aangegeven hoe breed het overleg met de betreffende sector is geweest? Kan aangegeven worden of de regering daadwerkelijk meent dat zij de strekking van de motie op een juiste manier heeft uitgevoerd? Kan de regering uitgebreid aangeven wat de consequenties voor de kosten van de zorg zijn? Kan aangegeven worden wat de koopkrachteffecten zijn voor zorgbehoevende mensen? Kan de regering aangeven wat het effect is op de gemiddelde premie voor aanvullende ziektekosten? De leden van de fractie van GroenLinks willen van de regering weten of zij al deze effecten gewenst acht.
Kan de regering aangeven in welke andere Europese landen btw wordt geheven op complementair werkende artsen? En in welke landen zijn zij vrijgesteld? Is de kabinetsmaatregel niet in strijd met het EEG-Verdrag, met het streven binnen Europa tot harmonisatie van de btw, en met het in acht te nemen beginsel van de fiscale neutraliteit in de Wet OB 1968? Zo nee, kan de regering beargumenteerd aangeven waarom niet?
De leden van de fractie van GroenLinks willen van de regering weten of zij bekend is met het feit dat veel complementaire behandelingen, zoals acupunctuur en hypnotherapie, middels veel wetenschappelijk onderzoek bewezen heeft effectief en kostenbesparend te zijn? Is de regering eveneens bekend met het feit dat er veel reguliere medische handelingen niet bewezen zijn (volgens de Directeur Beleid van de KNMG, dr. Lode Wigersma, zou het zelfs gaan om 70%!)?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen aan de regering om in percentages aan te geven in welke sectoren de niet-BIG psychologen werkzaam zijn en welke diensten dus bijna 20% duurder worden met de kabinetsmaatregel. Is dat volgens de regering een gewenst effect?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering niet van zins is in de geest van de motie Vendrik c.s. de btw-vrijstelling voor medische diensten te handhaven. Deze leden vinden dit een bedenkelijke zaak. Ook omdat de regering zich er makkelijk van afmaakt door te stellen dat het BIG-register niet toereikend is om deze problematiek op te lossen. Waarom is de regering niet van zins het BIG-register nu te herzien, maar op termijn mogelijk wel? Welke opties heeft de regering nog meer onderzocht dan opname in het BIG-register? Hoe verhoudt de aanpassing van de btw-vrijstelling zich tot de bepaling in de Zorgverzekeringswet dat ieder mens recht heeft tot medische dienstverlening? Tot slot willen deze leden weten wat er gedaan wordt met de dekking van het amendement.
De leden van de D66-fractie vragen de regering om aan te geven op welke wijze zij invulling heeft gegeven aan de toezegging van de staatssecretaris van Financiën in het kader van de behandeling van het Belastingplan 2008 om te overleggen met vertegenwoordigers van belangenorganisaties in het kader van de motie Vendrik c.s. (31 205 nr. 39)? Welke criteria heeft de staatssecretaris van Financiën gehanteerd bij het vinden van evenwichtige afspiegeling van de vertegenwoordigende organisaties?
Kan de regering de Kamer op de hoogte stellen van de ruimte die de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EG Nederland biedt om op een ruimere manier dan de regering nu voorstelt, diensten te rangschikken onder de gezondheidskundige verzorging van de mens in het kader van de uitoefening van (para)medische beroepen binnen de omschrijving van de Nederlandse wetgeving?
Onderschrijft de regering de conclusie van prof. dr. H. Kogels in het NRC-weblog Geld «Kamer lost schot voor de boeg» van 25 september 2008 dat de «BTW-behandeling van bepaalde paramedische verrichtingen afhangt van het oordeel van de minister van VWS in hoeverre er objectieve redenen zijn, gebaseerd op de beroepskwalificaties van de zorgverleners en de kwaliteit van de verleende diensten, die de gelijksoortigheid van bepaalde paramedische en medische verrichtingen rechtvaardigen»? Zo ja, kan de staatssecretaris van Financiën de Kamer informeren over de uitkomsten van het overleg dat hij hierover met de minister van VWS heeft gevoerd?
Kan de regering de Kamer een overzicht geven van de regelingen die in de andere landen van de Europese Unie gelden ten aanzien van de btw-heffing over (para)medische diensten?
De leden van de SGP-fractie zijn verbaasd dat de btw-vrijstelling voor BIG-beoefenaren die niet of krachtens de Wet BIG gereguleerd worden, dit jaar opnieuw in het Belastingplan aan de orde komt. Vorig jaar heeft de Kamer een motie gesteund, waarmee de betreffende aanpassing geen doorgang vond. Waarom neemt de regering dit voorstel opnieuw ongewijzigd op?
Daarnaast geeft de opheffing van de btw-vrijstelling veel administratieve rompslomp, omdat artsen per consult moeten bepalen of zij gewone of complementaire zorg hebben verleend. Hoe gaat de regering daarmee om?
Tenslotte hebben deze leden vorig jaar vragen gesteld over interpretatieproblemen om te bepalen of medische zorg noodzakelijk is of niet. Het medische patiëntendossier is het enige bewijs, maar die is voor de Belastingdienst niet toegankelijk. Dus wordt het volgens deze leden onmogelijk om de regeling uit te voeren waarbij het onderscheid gemaakt wordt tussen medisch noodzakelijke chirurgie en chirurgie die niet medisch noodzakelijk is. Graag een reactie.
De leden van de CDA-fractie zijn overtuigd van de noodzaak tot vereenvoudiging van zowel de verpakkingenbelasting als de vliegbelasting en danken de regering voor de voorgenomen vereenvoudigingen.
Zijn de resultaten van de doorrekening van een vliegbelasting naar afstand en milieukenmerken waar de Kamer bij de behandeling van het vorige Belastingplan bij motie naar heeft gevraagd al bekend? Zo nee, wanneer kan de Kamer die verwachten, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.
Hoe staat het met de voorbereiding voor het invoeren van een emissiehandelsysteem voor de luchtvaartsector in 2012?
Is de daling in het aantal passagiers van 230 duizend personen van de KLM in juli en augustus het directe gevolg van de invoering van de vliegbelasting? Is bekend hoeveel extra passagiers er van de luchthavens net over de Nederlandse in juli en augustus zijn vertrokken?
Wat zijn de milieueffecten van de vliegbelasting tot nu toe? Leidt een lager aantal vluchten op Schiphol tot minder geluidsoverlast en tot minder NOx?
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de wijzigingen met betrekking tot de vliegbelasting. Waarom is er nu gekozen voor toepassing van het lage tarief voor meerdere bestemmingen? Waarom overweegt de regering niet een vliegbelasting voor transferpassagiers?
De voorgestelde aanpassingen worden op zich door de leden van de VVD-fractie ondersteund. Zij vragen zich echter wel af hoe dit voorstel nu zich verhoudt tot een stellige ontrading van kabinetszijde van een vorig jaar in het kader van het Belastingplan 2008 ingediend amendement om in ieder geval een deel van het nu gesignaleerde probleem te voorkomen?
Waarom werd het nu gesignaleerde probleem door de regering toen niet onderkend? Meer ten principale zijn die leden overigens van mening dat zeker in de context van het totale actuele beeld van de luchtvaartsector deze belasting moet worden ingetrokken. Kan een reactie worden gegeven op recente mededelingen van de zijde van de KLM dat dat bedrijf als gevolg van deze vliegtax geconfronteerd wordt met 230 000 minder vanaf Schiphol vertrekkende passagiers?
De leden van de fractie van GroenLinks willen weten waarom de regering er niet voor heeft gekozen om de aanpassing van de vliegbelasting budgettair neutraal te laten verlopen. Is er overwogen om het lage tarief iets te verhogen om de aanpassingen te kunnen bekostigen? Zo nee, waarom niet? Met hoeveel zou het lage tarief moeten worden aangepast om in de nieuwe situatie 38 miljoen meer opbrengsten te genereren?
In de discussie over de vliegbelasting is met name het concurrentie-effect steeds genoemd. De leden van de fractie van de ChristenUnie pleiten daarom al langer voor Europese afspraken op dit terrein, bijvoorbeeld door het invoeren van kerosineaccijns. Gaat de regering hier nu ook actief voor pleiten in Europa?
Zoals ook hierboven vermeld zijn de leden van de CDA-fractie overtuigd van de noodzaak tot vereenvoudiging van zowel de verpakkingenbelasting als de vliegbelasting en danken de regering voor de voorgenomen vereenvoudigingen.
Het is positief dat de regering een klankbordgroep heeft opgericht waarin vertegenwoordigers van de Belastingdienst en het bedrijfsleven met elkaar in overleg treden over de verpakkingenbelasting. Waar gaat dit overleg precies over, welke onderwerpen staan op de agenda? Worden ook zogenaamde exoten besproken? De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat er in de sector onvrede en onduidelijkheid heerste omtrent de aangiftedatum van de voorlopige aangifte. Genoemde leden hebben hiervoor meerdere malen aandacht gevraagd en danken de staatssecretaris van Financiën dat hij middels een brief te kennen heeft gegeven aan de bezwaren tegemoet te komen.
De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen over vrijgestelde logistieke hulpmiddelen en de zogenaamde exoten. Logistieke hulpmiddelen en exoten worden uitgezonderd van de verpakkingenbelasting. Kernen en dergelijke worden aangemerkt als logistiek hulpmiddel indien ze een lengte hebben van 50cm of hoger. Genoemde leden vragen zich af waarom is gekozen voor deze grens? Kan de regering bevestigen dat bij een rol toiletpapier de binnenste rol onder de verpakkingenbelasting valt? Is de regering niet van mening dat deze rol een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het product toiletpapier? Zijn er nog andere kernen die momenteel onder de verpakkingenbelasting vallen, terwijl ze eigenlijk als onlosmakelijk onderdeel van het product moeten worden gezien? Kan de regering bevestigen dat alleen dozen met een inhoud van meer dan 1m3 van de verpakkingenbelasting zijn vrijgesteld, terwijl dit bij kunststof kratten anders is geregeld? Waarom wordt voor het heffen van verpakkingenbelasting over dozen niet aangesloten bij de regels voor kratten? Hoe denkt de regering over de mogelijkheid zogenaamde omdozen aan te merken als logistiek hulpmiddel? Wat zijn hiervan de gevolgen? Worden flessen die worden gebruikt om gassen te vervoeren momenteel aangemerkt als logistiek hulpmiddel? Zo nee, is de regering voornemens hier verandering in te brengen? Hoe is het geregeld voor fusten, vaten en dergelijke? Wanneer worden deze aangemerkt als logistiek hulpmiddel? Kan hiervoor worden aangesloten bij het dragen van een UN-keurmerk? Kan de regering erop toe zien dat in de klankbordgroep verder zal worden gesproken over andere logistieke hulpmiddelen die momenteel onder de verpakkingenbelasting vallen?
De leden van de CDA-fractie vragen zich ook af hoe het is geregeld met allerlei zogenaamde exoten. Hoe zit het met de infuuszak? Hoe zit het met producten als enveloppen en koekjestrommels? Kan de regering aangeven welke producten nog meer onder de verpakkingenbelasting vallen, terwijl ze eigenlijk als producten zouden moeten worden beschouwd?
Zoals reeds vermeld, is de website van de Belastingdienst is verkozen tot de beste website binnen de sector overheid, non-profit en onderwijs, hetgeen de leden van de CDA-fractie met vreugde heeft vervuld. Wel vragen ze zich af of dit ook geld voor het gedeelte over de verpakkingenbelasting. Is de regering van mening dat alle belastingplichtigen voldoende duidelijkheid hebben over hun belastingplicht?
Tenslotte vragen genoemde leden zich nog af wanneer de regering de verpakkingenbelasting zal evalueren.
De leden van de PvdA-fractie willen graag weten wat er na één jaar verpakkingenbelasting te zeggen is over de milieueffecten die deze belasting sorteert? Zijn er concrete voorbeelden te geven van een gedragsverandering die deze belasting heeft veroorzaakt?
Welk milieueffect heeft het afschaffen van het onderscheid tussen primaire verpakkingen enerzijds en secundaire/tertiaire verpakkingen anderzijds?
Betekent de gewijzigde behandeling van verkooppuntverpakkingen dat plastic winkeltasjes belast worden? Om welk bedrag gaat het voor een standaardformaat supermarkt plastic tas?
Hoeveel procent van alle verpakkingen vallen na de inwerkingtreding van de bij dit Belastingplan voorgestelde wijzigingen binnen de verpakkingenbelasting? Hoeveel procent van alle ondernemers wordt belastingplichtig en hoeveel zijn dit? Kan de regering dit aantal uitsplitsen naar kleine (minder dan vijf werknemers), middelgrote (vijf tot dertig) en grote (meer dan dertig werknemers) ondernemingen? Hoeveel ondernemingen zijn niet belastingplichtig, maar moeten wel een administratie bijhouden omdat ze dicht bij de 15 duizend kilo grens zitten?
Tot hoeveel minder milieueffect leiden de voorgestelde vereenvoudigingen? Is de afruil tussen regeldruk en uitvoering enerzijds en het milieueffect anderzijds te kwantificeren?
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennis genomen van de verpakkingenbelasting en de wijzigingen die daarop worden voorgesteld. Wiens belangen zijn met het negen-punten-plan het meest gediend? Heeft de regering met het indienen van deze negen wijzigingen de verpakkingenbelasting geëvalueerd? Is er gezien de snelle aanpassing niet te snel overgegaan tot invoering van de verpakkingenbelasting?
Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie benieuwd naar de totale belastingopbrengsten. Is hiervan op basis van de aangeleverde gegevens reeds een inschatting te maken? Zo nee, hoe bepaalt de regering dan dat de inkomsten voor belasting te laag zullen uitvallen? Wanneer wordt de herwaardering van de heffingsgrondslag per verpakkingsmateriaal voorzien? Kunnen niet beter tegelijkertijd met die herwaardering de gederfde inkomsten worden verrekend?
Tenslotte vragen de leden van de SP-fractie zich af of het geïntroduceerde forfait voor geïmporteerde verpakkingen niet fraudegevoelig is? Wordt hier nog een evaluatie naar gedaan? Hoeveel bedrijven maken gebruik van indirecte export en om hoeveel verpakkingsmateriaal gaat het daarbij?
Ook in dit verband ondersteunen de leden van de VVD-fractie op zich de voorgestelde vereenvoudigingen. Het geeft hen echter uit een oogpunt van zorgvuldige wetgeving zeer te denken dat direct na de invoering een zo drastische vereenvoudiging van de tariefstructuur nodig is. Zij achten het ook een gotspe om in de memorie van toelichting te lezen : «Zo komt het kabinet het bedrijfsleven tegemoet met het oplossen van knelpunten in de recent ingevoerde verpakkingen- en vliegbelasting». Zo kan iedere reparatie van ondoordacht en onzorgvuldig handelen van de wetgever als zegening voor de samenleving worden verkocht. Die leden herinneren er aan dat zij bij de behandeling van het Belastingplan 2008 hiervoor gewaarschuwd hebben en het toen aan de orde zijnde voorstel als «bureaucratische draak» hebben gekwalificeerd. Hoe beoordeelt de regering nu achteraf de voorbereiding van dit voorstel in het Belastingplan 2008 en de geruststellende mededelingen die toen over de implementatie en de administratieve lastendruk in de richting van de Tweede Kamer zijn gedaan, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Is hier niet sprake geweest van misleiding? Ook bij het nu aan de orde zijnde herzieningsvoorstel zijn die leden echter allerminst gerustgesteld. In de memorie van toelichting zijn 17 pagina’s met voorbeelden nodig om de werking van de herziene wet te verduidelijken. De Raad van State spreekt de verwachting uit dat de komende jaren nog verdergaande aanpassingen nodig zullen zijn. De SRA spreekt vanuit de praktijkervaring van «een volstrekt mislukte heffing» en geeft aan dat de heffing niet effectief is, omdat sprake zal zijn van afwenteling op de consument. De leden van de VVD-fractie signaleren dat de regering in deze discussie volstrekt op twee gedachten hinkt die haaks op elkaar staan. Zij zijn met de SRA van mening dat beter nu gekozen kan worden voor afschaffing van deze belasting, dan hoeft in 2009 ook geen evaluatie meer plaats te vinden van de (milieu) effecten hiervan, terwijl de resultaten daarvan nu al voorspelbaar zijn. Die leden willen overigens nog wel nader inzicht van de regering in het effect van de nu aan de orde zijnde herzieningsvoorstel op het aantal belastingplichtigen en de raming van de administratieve lasten.
De leden van de fractie van de ChristenUnie onderschrijven de noodzaak van een verdere vereenvoudiging en aanscherping van de verpakkingsbelasting. Wel vragen zij of er dit jaar nieuwe onderzoeken verricht zijn naar de mate van milieubelasting van de verpakkingen en de daaraan gerelateerde tarieven? Dit ook in verband met de toezegging van de staatssecretaris van Financiën aan deze leden bij de behandeling van het Belastingplan 2008, om een onderzoek naar milieudruk uit te voeren. Voorts vragen deze leden wat het budgettair beslag is van de het belastingplichtig maken van de verkooppuntverpakkingen, aangezien de 15 000 kg regel er toe zal leiden dat er minder verpakkingsbelasting wordt afgedragen?
Weekenduitgaven voor gehandicapten
De leden van de CDA-fractie zijn ervan op de hoogte dat de art. 6.25 Wet IB 2001 voorziet in een aftrekpost voor weekenduitgaven voor gehandicapten. Hebben genoemde leden het goed begrepen dat de deze aftrek niet onder de Tegemoetkoming Buitengewone Uitgaven (TBU) valt? Is de regering voornemens hier verandering in te brengen? Momenteel kunnen ouders, broers, zussen, en mentoren van deze aftrekpost gebruik maken. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of hij van mening is dat dit ook het geval zou moeten zijn voor curatoren? Ook zijn de leden van de CDA-fractie erg benieuwd naar de werking van de TBU voor overledenen. Is de regering bereid dit te onderzoeken?
Fondsenvrijstelling bijzondere ziektekosten
Momenteel is het zo dat uitkeringen en verstrekkingen die door een werknemer uit een fonds worden ontvangen zijn vrijgesteld van loonbelasting, mits aan voorwaarden is voldaan. Vergoedingen van bijzondere ziektekosten zijn momenteel eveneens vrijgesteld, maar deze vrijstelling komt per 1 januari 2009 te vervallen. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of de fondsvrijstelling eveneens van toepassing is als het vergoeding van bijzondere ziektekosten betreft, mits aan de voorwaarden van de fondsvrijstelling is voldaan. Graag een reactie.
De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat de precarioheffing op nutsnetwerken nog steeds niet is afgeschaft, ondanks het feit dat hiertoe door het kabinet en de Tweede Kamer in 2005 is besloten. Graag een reactie.
Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
De leden van de CDA-fractie hebben zoals bekend het ondernemerschap hoog in het vaandel staan. Met het oog op de vergrijzing gaat de overdracht van ondernemingen de komende jaren een belangrijke rol spelen in onze maatschappij. Uit dit oogpunt vragen genoemde leden de regering om een visie op de fiscale faciliteiten op het gebied van bedrijfsoverdrachten. Wordt dit in de nieuwe Wet schenk- en erfbelasting meegenomen? Wanneer kunnen concrete voorstellen worden verwacht? De leden van de CDA-fractie zullen erop toe zien dat concrete stappen in dit dossier worden gezet. Graag een reactie. Genoemde leden zouden graag nog in het jaar 2008 een notitie van de staatssecretaris van Financiën ontvangen over de verschillen tussen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor een aanmerkelijk belanghouder en voor een IB-ondernemer. Graag een reactie. Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie aandacht voor de situatie waarin een ondernemer zijn onderneming overdraagt tegen een vordering. Momenteel is een dergelijke vordering belastbaar in box 3. Wat zijn de voor- en nadelen van het aanmerken van een dergelijke vordering als ondernemingsvermogen? En wat zijn de voor- en nadelen van het introduceren van een keuzemogelijkheid voor een dergelijke ondernemer om deze vordering al dan niet als ondernemingsvermogen aan te merken?
Vereenvoudiging rittenadministratie
Vervolgens willen de leden van de CDA-fractie graag de verplichte rittenadministratie voor bestelautorijders aan de orde stellen. Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2008 heeft de CDA-fractie bij monde van oud-collega Jules Kortenhorst hiervoor reeds aandacht gevraagd. De staatssecretaris van Financiën heeft toen toegezegd de administratieve lasten die verbonden zijn aan deze rittenadministratie te verminderen. Vooralsnog hebben genoemde leden hier niets van vernomen. Kunnen deze leden voor 1 november 2008 een voorstel tegemoet zien?
De leden van de CDA-fractie zouden de regering willen vragen in te gaan op de accijnzen die maatschappijen moeten voldoen die vliegen met vliegtuigen die tot ons cultureel erfgoed behoren. Deze vliegtuigen gebruiken een zeer lichte brandstof, waardoor de accijnzen hoger zijn dan de accijnzen op kerosine voor binnenlandse vluchten.
Daarvoor bestond een teruggaveregeling. Is de regering bereid met de sector contact op te nemen om over een oplossing na te denken?
Afschrijving VAMIL-investering
In het kader van de wet «Werken aan winst» is toegezegd dat investeringen volledig kunnen worden afgeschreven, indien zij voldoen aan de VAMIL-voorwaarden voldoen. Over deze maatregel moet nog toestemming uit Brussel komen, zo hebben de leden van de CDA-fractie begrepen. Hoe staat het hiermee? Wanneer verwacht de regering een besluit? Heeft zij zich hiervoor ingezet de afgelopen tijd?
Tenslotte verzoeken de leden van de CDA-fractie de regering om in te gaan om het commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, het commentaar van de redactie Vakstudie Nieuws en de reactie van VNO-NCW en MKB Nederland, voor zover in bovenstaande nog niet aan de orde gekomen.
Ook de leden van de fractie van de PvdA vragen de regering een reactie te geven op de commentaren die door de Tweede Kamer zijn ontvangen van de NOB dd. 2 oktober 2008, de RB dd. 6 oktober 2008, de SRA dd. 6 oktober 2008, CSO dd. 2 oktober 2008, VNO/NCW dd. 6 oktober 2008, BOVAG dd. 7 oktober 2008, VNA dd. 7 oktober 2008, MKB Nederland dd. 7 oktober 2008 en LTO Nederland dd. 8 oktober 2008.
Ook de leden van de VVD-fractie zouden het op prijs stellen als de regering nog zou reageren op de door de NOB gemaakte opmerkingen voor zover die in reactie op het voorgaande niet aan de orde zijn gekomen.
Fondsvorming/lijfrentevorming ten behoeve van gehandicapte kinderen
Tenslotte vragen de leden van de fractie van de VVD of de regering bereid is naar analogie van de recente «Wet Banksparen» te bezien of ook fondsvorming/lijfrentevorming door ouders ten behoeve van gehandicapte kinderen mogelijk gemaakt kan worden.
Waarom zijn bij de berekening van de toename van de administratieve lasten niet de kennisnemingslasten meegenomen, zo vragen de leden van de fractie van de PVV.
Geniet een vof een veel lager belastingvoordeel dan een eigenaar van een bv, naar aanleiding van de belastingverlaging(en), zo vragen de leden van de fractie van de PVV.
Is het waar dat het gevolg van de invoering van de wet «werken aan winst» heeft gezorgd dat ondernemers hun afschrijvingen van gebouwen etc. beperkt zagen tot 50% van de WOZ waarde?
Bedrijfsopvolging in de agrarische sector
Uit de praktijk blijkt dat in de meeste gevallen er bij bedrijfsopvolging in de agrarische sector 25% van de voortzettingswaarde als overnameprijs wordt betaald, aldus de leden van de PVV-fractie. Is dit waar, en zo ja, hoeveel bedraagt dit dan per jaar? En is het daarmee relevant om door te zetten?
Evaluatie Belastingherziening 2001
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van de brief, die was toegezegd naar aanleiding van het debat over de evaluatie Belastingherziening 2001. Zij hebben nog enkele vragen naar aanleiding van de reactie van de staatssecretaris.
Belastingschulden en vorderingen
De leden van de ChristenUnie-fractie danken de staatssecretaris van Financiën voor de toezegging dat hij een regeling gaat treffen in box 3 voor successierechtschulden-, en vorderingen. Maar zij constateren dat de staatssecretaris niet ingaat op belastingschulden waarvoor gefacilieerd (specifiek geregeld in de Invorderingswet) uitstel van betaling kan worden verkregen. Is de staatssecretaris het met deze leden eens dat het iets oneigenlijks heeft om enerzijds wettelijk uitstel mogelijk te maken, maar tegelijkertijd geen aftrek van die schuld in box 3 toe te staan? Voorts willen deze leden weten hoe vaak er nu gebruik gemaakt wordt van de uitstelregelingen.
Defiscalisering niet-opeisbare vorderingen en schulden krachtens erfrecht
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de staatssecretaris voornemens is de wenselijkheid van verdere defiscalisering van vorderingen en schulden die krachtens erfrecht zijn ontstaan, te onderzoeken. Zij danken hem hiervoor. Wel vinden deze leden het niet noodzakelijk en zelfs onwenselijk dat er een koppeling aangebracht wordt met de Successiewet. Zij vragen de staatssecretaris nader in te gaan op de argumenten voor defiscalisering, zoals geformuleerd in het artikel «Evaluatie van defiscalisering» (WPNR 2006/6679). Benadrukt wordt dat in de praktijk veel kritiek bestaat op de beperkte reikwijdte van het huidige artikel 5.4 Wet IB 2001.
Geen vrijstelling voor bos, natuurterreinen en landgoederen bij huurerfpacht
De staatssecretaris stelt dat de vrijstelling in box 3 uitsluitend geldt voor degene die de volle eigendom heeft, om zo de mogelijkheid van arbitrage met vermogensbestanddelen uit te sluiten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de staatssecretaris voorbeelden te geven ten aanzien van de arbitrage mogelijkheden die hij kennelijk ziet. Voorts stelt de staatssecretaris dat de positie van de huurerfpachter vergelijkbaar is met die van de huurder. Waarom werkt dit materieel dan niet zo uit, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Of een gebruiksrecht wordt verleend in de vorm van een zakelijk recht (huurerfpacht) dan wel in een persoonlijk recht (huurrecht/pachtrecht) kan dit onderscheid niet rechtvaardigen.
Bepaling artikel AK en AKa Wet IB 2001
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de staatssecretaris of hij met hen van mening is dat bepalingen in artikel AK en AKa Wet IB 2001 geschrapt kunnen worden, omdat zij gelet op de ratio (voorkomen dat belastingplichtigen met het oog op de invoering van de Wet IB 2001 de rente gingen uitstellen) hun werk hebben gedaan? Met name de nalatenschappen die vóór 1 januari 2001 zijn opengevallen, worden nog jarenlang door deze bepalingen getroffen. Dat terwijl het vierde lid van deze bepalingen niet voor alle gevallen soelaas biedt. Wil de staatssecretaris ingaan op de kritiek zoals opgenomen in FBN 2000, nr. 6?
Vanuit het ministerie van Landbouw is een evaluatie van de landbouwvrijstelling naar de Kamer gestuurd, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. In het evaluatierapport lijkt geen onderscheid gemaakt te worden tussen cultuurgrond en ondergrond. De leden van de ChristenUnie-fractie willen graag weten wat het budgettair beslag is van de landbouwvrijstelling opgesplitst naar cultuurgrond en ondergrond.
Bijzonder tarief stakingswinsten
Met de IB 2001 zijn de (verlaagde) bijzondere tarieven voor stakingswinsten afgeschaft en is de hoogte van de stakingswinstvrijstelling sterk beperkt. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben hier altijd vraagtekens bij gehad, omdat de Wet IB 2001 (1) ten principale geen algemene heffing over vermogenswinsten kent, (2) er feitelijk belasting wordt geheven over inflatiewinst en (3) stakingswinsten een piek-karakter hebben, waardoor ze al snel in het hoogste tarief belast worden. De staatssecretaris van Financiën heeft het stimuleren van ondernemerschap als één van zijn prioriteiten benoemd. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de staatssecretaris van Financiën of hij in dat kader de tarieven op stakingswinsten wil heroverwegen? Voorts vragen deze leden wat het budgettaire beslag is van een 35% tarief en een 0% tarief.
Bestaat de kans dat, als het recente arrest van de Hoge Raad inzake onzakelijke leningen (HR 9 mei 2008, nr. 43 849) niet zeer terughoudend door de Belastingdienst zal worden toegepast in die zin dat in onzakelijke verhoudingen slechts afwaarderingen niet ten laste van de winst kunnen worden gebracht, maar dat zulks niet geldt voor de rentekosten/opbrengsten die voortvloeien uit de leningsovereenkomst, de nu optredende terughoudendheid van banken om leningen te verstrekken, tot gevolg kan hebben dat intercompanyleningen niet of nauwelijks meer verstrekt kunnen worden, zo vragen de leden van de fractie van D66. Zo ja, hoe waardeert de regering deze kans met name in het licht van de mogelijkheid dat een andere dan een zeer terughoudende toepassing van het arrest de gevolgen van de kredietcrisis voor het bedrijfsleven kan verdiepen?
De leden va de fractie van het CDA hebben nog enkele vragen over de artikelsgewijze toelichting.
Wie stel de CO2 uitstoot van een auto officieel vast? Verandert deze CO2 uitstoot wanneer een auto anders wordt afgesteld?
Waarom wordt er wel een fictie met de dichtstbijzijnde luchthaven toegepast in het andere land, maar niet in Nederland? Ofwel kan het voorkomen dat een vliegtuig dat van Groningen vertrekt een ander tarief heeft dan een vliegtuig dat van Eindhoven vertrekt, wanneer ze beiden op dezelfde luchthaven aankomen?
Overigens hebben de leden van de CDA fractie nog een aantal aanvullende vragen over de luchthavenbelasting:
– Heeft een passagier recht op teruggave van de belasting wanneer hij onverhoopt geen gebruik maakt van zijn ticket? Het kan de passagier (die dan geen passagier is) gemakkelijk zijn al betaalde luchthavenbelasting terugkrijgen?
– Indien een vliegtuig vanwege extreme weersomstandigheden of andere reden niet landt op het geplande vliegveld, maar op een ander vliegveld, dat onder het andere tarief valt, welk tarief is dan verschuldigd?
Wat wordt precies toegevoegd onder lid k?
Is er met de sociale partners overleg over dit artikel geweest?
Hoe werkt dit artikel in de praktijk uit? Stel een CAO voorziet in een loondoorbetaling van € 15 per uur bij ouderschapsverlof. Waarop heeft een werknemer dan recht als hij per 1 januari ouderschapsverlof opneemt?
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP) en Sap (GL).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Vacature (algemeen), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP) en Vendrik (GL).